m
r
m
m
W
M
Éi
wk
ém
wd
S
wk
7de Jaargang
4 Juli 1930. Tweede Blad.
N°. 27
LOSSE BLAADJES.
Onweer!
BROKJES LEVENSWIJSHEID.
$5
SS
SS
VOOR DE VROUW.
Q
SS
SS
SSOTSSSSSSSSSSSSSSSSSSSSSSSSSSSSQS
RECEPT.
SCHAAKRUBRIEK.
|P^
u
B
|p
lÉSi
PI
ÉJ
n
Él
m
H
pp
R
li
ÉH
VOOR DE KINDEREN.
DE EZEL VAN MIJNHEER PIMPELMANS,
R#
i H
i
ii
mm
i
R
mm.
mmie
R
H
i*p
ES#
H
lp
mm
ISÉ
'mm
8
Do
■s
mm
nu
H
ïju
ill
door G. Th. ROTMAN.
(Nadruk verboden).
De politieke hemel is
Den laatsten tijd betrokken;
Men poogt van zeek're zijde thans
Wat ruzie uit te lokken.
Nog is er geen direct gevaar,
Maar 't rommelen, dat begon weer,
En langzaam drijft het naderbij
Straks breekt het los, het onweer!
Briand zingt op een nieuwe wijs
Het Pan-Europa-liedje,
Doch Mussolini bromt daarbij
Een oorlogsmelodietje!
Die samenzang klinkt niet zoo mooi,
Een tikje onwelluidend.
Dit valsch accoord, reeds meer gehoord
Is lang niet onbeduidend.
Men denke aan den wereldbrand
Geen vijftien jaar geleden,
Toen spraken de kanonnen gauiv
Een hartig ivoordje mede!
Dit leeft in de herinnering voort
En is nog niet vergeten.
Wie streeft opnieuw naar broedermoord
Schijnt 't echter niet te weten!
O, Volkenbond, toon nu uiv kracht
Gij zijt de hoop der volken;
Doe wat men thans van u verwacht:
Verdrijf de oniveersivolken!
Zaterdag 5 Juli '30.
GEZETTE TIJDEN
(Nadruk verboden)
Een levenswijs man maakte in een gesprek
bezwaar tegen de instelling van geregelde feest
dagen. Men kan, zei hij, toch moeilijk op commando
vroom of feestelijk gestemd zijn. Daarom zou
men zijns inziens het leven zoo moeten inrichten,
dat er ten allen tijde gelegenheid openstond tot
godsdienstoefeningen, uitstapjes en feestbetoon.
Aldus zou men spontaan de vrucht kunnen plukken
van zijn bizondere stemmingen en op natuurlijke
wijze zijn neigingen kunnen bevredigen.
Toegevend, dat wie aldus spreekt ten deele
gelijk heeft, meen ik het anderdeels toch te mogen
opnemen voor de gezette tijden in 't leven. Onge
twijfeld heeft een spontane uiting haar buiten
gewone waarde. Maar de eigenaardige bekoring
van de aan voordacht en regelmaat gebonden
hoogtepunten des levens is evenmin te ontkennen.
Het is gelukkig, dat het genot niet het onvoor
bereide tot voorwaarde heeft. Ware dit zoo,
hoe weinig menschen zouden kunnen genieten!
Onze maatschappij immers laat weinig spontaneï
teit toe. Zij zou spoedig een chaos worden, wanneer
de kantoorman, zoodra hij den merel hoorde
fluiten, de schrijfmachine in den steek liet en in
een voorjaarsbevlieging het veld introk. Of zoo
de trein-machinist, die midden onder den rit een
opwelling van vroomheid kreeg, aan de rem trok
en het eerste hetjjbeste kapelletje inliep om te
bidden.
De maatschappij is op Zon- en feestdagen
ingericht en wij kunnen ons moeilijk een gemeen
schap voorstellen, welke haar dienaren toelaat,
aan eiken opkomenden lust te voldoen. Maar
niet slechts de maatschappij, ook het gezin is
gegrondvest op regelmaat. Niet steeds staat de
maaltijd klaar, als we honger hebben, of wacht
het bed op onzen slaap. We moeten onzen etenstrek
vaak bedwingen en onze behoefte aan rust vaak
het zwijgen opleggen tot de tijd daar is.
Praktisch is de spontane bevrediging van onze
verlangens en lusten niet te verwezenlijken. Maar
ook psychologisch komt zij slechts aan één zijde
van ons bestaan tegemoet.
Inderdaad is het klakkeloos uitbreken uit den
sleur een genot, dat wij ons zelfs door maat
schappij en gezin niet steeds mogen laten ont
zeggen. Juist het onverwachte van een uitstapje
verleent er bekoring aan. Het vrijheidsgevoel,
het overmoedig „laat heel den boel maar waaien",
verhoogt de vreugde van het moment. Er ligt
op zichzelf reeds een prikkel in het verzet tegen
de burgerlijke orde, die zich om de eischen van
het verlangende hart niet bekommert, en die ons
dwingt, den onstuimigen vloed van het leven te
kanaliseeren binnen de door haar aangewezen
banen. Zij wil den waterval onzer begeerten tot
een schutsluis vernederen en de overstrooming,
welke onverhoeds alle dammen doorbreekt, is een
wraak op haar ergerlijke voogdij.
Het gevoel geeft het oogenblik aan; dit is de
ééne kant van de zaak. Maar zou omgekeerd het
oogenblik het gevoel niet kunnen te voorschijn
roepen? Mijns inziens doet men verkeerd, met in
dit opzicht te spreken van vroolijk, teeder of
vroom zijn op commando.
Het gelui van de kerkklok of van de etensbel
is geen commando. Het is slechts de regulateur
van een gevoelen, dat zich door bestendige oefe
ning rhythmisch ontwikkeld heeft. De vredige
stemming, welke op den Zaterdagavond over ons
komt of de etenstrek. welke zich tegen het uur
van den maaltijd aankondigt, zijn geenszins
kunstmatig opgewekte gewaarwordingen, maar
even natuurlijke uitingen als de spontane be
vlieging.
Ook in den regelmaat ligt een genot op zichzelf.
Bij sommige liieitoe aangelegde naturen over-
heerscht zelfs deze bekoring van het rhythmisch
terugkeeren der hoogtepunten des levens. Men
geniet van vooruitzicht en voorpret en dit genot
kan soms hoogere waarde bezitten dan de vreugde
van het oogenblik zelf.
Bovendien bestaat er ook in de menschelijke
neigingen zooiets als ebbe en vloed. Gelijk nagels
en haar regelmatig aanwassen en op hun tijd
moeten worden geknipt, hebben het hart en de
maag hun perioden van uitzetting en inkrimping.
Het vroomheidsgehalte op Zondag is sterker dan
het vroomheidsgehalte op Maandag, aan 't nuch
tere begin van de week. En na een welgeslaagd
feest pleegt men den volgenden ochtend katterig
te zijn.
Gezette tijden komen aan het rhythmisch
karakter van het gevoelsleven tegemoet; hun
periodiciteit is uitkomst van eeuwenlange menseh-
heidservaring. Vroom zijn of in feestelijke stem
ming verkeeren op commando zal niemand ge
lukken, maar het plukken van de vrucht op het
moment van het rijpen is een natuurlijke functie.
En ook in het gevoelsleven rijpen de vruchten
met den regelmaat der seizoenen.
H. G. Cannegieter.
EN DE ROKKEN DIE WORDEN HOE
LANGER HOE LANGER
Toen we in het begin van dit jaar de eerste
voorjaarscollecties mochten bewonderen, trof
ons, dat over het algemeen de rok iets langer
was, bij het wandeltoilet, bij de japonnen voor
overdag, enz., al bleef de rand dan toch altijd
nog 35 c.M. van den grond. Voor de avond
toiletten bleven de zeer lange japonnen gehand
haafd en we zagen dat de ongelijk afhangende
onweerstaanbaar, dringt de lange rokkenmode
voorwaarts. En wij, gehoorzame dienaressen
van Koningin Mode, wij volgen, zij het schoor
voetend. En betalen geduldig onzen cijns, in
den vorm van vele meters extra stofOm
nu die neiging in de mode te illustreeren, om
ook bij het wandeltoilet, de gewone zomerjapon,
enz., den langen rok te doen zegevieren, geven
wij hierbij een reproductie van eenige toiletten
van Eransche toonaangevende modehuizen. Van
links naar rechts hebben we dan eerst een
ensemble (ontwerp Premet) van zijden mousse
line met kieine figuurtjes van allerlei kleuren
bedrukt. De rok klokt van onderen. Het rechte
jasje wordt opengedragen en heeft heel smalle
voorpanden. De volgende twee modellen laten
al heel sterk de zeer langen rok zien. Nummer
twee is van witte marocain (ontweip Martial
Ai-mand) gegarneerd met witte georgette, in
punen uitgesneden. Er behooren lange zwart-
met-witte handschoenen bij. Ten slotte een
ensemble van groene mousseline (ontwerp
Lenief) met bladmotiefjes bedrukt. Ceintuur
van dezelfde stof met zilveren gesp. De mantel
is half-lang.
Loes.
Citroenvla is een heerlijk frisch nagerecht,
dat men als volgt bereiden kan. Neem op ll/i
suiker 5 eieren, het sap van 3 citroenen en 2
kopjes witte wijn. Men klopt de eierdooiers met
de suiker in een geëmailleerde pan, tot ze dik,
wit en luchtig zijn. Dan doet men er lang
zamerhand den wijn en het citroensap bij,
waarna men alles, au bain marie, gebonden laat
worden, terwijl men met 2 zilveren vorken
stevig roert. De boel mag echter niet koken.
Van het vuur af, vermengt men de massa met
tiet stijfgeklopte eiwit. Men presenteert er
biscuits bij. Smakelijk eten!
Verstandig spreken is moeilijk, maar ver
standig zwijgen is nog moeilijker.
Oplossingen, bijdragen, snz. te zenden aan
den Sohaakredaoteur,
Ged. Oude Gracht 88f Haarlem.
rand, van voren heel kort, van achteren een
sleep, meer op den achtergrond raakte, en dat
de zeer lange japon, heelemaal in het rond even
lang, zich meer en meer naar voren drong.
Maar de leuze bleef: geen lange jurken voor
overdag, 's avonds, nu ja, maar overdag krijgt
men dat er nooit meer in. Ja, ja, ik hoor het u
nog duidelijk zeggen. Maar heel langzaam, doch
NATUUR EN TECHNIEK.
Het is avond. Zacht is de zon gezonken onder
den verren horizont. Een eenzame mensch zit
stil aan het strand van de wijde, verre zee.
Hunkerend ziet hij in de pijndoende laatste
stralen van de levenwekkende zon. Hy zit daar,
gelijk eens de Kleine Johannes zat op den rand
van het duin, in den avondstond. Achter den
eenzame nadert de nacht, in duistere grijp
armen alles omvattend.
De eenzame staat op en gaat langs het strand
terug naar de stad, die hem met haai1 vuur
torenlicht toewenkt. Aan de eene zijde ruischt
en bruischt de branding, golven stuwend tot
voor zijn voeten. Aan de andere zijde staan de
duinen als wachters: één onafzienbare rand van
geel en groen, steil en grootsch. Steeds dieper
wordt de duisternis. Vele, verre sterren flonke
ren aan de wijde lucht, mysterieuze werelden in
het diepe heelal.
Alles is rustig, niets verstoort de stilte. Daar
bestijgt de eenzame wandelaar het duin en daalt
aan den binnenkant af naar den weg, die naai
de stad voert. Een auto suist hem voorbij,
schelle lichtbundels werpend in den nacht. En
steeds meer nadert nu de mensch de stad, die
daar licht als een lichtende vlek op de donkere
aardtapij t. Een lichtgloed kleurt den hemel en
verkondigt van verrehier is de stad.
Steeds drukker wordt het verkeer: de stad
heeft den eenzamen mensch weer te pakken. Hij
heeft de eerste straten reeds achter zich. Niets
is hier meer te hooren van de zee. Schor en
schel klinkt het rumoer van verkeer en techniek.
De sterren flonkeren niet meer, omdat ze ver
duisterd zijn door de lichten van de stad. Een
zaam loopt de mensch in de smalle diepe, goot
tusschen de doode, grauwe huizen. Daar staan
op een pleintje nog een paar boomen, in een
plekje dor gras :een klacht van de natuur tegen
den mensch, die haar zoo ver ontvlucht is met
zijn techniek en zijn steden.
Zoo denkt de wandelaar. Toch is er geen ver
bittering daarover in zijn hart. Want hij weet,
dat de mensch naar zijn aard niet anders kan;
dat hij geen volmaakt natuurwezen is. Omdat
de mensch juist mensch is, door zijn scherp
vernuft en zijn practischen zin, die zich uiten
in de techniek en de steden. Nooit zullen natuur
en techniek elkaar vinden. Maar wel vullen ze
elkaar aan tot een goed geheel :wij menschen
kunnen geen van beide missen.
Probleem No. 2(54.
ALAIN C. WHITE
(Litchfield, Connecticut, Amerika).
dvmvw
■r.:
Mat in vier zetten.
Stand der stukken:
Wit: Ka3. Lg2, Lh8, Pd2, b2, b3, c2, d4, f6.
Zwart: Kal. Lf7, g3.
Eindspel No. 57.
In het internationaal tournooi te St. Petersburg,
ontstond, in de den 22sten Februari 1909 gespeelde
partij, tusschen de meesters O. S. Bernstein
en E. A. S n o s k o-B o r o w s k y (met zwart),
de volgende stand, na den 18en zet van Zwart:
5. Wat was er gebeurd? Wel, de ezel, die in
den tuin aan 't hek vastgebonden was, ergerde
zich geweldig, dat h(j buiten moest staan, terwijl
ze daarbinnen heerlijk aan 't schransen waren.
Hij trok en trok, totdat het hekje, dat maar
losjes in 't verweerde cement zat, verdacht heen
en weer begon te gaan. En juist toen Mijnheer
Pimpelmans z'n glas wou ledigen, gebeurde het!
6. Een heel stuk van 't hek schoot er uit, de
ezelwagen reed in volle vaart achteruit, dwars
over mevrouws kostelijke darwintulpen heen en...
bom! rinkeldekink! daar ging de heele erker in
elkaar!
„Dat begint alweer mooi!" zuchtte mijnheer
Pimpelmans, en toen hij de rekening van den
huisbaas kreeg, was hij de wanhoop nabij.
7. Maar met zijn zonnig humeur zette
mijnheer Pimpelmans zich er dadelijk overheen,
en op een mooien Maandag zou hij voor 't eerst
uitrijden. Jodocus klom op den bok en Mijnheer
Pimpelmans, beladen met een grooten koffer met
instrumenten, ging achterin zitten. Z'n heele ge
zicht straalde van genoegen bij 't vooruitzicht
van het heerlijke ritje, dat hem te wachten stond!
De partij liep verder als volgt:
f2—f3! 19. Dg4—gó
Tfl—f2 20. Tf8d8?
Deze zet laat zonder noodzaak den nu volgenden
aanval van Wit toe. Beter was Kg8—h8.
h2h4 21. Dg 5li6
g3g422
Hiermede leidt Wit een mataanval in.
22. Dh6xh4
Tf2h2 23. Dh4gó
Slecht ware geweest 23Dh4g3"j"; 24.
Kglhl, Tc7c3; 2ö. Talfl. met de dreiging
Th 2h3.
Pf4xe6! 24.
Bernstein speelt het slot in praehtigen stijl.
De4 xeöf
De6e7
Th2 xh7f!
De7xd8f
Dd8xf8f
Df8xf6|
24.
25.
26.
27.
28.
29.
30.
f7 xe6
Kg8h8
Dg 5g8
Dg8 xh7
Pd7—f8
Dh7g8
Opgegeven.
Oplossing Probleem No. 260.
(Ch. Mauritius).
Stand der stukken:
Wit: Kf8, Dg7, Tdl, La7, Le8, Pc2, Pc8, a4, b3, e4.
ZwartKcó, Tb6, La6, Ld2, Pc4, Pe2, aö, b7,
d6, e3, el.
1. Pc8xd6, enz.
Goede oplossing ontvangen van
J. v. Gulik, te Overveen.
Oplossing Probleem No. 261.
(C. C. W. Man n).
1. Pe4g3, enz.
Goede oplossing ontvangen van
W. v. Dort, te Haarlem.
Correspondentie.
Haarlem. II. W. v. D.
Na 1. Dg7—f7, Pe2c3; 2. Df7xc4f is Zwart
niet mat, wegens 2La6xc4.
Rectificatie. In het diagram van Pro
bleem No. 263 moet op d8 een witte Looper staan,
zooals ook uit den stand der stukken kan blijken.
H.
8. Maar plotseling bedacht hij zich, dat hij
z'n notitieboekje en z'n vulpenhouder in huis had
laten liggen. Jodocus," zei hij, „ga 't eens gauw
halen!" Gehoorzaam klom Jodocus van den bok...
't Was alleen maar jammer, dat mijnheer Pim
pelmans niet tijdig bedacht had, dat de bouw van
den wagen niet geschikt was voor zijn figuur