solidair te zijn in geval van problemen. In 1974 willen ze
de verplichte opgave van het over het jaar aan de bodem
onttrokken grondwater liever niet opgeven en ze besluiten
eerst met de LTB (Land- en Tuinbouwbond) en het Hoofd
bestuur te overleggen. Landbouw- en veeteeltbedrijven
hebben tenslotte andere eisen, maar je moet er wel samen
uitkomen.
Promotie en marketing "Nederland Bloemen-
land"
In elke bedrijfstak is het van belang te onderzoeken hoe
men het marktaandeel kan behouden en bij voorkeur
vergroten door er meer bekendheid aan te geven. De
bloembollensector zelf werkt daar op allerlei manieren
aan, maar ook de Rijksoverheid onderkent terecht de grote
exportwaarde van de Nederlandse bloemen- en bollen-
sector.
Men richt zich daarbij niet alleen op de gegoede burger
in binnen- en buitenland, maar ook op "Jan Modaal":
ook minder kapitaalkrachtige mensen weet men ervan
te overtuigen dat het wekelijkse bosje bloemen niet mag
ontbreken in een gezellig Nederlands huis. De blik wordt
ook gericht op de Amerikaanse markt: ook de minder
rijke Amerikaan moet belangstelling en liefde krijgen voor
planten en bloemen in en rondom het huis.
Van Pronkbakken naar Wereldtentoonstellingen
In de 17e en 18e eeuw worden bloembollen hoofdzakelijk
gekweekt op kleine schaal en voor eigen plezier door en
voor liefhebbers. Uit nieuwsgierigheid en trots op eigen
deskundigheid ontwikkelt men nieuwe soorten, maar
als men na de periode van de Tulpengekte hoort van de
lucratieve bollenteelt in andere landen, komen er steeds
meer beroepskwekers, die bollen importeren om nieuwe
soorten te ontwikkelen, ook wel veredeling genoemd.
Om deze nieuwe soorten te laten zien, zet men het assor
timent ten toon in potten op stellingen en in pronkbakken,
waar het publiek en vakmensen ze kunnen bekijken.
Daarna komen de pronkbedden in de mode, waarbij de
kweker probeert een zo mooi mogelijk plaatje van zijn tuin
te maken.
In de 19e en 20e eeuw neemt de bollenteelt sterk toe en de
promotie houdt daarmee gelijke tred. De kwekers zijn zich
naast de veredeling ook sterk gaan toeleggen op de bol-
lenvermeerdering en daarvoor moeten wel kopers worden
gevonden. Op allerlei manieren wordt de bollencultuur
onder de aandacht gebracht.
Ten eerste zijn er de bloembollenvelden zelf die in het
voorjaar vele duizenden bezoekers trekken.
Op landelijk en regionaal niveau worden vaktentoonstel
lingen georganiseerd, de landelijke Floriade, het Bloemen
corso van de Bollenstreek, de Wintertentoonstellingen
door de Algemeene Vereeniging, waar vakmensen en
handelaren uit binnen- en buitenland naar toe komen,
maar waar ook het publiek zeer welkom is. Het mes snijdt
zo namelijk aan twee kanten: de kweker wordt uitgedaagd
door het wedstrijdelement en blijft zoeken naar kwaliteit
en nieuwe soorten en de belangstelling van het publiek
wordt vergroot. Steeds weer probeert men een nieuwe
soort of een nog mooiere opstelling te presenteren. Met
de entreegelden van de talrijke bezoekers worden de
kosten van de tentoonstelling gedekt.
Ongeëvenaarde tentoonstellingen krijgen vorm in de
Flora's op Landgoed Groenendaal te Heemstede in 1925,
1935 en 1953. Flora kan rekenen op het enthousiast bezoek
van de Nederlandse Koninginnen HKH Wilhelmina en
Juliana en familieleden. Ook buitenlandse Royalty en
hoogwaardigheidsbekleders weten de weg naar Flora te
vinden.
P.J. Nijssen Zn en Anton Nijssen Zn verdienen op de
binnententoonstelling van de Flora in 1953 een gouden
medaille.
Internationaal timmeren de Nederlandse kwekers even
eens hevig aan de weg.
In 1937 weet Nederland in Parijs een grote stroom bezoe
kers te trekken met een prachtige "Gladiolenbezending"
in het Grand Palais. Voor de kwekers uiteraard een succes,
maar de andere deelnemers klagen, dat de bezoekers
alleen maar oog hebben voor de gladiolen.
Extra veel aandacht weet Nederland op zich te vestigen
in 1939 bij de Wereldtentoonstelling in New York. Behalve
het Nederlandse paviljoen mag men ook het terrein bij
de hoofdingang inrichten en er gebeurt precies wat men
hoopt: er is veel aandacht voor de Nederlandse planten en
bloemen.
Bij een bezoek aan Haarlem van de wereldbekende bis
schop Dom Helder Camara in de 70er jaren, wordt in zijn
naam een tulp uit de kraam van P.J. Nijssen Zn ten doop
gehouden. De media besteden er uitgebreid aandacht
aan.
35