M li P 6de Jaargang 20 December 1929. Tweede Blad. N°. 51 LOSSE BLAADJES. Het Lichtpunt. BROKJES LEVENSWIJSHEID. SCHAAKRUBRIEK. VOOR DE VROUW. fFfr1 li (Nadruk verboden.) Weer trijst de kalender 't Begin van den winter; Het icordt weer een strenge Zoo is er voorspeld. En kon ik 't, ik ging nu Een winterslaap houden, Want 'k ben op die kon Niet bijzonder gesteld! Nu komen weer weken Van zomerv erlang en Weerbarstige kranen En meer zulk gedoe, Van vuurroode neuzen En blauwpaarse wangen En 'Ic knoop in gedachten Mijn jasje reeds toe! Maar 'k zie toch een lichtpunt In donkere dagen, Een wintersch genoegen Is weldra weer daar: Dat is er. de Kerstgans Die d'aandacht komt vragen, En 't oliebolbaksel Aan 't eind van het jaar! CA^ Zaterdag 21 December '29. DE KORTSTE DAG (Nadruk verboden) Heden moeten wij met een minimum-hoeveel- heid zonlicht volstaan. En het zou leerzaam voor ons zijn, zoo wij ons zelf nu eens waarnamen om na te gaan, in hoeverre dit minimum-rantsoen op ons gedrag en op onze stemming van invloed is. Ik vermoed, dat verreweg de meesten onzer er niet veel nadeel van zullen ondervinden; dat ze deze beperking tamelijk onverschillig zullen verdragen en haar, zoo de kalender er hun niet aan had herinnerd, misschien niet eens hadden bemerkt. Wat hieruit is af te leiden? Dat wij 't met veel minder kunnen stellen, dan wij wel meenen. Toen wij op het hoogtepunt van den zomer aan den kortsten dag dachten, huiverden wij bij dit vooruitzicht en wij leidden onze gedachten spoedig af naar een fleuriger onderwerp. De kortste dagdat beteekende immers kou, duister nis, somberheid. Hoe zouden wij ooit den winter weer doorkomen! Nu is het winter; inderdaad is het koud en duister rondom ons, maar met die somberheid valt het wat mee. Stellig zouden wij niet graag voortdurend in het kortst van de dagen zitten en de verwachting op het naderend voorjaar maakt het ons ongetwijfeld gemakkelijker, de wintersche verdrietelijkheid te verduren. Maar onverdragelijk is deze tijd toch geenszins. Het is best te harden met dit minimum licht. Wij sterven niet aan dit tekort, we zijn er niet ziek van, we voelen er ons niet ongelukkiger om. Thans blijkt, dat de mensch van veel minder zonlicht kan leven dan hij in zijn zomerschen overvloed denkt. Is het met het zonlicht niet als met alle andere dingen, waarvan wij overvloed hebben? Met welk een kleine hoeveelheid kunnen wij, als het moet, volstaan! In tijden van rijkdom steljen wfj ons de armoede, in tijden van gezondheid de ziekte als iets ondragelijks voor. Is eenmaal de slechte tijd daar, dan blijkt hij niet zóó ver schrikkelijk als wij hadden vermoed. IWie ons vóór 1914, toen wij op een wereld oorlog in geenen deele waren voorbereid, had voorspeld, dat wij een karige portie brood van bedenkelijke samenstelling en een slecht soort aardappelen zouden eten zonder het te be sterven, had geen geloof gevonden. Al moge de distributiefijd verre van ideaal zijn geweest, we zijn hem toch doorgekomen en achteraf moeten wij erkennen, dat er menig oogenblik in is ge weest, waarop wij onze ellende volkomen ver gaten. Wie van een ziekte hersteld is, zal tot geen prijs die ziekte terugwenschen en haar niet verheerlijken. Toch heeft het verblijf op het ziek bed hem geheel andere ervaringen opgeleverd dan hij voorzien had. Het was geen voortdurende foltering, dat ziekbed, geen onafgebroken verr driet. Zelfs had het ziek-zijn soms een eigen aardige bekoring. Hoe vreemd het klinkt, de herstelde heeft nog wel enkele genoeglijke her inneringen aan het ziekbed behouden. De dingen syjn van nabij nooit zoo erg als ze uit de verte lijken. De mensch voegt zich naar alle omstandigheden en schikt zich tenslotte ook in de verdrietigste plagen. Wij kunnen met veel minder liefde, succes en vriendschap ge lukkig zijn dan wij in onzen overvloed meenen. Eerst als wij op rantsoen staan, bemerken wij onze betrekkelijke onafhankelijkheid van de uiterlijke factoren, welke ons leven bepalen. De kortste dag stelt onze natuurlijke behoefte aan zonlicht op de proef. Nu ja, prettig vinden wij het duistere seizoen niet en, hadden wij het voor 't zeggen, dan scheen de zon vandaag zoo lang en zoo lekker als in de Mei. Maar een „dies ater", een „zwarte dag", een „ongeluksdag" is de kortste dag voor ons toch niet. Schandelijk zouden wij overdrijven, zoo wij verklaarden, dat er vandaag minder vreugde, minder geluk, minder innerlijke zonneschijn in ons leven was dan op de overige dagen van 't jaar. De kortste dag leert ons, dat wij ook met weinig gelukkig en tevreden kunnen zijn. Wilhelm Busch, de groote humorist, die tegelijk een groot melancholicus was, klaagt er in een zijner verzen over, dat de groote gedachten niet meer bij hem willen komen. Welnu, dan zal hij genoegen nemen met, de kleine gedachten. Het kleine geldstukje, waarvoor de bedelaar zijn brood koopt, voedt ook een mensch. Als ons op den kortsten dag de heerlijke zomerzonnestralen ontbreken, zullen wij ervaren, dat ook het bescheiden bleeke Decemberzonnetje ons kan verlichten, zoo wij voor zijn licht maar erkentelijk profijt trekken. H. G. Cannegieter. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 235. Dr. G. J. CORNELIS Mat in drie zetten. Stand der stukken Wit: Kei. Lb3, Lg7, Pe3. a3, c.3, d2, g2. ZwartKe4, g3. g4. De componist was in leven praktiseerend genees heer te Rotterdam (pl.m. 1884). Probleem No. 23(1 W. M. KALINA (Kiew). m wm.. Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kh2, Dal. Tf8, Lb4, Ld3, Pe5. Zwart: Ke3. Lh5, Poli. Ph.3. Een pionloos probleem. Oplossing Probleem No. 232. (D r. C. H a r t 1 a u b). Stand der stukken Wit: Kal. Da2, Tb2. Lhl, Pe2, Pf4, o5, ZwartKe3, Laö. d6, h2. e4. 1. Lab 1»72. Da2—f7 eöxdfi. (dreigt 2. >ud; 3. Pf4 Pf4d3, enz.), -a7+. -g2f of 3. Df7 dö- dö; 2. Üf7 fb, enz. La608; 2. Pf4h3, enz. Labe4; 2. Pf4 döf, enz. Lab e2; 2. Pf4xe2. enz. Goede oplossing ontvangen van: P. Mars, te Santpoort. Correspondentie. H aarle m, II. W. v. 1). Probleem-M. in "dank ontvangen, zal spoedig geplaatst worden. SNAP SHOTS UIT HET MODERIJK. Er zijn zoo van die verschillende détails en kenmerken, die de mode van den dag aangeven en bepalen, en dus een soort van karakteristiek van dit wispelturige ding dat „mode" heet vor men. Men zou deze kenmerken de barometers der mode kunnen noemen, of wel de bakens, waarlangs het pad der mode geleid wordt. En daarom is het wel eens aardig, een greep te doen uit deze mode-verschijnselen, al behoeft men met deze willekeurige modellen nu niet dadelijk accoord te gaan, of zich voor te nemen, zich be slist zulk 'n hoedje of japon aan te schaffen. Al laten we ons niet iedere week door mode-brieven tot nieuwe aankoopen of aanschaffingen inspi- reeren, belang stellen we er toch altijd in, omdat we als vrouw nu eenmaal een onverflauwde belangstelling bezitten voor alles wat er zich op dit speciale vrouwen-terrein afspeelt. Daar heeft men bijvoorbeeld de hoedjes met de kleine violetj es weer. De teekening laat er bovenaan een zien. Het is van zwart gedrapeerd vilt met een afgebiesd voiletje. Violet vilt is ook veel ge vraagd, waarbij veelal als garneering metalen gespjes gebruikt worden. De driekwartmantels hebben een ruime plaats veroverd, wat wel hier uit te verklafen valt, dat het toch vrijwel on mogelijk was, de lange afhangende punten van vele japonnen onder ook zelfs de langste mantel te verbergen. Dan staat het nog beter, er maar een flink stuk onder uit te laten komen, waarom dus de driekwartmantel opgeld doet. De teeke ning laat daarvan ook een voorbeeld zien. Deze is van zwart velours Léda, met een klokkende volant, in schulpen aangezet. Rand, kraag en manchetten zijn van castor. Er is 4.25 M. stof van 1 meter breedte voor noodig. Zwart is „de" modekleur op het oogenblik. Vandaar deze bij zondere „namiddag-japon" (links op het plaatje) van zwart velours mousseline, met drie volants boven elkaar. Aardig is ook de voliant over de schouders, die doet denken aan een Berthe- kraag. Alles kenmerken van de huidige mode. Loes. VOOR DE KERSTDAGEN. Kerstmis dat wil voor de huisvrouw zeggen: logé's of andere gasten. En het komt er die dagen dus meer dan ooit op aan, dat ze haar tafel aantrekkelijk weet te maken, dat ze haar menu goed verzorgt en haar fantasie weet te gebruiken om in de min of meer stereotiepe Kerstschotels de ge rechten, die men als 't ware overal krijgt wat afwisseling en wat originaliteit te brengen. Daar is b.v. de Kerstgans of de Kerstkalkoen. Zal ze er het gewone gebraad van maken, dat iedereen al kent? 01' zal ze zich dezen keer eens wagen aan een gevulden vogel, volgens Engel- sche of Amerikaansche methode? Moeilijkheden brengt die bereiding niet mee, ^ooals uit het volgende recept zal blijken. Gevulde gans of kalkoen. Volg voor de bereiding van dit gerecht geheel de regels, die voor het braden van een niet ge- vulden vogel zouden worden toegepast. Breng echter, vóór de vogel in de braadslee wordt gelegd, in de inwendige lichaamsholte een flinke hoeveelheid van de een of ander „farce" (vleesch-, brood- of kastanje-farce), die later bij het getrancheerde gevogelte wordt gepresen teerd. Kastanje-vulsel. 500 Gr. (1 pond) kastanjes 250 Gr. (Vi pond) varkensgehakt 60 Gr. (3 afgestreken eetlepels) boter 100 Gr. (2 flinke sneden) oud brood zonder korst 3 d.L. bouillon (2 Maggi's Bouillonblokjes met 3 d.L. kokend water) wat peper, nootmuskaat en zout. Wasch de kastanjes, kruis ze aan 't breede gedeelte in en laat ze in ruim water ongeveer uur koken, tot n.l. de schillen (ook de bin ine vliesjes aan den binnenkant) gemakkelijk los- I laten. Pel de kastanjes en wrijf ze fijn (b.v. met een puréeknijper) vermeng ze met de boter en laat i er onder voortdurend roeren op een zacht vuur zooveel van den bouillon in opnemen als voor het vormen van een soepele purée noodig is. Week het brood in de rest van den bouillon; werk kastanjepurée, brood en varkensgehakt tot een gelijk mengsel door elkaar en kruid dit naar smaak met peper, nootmuskaat en zout. Vervang desverkiezende het varkensgehakt door een geklopt ei, maar gebruik in dat geval iets minder bouillon, om de farce niet te slap te maken. Een blunder. Het meisje: „Ieder Kerstfeest krijg ik van moeder een nieuw boek." De onhandige: „Wat moet u dan een enorme bibliotheek hebben." Niet Spoedig tevreden. „En Eva," zei de goedhartige oom, die eens graag wilde weten hoe zijn nichtje over een Kerstcadeau dacht: „als ik nu eens een pop ging koopen voor een klein meisje, hoe denk je dan wel, dat ze er graag een zou willen hebben „Eén Oom?" zei Eva, „ik zou maar ineens een tweeling koopen." VOOR DE KINDEREN. SAMBO EN JOCKO Van een leeuw en een aap, door G, Th. ROTMAN. 37. Daarboven, op de eerst' étage, Zit heel 't gezin rondom den disch; De schelvisch dampt in dikke mooten, Maar Burgemeester lust geen visch! „Vleesch wil 'k op tafel! Vleesch! Terstond! Dit is geen kostje voor mijn mond!" 38. Juist als hij 't woord heeft uitgesproken, Vliegt, met een vreeseljjk gekraak, De tram dwars door den muur naar binnen... Au! roept een diender, die is raak! Sam wipt, met welgemikten sprong, Tn 's Burgemeesters eetsalon. 39. Hij schiet met hevig gerinkinkel En veel lawaai de kamer in. Bom! Kijk, nu is er vleesch op tafel! De Burgemeester heeft zijn zin! Maar, jongelui, het is de vraag, Of 't niet wat zwaar ligt op z'n maag! 40. De Burgemeester vlucht naar boven, En klimt, al sidd'rend voor zijn lot, Tot boven in den hoogsten schoorsteen, En denkt: „Hier ben ik buiten schot." Maar, naar men op het plaatje ziet, Is dit nog lang zoo zeker niet! la FF. MME. 6e I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1929 | | pagina 5