6de Jaargang
13 September 1929. Tweede Blad.
N°. 37
LOSSE BLAADJES.
De Indische Luchtmail.
BROKJES LEVENSWIJSHEID.
VOOR DE VROUW.
SCHAAKRUBRIEK.
door G. Th. ROTMAN.
(Nadruk verboden.)
De K. L. M. heeft naar de Oost
Een luchtmail ingesteld.
Het wordt als een belangrijk feit
En zeer terecht! vermeld.
De groote Fokkervleugels gaan
Nu tweemaal in de maand,
Met passagiers en post belaan,
Den weg, door Hoop gebaand.
Zij zweven voort in snelle vaart
Naar „Java's wonderbidn"
Zoo wordt een hechte band gesmeed,
Verbindend blank en bruin.
De reis duurt veertien dagen slechts;
Je kunt nu kalmpjes aan
In je vacantie eventjes
Naar Indië toe gaan!
Want gaat het goed, dan wordt de dienst
Heel spoedig uitgebreid,
En Insulinde wordt bereikt
In steeds weer korter tijd.
Wie weet, rvat nog de toekomst brengt
Als 't immer sneller gaat,
Dan zal 't gebeuren dat je vrouiv
Opeens zegt 's avonds laat:
„Zeg man, de winkels zijn al dicht;
Ik haal maar even vlug
Een pakje koffie uit de Oost,
Ik ben weer zóó terug!"
Zaterdag 14 September 1929.
VRIJHEID
(Nadruk verboden)
Hoe dikwijls hiertegen gewaarschuwd, wij
kunnen 't niet laten, vrijheid met ongebonden
heid te vereenzelvigen. Toch is er geen grootere
tegenstelling dan tusschen die twee. De ware
vrijheid bestaat in volstrekte gebondenheid.
Nooit heb ik dit duidelijker hooren toelichten
dan met een voorbeeld, dat Maria Montessori
gebruikt heeft in een redevoering tijdens haar
verblijf in ons land, enkele jaren geleden. De
vermaarde opvoedster had het over het gebruik,
dat kinderen maken van hun vrijelijk ter be
schikking gestelde voorwerpen. Mogen zij met
deze voorwerpen doen wat ze willen? Kunnen
ze naar welgevallen met die voorwerpen
handelen
Neen, zei Montessori, want elk voorwerp heeft
zijn eigen bestemming en de ware vrijheid is ge
legen in het goed gebruik van het voorwerp.
Heeft een kind de bestemming van het voorwerp
geleerd, dan is dit voor het kind een bevrijding
van banden, want dan wordt het meester óver
het voorwerp, heerscher inplaats van slaaf.
„De vrijheid," aldus ging zij voort, „is niet
om schoenen om den hals te hangen, wijn op een
bord te schenken, de microscoop als presse-
papier te gebruiken. Grilligheid met mooie
dingen als een microscoop is geen vrijheid. Vrij
heid is geen verstoring, wanordestichting, uit
evenwicht rukking, maar openbaring.
Mij dunkt, het kon niet klaarder worden ge
zegd. Onze onvrijheid bestaat in het gemis, om
de ons ter beschikking gestelde gaven en krach
ten naar den aard van hun bestemming te ge
bruiken. Eerst wanneer wij die gaven en krach
ten begrijpen en hun bestemming kennen, wor
den wij vrij.
Men zegt wel eens, dat de ware vrijheid inner
lijke gebondenheid is en dat onze onvrijheid be
staat in de afhankelijkheid van uitwendige fac
toren en wetten. Ik voor mij zou dit onderscheid
niet voor mijn rekening durven nemen. Want
ook in het oogenblik onzer grootste vrijheid
blijven wij van uitwendige dingen afhankelijk.
Niemand onzer ontsnapt aan de heerschappij
van het lichaam met zijn behoeften en bezwaren
van allerlei aard. Niemand ontworstelt zich aan
de stof, welke wij noodig hebben voor voedsel,
kleeding en woning. Niemand plaatst zich buiten
de maatschappij met haar genooten en wetten.
Zelfs Robinson op zijn onbewoond eiland bleef
de slaaf van deze aarde met haar wet van de
zwaartekracht.
De poging, zich aan stof en uitwendigheid te
onttrekken, blijft een tragische mislukking.
Geen ziel is zoo groot, geen geest zoo geniaal,
dat zij meester zijn van de stof. De kluizenaar,
de asceet, de extaticus, vallen na een korte ver-
hevenheidswaan terug op de plompe aarde, ge
lijk de vogel, die door een dierenkweller wordt
vastgehouden aan een draad aan zijn poot.
Zelfs hij die geen anderen meester erkent dan
zijn eigen geweten, vergeet dat dit geweten uit
komst is van maatschappelijke gevoelens en in
zichten. Het is de stem van de samenleving,
welke in den enkeling spreekt, wanneer deze 2jjn
geweten voelt kloppen.
Niemand onzer is vrij in dit opzicht. Vrijheid
is niet het ontkennen van uitwendige banden,
noch het weerstreven van uitwendige wetten.
Vrijheid is het doorzien van die banden en wet
ten en de onderschikking daaraan overeen
komstig hun wezenlijke bestemming.
Wij kunnen niet met onze maatschappij,
met ons burgerschap, met ons beroep, met
ons stemrecht doen wat wij willen. Evenals
het vrije kind zijn schoenen doet aan de
voeten en niet aan zijn hals, moeten wij, om vrij
te zijn, al wat de aarde en de samenleving ons
opleveren, met inzicht leeren gebruiken.
„Waarvoor dient het?", is de vraag van den
vrijen mensch. Wat is het doel van ons voedsel,
wat de bestemming van onze spieren en harts
tochten? Wat voor zin heeft het spel of de kunst
of de sport? Waarom leven wij in een gemeen
schap en waarom niet elk afzonderlijk? Wat is
de strekking van maatschappelijke instellingen,
staatsrechtelijke regelingen, wettelijke voor
schriften? Wat voor beteekenis heeft handel,
techniek, wetenschap?
De ware vrijheid is gelegen in het goed ge
bruik van de dingen. Geen wijn op een bord
schenken, geen microscoop misbruiken als
presse-papier. Ons bevrijden van de zinledige
zucht naar willekeur. Ons ontworstelen aan
vooroordeel en misverstand. Heel ons wezen ge
richt houden op opbouw, evenwicht, orde en
zuiverheid.
Zoo wordt onze noodwendige afhankelijlfheid
van uitwendige factoren ons niet langer een be
klemming. De kunstenaar heeft de stof noodig
als materiaal. Maar de stof, waarbuiten hij niet
kan, wordt hem ondergeschikt, zoodra hij de
mogelijkheden van zijn materiaal doorziet. Dan
is hij niet langer slaaf van zijn behoeften, maar
heerscher. In volstrekte gebondenheid is hij vol
strekt vrij.
H. G. Cannegieter.
DE NIEUWE MODELLEN VOOR ONZE
JAPONNEN.
Het klokkende model, dat we zelfs in de
nieuwste najaars- en wintermantels terugvinden,
treffen we al heel sterk aan in de nieuwe model
len voor onze japonnen. De zoogenaamde „robe
princesse" heeft men tot uitgangspunt genomen
en daarop diverse variaties bedacht. Ook het
„plongeant-model", de ongelijke rand van
onderen vinden we in de nieuwe creaties terug.
Zoo is nummer één van links een japon van
lichtblauwe crêpe, met zwarte figuurtjes be
drukt, en waarvan de rok aan één kant veel
langer valt, terwijl tevens het klokkende model
is bewaard gebleven. Heel goed doen het hierop
de kleine ingezette zwarte hoeken, aan het uit
einde van den sjaal en aan den onderkant van
de mouwen. Er is 4 meter stof van 1 meter
breedte voor noodig. Vervolgens een keurige
japon van marineblauwe stof, die alleen maar
op zij klokt en verder afgezet is met glimmend
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
Probleem No. 223.
W. M. KALINA.
(Kieuw).
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kg4, Dh5, Tel, Te5, Pl>4. Pg3, d5.
Zwart: Kd4, La6, Lf2, Pb7, Pc5, d(i.
Partij No, 94.
Gespeeld te Stockholm, in een match tusschen
de schaakgezelschappen van Berlijn en Stockholm,
11 September 1927.
WitZwart
K. H e 11 in g. E. Jacobso n.
(Berlijn). (Stockholm).
Indische verdediging.
d2d4 1. Pg8—f6
c2c4 2. e7e6
Pblc3 3. Lf8b4
Lelg5 4.
Dat is in de Indische zelden goed. Men geeft
de voorkeur aan Rubinstein's Ddlc2 of ook
Ddlb3.
4. Lb4 x c.3 j-
De juiste zet was c7cö.
b2 x c3 5. h7h6
De bedoeling van dezen zet is niet duidelijk.
Altijd nog kwam c7cö in aanmerking.
Lg5h4 6. d7d5
e2e3 7. 0—0
g-g4 8.
Het begin van een sterken aanval, hetgeen
zonder 5 h6 niet mogelijk ware.
8. Tf8e8
VOOR DE KINDEREN.
85. Hoepla! De dief nam de beenen, of er
duizend tijgers achter z'n hielen zaten! Maar h(j
zag toch nog net even kans, om de geldbeurs van
de tafel te grissen. En dat nog wel, terwijl Peter
er in zat! Foei, wat had het ventje het benauwd!
De harde geldstukken hotsten en botsten onder
't harde loopen tegen zijn ribben, tot hij bont en
blauw zag. Eindelijk ging de dief aan den weg
kant zitten en begon te eten, terwijl hij de beurs
in het gras lei. Voorzichtig kroop Peter er uit.
Hè, wat lekkere boterhammen zag hij daar! Voor
zichtig krabbelde hij gauw wat kruimeltjes er af
en at ze op, want hij had een vreeselijken honger.
Maar opeens bukte de dief zich, om de beurs op
te rapen, en meteen zag hij Peter.
86. „Haha!" riep de booswicht grijnzend, „jou
kan ik net gebruiken! Meteen pakte hij Peter met
z'n groote hand op. „Zie je dat ouwe huis daar
aan den overkant?" zei h(j. „Nu, jij moet door
het kelderrooster naar binnen kruipen en me den
sleutel aangeven, zoodat ik er in kan." „Neen,"
zei Peter, „dat doe ik niet. Ik wil geen inbreker
wezen!" „Maar je steelt toch zelf niet? Dat
doe ik immers!" grinnikte de dief. „Toch doe ik
het niet," zei Peter weer. Nu werd de dief woe
dend. „Dan moet je sterven," zei hjj, „anders
verraad je me nog!" En hij kneep z(jn hand heel
stijf dicht, om Peter te verpletteren. „Voor 't
laatst: doe je 't nog, of niet?" vroeg hij nog eens.
Beter was 8
f2—f4
Pgl—f3
g4g5!
f4 Xg5
g5g6!
cö.
9.
10.
11.
12.
13.
Pb8d.7
c7c6
hGxgö
Pf6e4
f7—f6
Veel beter was 13 Da5!. Nu begint liet
er reeds bedenkelijk uit te zien voor Zwart.
Pf3d214. Pe4xd2
Kei X d2 15. Pd7—f8
Ddl—h5 16. Dd8e7
Lfld3 17. e6e5
Ld7 moest geschieden. Nu beslist een mooi
dubbel offer.
Lh4 xf6!18. De7xf6
g7xf6 faalt na 19. g6g7.
Tal—fl 19. Df6e6
Tflf8f 20. Kg8xf8
Thl—flf 21. Kf8e7 i
Tfl—f7f 22. Ke7d8
Dhög5f 23.
Nog sterker ware Dh4f.
23. Te8e7
Beter ware de Dame direct te geven door
De7.
Ld3—f5 24. De6—f6
Of Dd6; 25. cö.
Tf7 xf6 25. g7 xf6
Dg5 X f6 26. Lc8xf5
Df6xf5 27. Kd8c7
h2h4 28. e5xd4
c3xd4 29. d5 X c4
h4h5 30. Opgegeven.
Oplossing Probleem No. 219.
(L. Tugan-Baranowski).
Stand der stukken:
Wit: Kf8, De8, Pc3, e2.
Zwart: Kd6, c4, c7.
1e2e3 (tempo zet),
c7—c5; 2. Pc3b5f, enz.
Kd6c5; 2. De8b5f, enz.
of eerder mat.
Goede oplossing ontvangen van
H. de Ruiter, te Bloemendaal; H. W. v. Dort,
te Haarlem; .1. v. Gulik, te Overveen; P. Mars,
te Santpoort.
Oplossing Probleem No. 220.
I. Kb3, Tb8f; 2. Kc2, Tc8; 3. Ld4, Lc3; 4. Pd7f.
Oplossing Probleem No. 221.
1. Pe6.
Oplossing EindspANo. 66.
1. Lc3, Th52. Lb4.
Oplossing Probleem No. 222.
1. Dg2.
zwart tres. Aan 3 meter stof van 140 breed heeft
men voldoende. Daarnaast een buitengewoon
flatteuse japon van zwarte crêpe satin, met een
sjaalkraag, terwijl de klokkende rok in punten
aan het gladde lijfje is gezet. Men heeft hiervoor
4.25 M. stof van 1 meter breed noodig. Het is
wel goed, hierbij even op te merken, dat deze
modellen in het bijzonder geschikt zijn voor
onze slanke zussen. Onze arme dikke zusteren
moeten liever een ander model zoeken, dat hare
welgedaanheid minder sterk in het licht stelt.
Nummer vier is van bleek-groene crêpe geor
gette, bestaande uit in elkaar gestikte smalle
stukken, die in punten in den rok uitloopen.
Hiervoor is 4% meter stof van 1 meter breed
noodig. Deze verschillende modellen laten meteen
zien, dat de mouw van onze gekleede japon in
het nieuwe seizoen bij voorkeur nauwsluitend is,
met een klein manchetje, dat in een punt op de
hand valt. En er worden in het killere seizoen
bovendien veel vossen gedragen.
Loes.
RECEPT.
ZOMERPEENTJES.
Om schrappen te voorkomen, kan men ze een
kwartiertje met zout bestrooid laten staan, en
ze dan schudden tot het vel er af is. Een derde
manier is, ze een paar minuten met water en
zout te koken en dan te stroopen, net als men
met kroten doet. Vervolgens goed afwasschen
en met of zonder zout een half uur koken. Af
gieten en met boter, al naar smaak wat suiker,
en gehakte peterselie stoven.
Ef/j
Plf;
ÜSlS
Een bezoeker van ejen nachtclub:
„N - n - u z - z - it ik hier al twee uur
te wachten en nog steeds heb ik geen
taxi zien ltfngsgaan." (L. O.)
PETER EN ZIJN ZUSJE
87. Weer knikte Peter van neen. „Nu zal ik
moeten sterven," dacht hij. Maar in plaats daar
van gevoelde hjj tot zijn groote verbazing, hoe hij
grooter en grooter werdMet een schreeuw
van schrik liet de dief hem losen daar stond
Peter weer, de oude Peter, zooals hy geweest
was, voordat Roodbaard hem klein maakte! De
dief staarde hem met open mond vol ontzetting
aan. „Hoe is 't nu eigenlijk, ben jy een toovenaar,
of niet?" vroeg hy eindelijk. „Jawel," zei Peter,
„en als je niet gauw maakt, dat je wegkomt,
verander ik je in een oorwurm!" Nu zette de dief
het op een loopen, maar hij nam de beurs mee.
„Hier die beurs!" riep Peter.
88. Doodsbenauwd wierp de dief de beurs weg
en Peter ving haar op. „Goed zoo, flink gedaan!"
zei nu opeens een zilveren stemmetje in het gras.
Peter keek omlaag hy zag een klein lichtje.
Was het een glimworm Neen, het was de fee,
en ze vloog op Peters hand. Peter vond het grap
pig. Hij had de fee nog alleen maar gezien, toen
ze net zoo groot was als hy en nu was hij
opeens zooveel grooter, dat ze op zijn hand kon
staan! „Eindelijk ben je uit Roodbaards macht
bevryd," zei ze, „en je mag wel van geluk spreken!
Roodbaard is heel machtig, en wie eenmaal in zijn
macht is, kan zichzelf alleen verlossen door drie
keer zichzelf te vergeten." „Heb ik dat dan
gedaan?" vroeg Peter. „Dat wist ik niet eens!"