De aanleg van de proeftuin achter het Krelagehuis
Al vanaf 1850 is er het besef bij de toenmalige voorman
nen in de bloembollenbranche dat een ''stamboek'' nood
zakelijk is. Vanwege de veelheid aan bestaande en nieuwe
rassen is het in ieders belang, dat daarin, aan de hand van
bewezen kwaliteit en soortechtheid, een ordening wordt
aangebracht.
Daarnaast is er behoefte aan een vaste plek, waar het
Scheidsgerecht haar werk kan doen. Bemonsteringen
en opplantingen onder toezicht van het Scheidsgerecht
kunnen dus een preventief karakter hebben, namelijk de
vaststelling van de cultivar, ofwel het gevolg zijn van een
conflict/geschil waarvoor een uitspraak van het Scheidsge
recht wordt gevraagd.
De proeftuin kende een fysieke afscheiding (een hekje)
tussen de opplantingen vanwege het Scheidsgerecht en
de overige en vrijwillige inzendingen. Deze laatste inzen
dingen worden door de sedert 1960 Koninklijke Algemee-
ne Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB) ook nu
nog betiteld met ''proces-verbaal der bloemenkeuring''.
Helaas blijken de kosten voor de beurs hoger dan de
inkomsten; de contributie van de leden van de vereniging
moet steeds de oplossing brengen. De toegang is dan ook
strikt beperkt tot leden en zij doen alleen onderling zaken.
In de Tweede Wereldoorlog wordt het gebouw gevor
derd voor militaire doeleinden, eerst door de Duitsers
en vervolgens door de Canadezen. Het gebouw is zwaar
gehavend en kan pas in 1947 weer in gebruik worden
genomen. In 1972 gaat het gebouw in vlammen op. In de
jaren vijftig is de beurs zelf al verplaatst naar het nieuwe
Bloembollencentrum bij Treslong in Hillegom.
Selectiekeuring en certificering
Zoals hierboven al even is aangestipt, is de tuinbouw-
branche gebaat bij vernieuwing en kwaliteit. Ook de
bollenteelt kan niet zonder vernieuwing van de kraam. Een
bepaald ras raakt uitgeput, de eigenschappen verwateren,
er is virusdreiging en de teelt blijkt uiteindelijk te bewer
kelijk. Voortdurende selectie en selectiekeuring, vaak op
vrijwillige basis, is nodig.
Certificering dient minimale kwaliteit en voor plantgoed
dat niet op het eigen bedrijf blijft, is controle op mogelijke
virussen en aandoeningen nodig.
Veel landen, met name landen buiten Europa zoals USA en
Japan, stellen hun eigen eisen bij de import van producten
uit het buitenland en dit doen ze zeker als het producten
van land- en tuinbouw betreft. Aanwezige ziekten in de
importgoederen kunnen catastrofaal uitpakken voor hun
eigen sectoren.
In het Weekblad van de Bloembollencultuur worden in de
jaren '30 regelmatig adviezen gegeven, zoals bij voor
beeld het koken van hyacinten op hoge temperaturen om
ziektekiemen te doden. Ook kunnen ze een extra sterke
behandeling ondergaan, door er een kwikoplossing aan
toe te voegen.
In december 1937 wordt aangeraden bij zendingen naar
Duitsland geen hooi te gebruiken in de verpakkingen. In
verband met het heersende mond- en klauwzeer is in- en
doorvoer uit Nederland, België en Luxemburg van "versch
vlees, ruw voeder en stroo" verboden. Hooi mag wel, maar
een douanebeambte zou het voor stro kunnen aanzien
en alsnog de import tegenhouden. Voorzichtigheid is
geboden.
In 1932 heeft de Vereniging "De Narcis" al een eigen keu
ringsdienst. Deze is in de loop van de tijd uitgegroeid tot
de huidige Bloembollenkeuringsdienst, de BKD.
Doorkijkje naar heden
De tegenwoordige Bloembollenkeuringsdienst is een kwa
liteitskenmerk voor bloembollen, zowel nationaal als in
ternationaal. De dienst is een zelfstandig bestuursorgaan,
door het Ministerie van Economische Zaken aangewezen
voor de kwaliteitskeuring van alle bloembolgewassen in
Nederland. De NVWA, de Nederlandse Voedsel en Waren
Autoriteit, regelt de certificering.
De Nederlandse tuinbouwsector is toonaangevend. Telers,
veredelaars en vermeerderaars weten dat de belangen
groot zijn. Als een bedrijf een ondeugdelijk product op de
wereldmarkt brengt, treft het niet alleen dat ene bedrijf,
maar het kan de hele Nederlandse land- en tuinbouwsec
tor in diskrediet brengen.
Crisistijd, in 1929 klapt de New Yorkse beurs met wereld
wijde gevolgen
Na 1930 nemen werkloosheid en armoede weer toe. De
export stagneert, in het binnenland wordt steeds minder
geld aan bloemen en planten besteed. De voorraden
bollen nemen ongekende vormen aan.
Via de in 1934-1935 opgerichte Nederlandse Sierteelt
centrale komt de vraag om crisismaatregelen, zoals
prijsmaatregelen (minimumprijzen), vergoedingen voor
niet-leverbare bollen, beperking te betelen oppervlak, het
doordraaien van bollen, die daarna veelal in de vernieti-
26