kW wA k km H B fü H jjj n slf «11 B 18 j§§ 11 B lÉlP ÉSS fH B HP 7de Jaargang 24 Januari 1930. Tweede Blad. N°. 4 LOSSE BLAADJES. Eéndagsglorie BROKJES LEVENSWIJSHEID. SCHAAKRUBRIEK. V iü 5b ÏP n H H H 65 Pi Pi 13 iÉS s Beker-wedstrijd. VOOR DE VROUW. RECEPTEN. VOOR DE KINDEREN. SAMBO EN J0CK0 Van een leeuw en een aap, dook G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden.) Emmy Klister, koningin Van de Nederlandsche schoonen, Ging men smaad'lijk aan 't begin Van haar glorie weer onttroonen. 't Comité, dat op dien dag Meer rechtvaardig dan galant was. Ploos haar leeftijd na, en zag Dat die aan den hoogen kant was. Ach, de schoonste van het land Was op eenmaal wit de gratie; Smokk'len met haar leeftijd, foei! Welk een schande voor de natie! Arme ééndagskoningin! Ik verbeeld mij reeds te hoor en: „Och, hoe jammer, dat ik niet Vier jaar later ben geboren!" Korte roem viel u ten deel.... 'k Weet één troost, al is 't een kleentje: Jonger meisjes zijn er veel, Mooier echter zelfs niet ééntje! Zaterdag 25 Januari 1930. VOOGDIJ (Nadruk verboden) Voogdij is een levensnoodzakelijkheid. Alleen is zij, als alle dingen in 't leven, van tijdelijken aard. Wie voogdij wil bestendigen, vergrijpt zich aan de wetten van het bestaan. Er zijn onder degenen, die den lof der voogdij zingen, twee soorten van menschen te onder scheiden. De eersten huldigen de voogdij als een middel tot opvoeding, bij de anderen is de voogdij op zichzelf doel. De eersten bevoogden om te dienen, de anderen om te heerschen. De eersten stellen zich tot taak, hun pupillen zoodra mogelijk onafhankelijk te maken, de anderen trachten de hulpbehoevendheid hunner pupillen voortdurend te vergrooten. De eersten beschou wen hun overmacht als van tijdelijken aard en streven er naar, zich als voogd allengs overbodig te doen zijn; de anderen willen hun overmacht bestendigen, zoodat hun voogdij op den duur het karakter van iets bovennatuurlijks en kosmisch noodzakelijks krijgt. De eerste opvatting van het voogdijschap zou ik de paedagogische willen noemen, de tweede de daemonische. Daemonisch immers is het be ginsel der heerschzucht, de hartstocht om anderen te kleineeren, tot slaven en werktuigen te maken. De grootheidswaan van den wil tot de macht heeft iets verschrikkelijks, dat andere hartstochten missen. Het is het kenmerk des duivels, zich in de plaats te stellen van God; zich als schepsel het vermogen aan te matigen, dat aan het schep pende leven blijft voorbehouden: het vermogen ortr voor gansch de menschheid en gansch het heelal te onderscheiden tusschen goed en kwaad; om over alle levens voorzieniglieidje te spelen en aan zijn individueel menschelijk brein en zijn individueel menschelijk geweten het inzicht en het gezag toe te kennen van alwijsheid en almacht. Ook in onze door vrijheid gekenmerkt schijnende wereld openbaart zich helaas nog op menig gebied de daemonische opvatting omtrent voogdijKinde ren moeten zich levenslang onderwerpen aan de leiding der ouders; de vtouw dient, ook nu zij in vele opzichten allengs tot zelfstandigheid is gerijpt, haren heer onderdanig te blijven; het volk moet zich voegen naar de wijsheid van den tiran; de vrome zich neerleggen bij de uitspraak der priesters; de kleurling de regeering van zijn gewest aan den blanke overlaten. Al deze dingen zijn ongetwijfeld eenmaal noodig geweest en in vele gevallen zullen zij allicht ook op dit oogenblik nog noodzakelijk zijn. Niet alle deelen der samenleving rijpen gelijktijdig; ook in de groote gemeenschap der menschheid voltrekt zich het proces, dat wij in het kleine gezin waar nemen. Leiband en kinderkamer, opzicht en tucht, lessen en schoolgaan zijn in ieder verband onver mijdelijk. Maar eenmaal komt ook in ieder verband de volwassenheid en wee den voogd, die niet op het juiste moment gracielijk afstand kan doen van zijn functie en zich hierbij niet kan verblijden in de ervaring, dat zijn pupil tot rijpheid is geko men en zijn leiding niet langer behoeft. Eenmaal wordt de voogd overbodig en op dat oogenblik zal blijken, of hij zich door paedagogische of door daemonische drijfveeren tot zijn voogdijschap heeft laten bewegen. Is het laatste het geval en wil hij zich, nu de natuur hem dit voorschrijft, niet uit zijn gezags positie laten verdringen, dan ontketent hij roeke loos een onnoodigen strijd. Zijn duivelsche heersch zucht roept duivelsche tegenkrachten op en de opstandigheid van de rijp geworden pupillen evenaart in hartstocht en onverbiddelijkheid zijn verzet. Het pijnlijk proces der verscheuring ver nielt kostbare waarden en doet veel van het met inspanning verworven cultuurbezit weder te niet. Tragisch kunnen wij deze botsingen nauwelijks noemen, daar ze niet kosmisch noodwendig zijn. Ze zijn misdadig als uitvloeisel van verwaten kortzichtigheid. Welk een nameloos leed brengt de koppigheid van een heerschzuehtigen vader, van een aan matigend echtgenoot, van een bemoeizieke geeste lijkheid, van een gewelddadig dictator, van een straf en strak koloniaal beleid dikwijls te weeg. Onderdrukking, op welk gebied ook, baart revolutie en de bloedigste omwenteling was te voorkomen geweest, zoo de voogdijschap, welke onder het mom van dienstbetoon aan den zwakke zich voort wilde zetten ook nadat de zwakke sterk en volwassen geworden was, inderdaad op het paeda- gogisch beginsel en niet op het daemonische be ginsel van heerschzucht gerust had. De voogd, hij zij vader of priester, leider of heerscher, dient zich voortdurend te hoeden voor zelfbedrog. Hij onderzoeke nauwlettend zijn be weegredenen en wake er voor, dat deze zuiver blijven en zedelijk te verantwoorden zijn. Nooit verlieze hij uit het oog, dat de taak der voogdij in opvoeding tot zelfstandigheid is gelegen en dat de kroon op zijn werk wordt gezet op het oogenblik, waarop hij als overbodig geworden afstand kan doen van zijn macht. H. G. CANNEG1ETER. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 240. Fr. HERBEN (Sittard). Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Ka8, Dh8, Lf6, Pc5, Pd8, b3, b6, c4. dö, e6. Zwart: Kb4. La7, Pb8. Partij No. 107. Gespeeld in den wedstrijd om den ,,Keus"- beker, te 's-Gravenhage, 18 Januari 1930. WitZwart J h r M r. J. H. O. G. Kroon e. van den Bosch. (Santpoort), (den Haag). Vier-Paardenspel. e2e4 Pglf3 Pblc3 d2d4 Pf3 X d4 Pd4 X c6 Beter dan 6 Lfld3 0—0 Ddl—f3 Lelg5 Lg5 xf6 Df3 xf6 Pc3e2 e4xd5 Pe2g3 1. 2. 3. 4. 5. 6. Lc3:+; 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. e7e5 Pb 8c6 Pg8—f6 e5xd4 Lf8b4 b7xc6 7. bc3dc6 0—0 Tf8e8 d7—d6 h7h6 Dd8xf6 g7 xf6 d6d5 c6xd5 Lb4c5 Tfl—el 16. Te8e5 c2—c3 17. a7—aö Kgl-fl 18. Lc8a 6 Ld3xa6 19. Ta8 Xa6 Tal—dl 20. Te5xelt Kfl xel 21. Ta 6e6f i mm iHP A ln dezen stand, ontstaan na van weerszijden zeer gemoedelijk spel, zou reeds gevoegelijk de strijd als onbeslist hebben kunnen eindigen. Jhr. v. d. Bosch, die maar J punt noodig had om Beker-houder te worden, legde de geheele partij op remise aan, terwijl het voor Kroone (die in December 1927 bekerhouder werd) een voldoening moet geweest zijn tegen den prijswinnaar (die meestersterkte heeft) remise te spelen. Kei—fl 22. c7c6 Pg3fö 23. Kg8h7 Tc6d6 Pföd4 24. Tdlel 25. Lc5b6 Tel—e3 26. Td6d7 Te3h3 27. Lb6 x d4 c3xd4 28. Td7b7 b2b3 29. Tb7—b4 Th 3d3 30. a 5a4 Kfl—e2 31. a4xb3 a2xb3 32. Kh7g6 Ke2d2 33. f6—f5 Kd2-i—c3 34. Tb4b8 Td3—g3t 35. Kg6f6' Tg3h3 36. Remise. De uitslag van den Keusbekerwedstrijd (ge noemd naar den schenker den heer D. Keus) luidt: 1. Jhr. Mr. J. H. O. van den Bosch, den Haag, 4£ punt; 2. en 3. S. Landau, Rotterdam, en Mr. W. F. Wertheim, den Haag, beiden 4 punten; 4. E. Spanjaard, Utrecht, 3f punt; 5. J. W. te Kolsté, den Haag, 3 punten; 6. G. Kroone, Sant poort, 1| punt; 7. J. Montezinos, Amsterdam, i punt. In 1929 was Jhr. v. d. Bosch ook winner, in 1928 J. H. Goud te Utrecht. Oplossing Probleem No. 235. (Dr. C. J. Cornelis j\) StancLder_stukkpji Wit: Kei, Lb3, Lg7, Pe3. a3. c3, d2, g2. Zwart: Ke4, g3, g4. 1. d2d4, enz. Goede oplossing ontvangen van H. W. v. Dort, te Haarlem; J. Vermeulen, Heemstede; P. Mars. te Santpoort. te één kant, of ook wel aan beide kanten fantasti sche versiersels de ooren bedekken, zooals de teekening er verschillende voorbeelden van laat zien. Velours neemt ook nog een belangrijke plaats in; nummer twee van bovenaf (links) is ervan vervaardigd. Zooals al eerder opgemerkt, hebben op een enkele uitzondering na, die den regel bevestigt alle nieuwe modellen de lage rand in den hals gemeen, hetgeen verband moet houden met de nieuwe kapsels, die al of niet noodgedwongen ook laag in den hals zijn. De NIEUWE HOEDEN. Ja, we dragen ze nog wel niet. Want het is een gek gezicht, een strooien hoed in een sneeuwbui te dragen. Maar ze zijn er toch al lang, de nieuwe voorjaarshoedjes, bestemd om de gelukkige hoofden te dekken, van haar, die een voorproef je van de lente gaan halen in het Zuiden van Frankrijk, waar de natuur de menschen voor het lapje houdt, door het overdag pril voorjaar te doen schijnen in Januari, hoewel het er 's avonds even koud kan zijn en dikwijls ook is als hier. De groote modehuizen hebben in de nieuw ste modellen stroo en vilt verwerkt, of wel stroo en satijn of satijn en vilt. Andere hebben weer het vilt doorboord met tallooze kleine gaatjes, om er het idee van stroo aan te geven. Over het algemeen zijn de hoedjes nauwsluitende kapjes, zonder rand van voren, zoodat het voorhoofd goeddeels onbedekt blijft. Wel vallen alle hoed jes heel laag in den hals, terwijl ook op zij, aan hoeden houden namelijk nog rekening met de tweeërlei kapsels. De afgeknipte haren "rfret de kale halsjes (die door den lagen rand bedekt worden) en de aangegroeide haren, die nog niet in den bol van den hoed geborgen worden, en dus een schuilplaats vinden onder den laag afhan genden rand. Over het geheel genomen .zijn er tal van aardige, kwieke modellen te bewonderen. Al zijn er enkele bij, die een weinig overdreven lijken en ons het uiterlijk van babies schijnen te willen geven. Loes. VLEESCHSCHOTELTJE. Neem op 1/2 pond koud rundvleesch, 1 ui, 2 eetlepels boter of jusvet, 6 eetlepels tomaten puree, 2 platte lepels bloem, 1 theekopje bouillon, 2 theekopjes rijst en 1 theelepeltje maggi's aroma. Kook de rijst droogkorrelig. Maak in- tusschen het vleeschmengsel. Fruit daarvoor de fijngesnipperde ui met de boter lichtbruin, strooi de bloem erbij en laat die mee lichtbruin worden. Voeg bij dit mengsel roerende den bouillon, de dikke tomatenpuree, het gehakte vleesch, de kruiden (peper, zout, noot), laat alles door en door warm worden en maak af met aroma. Druk de gaargekookte rijst in een telkens opnieuw met koud water omgespoeld theekopje: keer dit met heete rijst gevulde vormpje telkens om op den verwarmden vleeschschotel (langs den rand) en vul de binnenruimte van den schotel met het warme vleeschmengsel. SCHELVISCH. Maak de visch goed schoon, kerf ze, wasch goed uit en kook ze in kokend water met zout. Zie of ze gaar is, door een vin te pakken. Laat die makkelijk los, dan is de visch gaar. Neem de visch met een paar schuimspanen uit de pan en leg ze op een vischschotel. Geef er gesmolten boter of botersaus bij. Ook mosterdsaus smaakt er heel goed bij. Het millionnairszoontje kiest zijn" ^kerstboom uit.i(H.) 53. De dienders hakken met hun sabels; Ook Sambo slaat er duchtig op; Vriend Meijer briescht en snuift en kokhalst, Hij denkt: „Dat kost me straks m'n hoofd! Een mensch is nergens veilig meer! Au, au, wat doet m'n nekspier zeer!" 54. Maar Janus Duit hakt in zijn ijver Per ongeluk het touw in twee, En heel het clubje dapp're strijders Schiet met een vaartje naar beneê; Ze buitelen met veel kabaal Door 't glazen dak van 't hospitaal. 55. Wip, wip! Daar vliegen al de zieken Hun bedden uit, want door 't gevaar Zjjn zij van schrik inééns genezen, Ze hollen weg met groot misbaar, En nemen in hun nachtgewaad Luid gillende de vlucht op straat! 56. Terwijl springt Sambo met zijn vriendje Heel stiekum weg door d'achterdeur; Ze stappen daar indokter's auto, Die juist gereed staat. De chauffeur Slaapt als een os en hoort of ziet Geen steek van alles wat geschiedt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1930 | | pagina 5