De vooroorlogse bebou
wing aan de noordkant
van de Biezenweg, waar
nu het tuincentrum Haan is
gevestigd. Willem Uitendaal
woonde in het eerste huis
rechts. Naast het huis was de
doorgang naar de tuinderij
van Graaman.
van de bollenkwekers is aangesloten, vijf gulden in de
week ondersteuning krijgt.
De jaren 1940-1945
Tijdens de oorlog verslechtert de situatie sterk, maar de
kwekers weten de bedrijfstak wel overeind te houden.
Vakverenigingen zoals de Algemeene Vereeniging voor
Bloembollencultuur raden de kwekers aan zo spoedig
mogelijk hun gronden met bonen te beplanten; zij zullen
de zaadbonen voor de geldende prijzen tegen contante
betaling ter beschikking stellen. Binnen een week kunnen
de kwekers aan de slag. De Sierteeltcentrale berekent
hoeveel land er met voedsel is bebouwd en regelt ook de
brandstoftoewijzing en kolendistributie.
Dit is nog maar het begin. Spoedig volgen regels voor
het in dienst houden van arbeiders, de verduistering van
kassen en andere bedrijfsgebouwen, extra broodrantsoen
voor zware arbeid, etc.
Vanaf 1941 komt de Duitse vraag naar groenten en men
belooft er "een eerlijke prijs" voor te betalen. Tussen de
bloemen komen de bonenplantjes al op, als de bollen nog
gerooid moeten worden. De export is bijna onmogelijk
geworden en de bloembollenreizigers op het buitenland
kunnen met moeite thuiskomen. Als de Duitsers de trei
nen vorderen, is het met de export gedaan.
Het Weekblad voor Bloembollencultuur schrijft: "Vakbe
lang door aanpassing: boonen zaaien, aardappelgraaien,
uienzaaien, selderijmaaien, wortelvoer, BLOEMBOL-
LENBOER." Waar de bollenkweker goed in is, is bijzaak
geworden.
Net zoals in de Eerste Wereldoorlog maakt men ook nu de
bollen geschikt voor menselijke consumptie: Hyacinten
bevatten 25% meer zetmeel dan aardappelen en men
maakt er pudding- en kindermeel van. Vermalen tulpen
worden in suikerfabrieken verwerkt, krokus- en tulpenbol
len leveren de grondstof voor surrogaatthee en -koffie. De
kwekers moeten zorgen dat deze bollen schoon zijn, dus
vrij van zand, stenen en schelpen en stukjes steen en vrij
van ziekten. Gladiolen worden verwerkt in textiel.
In augustus 1941 wordt het teeltareaal van de narcis met
30% teruggebracht en even later mag er nog maar 50%
van welke bloem dan ook worden geteeld. De grond is dan
onder meer nodig voor de vermeerdering van "elitezaad"
voor Duitse zaadfirma's.
Ook is er steeds minder brandstof, worden bollenschuren
in beslag genomen voor oorlogsdoeleinden, mag stro niet
worden gebruikt zonder vergunning en zijn er boetes op
telen zonder vergunning. Zo krijgt een bollenkweker uit
Velsen-Zuid een boete van fl. 100,-- en 30 dagen hechtenis
omdat hij zonder vergunning 9,5 are narcissen en 23 are
tulpen heeft gezet (een are is 100 m2).
Kwekers moeten telen wat volgens de contractteelt wordt
aangegeven door de "landstand", een door de Duitsers
in het leven geroepen organisatie, het z.g. Nederlandsch
Agrarisch Front.
Periode na de oorlog
Na de oorlog is aan alles gebrek. Veel is nog op de bon zo
als tuindersglas, kruiwagens, brandstof. Er is onvoldoende
mest, geen stroom, tekort aan vervoer.
Met name de kuststrook heeft het zwaar te verduren
gehad. Veel is afgebroken voor de verdedigingswerken
van de Festung IJmuiden en het omringende schootsveld,
28