ïWjJ&l /I W Z/EI mém 11 lilIM |)j jgf i m HP i i ■i O HP BIL i ■118 iS* JU 7de Jaargang 27 Juni 1930. Tweede Blad. N°. 26 LOSSE BLAAUJLS. De Zwarte Lijst. BROKJES LEVENSWIJSHEID. y VOOR DE VROUW. SCHAAKRUBRIEK. m wBÊ WA. (Nadruk verboden) Wanneer je van de warmte niet Kunt slapen of kunt eten, Wanneer je half gesmolten bent En transpireert van 't zweeten, Dan zoek je in het frissche nat Zoo gaarne wat verkoeling. Je voelt je dra een ander mensch, En dat is de bedoeling. De halve populatie duikt In vaarten, zee en meren Om dan weer frisch van top tot teen De warmte te trotseeren. Maar al is alles schijnbaar goed En geen gevaar te vreezen, Toch moet je in 't natte element Op je qui-vive wezen! Hoe dikwijls lees j'in dezen tijd: Door sterken stroom verdronken, Bij 't zwemmen in een kolk geraakt, Of wel: door kramp gezonken! Nu is het waar, een ongeluk Kan o, zoo licht gebeuren, Doch somtijds is het eigen schuld, Dus dubbel te betreuren. Men zwemt in water onbekend, Vindt toezicht overbodig, Maar dubbele voorzichtigheid Is dan toch zeker noodig! „Niet roek'loos zijn!" heet 't ieder jaar, Toch zijn het er nog velen, En ja, je hebt nu eenmaal slechts Eén leven te verspelen! Steeds langer wordt de zwarte lijst De droeve lijst der dooden; Te zwemmen is uitstekend, maar „Voorzichtigheid geboden!" Zaterdag 28 Juni '30. NIMMER EENZAAM (Nadruk verboden) „Wat doet het er toe, waar ik ben? Overal waar mensclien zijn, ben ik bij mijn broeders; overal waar er geen zijn, ben ik bij mezelf.' De man, die deze woorden neerschreef, was een zwerver, een veelgeplaagde, voortdurend gejaagde, door vervolging en strijd verontruste mensch. Hij is niet de eenige geweest, die tenslotte in een dergelijke gedachte den troost voor zijn moeilijk bestaan heeft gevonden. |„Wat doet het er toe waar ik ben?" Benijdens waardig, wie deze vrijheid bereikt heeft. Maar al te zeer zijn wij allen nog slaaf van onze omgeving, gebonden aan den bodem, waarop wij toevalliger wijze geboren zijn, gehecht aan menscheri, die, onbevooroordeeld beschouwd, niet beter en niet slechter zijn dan alle overige menschen ter wereld. Merkwaardig, dat over 't algemeen juist die genen onzer, die een hard lot in de wereld hebben gehad en in voortdurenden strijd met hun ge- nooten hebben geleefd, tot een dergelijke bevrij ding komen. De hokvaste, wereldschuwe, on maatschappelijke menschen zijn gewoonlijk de welgestelden, die voor elke ramp en tegenslag zijn bewaard gebleven, wien geen schepsel ter wereld ooit een stroobreed in den weg heeft gelegd en wier leven vredig verloopt als het bestaan van dien genisten landman, wiens geluk Poot heeft bezongen. „Wat doet het er toe waar ik ben 1" Zij verbazen zich over zoo'n uitspraak. Doet het er niet toe, of men veilig thuis zit in den schoot van zijn gezin, dan wel zwerft tusschen onbekenden, wier taal men niet verstaat en met wier gewoonten men niet op de hoogte is Doet het er niet toe, of men zich omgeven voelt door verwanten, die eiken wenschj^ voorkomen en iedere behoefte aflezen uit het gelaat, dan wel een nummer is tusschen de duizenden, die onverschillig heen krioelen om den vreemdeling, met wien zij niet hebben te maken? Voor de meesten onzer is de wereld ontzettend klein; gewoonlijk is zij niet grooter dan het dorp of de provincie. Wat daar buiten ligt, is vijandig gebied. VOOR DE KINDEREN. 1. Je kent allemaal Mijnheer Pimpelmans nog wel, den beroemden veearts van Epscheuten. Door weer en wind trapte hy alle dagen op de fiets, om z'n klanten te bezoeken. Maar ondanks dit en alle tegenslagen, die hem troffen, bleef h(j steeds de opgewekte man met het zonnige humeur. En dat de tegenspoed hem heusch niet bespaard werd, zullen we gauw genoeg gewaar worden! Zooals de oude volken hetzelfde woord bezigden voor vreemdeling en vijand, zooals voor hen het uitheemsche het heidensche en het barbaarsche was, wekt voor menigeen onzer nog alles wat buiten de dagelijksche sfeer ligt wantrouwen en e ng-t. Welk een verruiming zou ons bestaan ondergaan, zoo ook wij tot de slotsom kwamen, dat, overal waar menschen zijn. wij onder broeders verkeeren Het is het vertrouwen in medemenschen, dat ons het gevoel van vrijheid en veiligheid doet genieten. Dit vertrouwen geeft ons zekerheid temidden van de wereld rondom ons. Het heft de beangstigende eenzaamheid op, welke ons toch zelfs in het behaaglijk nest van gezin en woonplaats beklemt. Want daar voelen wij ons vaak als op een wel gerieflijk, maar toch bedenkelijk klein eilandje in een verraderlijken, steeds met bedrei ging ons omspoelenden oceaan. Hoe knusser ons honk, te schrijnender in de diepte van ons hart onze eenzaamheid. Eerst het contact met de groote wereld van vreemden en onbekenden heft onze eenzaamheid op. Maar dit contact is noodwendigerwijs dikwijls pijnlijk. Hoe kan men, onder strijd en botsing in kermis met de menschheid geraakt, in de menschheid zijn broeders vinden? f Botsing en strijd onthullen het innerlijk. Zij doen de elementaire gevoelens door het conven- tioneele pantser heenbreken. Zij leeren ons den medemensch in zijn ware gestalte kennen. Zij doen ons begrijpen, wat er in hem leeft aan tegenstrijdige hartstochten, aan liefde en haat. Botsing en strijd maken ons ontvankelijk voor de tragiek van het menschenleven, welke zich in ieder individu als een wet van het noodlot voltrekt. Botsing en strijd leeren ons medeleven en mede leven is medelijden. Wat is het, dat ons den mensch als broeder doet zien? De verwantschap, die wij in hem ont dekken. Het vreemde blijkt niet het andere; het vreemde blijkt het eigene te zijn. Wat den vreemdeling beweegt, beweegt ons; wat ons be weegt, beweegt hemWij kunnen ons in den ander verplaatsen, wij vereenzelvigen ons met hem. Wij zien uit zijn oogen, wij hooren met zijn ooren, wij lijden en juichen met den klop van zijn hart. Dit is de groote bevrijding des levens: te ervaren, dat allen één zijn, schepselen van het eendere maaksel. Deze ervaring stelt ons op ons gemak met een iegelijk, wie hij ook zij. Maar deze vereenzelviging tusschen den mensch en zijn broeder berooft ons ook van den steun, welken het opzien tegen anderen ons schenkt. Zij zijn niet slechter, dit is een troost, maar ook niet beter dan wij. Niet lager, maar evenmin hooger. Wat wij niet vermogen, kunnen ook zij niet. Wij kunnen hen derhalve eerst vertrouwen, nadat wij geleerd hebben, onszelf te vertrouwen. Ook dit vertrouwen wordt geboren uit botsing en strijd. W;e tot de geruststelling is gekomen, dat, waar menschen zijn, bij onder broeders verkeert, heeft tevens geleerd, het gezelschap dier broeders te ontberen. Hij is zelf immers hetgeen ook zij zijn? Ontbreekt dit gezelschap dus, dan is hij toch nimmer eenzaam: hij heeft zichzelf. Wat doet het er dus toe, waar hij is? H. G. Cannegieter. EEN OUDE BEKENDE, DIE TERUG KWAM. Wel, wel, wie had dat kunnen denken? Ben je het heusch, oud, braaf slangetjestres uit mijn kinderdagen? Wat zie je er goed uit? Je bent niets veranderd, hoor. Nog net zoo kronkelig als jaren en jaren geleden. En nog net zoo beschei den. En toch zoo netjes, en zoo aardig, om er alles en nog wat mee te garneeren. Zoo, zoo, dus het slangetjestres is terug gekeerd, na een heele poos afwezig te zijn ge weest in het mode-gezin. Het doet goed, zoo'n oude bekende weer te ontmoeten, vooral als die met zooveel respect wordt ingehaald, als men thans weer het slangetjestres doet. Ja, ik zeg nu zoo maar „slangetjestres", maar zoo is de officieele naam natuurlijk niet. Onze Fransche zusen noemen het „croquet". En de fatsoenlijke Hollandsche naam wil me nu maar niet te bin nen schieten. Maar wat doet het er toe? We weten toch wel, wat we bedoelen. En men past het nu toe als garneering in wit en andere zachte kleuren. Speciaal op kinderkleeding, van het cape-je van den zuigeling tot de jurk van de „groote dochter" zooals het plaatje er een paar laat zien toe. Zoo'n paar rijtjes tres boven elkaar, vastgezet met een steekje, ook DE EZEL V MM MÊêi'/p\ 1/1 JÈÈWÈM 2. Het wonder-exemplaar van mannelijke schoonheid, dat men hierboven ziet, is Jodocus, de huisknecht van Mijnheer Pimpelmans. Hij is er in dienst gekomen, toen Betje, de dienstbode, met den smid getrouwd is en hy zegt, dat hij nog nooit zóó'n beste betrekking en zóó'n besten baas gehad heeft. Hij zou voor mijnheer Pimpel mans door het vuur gaan, als 't maar niet zoo heet was. boven elkaar, doet het heel goed. Zoo bijvoor beeld dat geel toile-stoffen jurkje, links op het plaatje, dat ruim aan het lijfje is gezet, een kort, recht lijfje, afgezet met rijtjes wit tres, dat er met gele steekjes op gezet is. En natuur lijk is de bijpassende hoed op dezelfde- manier bewerkt. Voor een dame van 6 jaar heeft men 75 c.M. stof van 120 breed noodig. Dat witte jurkje in het midden, heeft een lijfje dat heele- maal met rose tres bezet is, dat weer met witte steekjes is vastgezet. Het ruim aangezette rokje en het kraagje zijn met twee rijtjes tres afgezet. Deze dame heeft de aanvallige leeftijd van 4 jaar bereikt en vereischt dus 1 meter stof van 80 breed om zich in het costume te steken. Ten slotte een helrood plooi-jurkje, waarvan de plooien in het lijfje vastgestikt zijn. Het kraagje is van witte crêpe, afgezet met verschillende rijtjes wit tres, dat er met roode steekjes op gezet is. Voor deze dame van gevorderden leef tijd zij is namelijk 8 jaar heeft men 1.50 M. stof van 120 breed noodig. Loes. RECEPT. SCHOTSCHE RIB. Neem op 6 eieren 6 dunne sneetjes oud brood zonder korst en boter. Maak in de koekenpan wat boter lichtbruin en bak er de sneetjes brood aan twee kanten lichtbruin in. Op elk sneetje breekt men vervolgens voorzichtig een ei en bakt dat tot het wit gestold is, op een zacht vuur. Ten slotte op een verwarmden schotel leg gen en met peper en zout presenteeren. DENK AAN DE GEVAREN OOK IN UW HUIS DOOR ELECTRICITEIT. Men moet niet met een metalen schemerlamp, die op een stopcontact aangesloten is, op een vochtig terras of in een tuin loopen, waardoor men kans loopt, dat de stroom bij de hand en bij de voeten uit treedt, met kans op de bekende ernstige gevolgen. Het is zaak het bad goed metalliek aan de geyser te verbinden, want er kan op de leiding buizen tusschen de vloeren spanning komen te staanraakt een der buizen dan de afvoerbuis van het bad, dan komt het bad onder spanning. Raakt men dan, in het bad zittende, de geiser aan, dan vormt het lichaam weer een brug voor den stroom naar de aarde, daar de geyser via de waterleiding met aarde is verbonden. Op deze geniepige manier is reeds eenige malen een ongeluk gebeurd, zonder dat men er in het minst op verdacht was, omdat in de bad kamer geen electrisch apparaat te zien was. Wordt iemand geëlectrocuteerd, die met de hand iets vastgrijpt, dan treedt kramp op, waardoor de getroffene zijn hand niet meer los kan laten. Men probeert dan vaak den persoon los te ruk ken in de eerste plaats moet men hem dan niet aan de bloote hand of pols aanvatten, doch op zijn mouwen of diens armen, of eigen handen isoleeren, door deze met zijn eigen jas of colbert, matje, gordijn of kleedje te isoleeren, doch dit losrukken zal zeer moeilijk gaan en veroorzaakt tijdverlies. Beter is, indien dit mogelijk is, direct den stroomtoevoer af te schakelen, door bijv. een stop uit een contact te trekken, of den hoofd schakelaar uit te schakelen. Vaak tracht men tevergeefs iemands handen los te rukken, terwijl die persoon op den grond staat. Veel eenvoudiger en sneller kan men hem van den grond lichten, mits oppassende, dat men geen onbedekt lichaamsdeel aanraakt. Is die persoon te zwaar, dan kan men trachten hem met een droog kleedingstuk om de beenen slaan de, van den grond te trekken, zoodat de stroom MIJNHEER PIMPELMANS, 3. Op zekeren dag kwam deze trouwe Jodocus de kamer binnen. „Mijnheer", zei hy, „buurman Zaaijer staat voor de deur en vraagt, of u geen zin hebt, om z'n ezel te koopen!" „Wel," zei Mijnheer Pimpelmans, „dat is 'n idee; dan be hoef ik niet meer te fietsen, en bovendien is 't niet zoo gevaarlijk als een auto!" En na eenig loven en bieden kocht hy den ezel, met den wagen erby. verbroken wordt, dit zal sneller en gemakke lijker gaan dan een vastgekramde hand los te rukken. Een monteur in België heeft zich het leven gered door van den grond op te springen, toen hij door den stroom, welke van zijn hand door zijn voeten naar den grond ging, werd ge troffen. Is de persoon aan beide handen vastgekrampt, terwijl de stroom de eene hand in en de andere hand uitgaat, dan moet men, als men de stroom niet uitschakelen kan, resp. geïsoleerde draden stuk trekken, wel trachten de handen los te rukken. Het redden van iemand, die geëlectro cuteerd wordt, is even moeilijk en gevaarlijk als het redden van een drenkeling', daarom is het altijd beter de ongelukken te voorkomen. Hoe vaak ziet men echter, dat zelfs in openbare ge bouwen de meest primitieve voorzorgsmaat regelen verwaarloosd worden. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den 8ohaakredaoteur, Qed. Oude Gracht 88, Haarlem. Probleem No. 263 S. Almgren (Katrineholm, Zweden). Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Ka8, Dbl, Ta5, Lb7, Ld8, a3, d2. Zwart: Kd6, Tg3, Tg4, Lf8, Ph3, Ph4, a6, a7, c3, d7, f2, g5, g6. Tweede pry's, wedstryd Hvar 8Dag (1926). BRABANTSCHE SCHAAKDAGEN. De wedstrijden van den Noord-Brabantschen Schaakbond, waarvoor ook in de andere pro vincies steeds belangstelling bestaat, zullen plaats hebben te 's-Hertogenbosch op 5 en 6 Juli a.s. Op Zaterdag 5 Juli a.s., n.m. 5 uur, bijeen komst in „Oranje Hotel", Verwerstraat, 's-Hertogenbosch, waar de deelnemers worden ontvangen door het bestuur van bovenvermelden bond. Daarna indeeling in groepen van vier, volgens speelsterkte. Er is gelegenheid tot in schrijving tot half zes, daarna wordt de in schrijving gesloten. De eerste partij wordt gespeeld van 74 uur n.m. Na afloop gezellig samenzijn voor degenen, die het te vroeg vinden om naar huis te gaan. Op Zondag 6 Juli 1930, van v.m. 10n.m. 2 uur, tweede partij en van n.m. 37 uur, derde partij. Daarna prijsuitdeeling. Het inleggeld bedraagt een gulden. Men kan zich opgeven bij den secretaris van de 's-Hertogenbossche Schaakvereeniging, Weesstraat 6. Oplossing Eindspelstudie No. 74. (L. B. Sa 11 kind). Stand der stukken: Wit: Kg2, Lb2, Le8, e7, h6. Zwart: Kg8, Tb8, a6, c5. Op het eerste gezicht lijkt winst voor Wit onmogelijk, daar beide witte Loopers zijn aan gevallen. Speelt Wit met den e-Looper, dan wordt de b-Looper met schaak genomen en gaat de Toren naar b8 terug. De oplossing is dan ook buitengewoon interessant: 1. h6h7f (de pointe van dit pionoffer zal spoedig blijken), Kg8xh7; 2. Le8—a4, Tb8+b2f; 3. La4c2f! (om dit schaakje mogelijk te maken, moest de vijande lijke Koning naar h7 gedreven worden), Tb2xc2f; 4. Kg2f3 en wint, want Zwart kan den e-pion niet meer tegenhouden. Een meester stukje van den eersten rang! Goede uitwerking ontvangen van J. v. Gulik te Overveen. doob G. Th. ROTMAN. 4. Vervolgens noodigde hy buurman binnen. Het eten werd juist opgediend en buurman moest en zou meeëten. Mynheer Pimpelmans, die in een fideele bui was, stond op, hief zyn glas spuit water in de hoogte en begon een speech af te steken op al het gemak en genoegen, dat hy van z'n ezel hoopte te beleven. Maar juist toen hij 't glas aan z'n mond bracht, klonk er 'n hevige slag.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1930 | | pagina 5