B filli K' ES-.-*. Tobben 25 cm kon gaan. Ondergronds brachten zij het heldere duinwater vanuit de gietsloten naar het hoofdgebouw van de blekerij, zoals blijkt uit het vergelijken met het kaartbeeld uit 1679 (Anthony van Velzen naar origineel van Jan van Leeuwen). Met zulke kaartgegevens moeten wij het beeld completeren, want de locatie van de ge bouwen valt grotendeels buiten de huidige ontgraving en kon niet worden onderzocht. Als spaken in een wiel kwamen de leidingen bijeen om in de benodigde grote hoeveelheden water te voorzien. Uit de onderlinge con tacten tussen de buisdelen is af te leiden dat de stroom richting van het water naar het gebouw toe was. Dat de gietsloten hun bron waren, is een veronderstelling, want een inlaat is helaas niet waargenomen. Maar ook uit de literatuur blijkt duidelijk dat het volop watertoevoerende slotenstelsel de leverancier was. Tijdens het vervolg van het onderzoek bleek een verge lijkbaar buizenstelsel aan te sluiten op de oostkant van het hoofdgebouw. De buizen hier strekken zich zuid- oost-noordwestwaarts. Behalve hun ruimtelijke positie nemen zij ook een opmerkelijke plaats in binnen de ge stage ontwikkeling van het landschap. Zij blijken namelijk ingegraven in de opvulling van een verhoudingsgewijze brede en vrij diepe watergang. dat de vaart een scherpe bocht maakt en zich vanaf hier naar het zuiden uitstrekt. Bovendien is een cluster bleek- gebouwen getekend op de plaats waar wij nu de sporen aantreffen. Al met al is duidelijk dat de nu aangetroffen westelijke uitloper van de oorspronkelijke zandvaart voorafgaand aan 1679 is gedempt. Logistiek is dit zonder twijfel doordacht, want zo werd niet alleen de bedrijfsruimte geconcentreerd aan de rand van het gebied maar ook in de directe nabijheid van de Jan Gijzenvaart, het transportmedium bij uitstek. Deze watergang was gaandeweg vanaf dit punt in zuidelijke richting verlengd voor verdere zandwinning. Hiermee is tegelijkertijd duidelijk dat de groep oostelijke buislei- dingen, die het gebied tussen de bleekgebouwen en de nieuwe vaart overbrugden, niet waren aangelegd voor de toevoer van schoon, maar juist voor het lozen van vuil water, rijkelijk voorzien van afvalstoffen van het bleek proces als zeep, loog en melk. Deze veronderstelling wordt versterkt door het plaatselijk in samenhang met de buisleidingen voorkomen van ongewone minerale neerslag en een diepe zwartkleuring. Het hoogtepunt van de opgraving was zonder twijfel de ontdekking van een reeks wastobben, vermoedelijk vooral gebruikt bij het voorweken. Het brengt je op slag Tijdens de aanleg van de nieuwe inrit legt Syntegra-onder- zoeker mw. Halverstad de ingegraven wastobben bloot. In de ondergrond zijn goed ontwikkelde voormalige begroei- ingniveaus aanwezig met daarin sporen van prehistorische menselijke activiteit. Foto: W/m Bosman Het lijdt geen enkele twijfel dat dit een deel van de oor spronkelijke éérste zandvaart is, aangelegd dus ten be hoeve van zandwinning en -transport. Dit beeld komt overeen met de schetskaart uit 1599 (origineel door Pieter Bruynsz), waarop de vaart in westelijke richting Wastobbe in detail, met de omwonden tenen hoepels die ook na eeuwen pogen om de duigen bijeen te houden. doorloopt langs zeker vier bleekvelden en waarbij aan weerszijden gebouwen centraal in de terreindelen zijn getekend. De bovengenoemde en veel gedetailleerde ‘gietsloten kaart’ van Anthony van Velzen (1679) toont KBs*-v-. najaar 2020 Stichting Santpoort 54 Foto: Wim Bosman it - f J ;t 1 iiii it* 4 df 111

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Zandpoort | 2020 | | pagina 55