Gemengd Nieuws. SCHOOL- EN WERKTUINEN. POPULAIRE RUBRIEK. 6 DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT TWEE ENSEMBLES. De groote modehuizen blijven voortgaan met het uitbrengen van steeds nieuwe collecties, de eene nog fraaier dan de andere. En al zijn de meeste onder ons nu niet bepaald in staat zich een japon of ensemble uit elk dier collecties aan te schaffen, interesseeren doet het ons toch niettemin allemaal! Alles wat er immers in ons mode-vrouwen-wereldje omgaat boezemt ons belang in. Al was het maar alleen om „op de hoogte" te blijven en te weten, wat er te koop is. Wat ons het meeste treft in de nieuwste modellen is, dat nog steeds het klokkende model van den rok, het naar beneden wijd uitstaande, behouden blijft. En ook, de veelvuldige toepas sing van plooien en plissé's. De beide ensembles op de teekening eenige modellen van de Parijsche firma Georges et Jamin in beeld brengend, geven daar het bewijs van. Links hebben we om te beginnen een ensemble van donkergrijze stof. De mantel heeft een chale- kraag en van onderen een klokkende volant. De garneering bestaat uit stiksels of fijne ingestikte plooitjes. Hetzelfde vindt men eenigszins op de japon terug, die bovendien van voren een ingezet geplisseerd pand heeft, waardoor de rok de noodige wijdte verkrijgt. Daarnaast heeft men een japon van zwarte crêpe de chine, bedrukt met roode, gele en witte bloempjes. De japon is afgewerkt met gele biezen en verder gegarneerd met gele effen plissé's, langs de hals, den onder kant van de jurk, enz. De mantel die hierbij hoort is van zwarte stof, met op zij een plissé, dat vastgezet is onder het smokwerk, en verder naar beneden vrij valt. Daardoor krijgt men het klokkende model. Loes. SPIEGELEIEREN MET ZALM. Neem op 6 eieren 6 dunne sneetjes oud brood zonder korst, 6 stukjes gerookte zalm en wat boter. Bak de sneetjes in de lichtbruine boter aan beide kanten bruin en leg ze op een warme schaal. Bak de stukjes zalm even en breek op elk stukje voorzichtig een ei en bak aldus spiegeleieren. Leg op elk stukje brood een spiegelei. Geef er peper en zout bij. BOUW VAN R ADIO-ZENDIN STALL ATIES. Naar men zich zal herinneren, werden in de Tweede Kamer kort voor haar uiteengaan vragen gericht tot den Minister van Waterstaat inzake den bouw van radio-zendinstallaties. In het overzicht van de werkzaamheden van den P. T. T.-dienst in het eerste kwartaal van 1929 wordt thans het volgende daaromtrent mede gedeeld „Met betrekking tot den bouw van radio- zendinstallaties door het Staatsbedrijf zélf be staat in verschillende kringen nog steeds misverstand. Afgescheiden van de vraag welke, ook uit een oogpunt van bedrijfszekerheid, de meest wenschelijke methode is, bouw door de Overheid of door den particulier een vraag waaromtrent de Minister bij de beantwoording van de vragen van den heer Kortenhorst o.a. heeft gezegd, dat de regeering den dienst van het Staatsbedrijf der P. T. T. voldoende geoutil leerd acht om den bouw van aan de hoogste eischen voldoende zendinstallaties zelfstandig en in bekwamen tijd te kunnen uitvoeren ver keert men geheel ten onrechte in de meening, dat de Rijksdienst in dezen de buitenlandsche industrie en met name Telefunken zou bevoor- deelen. Niets is echter minder waar en het dient hierom nogmaals duidelijk te worden gezegd, dat het Staatsbedrijf der P. T. T. bij den bouw van zijn zenders een zeer ruim gebruik maakt van de Nederlandsche Industrie en alleen die onder- deelen uit het buitenland betrekt, welke hier te lande niet of in niet zoo goede kwaliteit worden vervaardigd. Ter verdere geruststelling op dit punt kan nog worden medegedeeld, dat in de laatste 10 jaren slechts 2 complete zendinstallaties bij Telefunken zijn besteld en wel in de jaren 19181921, toen er hier te lande nog geen industrie op dit gebied bestond. In 1927 is voorts aan de Duitsche firma Lorenz de levering opgedragen van een langegolf t'elegraafzender voor het Europeesch verkeer. Ook ten tijde van de onderhandelingen over de levering van dezen zender in 1926 was men op het gebied van zenderbouw in Nederland nog bij het buitenland ten achter, hetgeen den doorslag gaf bij de opdracht aan Lorenz. Overigens zijn, in tegenstelling met hetgeen herhaaldelijk wordt beweerd, geen bestellingen op dit gebied in het buitenland gedaan." Ongetwijfeld munt deze verklaring uit door haar duidelijkheid en ondubbelzinnigheid, al zou men de vraag willen stellen of het nog mogelijk is, dat het buitenland onderdeelen van betere Officieele opening van den nieuwen werktuin aan den Heerenweg. Reeds eenigen tijd geleden had de opening van den nieuwen tuin aan den Heerenweg plaats gehad, dit om de kinderen in de gelegenheid te stellen hun werk te beginnen. Zaterdag hield de Centrale Vereeniging voor School- en Werktuinen een propagandadag in Haarlem en O. en deze gelegenheid werd nu te baat genomen om de nieuwe tuin meer officieel te openen. Om 4 uur, den tijd dat de gasten een bezoek zouden komen brengen, zijn allen in actie. De jongens en meisjes doen hun best om alles zoo mooi mogelijk te doen zijn, de leiders, de heeren Blankenstein. Boekweyt en v. d. Bilt, geven nog de laatste wenken. Tegen half 5 arriveert het gezelschap in twee groote autobussen. Na de gebruikelijke begroetingen neemt de burgemeester, Jhr. J. P. W. v. Doorn het woord. Met groot genoegen, zegt Jhr. v. Doom, heb mogen worden brave burgeressen en burgers, dat uwe vereeniging tot steeds grooteren bloei zal geraken en dat gij ook behalve deze nog vele tuinen moogt openen tot welzijn van ons volk. Hierna was het woord aan den voorzitter dei- Centrale Vereeniging, den heer J. R. de Koning, die in 't bijzonder hulde bracht aan de kranige voorzitster, Mevr. de Voogd, onder wier be zielende leiding een en ander tot stand kwam. De jeugd, zegt spr., houdt van den tuin. Ik weet nog uit mijn eigen jeugd hoe wij in onze sponzendoozen boontjes kweekten. Wij leefden en spraken met ze. Hier in dezen streek, waar de bol een hoofd product is, is het zoo prettig te weten, dat niet alleen gewerkt wordt voor cultuur in het buiten land, maar dat ook liefde gekweekt wordt voor eigen cultuur in eigen tuin. Wij hebben over de geheele wereld een goeden opening van de school- en werktuinen aan den heerenweg. de vlag wordt geheschen. ik het verzoek aanvaard, dezen tuin officieel te openen, hoewel met schroom, omdat zoovelen en vooral Mevr. de Voogd, een der steunpilaren van dit zoo sociaal en hygiënisch werk er zeker meer recht op hadden, en die dan ook voor dit werk alle hulde verdienen. Gesteund door velen die dat werk sympathiek zijn en geleid door den geest, die ook op andere plaatsen uw werk siert, is, hoewel langzaam maar zeker, ook hier een schoon resultaat bereikt. Mooi is het, zulk een tuin te openen, waar de kinderen arbeiden onder zulke bekwame leiding als die wij hier hebben. Hier wordt ook de ziel geopend niet alleen voor de natuur, maar hier is ook eene gelegenheid tot ontwikkelen van liefde voor eigen werk, iets waarvoor zij u later dankbaar zullen zijn. Uw arbeid, vertelt spr., is er een op sociaal gebied, en dat is dan ook de reden, dat ik gaarne gevolg gaf aan uwe uitnoodiging dezen tuin officieel te openen. Ik hoop dat uw werk er toe moge bijdragen dat deze werksters en werkers naam, maar missen in eigen tuin bloem en bol. Daarom is het zoo prettig te zien hoe de jeugd eigen cultuur bijgebracht wordt. Wij zijn thans gekomen om de kroon op uw werk te zetten, maar niet vooraleer wij nog een woord van hulde hebben gebracht voor wat hier is gepresteerd. Op uitnoodiging van Mevr. de Voogd klinkt dan een daverend driewerf hoera, waarna Mevr. de Voogd, geassisteerd door de Haarlemsche presidente Mej. Westendorp, het dundoek aan den hoogen mast hijscht, als teeken dat de tuin geopend is. Als slot dankt Mevr. de Voogd de leiders dei- kinderen, n.l. de heeren Blankenstein, Boekweit en v. d. Bilt, waarna de jeugdige tuiniersters en tuinders elk nog verrast werden met een reep chocolade. Hierna begaf het gezelschap zich per autobus naar het Ververschingshuis in Groenen- daal, waar door het gemeentebestuur thee werd aangeboden. kwaliteit kan vervaardigen, waar wij in ons land een radio-industrie hebben, die zeker aan de spits staat van die in de gansche wereld. De herinnering aan het feit, dat nog slechts korten tijd geleden geen radio-industrie van beteekenis in ons land bestond, doet ons opnieuw beseffen welk wonder is geschied in Eindhoven, waar op Amerikaansche wijze, als wij nimmer mogelijk hadden geacht in het Brabantsche land, een gansche fabrieksstad uit den grond is gestampt Wij allen, en niet het minst de Staat zelf, mogen zeker in eere houden datgene, waarin een klein land groot kan zijn! BIJGELOOF. Schetsje uit Indië. Ze zaten in de voorgalerij te praten; over alles en nog wat, over politiek en toestanden, over kunst en genoegens, maar op het laatst dwaalde het gesprek af naar bijgeloof. En vooral dat onderwerp was iedereen bekend, immers het bijgeloof in deze landen heeft reus achtige afmetingen aangenomen. „Maar je wilt me toch niet wijsmaken, dat een gewoon normaal mensch zich door dat gedoe laat beïnvloeden." „Zeker doe ik dat," antwoordde de aange sprokene, „en je kunt zeggen wat je wilt, al geloof je er niet aan, er zijn dingen, die je niet verklaren kunt met je nuchtere hersenen. Ik zal je eens iets vertellen, wat mij en anderen die het geval meemaakten, tot nu toe onverklaar baar is gebleven. Ik geef je mijn woord, dat het gebeurd is, waar en eerlijk gebeurd, zooals ik je nu vertellen ga." Allen schikten zich tot luisteren, de glazen werden nog eens gevuld, de sigaretten nog eens aangestoken, en toen begon hij te vertellen: „Ik was pas in Indië en dus zooals jullie weten, ongetrouwd. En omdat mijn tractement j zeer beperkt was, ging ik in pension. Niet een 1 beroepspension, maar bij een particuliere familie kreeg ik twee kamers met kost. Mijn kamers lagen beide aan den achterkant van het huis en keken uit over de kali, die eenige meters lager stroomde. Ik had mijn kamer ingericht met mijn IIol- landsche bullen, vermeerderd met dingen, die ik op reis gekocht had, als zijnde typisch Indisch of Kostbaar. En zoo hing er in mijn zitkamer een volledig Chineesch kostuum, prachtig van kleuren. Op een klein tafeltje daaronder lag een baret, die bij dat gewaad paste, en naast deze baret een prachtige enorme pauweveer met schitte rende oogen. Op het einde der schacht was een groote gouden gesp bevestigd, glinsterend van steenen en gegraveerd met eigenaardige draken en satanische figuren. Ik was trotsch op dit stuk uit mijn bezitting, iedereen roemde het en reeds velen, die het gewaad met baret en veer gezien hadden boden mij een niet onaanzienlijke som gelds er voor. Maar je begrijpt dat ik het ding niet afstond, vooral de veer niet, die zeld zaam was, en die ik bewaren wilde voor later in Holland. Mijn hospita kreeg ik alleen te zien aan tafel. Het was een jonge weduwe van nog geen dertig jaar, een mooi frisch vrouwtje, volbloed Hol- landsche en zeer ontwikkeld. Ze1 had in haar jeugd goede scholen bezocht en een jaar of twee gereisd met haar ouders. Door haar huwelijk met een controleur kwam ze i in Indië. Ze kon niet leven van haar klein pen sioentje en daarom zag ze zich genoodzaakt op een andere manier het ontbrekende aan te vullen en dat deed ze door een of twee kostmenschen te hebben, en door eenige lessen te geven in muziek. Ze had een zoontje van zes of zeven jaar, een alleraardigste blonde krullebol, vroolijk en dartel en zeer leuk pratend, 's Middags, als ik op het terras voor mijn slaapkamer zat, liep hij in den tuin en als hij me dan zag rooken zonder een boek in mijn handen, dan kwam hij naar me toe en kletste over school en nog meer. Dan vroeg hij of hij mijn platen eens weer mocht zien, hij hield er van kieken te bekijken van dieren en bloemen en Hollandsche gezichten, en dan kon ik vertellen wat ik er van wist, en hij luisterde met aandacht en deed vragen, honderd uit. Zoo had ik hem weer eens een middag meegenomen naar mijn kamer om hem verschil- lende dingen te laten zien. We zaten reeds ge- ruimen tijd, toen ik op eens zijn moeder hoorde roepen in den tuin. Ik ging naar het venster om zijn moeder gerust te stellen omtrent haar jongen en vertelde haar, dat hij zich zoo amu seerde met mjjn boeken. Ik vroeg haar of ze ook niet wilde komen, aangezien we nu al maanden onder één dak woonden en ze nog nooit in mijn zitkamer geweest was. Ze nam mijn aanbod aan en bestelde nieuwe thee, die we dan in mijn kamer zouden gebruiken. Ze keek rond, opgetogen over hier en daar een mooi voorwerp, dat zij zichzelf niet kon geven, van het weinige dat ze verdiende. Zoo al verder gaand, viel haar oog op het Chineesch gewaad en toen op het tafeltje eronder. Ik zag haar verbleeken en toen weer kleuren, maar ze zei niets. Ik weet, dat ik het op dat moment vreemd vond, maar ik vroeg niets, denkend, dat de hitte haar misschien aanpakte. Maar ik merkte op het laatst toch dat er iets niet in den haak was met dat tafeltje, telkens en telkens dwaalden haar blikken er heen en dan zag ik, dat ze onrustig en angstig werd. Op het laatst kon ik mijn nieuwsgierigheid niet meer verzwijgen en vroeg ik haar lachend, waarom ze zoo boos was op dat tafeltje. „O, mjjnheer, hoe kunt U een pauweveer be waren, een pauweveer heeft nog altijd ongeluk gebracht." Als ik niet zoo welopgevoed was zou ik hardop gelachen hebben, maar nu, haar ernstig ge zichtje ziende, had ik niet den moed haar te bespotten, maar toch zei ik met overtuiging: „Maar mevrouwtje, dat is toch je reinste bijgeloof." „Bijgeloof of niet, het is waar," zei ze met nadruk. Ik ging er niet verder op in, want probeer nu maar eens een mensch, laat staan een vrouw, zooiets uit haar hoofd te praten, dat zou toch tot niets hebben geleid, en dus praatte ik over haar jongen, maar telkens weer zag ik haai blikken glijden naar die tafel met de pauweveer. Ik was het geval den volgenden dag vergeten. Maar op een nacht, een week later, werd ik uit bed gehaald. De kleine jongen was doodziek, hij had bij de 40 koorts. Het was zeer plotseling opgekomen, want den middag had hij bij mij doorgebracht, als altijd plaatjes kijkend, en in den kamer snuffelend. Ik was nog een moment boos op hem geweest, omdat hij, toen ik even uit den kamer was, met de mooie veer had ge speeld, terwijl ik hem ten strengste verboden had dat ding aan te raken. Ik was bang voor ruwe behandeling van zijn jongenshanden. Ik fietste direct naar den dokter, het was twee uur 's nachts en deze stoof mij direct achterop in zijn auto. Toen hij na een half uur uit de kamer van den kleinen jongen kwam, hield ik hem staande en vroeg hem, wat het was. „Ik kan niets zeggen, ik kom morgenochtend terug," was het antwoord. Hij kwam den anderen dag terug, en den daaropvolgenden dag ook weer, maar telkens als ik hem vroeg mij te zeggen wat den kleinen jongen scheelde, was het antwoord: „Ik kan niets met zekerheid zeggen Zoo lag de kleine jongen een week. Geen geluid kwam over zijn lippen, dan alleen wanneer hij dorst had. Hij lag er met gesloten oogen, door zichtig mager en wit, de anders altijd vuile handen, klam en hijgend in het akelige vale licht, dat hem nog witter maakte. En de moeder zat al maar bij hem en was voor niets de kamer uit te krijgen. Den tienden dag kwam de dokter terug, met nog een anderen dokter... Ik vergeet nooit den angst, dien ik wachtend in de voorgalerij heb uitgestaan. En toen de doktei-s uit de kamer kwamen, deed ik hun weer de vraag, die ik al negen dagen achter elkaar gedaan had. En weel was het antwoord hetzelfde. Dien avond ging ik naar de kamer van het zieke kind. Ik wist dat de arme moeder niet langer kon waken, en ik was van plan haar nachtwerk over te nemen. Ik opende zachtjes de deur, maar nog voor ik twee passen de kamer was ingegaan, was ze op me toegesneld. Met twee handen greep de bedroefde vrouw mij bij de schouders en zei snikkend: „Doe die pauweveer weg, in 's hemelsnaam, doe die pauweveer weg... mijn kind sterft, doe die veer weg Ik heb versteend gestaan een oogenblik, maar slechts een oogenblik. Ik keek naar dat lijkbleeke kind daar, dat roerloos lag als een doode Toen ben ik naar mijn kamer gesneld. Ik heb het raam opengerukt. Geen oogenblik heb ik mij bedacht. Ik nam de pauweveer bij het uiteinde. De gesp hing er aan als een zware steen en met een zwaai vloog het ding de lucht door. Ik ver geet nooit, het was een heldere maannacht. Ik zag het ding hoog door de lucht vliegen, recht op de kali afEen oogenblik later was het verdwenen, meegesleurd door den sterken stroom. Toen ben ik voor mijn schrijftafel gaan zitten, bevend over al mijn ledematenToen 's morgens de dokter kwam, deed ik weer mijn vraag. En toen antwoordde hij, dat er een algeheele verandering had plaats gehad die liii nog wel niet begreep, maar dat het kind her stellende was Jullie moogt me gerust uitlachen, maar dit zeg ik, als het nog eens voorkomt, doe ik het weer." „Wil je daarom geen pauweveeren in je huis hebben?" vroeg er een. „Ik ben getrouwd met de moeder van dien kleinen jongenwas het antwoord. G. H.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1929 | | pagina 6