6de Jaargang 16 Augustus 1929. Tweede Blad. N° 33. LOSSE BLAADJES. Waarom f BROKJES LEVENSWIJSHEID. SCH AAKRUBRIEK. door G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden.) Reizen moet geen mertsch verzuimen, Zegt men; 't schaft genot en leering. Reizen doet den blik verruimen, Schenkt ons kennis en waardeering Maar wanneer ik, stil gezeten Bij een kleine groep van menschen In een trein, die ons met snelheid Mijlen voert van Neêrlands grenzen Door een streek, die om 't natuurschoon Wijd en zijd terecht bekend is, Die door grootsche pracht een ieder Boeit, die niet te zeer verwend is En ik zie dan hoe mijn buurtjes Met elkaar meer aandacht schenken Aan een zakje met ivat zuurtjes, En voorts heel de reis slechts denken Aan de maaz'len van de jongste Van het nichtje van een zwager, Aan den prijs van melk en boter, Aan den bakker en den slager Als de heeren uit verveling Rustigjes een uiltje knappen, Een partijtje gaan pandoeren Of wat oude moppen tappen Als tenslotte het gezelschap, Neergeplant voor weinig dagen, Door den geest van Nurks bevangen Ied'ren dag wat weet te klagen: Dat 't zoo warm is, dat 't zoo ver is, Meer vermoeiend dam zij dachten, Dat 't hotel niet naar hun zin is, Minder dan zij wel verwachtten; Als zij and'ren gaan vervelen Met hun grieven en hun wenschen Ja, dan denk je toch wel even: Waaróm reizen deze menschen? Zaterdag 17 Aug. '29. BIJROLLEN (Nadruk verboden) Soms kan mij groote eerbied vervullen voor de acteurs en actrices, die bijrollen spelen. Het vergt minder inspanning, zijn best te doen voor een hoofdrol. In de laatste trekt men de aandacht en kan men zijn eerzucht bevredigen. In de laatste kan men zijn ziel leggen; de figuur, welke men voor stelt, is belangwekkend en beheerscht het too- neel. Maar wie merkt de bijrollen op en wat voor innerlijke waarde bezit het binnenbrengen van een eetservies of het aandienen van een gast? Talloos veel jongemenschen verlangen too- neelspeler te worden. Maar bij dit beroep den ken ze niet aan de bijrollen. Ze zien zich in de toekomst uitsluitend spel van beteekenis opge dragen. En toch weten ze eigenlijk vooruit, dat er bij ieder gezelschap slechts plaats is voor één hoofdspeler, tegen tien spelers voor het tweede of derde plan. Is het niet begrijpelijk, dat het tooneel zoovelen ontnuchtert? Hebben ze daar voor illusies gekoesterd, een onmaatschappelijke loopbaan gekozen, met hun familie gebroken misschien, om als een onbekend en onopge merkt bijlooper handlangersdiensten te verrich ten aan de gevierde tooneelsterren De meesten keeren, zoodra zij hun vergissing- bemerken, het tooneel den rug toe. Slechts wei nigen blijven. Ook dezen zijn uiteraard even teleurgesteld; alleen zij zijn niet ontmoedigd. De wreede werkelijkheid heeft hen overtuigd, dat niet ieder den top bereikt, maar dat de meerder heid bestemd is om aan het breede voetstuk te werken. Ervaring leert hen vergenoegd te zijn met het bescheiden deel, dat aanleg en fortuin hun toemeten. Blijmoedig vervullen zij hun nederigen plicht. Eigenlijk zijn zij de helden, en niet de bewier- rookte hoofdrollen. Want zonder ooit kans te hebben op waardeering van buiten of op inner lijke bevrediging, besteden zij hun uiterste zorg aan de hun opgedragen taak. In het groote ver band is deze even belangrijk als het meer in het oog loopend gedeelte. Wanneer zij niet even plichtsgetrouw als de beroemde acteurs naast hen hun rolletje spelen, loopt heel het spel in het honderd. Om één enkel zinnetje op te zeggen of één enkele handreiking te verrichten, moeten zij evengoed als de sterren de repetities bijwonen en hun avonden prijs geven. Om dat ééne onbe- teekenende zinnetje of die ééne onnoozele hand reiking moeten zij van Winschoten naar Maastricht en van Den Haag naar Enschedé rei zen. Want z(j zijn ten slotte, zonder roem en zonder werk, toch: tooneelspeler. Wat bij een kunstenaar meelijden of wrevel verwekt, is in de groote maatschappij algemeene regel, zonder verzet aanvaard. In welk bedrijf men maar wil, zijn honderd bijrollen tegen één hoofdrol. En de meeste werkers zien in hun bij rol evenmin iets vernederends als iets onbevre digends. Als ze hun broodje maar verdienen, nemen ze genoegen met hun bescheiden post op het kantoor of in de fabriek. Wanneer ze den chef of den directeur benijden, is het hoofdzake lijk om zijn ruimere inkomsten. Maar de naijver der eerzucht schijnt het bizondere kenmerk te zijn van de kunstenaarswereld. Toch komt eerzucht ook in andere beroepen dan die der kunstenaars voor. Overal vindt men menschen, die hun leven mislukt achten, omdat zijn huns inziens zich met een te bescheiden plaats in de maatschappij moeten tevreden stel len. Zij achten hun vak onbelangrijk en daar- Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 220 Dr. E. ZEPLER (Charlottenburg). Mat in vier zetten. Stand der stukken: Wit: Kc4, Lf2, Pc5, Pg8, a6, eO, f7, h(i. Zwart: Kf8, Tc8, Ld2, Pbl. a3, b2. f4. 3e prijs thema-tournöoi „Dresdner Anzeiger" 1926). Partij No. 91. Gespeeld in het meestertournooi te Karlsbad, 2 Augustus 1929. WitZwart E d. C o 1 e. P. F. J o h n e r. (Gent). (Charlottenburg). DAME-PIONOPENING. d2d.4 1. d7d5 e2e3 2. Pg8f6 Lfld.3 3. c7c5 c2c3 4. Pb8c6 f2—f4 5. Lc8g4 Pgl -f3 6. Pf6e4 Pbl—<12 7. f7—f5 Ddla4 8. Pe4 x d2 Lel xd2 9. Lg4 X f3 g2 xf3 10. e7e6 door hun persoon onbeteekenend. Met schuwen of met hateljjken blik zien zij op tegen de voor aanstaanden in hun omgeving. Het noodlottige van dergelijke eerzucht is, dat zij geen grenzen kent. De belichaming van dit noodlot is keizer Napoleon. Deze achtte zichzelf gering zoolang hij slechts officier, consul, keizer van Frankrijk was. Het keizerschap naast an dere koningen en keizers was in zijn oogen nog geen hoofdrol op het wereldtooneel. Gansch Europa moest hij veroveren. Maar als hij een maal Europa veroverd had? Dan lagen er nog vier werelddeelen buiten zijn machtssfeer. Zelfs keizer van gansch de aarde zou hem niet genoeg zijn geweest. Een dorpsburgemeester is in zijn woonplaats de eerste. Maar ten overstaan van de groote stadsbevolking speelt hij slechts een armelijke bijrol. De eerzuchtige kan als dorpsburge meester slechts onbevredigd blijven. De burge meester van Amsterdam is een onbelangrijk per soon in vergelijking met den burgemeester van New-York of Londen. Waar ligt de grens tusschen hoofdrol en bij rol? Tenslotte spelen wij allemaal slechts een bij rol. Wanneer wij eerst in een hoofdrol geluk kig konden zijn, zou het er treurig uitzien met de ijienschheid, die dan immers zou bestaan uit een verzameling ontgoochelde, teleurgestelde, mismoedige klagers. De kracht van de menschheid en het geluk van de maatschappij ligt juist in die heldhaftige en ernstige werkers, die niet vragen naar hoofd rol of bijrol, maar die ook de beseheidenste taak, welke de gemeenschap hun oplegt, de moeite waard vinden om er al hun zorg en toewijding aan te besteden. Door hun zelfverloochenenden arbeid krijgt het schouwtooneel der wereld be teekenis. H. G. Cannegieter. 0—0—0 11. c5c4 Ld3 -bl 12. Lf8c7 e3e4 13. 0—0 Tdl-gl 14. Ta8b8 Da 4dl 15. b7b5 h2h4 16. b5b4 Ddl—e2 17. b4xc3 L(12 x c3 18. Le7d6 e4xf5 19. e6xf5 De2ef>t 20. Kg8—h8 Lbl x f5 21. Ld6 x f4")- Kcl—bl 22. Tf8—f6 De6d7 23. Dd8—f8 Lf5e6 24. Lf4—e3 Tgl—dl 25. Df8a 3 Kblal 26. Pc 6b4 Le3 x b4 27. Da3xb4 Till—h 2 28. Le3xd4 Tdld2 29. Ld4xb2f Opgegeven. Eindstand: Oplossing Probleem No. 214. (J. GOTHELF). Stand der stukken: Wit: Ka3, Da4, TbS, Th4, Lel, Lhl, Pb4. Pe2, d7. Zwart: Ke4, Dg4, Tel, Th8, Lhl, f3, h5. 1. Pe2f4, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. de Ruiter, te Bloemeudaal; H. W. v. Dort, te Haarlem; J. v. Gulik, te Over- veen; P. Mars, te Santpoort. REISPAKJE. Om U de waarheid te zeggen, heeten de costumes, die op de teekening afgebeeld staan: week-end-costumes. Dus speciale pakjes, die men aantrekt, wanneer men voor den Zaterdag en den Zondag uit logeeren gaat bij de gelukkige vrienden en vriendinnen die buiten wonen tijdens de zomermaanden. Maar niemand zal het U natuurlijk kwalijk nemen, als U deze costumes gebruikt, om ermee op reis te gaan. Of ermee thuis te blijven! U begrijpt de bedoeling, niet waar? Het zijn eenvoudige, makkelijke zomer pakjes, die niet zoo gauw vuil worden, en jurken, speciaal erop berekend, om „buiten" te worden gedragen. Daarom gebruikt men meestal voor de mantels en rokken van deze costumes kasha, crépella, tweed-stof. En voor de speciale „bui- ten"-jurken gebloemde voile-stof," organdi, be drukte mouseline, tussor, foulard, bedrukte crêpe de chine, enz. De teekening geeft in dezen geest twee ensembles en een japon te zien. Waaruit men keus kan maken. Een van de veel gevraagde stoffen van dit seizoen is ook het zwart crêpe-satin, in vele ge vallen voor avondjaponnen. De soepelheid van deze stof is in overeenstemming met de mode- eischen van het oogenblik. Immers de slanke lijn doet nog steeds opgeld en daarbij behoort veel ruimte in de japonnen. Verder kan men door het verwerken van den doffen en den gladden kant van de stof allerlei aardige effecten bereiken. Verder valt deze stof, door den glans en de soepelheid, buitengewoon mooi bij het klokkende model van den rok, dat men zooveel ziet. Vooral in de lichtere tinten wordt het veel voor avond japonnen gebruikt. Bij de middag- en avondtoiletten zien we ver bazend veel zwart, dat zich nog steeds als mode kleur weet te handhaven. Zwart, met wit als garneering, kan heel fijn staan, ofschoon men nu ook wel andere kleuren bij het zwart ver werkt ziet, als bijvoorbeeld rood, wat een leven dig cachet aan het costume geeft. Loes. RECEPT. Voor bessensappudding met griesmeel neemt men op L. bessensap L. water, 90 gram gries, 1% ons suiker en een stukje pijpkaneel. Bessensap, water en kaneel brengt men aan de kook, waarna men er langzaam, roerend, de gries in strooit, en de suiker. Onder roeren gaal laten koken (5 tot 10 min). Kaneel er uit halen en de pap in een met koud water omgespoelden steenen vorm doen. Koud en stijf laten worden, op een vochtigen schotel storten en met vanille saus opdienen. VOOR DE KINDEREN. PETER EN ZIJN ZUSJE 69. Maar de dwerg zei: „Zeg nu niet te gauw neen. Kom eerst maar eens mee, voordat je een besluit neemt!" Hij liet Peter de paleistuinen zien, waar de vreemdsoortigste en heerlijkste bloemen prijkten en waar tientallen fonteinen klaterend en bruisend hun water omhoog spoten. Toen bracht hij Peter in de koninklijke schatkamers, vol kost bare gouden sieraden. „Kijk," zei de dwerg, „dat is allemaal voor jou, als je onze koning wordt. Voel je er nu nóg niets voor?" Maar Peter dacht aldoor aan het prinsesje met de donkere oogen, die hem zoo bedroefd en toch zoo vriendelijk hadden aangekeken, en hij zei: „Ja, dan doe ik het maar." 70. „Afgesproken," zei de dwerg, en hij bracht Peter weer naar zijn plaats naast het prinsesje. Toen ging hij weg, maar even later kwamen al de dwergen binnen. Verbazend/wat een stoet! Statig schreden zij de trappen op en knielden toen op de treden neer. De twee voorsten droegen elk een gouden kroon op een kussen. Peter en het prinsesje namen er elk een en zetten die op. En toen waren ze koning en koningin van de dwergen! Daarna stond de eerste minister der dwergen op en rolde een perkament open, waarop wat geschreven stond. 71. De minister begon voor te lezen, wat Peter allemaal moest beloven. H(j moest de dwergen trouw blijven en nooit meer naar de menschen terugkeeren, ja, hjj moest de dwergen tegen de menschen helpen als dat noodig was! Peters oogen werden al grooter en grooter. „Wat?" riep hij uit, „mag ik nooit meer een mensch worden en moet ik hier altijd onderin den put blijven zitten Neen, dan doe ik het niet!" „Ho even!" zei de dwerg, „je hebt het beloofd!" „Die belofte was fout!" zei Peter, en hij dacht: „Ik heb weer allleen aan mijn eigen pleizier gedacht, toen ik dat beloofde!" 72. „Denk eens aan," zei een der andere dwer gen nu. „Als je hier blijft, heb je een rustig en goed leven. Geen zorgen, en alles in overvloed. Daarboven bij de menschen is het tobben en hard werken! En wat geef je om je zusje? Hebben we hier geen lief prinsesje?" Maar Peter zei niets meer; hij holde opeens weg, de trappen af, de zaal uit, zoodat h(j z'n kroon verloor en de dwer gen hem verbaasd nakeken. Hij keek niet eens meer naar het mooie prinsesje om; dat was nu wel niet hartelijk, maar hij was bang, dat hij dan tóch nog zou blijven! BggBfflna

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1929 | | pagina 5