Levend landschap
najaar 2020 Stichting Santpoort
gelegd, gemiddeld juist 2,50 meter lager lag dan tegen
woordig. Hiermee werd een kijkje mogelijk op hetzelfde
niveau als waar toentertijd een eventuele branding zou
zijn geweest. Zonder nu op alle details in te gaan, wijzen
de kenmerken van het pakket er op dat al het zand in wa
ter werd neergelegd. Enkele schelplaagjes wijzen op zou
te omstandigheden, terwijl andere niveautjes met daarin
plantenwortels juist getuigen van zoet of hooguit brak
water. Het pakket liet daarmee al direct zien dat het in de
ondergrond van dit deel van Velsen om een strandvlakte
gaat en niet om een strandwal.
Twee bijzondere typen van gelaagdheid vallen op. De ene
bestaat uit ‘klimmende ribbels’, de ander uit zo geheten
‘convolute laminatie’oftewel laagjes met kronkelstruc-
turen. Zandribbels, zoals bekend van het strand, wor
den gevormd door stroming of soms golven. Normaal
verplaatsen die ribbels zich mee met de richting van de
stroming, waarbij het zand dat aan de ene zijde wordt
weggespoeld zich aan de luwe lijzijde weer neerlegt, als
het ware hals-over-kop. Maar wanneer er tegelijkertijd
veel zand wordt aangevoerd, klimmen de ribbels bijna
net zo snel omhoog als vooruit. En juist dat blijkt hier het
geval. Sommige ribbelpakketjes klommen in noordelijke
richting terwijl andere laagjes zandverplaatsing naar het
zuiden laten zien. Het is een duidelijk bewijs voor getij
den, met water dat bij vloed binnenkomt en bij eb terug
stroomt naar zee. Het samengaan van een in de luwte
opvullende strandvlakte met tegelijkertijd een gestage
en vaak heel grote aanvoer van zand wijst vanzelfspre
kend op een nabijgelegen zandbron. Dat er soms zelfs
héél veel zand in een klap werd aangevoerd, blijkt uit de
laag met de kronkelstructuren. Dit kenmerk voor tijdelijk
drijfzand ontstaat, wanneer het water aan de zandbrij
ontsnapt waardoor zich in het zwaardere en dus bezin
kende zand kronkelig golvende patronen vormen. Zo’n
Bodemprofiel met prehistorische duinzandafzettingen afgewisseld met donkere begroeiingslagen waarin plaatselijk sporen van
menselijke activiteit. Lengte maatstokken 2 meter.
laag drijfzand ontstaat wanneer de zee tijdens storm en
hoogwater door de kustlijn breekt en het achterliggende
gebied overspoelt. De veelzeggende geologische term
hiervoor is ‘Washover’. Samen met de afwisseling met
zandlaagjes waarin concentraties verslagen schelpjes
voorkomen die eveneens het resultaat zijn van zee-inbra-
ken, is het dan ook zeer verleidelijk om te denken dat het
toenmalige Noordzeestrand, met zijn zeereep bestaande
uit flink stuivende duinen, 45 eeuwen geleden nog heel
dichtbij is geweest.
De overgang van strandvlaktezand naar het bedekkende
pakket van puur stuifzand vindt plaats binnen slechts en
kele decimeters. Zie je onderin nog een enkel heel dun sli-
klaagje dat tijdens extreem hoogwater bezonk, hogerop
bestaat de bodem vooral uit een massief pakket schoon
en homogeen duinzand. Het zou op deze plek uiteindelijk
minstens drie meter dik worden, en tel daar nabij de Vin-
kenbaan gerust nog minimaal vijf meter stuifzand bij op.
Zodra het stuiven langere tijd stopt, grijpen in ons gema
tigde klimaat de pioniers van het plantenrijk hun kans
en worden steeds grotere delen van het zand vastge
legd. Zo’n voormalige begroeiing van het duinoppervlak
verraadt zich met name door de kleur van de zandlaag,
en die kan variëren van heel licht bruingrijs tot donker
bruin of zelfs zwart. Dit is in de eerste plaats afhankelijk
van de aard, dichtheid en duur van de begroeiing. Voor
de herkenbaarheid van zo’n oude bodemlaag speelt ver
volgens ook de mate van uitloging en uitspoeling van
wege doorsijpelend regenwater mee. Op de hoogte van
de parkeergarage kwamen vier, plaatselijk zelfs vijf van
zulke oude bodems voor, telkens gescheiden door een
laagje stuifzand. Deze opbouw maakt duidelijk dat het
Foto: Wim Bosman
50