Drie spaden diep
Ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog werd de weg
van Alkmaar naar Haarlem gebruikt door Spaanse
troepen, deze weg heette dan ook de Heirbaan.
Op het land van Jaap lag in die tijd een waterpartij,
waarbij de soldaten die op doortocht waren, bivak
keerden. De scheldnaam voor de Spanjaarden was in
die tijd De Spekken, vandaar dus de naam het Spekken-
wegje.
ln de dertiger jaren vond men op het land aan de
Biezenweg een munt met beeltenis van Filips II erop, een
bewijs dat hier inderdaad Spanjaarden geweest zijn.
De munt werd voor taxatie meegenomen naar Soest
door Christiaan Uitendaal, een broer van Oma Anna
Molenaar. Christiaan had als koetsier en logement
houder connecties met hoge militairen. Deze waren
geïnteresseerd en boden er f25,-- voor. In een brief aan
opa Molenaar vroeg hij toestemming voor verkoop.
Het geld kon goed gebruikt worden, een weekloon was
f 6,--
Zo belandde de munt in de collectie van een muntenver-
zamelaar.
Na vele jaren kwam een heer op de Biezen op zoek naar
"De Nollen". De hulp van oomJaap werd ingeroepen.
Zijn stuk land heette namelijk "De Nollen". Deze heer
was verbonden aan het Rijksmuseum in Den Haag. Dit
museum was door een schenking in het bezit gekomen
van een munt die door ene mijnheer Molenaar op "De
Nollen"gevonden was. Het doel van zijn bezoek was om
toestemming te verkrijgen om rond de vindplaats te
mogen spitten naar eventuele andere bodemschatten.
OomJaap vond het best, maar dan niet hier en daar
een grote kuil, maar zijn hele land drie spaden diep. Dit
was dus niet helemaal de bedoeling en de Haagse heer
is onverrichter zake vertrokken.
Begin jaren '20 komt er een tweede hands T-Ford om naar
de bollenveiling in Lisse en de groenteveiling in Beverwijk
te gaan. Hij heeft voor al dit werk vaste werknemers in
dienst.
Willem is een ondernemend man, die ook een heel sociaal
hart heeft. Hij is, voor de eerste wereldoorlog al, mede
oprichter van de muziekvereniging Soli Deo Gloria (nu
Soli) in 1909, en vanaf 1911 tot 1935 bestuurslid van de in
1905 opgerichte Boerenleenbank, nu Rabobank.
De zaken gaan goed tot de grote crisis van de dertiger
jaren toeslaat: in 1938 moet hij de pas gekochte 4 ha grond
weer verkopen, maar hij blijft er wel op werken want hij
kon het land pachten van de nieuwe eigenaar. Inmid
dels heeft Willem tussen 1900 en 1918 samen met Anna
Elisabeth Uitendaal 9 kinderen gekregen, waarvan Jacobus
(roepnaam Jaap, geboren in 1911) de zesde is.
Jaap Molenaar (1911- 2010)
Jaap werkt in het bedrijf van zijn vader Willem, en neemt
het over na diens pensionering. Ook hij is ondernemend
van aard. Al met zijn 17-18 jaar gaat hij samen met zijn
vader Willem op de fiets naar "groene veilingen" in Noord-
wijk om bollen te kopen.
Na de tweede wereldoorlog duurt het nog tot 1950
voordat het land in de Biezen weer geschikt is voor het
kweken van bloembollen. Het land heeft in de oorlog
jarenlang braak gelegen en de waterhuishouding in de
Biezen is daardoor zo slecht geworden dat tulpenbollen
zouden verzuipen. De huizen op de twee stukken land zijn
afgebroken op last van de Duitse bezetters omdat zij in het
schootsveld van de "Festung IJmuiden" lagen, en pas in
1952 wordt in de Wederopbouwperiode op het eerst ver
worven stuk grond aan het Spekkenwegje een nieuw huis
met schuur gebouwd. Jaap heeft de herbouwplicht van
zijn vader overgenomen en zal er zijn hele leven wonen,
tenslotte met zijn oudste zoon Willem en zijn gezin.
Het kleine bedrijf brengt in die tijd onvoldoende op voor
een groot gezin, zodat hij het eigenlijk als een nevenactivi
teit runt. Als vaste baan werkt hij vanaf de zestiger jaren bij
Anton Nijssen in Santpoort aan de Rijksweg, bollenkweker
en exporteur en als exporteur in de midden zeventiger
jaren de grootste van Nederland.
Toch komt het bedrijf weer op gang, met zowel groenten,
bloemen als bloembollen. Bollen gaan naar exporteurs,
bijvoorbeeld naar Anton Nijssen, en naar de HoBaHo (Hol-
man-Bader-Hogewoning) veiling in Lisse. Bloemen gaan
naar particulieren.
Had Willem het gehele jaar door een paar werknemers in
dienst voor de vaste klussen, Jaap werkt met "losse" men
sen voor tijdelijke klussen, zoals het diepspitten, de aard-
beienpluk en het bollenpellen. Voor het zware werk zijn er
seizoenswerkers, die uit de armere gebieden in Nederland
komen zoals Groningen en Brabant. Voor het bollenpellen
zijn het vooral huisvrouwen, die wel wat extra inkomsten
kunnen gebruiken voor hun gezin.
Bij het diepspitten worden de twee bovenste spitlagen
tijdelijk opzij gelegd en later dieper in de grond gewerkt,
waarna de derde, oorspronkelijk diepste laag, daar boven-
76