7de Jaargang 31 Januari 1930. Tweede Blad. N°. 5 LÜSSt BLAAUJLS. Rrgenmakers. BROKJES LEVENSWIJSHEID. VOOR DE VROUW. FINANCIËN EN ECONOMIE SCHAAKRUBRIEK. HP p H iiif m m m B m mm m u 18 lip jjj i €f IJl 13 ÉS M HHP lÉI lÉSI i B MM ém it 'n i B Hl n in JU §j§ mm m B iH ÉSi Ws w (Nadruk verboden.) In deez' veelbewogen dagen Staat de wetenschap niet stil. Thans hoopt men er in te slagen Dat het regent als men 't wil. In een vliegtuig opgestegen Werpt men ijs neer uit een zak, En onmidd'lijk plast de regen Op je nieuwe-zomerpak! 't Is wel knap, dat moet ik zeggen; Maar reeds werd de vraag gedaan: Heeft ons kleumig kikkerlandje Daar nu wel behoefte aan? Immers van de twalef maanden Regent het er zeker tien; En ive krijgen in den regel Niet te veel de zon te zien. 't Zal wel menigeen verdrieten, Dat het beetje zonneschijn, Waar wij jaarlijks van genieten, Weldra zal verdwenen zijn. 'k Denk, dat men het meer waardeerde, Had men andersom gedaan. Waarde Heeren Zeer Geleerden Wijdt daar eens uw krachten aan! 't Is wel aardig voor een keertje Zoo'n kunstmatige regenval, Maar maak liever wat mooi weertje. Hoe het regent weten iv' al! Zaterdag 1 Februari '30. DE GESCHIEDENIS ALS LEERMEESTERES (Nadruk verboden) Doordat het actueele leven alle belangstelling opeischt, ontbreekt ons de tijd en de lust om geschiedenis te studeeren. Toch kan, juist om het actueele leven naar waarde te schatten, ge schiedenis noodzakelijk zijn. Zonder haar voor lichting maken wij. ons zoo licht schuldig aan een vergelijking, welke het algemeen menschelijk wantrouwen in de toekomst ons opdringt. Het verleden wordt voor ons het paradijs, waaruit de zonde de menschheid verdreven heeft en het heden is de schrikwekkende uitkomst van deze overtreding van de heilige wetten. Er ligt in de verheerlijking van het verleden een zelfaanklacht. Het verlaten van het oude voor het nieuwe is ontrouw, en dat de tijd den mensch tot deze ontrouw dwingt, mag voor hem geen verontschuldiging zijn. Goed was het ver leden, slecht is de toekomst, die eeuwige ver leidster. Ook de gemakzucht stemt ons goedgunstig jegens 't verleden en vijandig jegens de toe komst. Het overwinnen van oude gewoonten vergt inspanning en elke wijziging van het be staande brengt de moeite van het gewennen mee. Dus plegen wij lofredenaars van het verleden te zijn en lasteraars van de toekomst. In haar blaam deelt het heden, dat wij brandmerken als een tijd van oppervlakkigheid, wuftheid, on zedelijkheid en verbastering. En zoozeer is deze onjuiste lof en deze onrecht vaardige smaad ons tot gewoonte geworden, dat wij opschrikken zoo wij het bewierookt verleden voor den spiegel van de geschiedenis plaatsen. Dan gaat het ons als die professor uit Andersen's sprookje, die in de betooverde overschoenen overgebracht werd naar het tijdperk der middel eeuwen en daar in zijn toen nog aan alle kanten onveilige en ongerieflijke woonplaats eerst heimwee kreeg naar den om zijn „verwildering" gesmaden modernen tijd. Wanneer wjj van den vooruitgang .spreken, denken wij te uitsluitend aan de techniek en de hygiëne. Te haren opzichte geven wij toe, dat het prettiger leven is bij electrische treinen, lampen en kachels dan bij diligences, vetkaarsen en walmende stoven. Wij geven de voorkeur aan asfalt boven modderwegen en laten ons liever inenten of opereeren dan aan een ouderwetsche pestilentie te sterven. Maar de zedenO wee, de zedenKom tegen woordig eens om godsdienst of om moraalHier vooral Iaat het historisch inzicht menigeen in den steek. Men spert verwondei-d de oogen open, als men leest, hoe in de middeleeuwen zelfs de geestelijke voorgangers den beest uithingen en hoe de Dordtsche vaderen, predikanten incluis, vochten en zopen. Men kent niet de folterwerk- tuigen der oude school en weet niet, hoe de brave meester Valcoogh zijn ambtgenooten ver maande, dat ze althans de kinderen niet zóó hevig te lijf moesten gaan, dat deze bewusteloos op den grond lagen, bloedend of met.gebroken leden. Hoe betrekkelijk kort is het geleden, dat toon aangevende personen hun onschuldige lief hebberijen tersluiks uitoefenden om de menschen geen aanstoot te geven en dat men den arme beliefdadigde met het afval van zijn tafel of kleerkast. Doch ook zij, voor wie de vervlogen eeuwen een gesloten boek plegen te blijven, hebben de historie op korten termijn ter beschikking, welke de vergelijkende statistiek hun verschaft. On- vvederlegbaar toont deze aan, dat de misdaad afneemt, zelfs nu het onderzoek naar en de omschrijving van de vergrijpen een zooveel grooter omvang hebben aangenomen dan vroeger. Dronkenschap, vechterij, dierenmis handeling, plagen van gebrekkigen en ouden van dagen, misbruiken van kinderen in arbeids dienst, het is thans uitzondering geworden wat vroeger algemeene regel geweest is. Maar de oorlogZeker, ook deze is thans helaas nog niet uitgeroeid, maar hetgeen het verleden als heldendaden verheerlijkte, keurt het heden als zedelijk ongeoorloofd af. Nimmer tevox-en kende men een dergelijk massaal verzet tegen de instelling van oorlogvoeren. Er is wel geen enkel gebied, op geestelijk, zedelijk of godsdienstig teiTein net zoo min als op dat van techniek en hygiëne, waarop de historisch goed ingelichte mensch het heden voor het verleden zou willen inruilen. De voortreffelijkheid van het verleden is een waan, welke ons zelfs in ons korte persoonlijk bestaan parten speelt. Wij zijn de folteringen van onzen kindertijd, de machteloosheid, ver wardheid en onrust van onze groei-periode vergeten, zoodra het licht van de rijpheid den schemer van het ontluiken vervangen heeft. Wanneer de alarmisten de handen omhoog heffen van ontzetting over de verwildering en verbastering van onzen tijd, trooste het ons, dat er in elke eeuw alarmisten geweest zijn. Ook dit kan de geschiedenis ons leex-en. h. G. Cannegietee. EEN PAAR ENGELSCHE MODELLEN. Voor de afwisseling eens een paar mantels, zooals die door onze zusen aan den anderen kant .van het „Hax-ingslootje", in Londen gedragen worden. Zooals men ziet, is er nu niet zoo veel verschil met onze modellen, en die van onze an- dere zussen in Parijs, Bx-ussel óf Berlijn. En hoe zou er ook? Een Londensche vrouw kan op een achtermiddagje even naar Parijs overwippen met de vliegmachine, om daar te gaan winkelen. Afstand is er niet meex-, de modellen worden zóó snel uitgewisseld, dat er bijna geen vei-schil van opvatting meer bestaat. Zoo zien we dan aller eerst links op het plaatje een pélerine-mantel, mantel met cape dus. Niet een volledige cape, die ietwat lomp zou maken en de bewegingen zou belemmeren, maar eentje, die van achteren aan de schouders en den achtei'kant van de kx-aag is gezet. Daarom zullen we hier dus ook geen leelijke plooien zien vallen, wat andei-s wel eens gebeurt, als het een heele cape is, die'over de mouwen heen valt. En toch geeft dit cape-je een aax-dige, vlugge lijn aan het figuux-. De linksche jas is gedacht van tweëdstof, met een ceintuur met gesp. De rechtsche is meer gekleed en van fluweel met kraag en manchetten van bont, bever of een van de vele goedkoopere soox-ten. Het klokkende model van de mantel is geheel in ovex-eenstemming met de nog steeds heei-schende rhode. Beide jassen zijn makkelijk en aangenaam in het dragen, en met koude dagen kan men werkelijk dragen, dat het cape-je extra wannte geeft. Zoodat het niet uitsluitend een aardig versiersel is, maar tevens een nuttige aanvulling van ons toilet. Loes. WAT DE CRISIS LEERT. I. Worden er te veel goederen gepx-oduceerd? Er wordt op het oogenblik veel geschermd met het woord conjunctuur. Men heeft het over opgaande conjunctuur en neergaande conjune- tuui'. Met het eerste bedoelt men te zeggen, dat bij stijgende pi-ijzen de zaken vooruitgaan, terwijl de neei'gaande conjunctuur zich aankon digt door een minder vlotten gang van zaken en dalende prijzen. Wil men het van den kant der productie bekijken, dan zal men bij opgaande conjunctuur geneigd zijn te spx-eken van een tekox-t aan producten en in het andere geval van een teveel aan px-oducten. In het laatste geval zullen de ondernemers, de landbouwers, en allen, die bij de productie zijn betrokken, voor hun producten niet diè prijzen kunnen maken waarop men bij den aanvang der productie gex-ekend had. De max*kt valt tegen en men wijdt dat aan een te groot aanbod. Op het oogenblik kan men van een groot aantal ax*tikelen zeggen, dat er van ondex-- nemers standpunt bekeken te veel aanbod is en dat de prijzen van dien aard zijn, dat zij nog nauwelijks de productie loonen. Wij noemen slechts ax-tikelen als rubber, suiker, koffie en tal van landbouwpx-oducten als rogge, aard- appelen e.d. De vooruitzichten voor al deze px-oducten zijn verre van schitterend. Er worden van alle zijden pogingen in het werk gesteld om tot verbetering van den toestand te geraken, doch tot nu toe is men op geen enkel gebied daax-in geslaagd. Men weet hoe de Engelsche maatx-egelen tot beperking van de Britsch-Indische rubbex-pi'oductie inder tijd op een mislukking zijn uitgeloopen, en men is daarom huiverig geworden nog eens zoo iets op groote schaal te ondernemen. Nu is er geen enkel gebied van productie, waarop kunstmatige beperkingsmaatregelen zich gemakkelijk laten doorvoeren, om de eenvoudige reden, dat bijna ovex-al omstandigheden waax- onder men produceert zoo vei'schillend zijn. Nemen wij b.v. suiker. Vrijwel geen Eux-opeesch land of de suikei-industx-ie is er met allerlei kunstmatige middeltjes groot gemaakt, wat natuurlijk op zichzelf reeds een gevaar inhoudt. Want al leent de bodem zich dikwijls uitstekend voor den vex-bouw van suikerbieten, daarom is het nog geenszins zeker, dat de suikerindustx-ie er eveneens zal bloeien. Landbouw en industrie zijn twee zeer vex-schillende gebieden van px-o- ductie. Nemen wij b.v. een land als Duitschland. De Duitsche economische politiek is er steeds op uit geweest, een eigen beetwortel-industrie te maken. Duitschland was op zoo velex-lei gebied nummer één, waarom zou men dan voor de suikervoorziening van het buitenland afhankelijk zijn? Men heeft de laatste halve eeuw dan ook lettex-lijk alles gedaan, wat er te doen viel, om goedkoop produceerende suikei-fabx-ieken te kx-ijgen, echter zonder resultaat. Allereerst ging men natuurlijk de grenzen sluiten voor buiten- landsche suiker, protectie dus, terwijl de tweede categoi'ie van middelen waartoe nxen zijn toe vlucht nam, was het verleenen van uitvoer- premies. Het mocht alles niet baten. Steeds heeft men dit gehad: hooge suikei-pi-ijzen voor de Duitsche huisvrouw, terwijl men in de landen waar men niet beschennde, de goedkoope Duitsche suiker (goedkoop doordat de Duitsche exporteur uit den zak van de Duitsche belasting- betalei's een exportpremie ontving) met open armen binnenhaalde. Engeland heeft daarmede in zijn jaren van absoluten vrijhandel schatten verdiend. Engelsche vruchtenjams, welke met Duitsche expoxtsuiker wax-en bex-eid, gingen bij massa's naar Duitschland. Men behoeft slechts op zijn vingers na te tellen, wie hier het gelag betaaldehet Duitsche publiek. En winnen deed niemand iets, want de door de px-otectionistische maatregelen uitgebx-eide productie deed het aan bod zóó aangroeien, dat men spoedig voor een overproductie van suiker stond. Beschouwen wij den toestand zuivex*, dan hebben wij op het oogenblik dus een wereld markt van suiker, die deels door kunstmatige middelen is ontredderd. Over de vraag hoe deze toestand weer normaal moet worden gemaakt, een volgende maal. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Eindspelstudie No. 70. F. AMELUNG (t 1909). Wit aan zet, remise. Stand der stukken: Wit: Ke6, Tel, 1x2. ZwartKe8. La5, e3, g2. Men zou het bovenstaanden stand niet aanzien, dat een patcombinatie mogelijk is en toch bex-ust de oplossing er op. Eeix meesterwerk van den eersten rang! Probleem No. 241 Prof. J. Halumbirek (Weenen). Mat in vier zetten. Stand der stukken: Wit: Kg3, Dg7, Ta3, g2. ZwartKh5, Lc8, b2, dö, e4, el. 2de eervolle vermelding, thema-tournooi „Dresdner Anzeiger" (1926). In dit probleemtouinooi was het thema, dat de witte Koning, hetzij actief of passief een hoofd rol moest spelen. Oplossing Probleem No. 236. (W. M. Kalina). Stand der stukken: Wit: Kh2, Dal, Tf8, Lb4, Ld3, Peö. Zwart: Ke3, Lh5, Pe6, Ph3. 1. Tf8f4, enz. Goede oplossing ontvangen van H, W. v. Dort, te Haarlem; J. Ver meulen, te Heemstede; P. Mars, te Sant poort. Correspondentie. Bloemendaal, H. de R. 1. Dal— a8 faalt na 1Pe6xf8. 57. Door 't plotseling schudden van den wagen Ontwaakt h(j, wrijft zijn oogen uit. Rijdt, zonder op- of om te kijken, Meteen het achterpoortje uit! De sufkous dacht natuurlijk, dat De dokter in de auto zat! 58. Maar door de stomverbaasde blikken Van het publiek begreep hij ras, Dat iets daar achter in den wagen Niet heelemaal in orde was. Ach, wat een schrik! De arme man Wordt bleek en akelig er van! VOOR DE KINDEREN. SAMBO EN JOCKO Van een leeuw en een aap, doob G. Th. ROTMAN. 59. Daar komt hij plotseling tot bezinning, Springt één, twee, drie den wagen uit, En deze schiet, met groote snelheid En steeds laveerende vooruit, Zoo maar zig-zag dwars door 't publiek, Het is een vrees'lijke paniek! 60. „Daar komen stukken van!" denkt Jocko, „En 't kost me strakjes nog m'n huid!" Dus springt hij fluks naar 't stuur en draait het In wanhoop alle kanten uit Maar 't sturen van een auto blijkt Niet zoo gemakk'lijk als het lijkt!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1930 | | pagina 5