Nederlandsche Bell-Telephoon i. men van intercommunaal. De jaren erna kwamen meer verbindingen tot stand, zodat er in 1890 een bescheiden interlokaal net bestond. De NBTM kreeg van de Neder landse overheid de aanleg en het beheer van dit interlo kale telefoonnet toegewezen. Er waren in verschillende delen van het land nog andere 'telefoonondernemers' met lokale netten, maar de NBTM was de grootste. Inter lokaal bellen was aanvankelijk aan beperkingen gebon den. Er kon slechts één gesprek tegelijk plaatsvinden en een gesprek mocht niet langer duren dan drie minuten. In de handleiding voor intercommunaal bellen werd het advies gegeven om duidelijk en langzaam te spreken en niet te ver van het toestel te gaan staan. Kosten Een telefoonaansluiting was kostbaar. In 1891 betaalde men in Haarlem 60 gulden per jaar. Ter vergelijking: een jaarsalaris van een telefoniste was 240 gulden. Als men ook gebruik wilde maken van interlokale verbindingen werd het bedrag 10 gulden hoger. In 1898 werd het be drag verlaagd naar 40 gulden per jaar. Voor lokale ge sprekken waren er geen gesprekskosten. Voor interlokale gesprekken werden deze wel ingevoerd: 50 cent voor een gesprek van drie minuten. Bij geen gehoor moest men 25 cent betalen. De Rijkstelefoon In 1897 nam het Rijk het interlokale net over en ontstond de Rijkstelefoondienst met Rijkstelefonistes en Rijkstele- foonburelen, ondergebracht in de Rijkstelegraafkanto ren. Dit leidde ertoe dat interlokaal bellen via twee tele fonistes ging: eerst één van het lokale net en vervolgens de Rijkstelefoniste. De Rijksoverheid begreep langzamerhand dat zij meer de leiding moest nemen. Na veel discussie in regering en parlement kwam in 1904 de Telegraaf- en Telefoonwet tot stand. Deze maakte het mogelijk dat mensen buiten een concessiegebied van een particuliere telefoonmaat schappij aangesloten werden op de Rijkstelefoon. Er bleef dus een vermenging van staat en particulier en dat betekende dat de situatie nog jarenlang, zeker als je deze vanuit de huidige tijd probeert te doorgronden, tamelijk onoverzichtelijk bleef. De overheid begon rijkstelefoonnetten te maken en par ticuliere netten over te nemen. In 1916 werden de netten van de NBTM, dus ook die van Haarlem, overgenomen. De eerste telefoons in Santpoort Wanneer kwam de eerste telefoonaansluiting in Sant poort? In de Officieele Gids der Nederlandsche Bell-Tele- phoon Maatschappij van 1891 is nog geen telefoonnum mer in Santpoort te vinden. In 1898 verscheen de Officieele Gids der Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij voor Haarlem, Bloemen- daal, Heemstede, Hillegom, Overveen en Zandpoort. Vanwege de toename van het aantal telefoonaansluitin gen was er geen gids meer voor het hele land, maar een Jh>/J 3fO>, HAARLEM, Bloemendaal, Heemstede, Hillegom, Overveen en Zandpoort. NOVEMBER 1898. Adres te Haarlem, Smedestraat 9. 'i Bloemendaal, Hulppostkantoor, Eerste pagina van de Officieele Gids der Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij voor Haarlem, Bloemendaal, Heemstede, Hillegom, Overveen en Zandpoort verschenen in 1898. 1 Later werd de gespreksduur twee keer drie minuten. In 1918 werd dit weer beperkt tot drie minuten, omdat er door de toename van het interlokale verkeer wachttijden ontstonden die soms opliepen tot zestien uur. VOOH COMMISSARISSEN: Mr. M. 0. VAN HALL. Voorzitter. A. DE BROWNE DE TIEGE. W. RUI.7S. Mr. T. M. C. ASSER. L. DE GROOF, Secretaris. DIRECTEUR: Dr. H. F. R. HUBRECHT. blMntT oxomPIftron van de voorwaarden en aanvraag- kr'jKbaarV°j°r nnnslll";in® lum het plaatselijk net ver- 5 Stichting Santpoort najaar 2019

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2019 | | pagina 7