HERFST-AANBIEDING. NIEUW VULKAAN-LAMP. EERSTE HEEMSTEEDSCHE IJZERHANDEL HAARDEN en KACHELS, Fa. G. HONING ZOON, PRIMA BELGISCHE ANTHRACIET VOOR DE VROUW. J.M. OPDAM ZOON HOLLANDSCHE ANTHRACIET f 0.10 per H.L. lager. 3v Loes. MANTELS, naar maat gemaakt f 9.- JAPONNEN6.- Aanbevelend, WILH. DAMES, Gemengd Nieuws. Voor Knippatronen naar maat DE FUSELIER RECEPT. GROOTE VOORRAAD RUIME KEUZE EMAILLE KACHELPLATEN vanaf f 1.60. Aanbevelend, N. WILDSCHUT, Voorweg 41. deze prijzen gelden alleen voor de maand september. Nieuwe Gracht 36. Landzichtlaan 84. 6 DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT. SEPTEMBER September in het landSeptember, maand van nog echte zomersche dagen, maar ook van zwaarbewolkte luchten, van regenbuien en stormvlagen, van kille dagen en nog killer avonden. Waarmee we dus aan het hoofdstuk najaarsmantels zijn aangeland. En den lof gaan zingen voor de hoeveelste keer? van de najaarsstof bij uitnemendheid: kasha. Kasha, de warme, soepele stof, die toch licht is zóó zelfs, dat we haar zomers zonder bezwaar dragen en practisch gesproken: onverslijt baar. Kasha, met den heelen stoet van aan verwante stoffen, waarin het woord kasha ver werkt is (kashaclé, enz.) en die door dien klank er aan herinneren, dat de kasha haar het aanzijn gaf. Niet voor niemendal noemt men de kasha, (ja FEMME de I R l \'l kj de Koningin der StoffenEn nu de toepas sing er van. Links op de teekening allereerst een ensemble van kasha naturel met incrusté's van marine-blauwe kasha. De marine-blauwe banden die dwars over het lijfje loopen, worden op den mantel en de mouwen daarvan herhaald. De groote chalekraag is eveneens van marine blauwe kasha. De mantel is zeer ruim en kan daardoor kruiselings gesloten worden. De mid delste mantel is van groene kasha, gegarneerd met opgestikte banden, waaronder de ceintuur doorloopt. Het derde ensemble toont een combi natie van hemelsblauwe kasha met marine-blauw velours de coton, gevoerd met hemelsblauwe kasha. Velours de coton is heusch niet zoo'n te ere stof, als men wel denkt. Het is integendeel heel stevig en kan tegen water, en met kasha gevoerd is de mantel heel warm. Hetzelfde ensemble kan men ook nemen van zandkleurige kasha en kastanjebruin fluweel. En dat laatste wijst er wel heel onverbiddelijk op, dat het najaar gekomen is. Fluweel PATRONEN op maat verkrijgbaar, wordt ook pasklaar gemaakt. Gedipl. Coupeuse, Groote Houtstraat, hoek Nieuwstraat. FATALE BLUNDER. Ons vertrouwen in de medische wetenschap en derzelver paladijnen is een weinig je geschokt door het professoren-rapport omtrent de ziekte en sterfgevallen aan boord van de „In.sul inde". Bij de jongste thuisreis van Indië zijn heel wat dooden gevallen aan een besmettelijke ziekte, die de scheepsdokter en andere geneesheeren niet wisten te onderkennen en dus niet doelmatig wisten te bestrijden. Het staat thans vast, dat de geheimzinnige ziekte roodvonk is geweest! De scheepsdokter had die diagnose aanvankelijk ook gesteld, maar zijn medische superieuren in Indië verzekerden hem, dat hij het mis had, ofschoon ze niet konden aangeven, welke ziekte zich dan wèl openbaarde. Onder suggestie van de bedoelde verklaring zijner superieuren is de scheepsdokter zijn patiënten toen verkeerd blijven behandelen. Een andere, toevallig aan boord vertoevende geneesheer stelde onderweg de diagnose: diphteritis! En dat gaf aanleiding tot een andere, eveneens verkeerde behandeling Dat er nog geheimzinnige, weinig bekende ziekten en kwalen zijn, we weten het, en wat derzelver doelmatige bestrijding betreft, hopen we slechts op de toekomst. Maar dat Nederland- sche geneesheeren de medische wetenschap heet hier zoo hoog te staan! bekende en met scherpe beelden optredende ziekten als roodvonk en diphteritis nog niet vermogen te onderkennen, het heeft ons danig ontgoocheld, en het aureool doen ontglanzen, dat de hoofden omstraalde van hen, die met zooveel zelfbewustzijn afgaven op de noodlottige werkwijze van onzaakkundige kwakzalvers. en het maken van Dames- en Kinder kleed ing beveelt zich beleefd aan ANNIE HOLLANDER, GED. COSTLMIÈKE, Balistraat 18, Heemstede. HISTORISCHE SCHETS UIT HET INDISCHE LEVEN Nadat ik mijn staljongen de order had gegeven mijn paard, dat mij uit het binnenland naar de kleine kotta had gebracht, wat voer en drinken te geven en het na voldoende rust weer naar mijn huis in de rimboe terug te brengen stapte ik het kleine hulpstation binnen. Ik zette mij op een bank neer en wachtte geduldig op 't lokaaltreintje, dat mij in ll/2 uur naar een hoofd station zou brengen. Van daaruit kon ik de express naar Batavia nemen, waar ik m'n 14 dagen verlof zou door brengen. Na ongeveer 20 minuten stoomde het treintje binnen, ik stapte in en arriveerde 2 uur 4 aan het station met de rechtstreeksche verbinding naar Batavia. Langs de portierraampjes liepen de inlanders, die hard schreeuwend hunne koopwaren: vruchten, limonade met ijs, rijst in pisangbladen en diverse zelfgebakken koekjes, etc., te koop aanboden. Een paar kleine inlandsche jon gens verdrongen elkander en vochten er om, den koffer van een Europeaan in den trein te dragen; ieder van hen was begeerig de twee en halve cent te verdienen. Wat verder op liep een Chineesch marskramer met z'n zwaar beladen manden met zijden sarongs, slofjes, reukwatertjes, poppetjes en andere bibelots. Zoo trok hij van het eene station naar het andere, hopende goede zaken te maken. Door al het gewoel heen viel mijn oog op een Euro- peesch fuselier. Alhoewel hij na iedere vijf passen zijn wijs vinger in gekromde houding over z'n voorhoofd haalde en dan het zweet met een krachtigen zwaai op den grond deed neerkomen, maakte de man op mij toch direct den indruk van eens meer in 't leven geweest te zijn. Dooi de degeneratie heen bespeurde ik nog de beschaafde trekken. Achter hem sjokte zijn inlandsche huishoudster, gehuld in een imitatie solo-kaïn en rood fluweel baadje, terwijl haar bloote voeten in blauwe met gouddraad be werkte muiltjes staken. Men kon zien dat ze de eerste jeugd gepasseerd was. Het tweetal stapte in een derde klas coupé. In strijd met m'n gewoonte volgde ik ze in deze appartementen en zette me op een der houten banken tegenover den fuselier en z'n huishoudster neer. De stationschef gaf het signaal van vertrek en de trein zette zich langzaam in beweging. Na eenige minuten haalde de inlandsche vrouw een paar vruchten uit een mandje, dat ze in het bagagenet geplaatst had en begon te eten, de schillen uit het coupé-raampje werpend. De fuselier opende z'n veldflesch, vulde een bekertje en dronk, haalde vervolgens een pakje tabak te voor schijn, nam een vloeitje en draaide behendig een sigaret. Even keek hij mijn kant uit en zei ,,'t is warm in de Oost mijnheer". Aan die weinige woorden bemerkte ik dat z'n spraak beschaafd was, zoodat ik tot mijn genoegen con stateerde dat m'n eerste indruk juist geweest was. „Ja," antwoordde ik, „en vooral in den trein is 't altijd nog al warm." De man vervolgde, „Ik kom zoo juist uit de bergen, waar ik met m'n huishoudster 5 verlofdag,f heb doorgebracht bij haar moeder; die heeft daar een huisje en een stukje sawah. Het valt niet mee als men uit de koude komt ineens weer naar die snikheete kotta te moeten verhuizen. Ik weet tenminste wel, dat als m'n tijd er op zit en ik het leven in dienst vaarwel kan zeggen, ik me met m'n overgespaard geld een beter bestaan zal trachten te verschaffen." „Kom, kom!" antwoordde ik, „zoo kwaad is het toch niet in dienst." „Ik zie wel dat u er bitter weinig van op de hoogte is, hoeveel elleijde wij beleven en hoe wij soms als paria's beschouwd worden en dat nog wel door de bur gers de burgers, die we moeten verdedigen. In café's worden we niet toegelaten we worden gesepareerd van het burger-publiek alsof we besmet zijn dezelfde menschen die wij in tijd van nood moeten beschermen halen den neus voor ons op." „Den neus ophalen is toch misschien wel een beetje overdreven," zei ik weer. „Overdreven!! Ik kan het u nog sterker vertellen. Toen ik op een morgen in het Postkantoor te Weltevreden een oogenblik stond te wachten, bevond zich een dame in m'n nabijheid een dame zeg ik. Neen! dat was ze niet! haar woorden typeerden haar eigen persoon. Ze haalde haar zakdoek te voorschijn, hield hem voor haar neus en zei, terwijl ze mijn kant uitkeek, tegen haar vriendin „wat ruiken die soldaten toch vies". Die woorden deden me pijn, ik slikte deze beleediging, zooals ik alle beleedigingen in dienst heb geslikt, vergat waarvoor ik op het postkantoor moest zijn en ben dien dag gaan drinken, omdat ik te zwak ben om mijn ellende met een nuchteren blik te kunnen beschouwen. De drank is me altijd een troost geweest, een redmiddel, 't kalmeerde m'n woede en suste m'n drift in slaap. Nu er hier en daar relletjes voorvallen zijn de burgers omgekeerd als een blad van een boom. Vroeger werden we met geen blik verwaardigd, nu houden ze ons aan en vragen ze of er nog gevaar dreigt, of de relletjes gauw ten einde zullen zijn. Sigaren werden mij in de handen gestopt tenminste ze trachtten dat te doen, maar ik bedankte want ik voelde me vijandiger gestemd tegenover hen, dan tegenover de inlandsche opstandelingen, den werke- lijken vijand. Zijn er geen excuses voor, dat ik haat, alles wat burger is? Een oogenblik geleden was ook u op m'n lijstje geplaatst, maar aan het feit, dat u hoewel er meer plaatsen vrij waren toch tegenover mij kwam zitten merkte ik, dat u niet uw neus voor ons ophaalt." Hij stak me z'n hand toe, welke fijn en beschaafd was. „Als het u interesseert zult u de eerste in Indië zijn, die weet hoe ik er toe kwam te teekenen, hoe ik zóó gedegenereerd ben en nog verder zal degenereeren, omdat het leven geen waarde meer voor me heeft. Als je zoo van alle kanten tegenwerking ondervindt, ontbreekt je den moed je staande te houden. Als ik vroeger tijden had dat ik het leven weer aandurfde, kreeg ik weer een trap, een knak, die me nog lager brachten dan ik al was. Ik moest vergeten mijnheer, maar de dingen die mij hin derden waren zoo erg dat ik er geen wilskracht voor had, toen leerde ik dat alleen de drank me rust gaf. Maar laat ik u vertellen mijn naam is Jhr. X. De bezittingen welke mijn vader me had nagelaten stelden me in staat een onbezorgd leven te leiden, maar de vele vrienden en vriendinnen die ik had zorgden er wel voor dat ik na een paar jaar geen sou meer bezat. Doordat ik aan het royale leven gewend was, was de overgang in eens te groot en maakte ik schulden, totdat de bom barstte en ik failliet verklaard werd. Wat moest ik doen? De vrienden en vriendinnen die van mij geprofiteerd hadden lieten mij toen links liggen, 'k Had gestudeerd, zoodat mijn geestelijke ontwikkeling van dien aard was dat ik gemakkelijk een goede betrekking kon vinden, doch mijn opvoeding was te luxieus en te verwend geweest. Ik bleek voor niets geschikt te zijn, één van die vele nuttelooze menschen in de maatschappij. Ik leefde maar voort van den eenen dag in den anderen. Toen ik het laatste erfstuk van mijne moeder, een ring met briljanten, had verkocht en met dat geld op de races eenige honderden guldens had gewonnen, ging ik naar een clandestien speelhuis, waar ik in m'n goede dagen bijna iederen avond, soms tot in den nacht, door bracht. Daar ontmoette ik drie lui die een tamelijk goeden indruk op me maakten. Er werden rondjes gegeven en over en weer geklonken. Volgens hun zeggen hadden ze een systeem op de roulette gevonden, ze wilden naar Monte Carlo, doch het geld ontbrak momenteel. Spoedig' zou er wel geld los komen. Op een dag echter kwamen ze naar mij toe met een groot aantal sieraden en vroegen me of ik kans zag deze te verkoopen, omdat het geld voor Monte Carlo hard noodig was. Hoe eerder ze het hadden hoe beter het was. Op mijn vraag waarom juist ik de boel moest verkoopen, antwoordden zij dat het de bedoeling was ze aan particulieren te verkoopen en ik meer relaties in de stad had. Binnen twee dagen had ik ze verkocht en gingen we met de opbrengst naar Monte Carlo. Na eenige dagen was ons kapitaal verdubbeld. Toen ik op een dag na een wandeling naar Monaco gemaakt te hebben in m'n hotel terugkwam, was er geen spoor meer van hen te ontdekken. Ze waren volgens het zeggen van den gérant een uur na mij met al hun bagage verdwenen. De hotelrekening was betaald. Daar stond ik alleen, met pl.m. 12 frs. en m'n eerste gang was naar den Holland- schen Consul in Nice. Ik legde hem de ongeloofwaardige geschiedenis uit en na veel heen en weer gepraat kreeg ik een kaartje 3e klas naar Holland. Toen ik 2 dagen in Holland was, werd ik gearresteerd voor het verkoopen van gestolen goederen. De rechter van instructie nam mij het eerste verhoor af en hechtte geen geloof aan mijn verhaal. De drie lui, waar ik het slachtoffer van geworden was, waren en bleven weg. Na drie maanden preventief ge zeten te hebben hoorde ik twee jaar gevangenisstraf tegen me eischen, waarna veroordeeling volgde met aftrek van preventieve hechtenis. Ik zal u niet vertellen welke ellende ik daar heb ondervonden. Versuft en energieloos stond ik 's morgens om tien uur, na 2 jaar opgesloten te zijn geweest, weer in de vrije natuur. Duizelig als in een droom liep ik voort. Willoos en zonder doel. Ik verliet de gevangenis, die hel is een betere naam, zonder één cent, even arm als ik er aangekomen was. Ik had achtien gulden zeventien cent verdiend, maar weigerde ze in ontvangst te nemen. De directeur trachtte mij te overreden, ik had het toch eerlijk verdiend. Ik ant woordde, dat de justitie mij 2 jaar iets had gegeven wat ik niet had verdiend, om nu in één lijn met die opvat ting te blijven weigerde ik te accepteeren wat ik z.g. wel verdiend had. ik was door mijn vroegere leven populair en iedereen wist dus wat er met mij was gebeurd. Geen mensch hechtte geloof aan mijn verhaal. Nu wilden m'n oude vrienden mij heelemaal niet meer kennen en als ik hen tegenkwam wendden ze het hoofd van mij af, ontliepen en bekladden mij. Toen voelde ik dat ik daar niet meer thuishoorde ik moest weg, heel ver weg, waar geen mensch me kende, niemand iets van mij afwist doch 't geld om naar Canada te gaan, wat mijn doel was, ontbrak me. Toen teekende ik maar voor koloniaal. Ik trachtte vooruit te komen, maar door de ellende die ik doorstaan had was het me onmogelijk en had ik geen kracht genoeg om iets te bereiken. Eenige schoolvrienden waren kapitein en le luitenant en twee jeugdvriendinnen waren met officieren getrouwd. Ze deden, als hadden ze me nooit gezien. Als ik na diensttijd op mijn krib in de tangsie zat, zaten zij in de officierensoos. Zij waren gelukkig, hadden een vrouw, regipieerden en hun leven was zoo heel anders dat leven waar ik toch ook recht op had. De gedachten aan mijn jeugd en de kringen waar ik in verkeerd had lieten me niet los, temeer doordat ik die oude be kenden om me heen zag, die nu meer waren dan ik. De overgang was door alle omstandigheden die er bij kwamen te groot en ik kon me maar niet vereenigen met den toestand waar ik toen in verkeerde. Toen is m'n strijd opgehouden, want ach, wat hielp het strijden tegen iets wat je toch déclineert en heb ik m'n hoofd ge bogen voor het noodlot. Ik ben gaan drinken en nu de slaaf daarvan geworden, 'k Nam deze inlandsche huis houdster van een collega over, die afgekeurd naar Hol land werd gezonden. Zoo leef ik dus maar voort, dag in, dag uit. Naar Holland durf ik niet meer terug daarvoor ben ik teveel gedegenereerd, m'n kennissen daar zullen me toch mijden evenals toen ik uit de ge vangenis kwam. Als m'n diensttijd voorbij is ga ik me vestigen in de bergen, waar ik geïsoleerd ben van die zoogenaamd beschaafde wereld daar waar niemand me kent, waar ik alleen ben met m'n gedachten, die geen mensch anders beter begrijpt dan ikzelf. Ja, dat is nog 't eenige, daar zal ik troost en rust vinden, zal het onrecht dat me in m'n leven aangedaan is een weinig vergoed worden, totdat de dood mij abso lute rust zal geven." Toen hij uitgesproken was hield hij even z'n handen voor 't gelaat en bleef een oogenblik in die houding zitten. Toen vulde hij z'n bekertje dronk het leeg en vulde het weer. De indruk, die de geschiedenis van dezen man op me gemaakt had, had me den lust benomen verder te praten ik trok me dus terug in een hoekje van de bank, waar ik met dichte oogen bleef peinzen over dit mislukte leven. Lang voor we Batavia genaderd waren was de veld flesch met jenever door hem geledigd. Toen de trein de plaats van bestemming had bereikt stond hij op en ver liet waggelend zonder te groeten de coupé. Met on- zekeren tred baande hij zich een weg door het drukke gewoel op het station, z'n trouwe huishoudster weer achter hem aan sjokkende. En verder ging hij het leven doortotdat hij vrij zou zijn daar in de bergen, alleen met zijn gedachten, omdat toch geen mensch ze begreepalleen hij MAYONNAISE-SAUS. Neem 4 dooiers van hard gekookte eieren en vermeng die met 4 rauwe eierdooiers, tot alles wit is. Dan langzaam, aldoor naar denzelfden kant kloppend, er 14 lepels sla-olie bijdoen. Ten slotte 4 eetlepels azijn met wat zout er door. „Wat doet je vrouw daar met die bel „Ze luidt als ze er af valt, ik ben name lijk een beetje doof." (Humorist.) ALVORENS U 'N KEUS MAAKT OM 'N NIEUWE LAMP TE KOOPEN, KIJK BI! ONS DAN DE NIEUWE EERSTE HEEMSTEEDSCHE RIJWIELHANDEL geven verblindend licht. - voorzien van dempinrichting. BINNENWEG 20 - TEL. 28411 t/o. HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING- PRIJS SLECHTS f 10.75 MET VOLLE GARANTIE. OPGERICHT 1896 TELEFOON 28180 alles Ist0 kwaliteit artikelen en van de bekende fabrieken van E. M. Jaars ma, Jan Jaarsma, Geerts, Bekking en Bongers, Vulcana, Godin, enz. AFMETING 20/30 m.M. f 2.70 per H.L. 30/50 99 99 2.90 99 99 TELEFOON 10230. TELEFOON 28001.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1928 | | pagina 2