0È 7de Jaargang 14 Februari 1930. Tweede Blad. N°. 7 LUSvSt BLAAUjLS. BROKJES LEVENSWIJSHEID. SCHAAKRUBRIEK. VOOR DE VROUW. Nadruk verboden. II istorisch Mo men t Op 10 Februari j.l. is de bemaling van de Wieringermeer in bedryf gesteld. Nadat men jaren lang Miljoenen heeft besteed, Is 't voorbereidend irerk Ten deele nu gereed. Thans wordt er „drooggelegd". De machtige gemalen Doen 't wateroppervlak Langzaam maar zeker dalen. Een kostbaar plekje grond Is 't vaderland straks grooter; Dat levert binnenkort Ons melk en kaas en boter; Daar rijzen na een poos De huizen, schuren, kerken; Daar zal een plaatsje zijn Voor hen, die willen werken. De vreem'ling, die het ziet, Gelooft maar half zijn oogen.... Hij ziet verwonderd aan, Hoe wij de zee gaan drogen, Hoe in den worstelstrijd Met 't ivater wij ons weren; En in het buitenland Gaat men de kind'ren leeren: „De Nederlander leeft „Niet op het land, o nee! Hij kiest zijn woonplaats op „Den bodem van de zee!" Het is een kloeke daad Als daar straks menschen wonen. Dan zal dit residtaat Een prachtig werk bekronen! Zaterdag 15 Februari '30. BAATZUCHTIGE VRIENDSCHAP (Nadruk verboden) Wie heeft hem zal worden gegeven, het is een hard woord, maar het omschrijft de bittere werkelijkheid. De bezitter behoeft geen moeite te doen om zich te verrijken. De vermeerdering van zijn bezit komt vanzelf. Het is niet waar, dat men slapende rijk wordtmen wordt wel, als men eenmaal rijk is, slapende riiker. Het geld, zegt het volk, wil naar den grooten hoop. Couponnetjes' knippen? Zëfïs deze arbeid is overbodig. Volpone, de held uit een tooneelstuk van dit seizoen, verklaart jegens zijn knecht, dat het geen zin heeft, geld op rente te zetten. Ook zoo men het stil in de brandkast laat, groeit het bezit. Volpone heeft zich terloops eens laten ont vallen, dat h(j niet onbemiddeld is en dat hij kind noch kraai op de wereld heeft. Deze terioopsche uitlating heeft hem veel vrienden bezorgd. Nauwelijks is de dag aangebroken, of zij verschijnen weer, en ieder brengt zijn ge schenk mee als een offer op het altaar van het bezit. De notaris komt met een gouden beker, de woekeraar met een briljanten ring en de neef met een zakje ducaten als een proefje uit de winst van de onderneming, waarin hjj zijn oom wil betrekken. Dit is de oogst van nog slechts één ochtend. Is dit tafereel uit het oude Venetië van drie eeuwen geleden niet meer van onzen tijd? Meten wij onze geschenken niet langer af naar den rijkdom van den begunstigde? Het kind van den arme brengen wij op zijn verjaardag een stuk speelgoed van enkele stuivers, maar bij het rijkeluiskind durven wij niet aankomen dan met een kostbaar cadeau. En wat wij met kinderen doen, doen wij ook met volwassenen. Wij geven hun naar de maat van hun welstand. Hoe minder zij 't noodig hebben, te kwistiger zijn wij. En niet alleen met ons geld. Eveneens met onzen lof, onze dank baarheid en al onze overige ontastbare gaven. Als een gewoon burgerman ons een vriende lijkheid bewijst, aanvaarden we dit zonder ophef, maar de vriendelijkheid van een bekende per soonlijkheid brengt ons buiten ons zelf. Het kunstwerk van een begaafden beginneling be- oordeelen wij met voorbehoud en voorzichtig heid, maar de eenmaal beroemd gewordene oogst succes met hetgeen wij van een ander niet zonder spot of afkeuring zouden ontvangen. Op elk gebied doen wjj hieraan mee en slechts weinigen kunnen zich aan deze algemeene ge woonte onttrekken. Betoonen zij zich nuchter en koel jegens hooger geplaatsten, beter bemiddel den, sneller geslaagden, dan legt men deze on wellevendheid als naijver uit. En men noemt hen onvoorzichtig, want men moet de grooten te vriend houden. Voor velen is dit juist de aantrekkingskracht van roem, rijkdom en invloeddat men er op goed- koope en gemakkelijke wijze de wereld mede te mend houdt. Een dergelijke populariteit, waar voor men niets hoeft te doen, omdat immers wie eenmaal heeft, voortdurend van alle kanten ont vangt, lijkt uitermate benijdenswaardig. Door alle menschen voorkomend te worden behandeld, onderdanig gegroet, met geschenken en attenties overladen, met als tegenprestatie alleen de ge sloten brandkast ginds in den hoek, of de beroemde naam op de dichte deur of het ge wichtig ambt in het ongenaakbaar bureau, hoe verleidelijk ziet het er uit. Wie wil niet invloed uitoefenen, heerschen over afhanke- lijken? Is, bij nadere beschouwing, dit verleidelijk schijnend gevolg van bezit wel zoo mooi als het lijkt? Volpone doorzag zijn vrienden en haatte ze, omdat de drijfveer tot hun vriendelijkheid louter hebzucht was. Hij was menschkundig genoeg om te beseffen, dat zij met hun geschen ken in de hand en hun vleierijen in den mond, hem in hun hart wederzijds haatten. Afhankelijkheid kweekt haat en naijver is vijandschap, al verbloemt men deze bittere ge voelens door nog zoo vriendelijke geschenken en nog zoo welsprekend eerbetoon. Niet ieder is in de gelegenheid om, zooals Volpone deed toen hij zich dood hield en de erfenisjagers hun gevoelens den vrijen loop lieten, zich van den waren aard dezer baatzuchtige vriendschap te overtuigen. Hoe gaarne laten wij ons bedriegen en hoe ge makkelijk misleiden wij onszelf, wanneer het de bevrediging van onze innigste begeerten betreft En wie begeert niet innig te worden erkend, bewonderd, gevierd! Bezit op alle gebied moge gemakkelijk zijn, één van de gaven welke het schenkt, is niet te vertrouwen, wijl het een schijngave is. Wie op prijs stelt, waarlijk bemind te zijn, zorge voor andere grondslagen van vriendschap dan de vooze basis der berekenende zelfzucht. H. G. Cannegieter.. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakre^acteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 243. F. PALATX (Hamburg). Mat in drie zetten. Stand der stukken Wit: Kf7, Dd7. Lg8. b3. e6. ZwartKb8. Ta4. Tb6, La7, c7. e3. f5. gf>. Partij No. 108. Gespeeld in het tournooi te San Remo. 16 Januari 1930. WitZwart Pr. A. A 1 j e c h i n. M o n t i e e 11 i. (Parijs). (Italië). Spaansch. e2e4 1e7e5 Pgl—f3 2. Pb 8c6 Lfl—b5 3. a 7a6 Lb5a 4 4. Pg8f6 0—0 5. Li 8e7 Ddle2 6. b7b5 La 4b3 7. d7d6 c2c3 8. 0—0 a2a4 9. Ta 8b8 a 4 x b5 10. n6xb5 d2d4 11. e5 x d4 c3xd4 12. L08—g4 Tfl—dl 13. d6d5 e4eb 14. Pfüe4 Pblc3 15. Pe4 x c3 b2xc3 16. Dd8d7 1:2—h 3 17. Lg4—fó Tal—a 6 18. Kg8118 Pf3g5 19. h 7116 g-—g4 20. Lf5g6 Pg5—f3 21. Hf S? f hli M M Goedig outTheertje „Goei uitkijken naar de worm jes, kl ine man." De kleine man: „Als ik een appel eet, moeten de wormpjes maar op zichzelf letten." (Passing Show.) der veelbelovende voorjaarscollecties, die be loften inhouden van stralend voorjaar, van zon en bloemen en jong, teer groen. En in de bollen van de heele jonge' lezeresjes, van onder de twintig en misschien nog wel daarboven ook Slechts oogenschijnlijk lijkt 21. e5e6 een voordeelige zet. want er kan b.v. volgen: 21 Dd7d6» 22. Pg5xf7t, Lg6xf7: 23. e6xf7. TfS x f724. Lel -a3, Pc6xd4; 25. c3xd4^ Dd6xa6; 26. La3xe7. Tb 8-e8 met voordeel voor Zwart. 21. Pc 6d8 Pf3—el '22. c7—-c6 Pel—d3 23. Pd8e6 12—f4 24. f7—f5 e5 x f6 e. p. 25. Le7 x f6 f4—f5 26. Pe6xd4 c3xd4 27. Lf6xd4f Kglg2 28. Tb8e8 De2—f3 29. Lg6—f7 Pd3—f4 30. Ld 4e5 Lel—a 3 31 Tf8g8 La3c5 32. Le5b8 Lc5—f2 33. Te 8e4 Df3xe4 34. Opgegeven. Op 34döxe4 volgt 35. Tdl xd7 en op 34Dd7b7 volgt 35. Pf4g6f. Lf7xg6; 36. De4e6, Db7xa6; 37. De6xg6. met de dreiging 38. Lb3 x d5 en 39. f5f6. Oplossing Probleem No. 237. (P. M a r s). Stand der stukken: Wit: Kfl. Df6, Ta4. Te2. Lb7. Lh2. Pel, Phl, c2, cö, e3, g2. Zwart: Ke4, Dli4. Tc4. Td5. Lb4, Lh7. Pg5. Pg6, c3, e5, f2. 1)5. 1. Pelb3, enz. Goede oplossing ontvangen vanH. de Ruijter. te Bloemendaal; H. W. v. Dort, te Haarlem. m DE EERSTE VOORJAARSMODELLEN. Den vorigen keer heb ik mijn hart gelucht en daarmee het gemoed van een lezeresje verlicht, door een schoon verhaal en diepzinnige be schouwing over de heusche en waarachtige lengte onzer jurken en wat dies meer zij. En dit nu niet om mij zelf te roemen als men om zich heen ziet, en in de nieuwe collecties van de groote modehuizen neust, dan zal men tot de ontdekking komen, dat de aangegeven maatstaf inderdaad de juiste is. Ons van wintersche kou bevangen hart al is het niet koud, winter is het toch leeft weer op en springt op van vreugde, bij het aanschouwen daar gaat nog wel iets anders om ook. Menige zoete droomerij vindt haar oorsprong in het aanschouwen van een snoezig voorjaars- costuumpje, enwat „hij" daarvan wel zou zeggen. Het plaatje geeft een tweetal modellen weer uit de bekende Jenny-collectie. Links heb ben we allereerst een mantel van beige tweed met bruine moesjes, gegarneerd met een castor- kraag, die van voren doorloopt langs het heele voorpand. Een strook van hetzelfde bont is even onder den elleboog gezet. Deze mantel vormt eigenlijk een ensemble met de japon rechts op het teekeningetje. Deze japon is van bruine crêpe de chine. Het lijfje geeft het idee van een kruiselings gesloten vestje. Alweer dus zoo'n bijzondere manier om de taille-lijn aan te geven, zonder ceintuur, die de jurk inhaalt. De rok heeft verder van voren een stolpplooi. De sjaalkraag is gegarneerd met ingezette motieven van oranje, geel en rood. Frissche, levendige kleuren dus, in overeenstemming met het voor jaar, dat komen gaat. LOES. HUZARENSLA. Neem hiervoor op 2 ons gebraden kalfsvleesch eenige koude aardappelen, Va gekookte biet, Va ui en een paar augurkjes. Men snijdt al deze ingrediënten in kleine stukjes en maakt alles door elkaar aan met sla-olie, azijn, peper, zout en Worcester-saus. Alles goed dooreen roeren en op een schotel doen, waarna men er mayonnaise saus overheen giet. Men kan den schotel even tueel garneeren met hardgekookt ei in augurk. ZOETE APPELEN. Op 2 K.G. zoete appelen neemt men 1 maatje bessensap, 5 flinke eetlepels suiker, wat sago en een stukje pijpkaneel. De geschilde appelen snijdt men in vierde partjes en ontdoet ze van klokhuizen. Wasschen en met zooveel kokend water en de kaneel opzetten, dat ze voor een derde onderstaan. Gaar laten koken O/2 uur), terwijl men af en toe schudt. Kaneel eruit halen, bessensap en suiker erbij doen en het nat af maken met wat aangemengde sago. „Is Uw echtgenoot nog steeds zoo ver strooid?" „Erger dan ooit. Gi teren wa> hij op jacht geweest en bracht een noek mee naar hui 4, vandaag pin? hij visschen en bracht een haas mee." ps.) SAMBO EN JOCKO Van een leeuw en een aap, doob G. Th. ROTMAN. 67. Oom ploft, na 't maken van een luchtreis, Op 't dak van een reclamezuil, Zoo zwart als roet, en vol blessuren, En op zijn hoofd een flinke buil Zijn mooie pak één hoop'loos vod Oom Toon, hoe droevig is uw lot! 68. De bijdehandsche bles ligt jamm'rend, Gel(jk een levend hobbelpaard, Te spart'len op een „ijsco"-wagen, En de koetsier hangt aan z'n staart.. Waar 't andere paard gebleven is, D4t punt ligt in de duisternis 65. Met smart bekijkt Oom Toon z'n hoedje, Terwijl hij diepe zuchten loost, Vervolgens zoekt hij in het stoppen En 't rooken van een pijp zijn troost. Oom Toon, pas op, wees niet verstrooid: Kijk, waar je 't lucifertje gooit! 66. Wanneer men vuur brengt bij benzine Ontstaat er altijd groot gevaar, En met een daverende slag slaat De heele wagen uit elkaar; Oom Toon, de paarden, de koetsier, Verdwenen zijn ze, alle vier!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1930 | | pagina 5