18 (J H Éi JU m lis m i Bi i €1 gj i i§ Pü i H 11 7de Jaargang 28 Februari 1930. Tweede Blad. N°. 9 LUSSK BLAADJES. Bal masqué. BROKJES LEVENSWIJSHEID. VOOR DE VROUW. SCHAAKRUBRIEK. 3' dook G. Th. ROTMAN. (Nadruk verboden.) Kleurig, fleurig, bont gewemel; Opgewekte dansmuziek; Lachende oogen achter 't masker Van het vroolijk-blij publiek. Ha, men vindt het wel eens aardig Anders dan gewoon te zijn, Zich een poosje te bewegen In de ivereld van den schijn. En het werkelijke leven Juist niet altijd even mooi Eens een poosje te vergeten In een ongewonen tooi. De markies, die dezen avond Trotsch zich voelt een edelman, Is er één. die van zijn loontje Ampertjes maar leven kan; En die arme orgeldraaier Met zijn h ongerlijdershlik Heeft misschien meer te verteren Dan, bijvoorbeeld, U of ik! Maar die wereld vol illusies Stelt ook wel eens wat teleur: 't Is niet altijd tot het einde Maneschijn en rozengeur! Kijk, die lieve Colombine Maakt, nu zij zich démasqueert, Harlekijn zoozeer aan 't schrikken, Dat hij overhaast 'm smeert! 't Is verrassing op verrassing Wat een bal masqué u baart: Iedereen is tijd'lijk anders En verbergt zijn waren aard. Doch dat ziet men ook wel elders, Kijkt men goed de tvereld door Hangt men in het daag'lijksch leven Ook niet vaak een masker voor? Zaterdag 1 Maart 1930 POMPEN OF VERDRINKEN (Nadruk verboden) Het schip neemt in de beeldspraak van een zeevarende natie een voorname plaats in. De levensboot; het huwelijksschuitje; het vaarwel, dat we elkaar toeroepen; de stormen, welke we hebben te trotseeren, alles wijst op een eeuwenoude ervaring, in den strijd tegen de golven opgedaan. De vergelijking van het leven met een zee, waarop onze boot ronddobbert, is in vele op zichten juist. En wij weten, dat deze boot, hoe zeewaardig zij schijnen moge, onophoudelijk door gevaren omringd wordt. Slechts zeer koft duurt voor de meesten onzer het tijdperk, waar in wij over een gaaf en sterk vaartuig beschik ken. Voordat wij er op bedacht zijn, heeft een hevige storm of soms ook een verraderlijke klip of een onzichtbare ijsberg een lek in den boeg gestooten. Dan moeten wij ons gedurende de verdere vaart met een beschadigde boot be helpen. O, de levensboot van de omstanders ziet er zoo prachtig uit. Wij bewonderen die trotsche zeekasteelen, waarnaast ons vaartuig een be scheiden huikje gelijkt. Wij benijden dien vasten en zekeren gang, dat vertrouwen wekkende evenwicht, dat zoo uitdagend gepavoiseerd want. Maar wij vermoeden niet, dat daar beneden de waterlijn een verborgen gat is geslagen, waar door het water naar binnen sijpelt, dag-in dag- uit, jaar-in jaar-uit. Want het lek beneden den waterspiegel is onherstelbaar. Met voortdurend pompen moet de bemanning het wrak boven water houden. De meeste menschenlevens zijn wrak ge slagen, voordat men er op verdacht is. Zij lijden aan een ongeneeslijke wond, welke de omstan ders niet bemerken, omdat zij beneden de opper vlakte ligt. Een verborgen wond, in het donker ste en diepste ruim van de levensboot. Met deze wond moeten de beschadigde levens maar verder voort. En zij gaan voort, zelfs met vasten, ver trouwen wekkenden gang. De toeschouwers, die de gelukkige vaart gadeslaan, weten niet, wat een voortdurende krachtsinspanning er noodig is, om de boot drijvende te houden. Het is voor de meesten onzer: pompen of verdrinken. De levenszee vergunt ons geen oogenblik rust. Zoodra wij verpoozen, druppelt het water met verdubbelde kracht naar binnen. Wjj voelen de boot loom en zwaar worden, opzjj hellen, zinken.... En wjj snellen weer naar de pompen! Een spelevaart is het leven niet. In den Bijbel staat het ontstellende woord: iedere dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad. Dat kwaad is het inloopende water in ons op zinken staand ruim. Dat kwaad is de opeenhooping van alle be zwaren, verdrietelijkheden en moeiten, die iedere ochtend opnieuw ons ter oplossing voorlegt. Dat kwaad is de arbeid, welke wij geregeld moeten onderhouden, zullen wij niet spoedig „er uit liggen"; is de oefening, welke wij niet kunnen verzuimen, zonder het verlies van onze gave en kracht te riskeerenis de zorg voor het behoud van onze vriendschap en liefde en van onzen levensmoed, welke verkommeren, zoodra wij ze verwaarloozen. De Fransche schrijver Barbusse heeft in een pessimistische, maar toch met de werkelijkheid overeenkomende beschrijving van het menschen- bestaan herinnerd aan het stof, dat eiken dag weer een aanval doet om den mensch er onder te krijgen. Wij borstelen het uit onze kleeren, wij vegen het van schoorsteenmantel en vloer, eiken dag zijgt het weer neer, om onze vol harding op de proef te stellen gelijk het immer doordruppelende water door de wand van een lekke boot. Stoffen of in onzindelijkheid ondergaan, pom pen of verdrinken, arbeiden, kampen, zijn veeg bestaan verdedigen tegen den onafgebroken aanval van machten, die hét op zijn vernietiging hebben gemunt, dit is de taak van den om levensbehoud vechtenden mensch. Het is vooral onze zware en drukke tijd, met zijn velerlei beslommeringen, problemen en plichten, welke op deze vermoeiende zijde van ons bestaan sterk den nadruk legt. Hoe weinigen onzer gunt het leven gelegenheid tot verpoozing Wij snakken naar verademing, maar willen wjj ons „er boven op houden", dan kan deze ver ademing slechts kort en sporadisch zijn. De pompen vragen om handen, welke den onder gang kunnen helpen verhoeden of althans uit stellen en de pompen zijn onbarmhartig in haar nimmer zwijgenden eisch. Gelukkig, wie over een paar ferme handen beschikt, welke er een genoegen in scheppen, het leven op peil te houden. H. G. CANNEGIETER. Q van geel leer om den bol, verder een geel cein tuurtje en liefst nog een halssnoer van groote, gele kralen. De handschoenen zijn dan natuur- KLEURCOMBINATIES. We zien in de nieuwe voorjaarscollectie ver schillende nieuwe, maar heel mooie kleurcombi naties toegepast. Dit dan, buiten en behalve de inderdaad zeer sterk op den voorgrond tredende combinatie van zwart en marineblauw met wit. Geel, hel kanariegeel en grijs zijn twee kleuren, die met veel succes bij eenige costumes gecombi neerd worden aangetroffen. Dit gebeurt niet klakkeloos, want dan kunnen er kakelbonte, leelijke costumes uit ontstaan. Een tikje van de eene kleur te veel, een tikje van de andere te weinig, en het geheel is bedorven. Men moet de juiste verhoudingen weten te treffen. Het bij gaande schetsje stelt zoo'n „studie in geel en grijs" voor. De japon dan is van grijze zijden crêpe bedoeld. Grijs staat prachtig koel, vooral bij een mooie zalig vooruitzicht zonver brande huid. Deze japon volgt de' nieuwe mode lijnen flauwtjes, namelijk door heel laag aan den rok te klokken, en door het lichtelijk bloezende lijfje. En op deze grijze japon wordt nu een helder kanariegeel manteltje gedragen, van een nieuwe, lichte, wollige stof. Het heel nieuwe in dit manteltje vindt men in den langen rug en de korte voorpanden. Wat hierbij verder gedragen behoort te worden? Wel in de eerste plaats een grjjze vilthoed met breeden rand, met een lintje Oploaalngen, bijdragen, enz. te zenden aan den 8chaakredaoteur, Qed. Oude Qracht 88, Haarlem. lijk van zeemleer, de kousen „zonnebrand", een tint die dus overeen moet komen met de zon verbrande huid, terwijl de schoenen grijs suède met hagedis afgezet moeten zijn. Ten minste, als men alles naar den eisch en in volkomen harmonie wil hebben. En welke jonge dame, die zich dit voorjaarscostuumpje tot ideaal stélt, zal dat niet willen Handschoenen zijn ook weer een belangrijk onderwerp geworden, vooral nu de lange hand schoen weer mode is geworden. In afwijking met hetgeen we in vorige seizoenen wel eens zagen, is geen voorjaarscostume nu compleet, zonder handschoenen. Voor den avond ziet men talrijke suède handschoenen in zachte pastel kleuren. Voor het wandelcostume ziet men veel gestikte handschoenen, met nieuwe kappen en dikwijls in twee verschillende tinten. Dat wil zeggen, in één handschoen een combinatie van twee tinten van één kleur. Loes. RECEPT. EENVOUDIGE PASTEITJES (ong. 8 stuks). Voor het deeg: 80 Gr. (8 afgestreken eetlepels) bloem; 40 Gr. (2 afgestreken eetlepels) boter; Va theelepeltje zout; 1 ei; misschien een ietsje koud water. Voor het vulsel: 200 Gr. (2 ons) ontbeende resten van ge vogelte 30 Gr. (11/2 afgestreken eetlepel) boter of vet van de overgebleven jus; 20 Gr. (2 afgestreken eetlepels) bloem; 2 d.L. bouillon (van 1 Maggi Bouillonblokje met 2 d.L. kokend water) 1 eetlepel gehakte peterselie; wat peper, nootmuskaat en zout. Snijd voor het deeg de boter in kleine stukjes door de bloem, tot het mengsel er uitziet als broodkruimvorm er met het zout en het ei een samenhangenden bal van, desnoods eenige drup pels water toevoegende als het mengsel te droog zou zijn. Rol den bal op een met wat bloem bestoven tafel tot een dunnen lap (1/5 c.M. ongeveer) en laat die op een koele plaats even rusten. Bereid intusschen het vulsel. Verwarm daar voor roerende de boter met de bloem tot een gelijk papje, voeg er roerende den bouillon bij, laat het sausje even doorkoken tot het flink gebonden is en vermeng het dan met het ge hakte gevogelte-vleesch. Roer er de gehakte peterselie door en maak het mengsel op smaak af met peper, nootmuskaat en zout. Smeer nu een achttal tamelijk diepe zand taartvormpjes met boter in, voer ze met het dun uitgerolde deeg, vul ze met de bekoelde vleesch- farce en sluit ze af met een dekseltje van deeg. Zet de vormpjes op een bakblik en laat in een matig warmen oven het deeg gaar en lichtbruin worden. Schud tenslotte de pasteitjes uit de vormpjes en schik ze op een schaaltje, waarover eerst een vingerdoekje is geplooid. Eindspelstudie No. 71. O. FINKEN (Viersen). ém, mm m wm. m Wit aan zet wint. Stand der stukken Wit: Kgl. Tf5. Tf8, b2, f2, g3. Zwart: Kh3. Dh7. b3, f3. g2. g4 Zeskamp te Amsterdam. In verband met een bezoek van den Duitschen meester Rudolf Spielmann (München) aan ons land, ten einde in enkele schaakclubs simultaan- séances te geven, organiseerde het Vereenigd Amsterdamseh Schaakgenootschap een zeskamp tusschen hem en grootmeester Dr. M. Euwe, J. H. Addicks (kampioen van Amsterdam), Jbr. Mi'. J. H. O. van den Bosch (kampioen van den Haag). H. Weenink (Amsterdam) en S. Landau (kampioen van Rotterdam). Onze groote Nederlandsche meester, die het zeer druk heeft als leeraar in de wiskunde, maakte desniettegenstaande geen bezwaar aan dit kleine tournooi mee te doen, in verband waarmede hoofdzakelijk des avonds werd gespeeld. Maar de gevolgen zijn niet uitgebleven, men zie den vol genden uitslag: Deelnemers. 1. 2. 4. 5. 6. Tot. Prijs. 1. Weenink 1 1 1 0 I 4 I 2. v. d. Bosch 0 4 i 0 H 3. Addicks 0 H 4. Euwe 0 i I 1 3 11 5. Spielmann 1 i 0 2* III/IV 6. Landau 0 1 1 0 i 2* Dr. Euwe had onder die omstandigheden niet moeten medespelen in een wedstrijd, waarin alle spelers meesters zijn of meestersterkte bezitten, zoodat de partijen te zwaar zijn om „en passant" te spelen. Euwe kon weinig meer ophalen, nadat hij één remise en een nulpunt had gescoord. Intus schen is hij weer de eenige, die den geroutineerde!! meester Spielmann versloeg. Tegen het einde van dit Jaar zal een match gespeeld worden tusschen den oud-wereldkam pioen J. R Oapablanca en Dr. M. Euwe (lfi partijen) Oplossing Probleem No. 240. (Fr. H e r b e n). Stand der stukken: Wit: Ka8, Dh8, Lf6, Pc5, Pd8. b3. btt. c4. dö. eti ZwartKb4. La7, Pb8. I. Dh8h2, enz. Goede oplossing ontvangen van P. Mars, te Santpoort. Het bleek ons, dat de door den heer H. W. v. Dort, te Haarlem, ingezonden oplossing: 1 Lf(ic3t, enz. inderdaad ook opging. Een inge steld onderzoek heeft aan het licht gebracht, dat die nevenoplossing, vele jaren geleden, reeds is gebleken en dut als correctie is aangegeven het verplaatsen van de witte Dame van h8 naar h7.$ Correspondentie. Bloem éndaal-, de K. na 1Kc5. 1Dg7 faalt VOOR DE KINDEREN. 73. Maar ach, te laat! Kijk maar, de stakker Neemt met een grooten sprong de vlucht; In plaats daarvan gaan Sam en Jocko Een reisje maken door de lucht; De luchtballon -verdwijnt terstond. Achthonderd meter van den grond. 74. SAMBO EN JOCKO Van een leeuw en^een aap, Sam kijkt verwonderd naar beneden; De luchtballon stijgt hooger op; De menschen daar beneden lijken Nog kleiner dan een speldeknop; Voort gaat het, uren achtereen, Hoog over jbosch en velden heen. 75. Aha! roept Jocko plots „een touwtje!" Hij klimt er in, maar 't blijkt alras Door 't krimpen van den luchtbol, dat het Het touwtje van de gasklep was! Het gas ontsnapt met zacht gefluit, En met de luchtreis is het uit! 76. De luchtballon daalt, zachtjes hupp'lend, Op 't plat van juffrouw Hupstra's huis; De deur staat open, en zü sluipen Naar binnen zonder 't minst gedruisch. Maar wat daarbinnen dan geschiedt, Weet ik op 't oogenblik nog niet!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1930 | | pagina 5