Wisselende tijden vervolgden in de toenmalige zuidelijke Nederlanden die is uitgeweken naar de meer tolerante noordelijke Neder landen. Hij zal de stichter van de blekerij geweest zijn, mogelijk gaf hij de naam Uitvlugt aan de blekerij, als her innering aan zijn vlucht uit de zuidelijke Nederlanden. De naam Uitvlugt wordt echter pas in de achttiende eeuw in aktes genoemd. De blekerij wordt in het noorden begrensd door de bleke rij van Huijbert Aertszoon en in het zuiden door de bleke rij Watervloed van Jelis Janszoon.Ten oosten van de ble kerij ligt de Zandvaart of Jan Gijsenvaart en in het westen de Wildernis. Met deze Wildernis wordt de duinstrook bedoeld die tussen Santpoort en Bloemendaal ligt, nu het park Bosbeek, het Burgemeester Rijkenspark en de Schapenduinen. De blekerij Uitvlugt blijft meer dan 100 jaar in bezit van de familie Verstraten. Begin 18e eeuw wordt de opstal van de blekerij verkocht aan Maria Reeper. Deze Maria is weduwe van een Verstrate en hertrouwt met Aalbert van de Fontijne. Onder Maria en Aalbert gaat het niet goed met de exploi tatie van de blekerij; het bedrijf gaat failliet en wordt door de curatoren in 1722 verkocht aan Pieter Janzoon Kops uit Bloemendaal. Bij de verkoop wordt de blekerij omschre ven als een waterrijke garenblekerij met melkhuis, loog- huis, stalling en schuur. De eigenaren van de blekerij houden zelf koeien voor de levering van melk aan de blekerij. Na het overlijden van Pieter Janzoon Kops gaat de bleke rij over naar zijn zoon Tijs Kops. Tijs pacht van de heren rentmeesters van de Geestelijke Goederen van de stad Haarlem een droogberg. Het blijft niet goed gaan met de exploitatie van de bleke rij. Tijs heeft schulden en maakt onvoldoende winst om zijn schulden af te lossen. In 1743 verkopen de curatoren uit zijn failliete boedel de opstallen van de blekerij aan zijn schuldeiser Cornelis Vreeburg die onder Bloemen- daal woont. De blekerij wordt verkocht op voorwaarde dat de opstallen niet gesloopt mogen worden. Mogelijk is dit een beding van de stad Haarlem die bang zal zijn geweest zal zijn dat de grond zonder opstallen niet meer verhuurd kon worden. Cornelis Vreeburg houdt de ble- kerij ongeveer zeven jaar in bezit en verandert die van De concurrentie van de Vlaamse, Brabantse Duitse en Franse blekerijen neemt toe en dat wordt gevoeld door de blekers in Holland. Aanvankelijk kan men de kwaliteit van het bleken rond Haarlem niet evenaren, maar hier komt verandering in. Daarbij komen nog de nieuwe che mische vindingen in Duitsland en Frankrijk aan het eind van de achttiende eeuw. De te bleken producten uit an dere streken en landen worden niet meer naar Holland gestuurd. Dat heeft omzetdaling tot gevolg, waardoor de blekers de huren niet meer kunnen opbrengen. De blekers lenen soms geld om de exploitatie van de ble- kerij gaande te houden in afwachting van betere tijden. Maar die komen niet, waardoor menig bleker gebukt gaat onder schulden, het onderspit moet delven, zoals de eerdergenoemde Tijs Kops. De slechte economische toestand leiden er weer toe dat de huurprijzen van de gronden langs de Jan Gijsenvaart dalen. In een aantal gevallen ontstaat een grote achter stand in de betaling van de huur. De exploitatie van de gronden blijkt voor de stad Haarlem niet rendabel meer. In 1754 besluit het stadsbestuur de gronden langs de Jan Gijsenvaart direct aan de eigenaren van de blekerijopstal- len te verkopen. Zo ook aan de eigenaar van Uitvlugt die de grond van de blekerij en de droogberg in 1755 koopt. Willem Govertszoon houdt de blekerij tot zijn overlijden in 1761 in bezit. In 1764 wordt de blekerij verkocht aan Frederik Schouten uit Amsterdam. Deze Frederik neemt in 1767 een stuk duinland in de Moo- lenduinen in erfpacht. Dit duinland ligt in Bloemendaal ten westen van zijn blekerij en droogberg. garenblekerij naar een kleerblekerij die minder gevoelig is voor concurrentie uit andere streken of het buitenland. In 1750 verkoopt hij de opstallen van blekerij aan Willem Govertszoon uit Bloemendaal. De blekerij wordt dan om schreven als: “De opstal van een schoone waterrijke van ouds gaarnblekerij en nu zijnde een kleerblekerij, voor- sien van huijsinge, washuijs, melkhuijs, stallinge en ver der getimmerte, staande aan de Jan Gijsenvaart.“ De voornoemde schulden, de verandering van garen naar kleerblekerij en het dalen van de grondhuur wijst er op dat er veranderingen op til zijn voor de blekers in het toenmalige Holland. In de achttiende eeuw begint zich een verval af te tekenen in de blekersnering. najaar 2020 Stichting Santpoort 24

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2020 | | pagina 25