m m 7 7de Jaargang. Eerste Heemsteedsche Courant. 26 September 1930. Tweede Blad. No. 39. LOSSE BLAADJES. Twee brieven. Voor de Vrouw. Brokjes Levenswijsheid. Het eigene en het uit heemsche. Voor de kinderen. Kant door alle eeuwen. Wat vrouwen interesseert. Voor het gezellige Huis. Appellekkernijen. Marion's antwoord. SCHAAKRUBRIEK. i m UIT BOEK EN BLAD. (Nadruk verboden.) De Utrechtsche examencommissie heeft enkele afgewezen candidaten na een maand voor geslaagd ver klaard, en aan hen de Hoofdakte uitgereikt. Aan de Hoofdakte-commissie te Utrecht. Eed'le en gestrenge Heeren, 'kVraag ootmoedig: Hoor mij aan! Moog'lijk kunt u nog herinneren Dat 'k examen heb gedaan? 'kWas vol hoop en blij-verwachting, Maar dat heeft niet lang geduurd. Met wat vijfjes en wat zesjes Werd 'k door u naar huis gestuurd! Maar mijn vriend en studiemakker, Die naar Zwolle was gereisd, Kon geslaagd weer huiswaarts keeren Met precies dezelfde lijst! Is 't dan billijk, dat ik zakte? Is hier nu wel recht gedaan? Hij alleen heeft nu de akte, En ik kan weer blokken gaan! Eea'le en gestrenge Heeren, Dat was vrees'lijk onverwacht.' 'k Kon mijn oogen niet gelooven, 'k Heb eerst aan een grap gedacht, Toen u achteraf verklaarde, Dat ik toch nog was geslaagd, En gelijk de akte stuurde, Die zoo lang mij heeft geplaagd. 'k Kan u niet behoorlijk danken, Daar 'k van blijdschap dans en spring, Wijl 'k niet meer behoef te vossen Voer dat akelige ding! 'k Zal het veilig weg gaan leggen, 'k Ben van vreugde overstuur! Maar u slaat dat moet ik zeggen Wel een beetje raar figuur! Uw dw., enz., Voor eensluidend afschrift: op de aarde zoo had, ging boven zijn beperkten gezichtskring. Om het eigene te herkennen en in zijn eigenaardigheid te waardeeren, moet men eerst elders geweest zijn. Inzonderheid voor inwoners van een klein land als het onze is reizen nuttig. In het buiten land leert de Hollander begrijpen, dat niet het uitheemsche uitzondering is op den regel, maar dat de groote rijken van Europa, waartusschen zijn landje ingeklemd ligt, onderling zooveel gemeen hebben, dat Holland ten overstaan daar van de rariteit wordt. Holland is ten opzichte van Europa, wat Volendam voor ons land is. Onze opvattingen, gewoonten en gebruiken on derscheiden zich in vele opzichten wel zeer sterk van den algemeenen levensregel in de rest van de wereld. Een employé van de Mitropa, die met zijn spjjswagen alle landen van ons werelddeel doortrekt, vindt de wereld vrijwel overal gelijk, maar verklaarde hij mij, „Holland is wel een heel merkwaardig land; alles is er heel anders dan overal elders." Wie niet reist, staat met wantrouwen tegen over het buitenland. Hij gaat onbewust uit van de gedachte, dat het onbekende het minder goe de en minder verstandige moet zijn. Tot hem de ervaring verrast, dat het onbekende in menig geval beter en verstandiger is dan het bekende. Deze ervaring beneemt hem den algemeen voor komenden vrees om in onbekende gebieden door te dringen. Niet slechts geografisch, maar ook op het terrein van den geest, van wetenschap, godsdienst, zede en kunst waant men zich in het bekende slechts veilig en is men te goeder trouw overtuigd dat het gewende niet is te overtroeven. Men waagt zich niet buiten het eigen gebied. Totdat men ook hier de verras sende ervaring opdoet, dat het nieuwe het be tere kan zijn. De ervaring is noodig, om den motor in bewe ging te zetten, welke het leven drijft: het ver langen tot uitbreiding van het levensgebied, de zucht tot verruiming van horizon, de lust tot doordringen en ontdekken. Eerst wie dezen lust volop bevredigen kan, leeft als mensch. H. G. CANNEGIETER (nadruk verboden) Een verblijdend verschijnsel is de algemeen heid van het reizen in onze dagen. Er is niets, wat de goede verstandhouding tusschen de vol ken dermate bevordert als wederzijdsche ken nismaking, Reizen verruimt den blik en leidt de aandacht af van de onmiddellijke omgeving, welker beteekenis de thuisblijver zoo licht over schat. Reizen maakt den geest lenig en ver hoogt de ontvankelijkheid voor indrukken; het versterkt de belangstelling en ontwikkelt de leergiefigheid. Het brengt het vreemde nabij en doet ons het eigene meer op een afstand zien. Zoo zuivert het de waardeering, verbetert het oordeel en leert het menschen 'en toestanden in de juiste verhoudingen onderscheiden. Een algemeene fout, waaraan het reizen een eind maakt, is de veronderstelling, als zou het eigen land de norm zijn voor het goede en ver standige en als zou het uitheemsche, als afwij king van dezen norm, het slechte en zonderlinge wezen. Een buitenlander trekt de aandacht door zijn potsierlijke kleeding, zijn kromme spraak, zijn dwaze gewoonten. Men kijkt op hem neer als op iemand, die nog niet geleerd heeft, hoe het behoort. Want de behoorlijke mensch, dat is de land genoot, in engeren zin nog de plaatsgenoot. De buitenlander behoeft niet buiten de landsgren zen te wonen om buitenlander te zijn. Voor menig met zijn geboortegrond vergroeiden dor peling is de man uit de stad, de man uit een andere provincie, soms zelfs de man uit een an der dorp de vreemdeling, die zich onbehoorlijk gedraagt, omdat hij niet spreekt en doet als „bij ons". Eerst als die dorpeling op reis gaat, ervaart hij, dat niet de vreemdeling de uitzondering is, maar hij zelf. Een Volendammer, die nooit bui ten zijn woonplaats geweest is, stelt zich de wereld bevolkt voor met menschen in Volen dammer costuum. Behalve dan de enkele zon derlingen, die niet weten hoe 't hoort. Een ont stellende ontdekking voor hem is, wanneer hij, de wereld doortrekkend, leert, dat de millioenen der wereldmassa uniform gaan gekleed op een paar honderd zijner dorpsgenooten na. Nu eerst begrijpt hij, waarom vreemde bezoekers zijn dorp als een rariteit komen bezichtigen. Inwoners hebben zelf vaak geen vermoeden van hetgeen voor vreemdelingen merkwaardig is. Het gebeurde, dat een reiziger in zekere stad werd getroffen 'door twee merkwaardige ver schijnselen, welke hij nergens ter wereld ooit had aanschouwd. Hij trachtte in een winkel een prentkaart te koopen. waarop deze verschijnse len afgebeeld waren. De winkelier stalde tal van stadsgezichten voor hem uit, maar de beide merkwaardige tafereelen ontbraken. „Het is eigenaardig", merkte de winkelier op, ,.hoe vaak mij juist naar die twee dingen gevraagd wordt. Ik begrijp niet, wat de vreem delingen daarin zien." Voor hem en zijn stadgenooten waren deze twee dingen de gewoonste zaken ter wereld, omdat Zij juist het beeld en de gewoonten zijner stad typeerden. Dat men deze dingen niet overal Pimpelmans is blijkbaar door de nachtmerrie's nog geheel van streek. Wij hopen volgende week zijn verdere weder waardigheden te vervolgen. Te allen tijde hebben de vrouwen kant gedra gen, het fijne weefsel, dat hun schoonheid zoo goed doet uitkomen. Zelfs uit de teekeningen, die men in oud-Egyptische graven heeft gevon den, blijkt dat de Egyptische vrouwen kant droe gen. Toch is aan het soort kant gemakkelijk te zien, in welken tijd het gemaakt is. Tot het jaar 1550 werd de z.g. middeleeuwsche kant vervaar digd met de symbolische figuren, de bloemen, bladeren en dieren uit het Gothische tijdperk. Tot 1620 krijgt men de geometrische stijl met cirkels, vierkanten en driehoeken en daarna zijn tot 1720 de kanten der Renaissance in de mode met ingewikkelde blader- en bloempatronen, die op een ongelijk net als grondstof goed uitko men. De stijve bloemruikertjes uit het Rococo- tijdperk (17201770) kenmerken hun tijd op het eerste gezicht. In den tijd der revolutie, tot ongeveer 1810, werden op een gelijkmatigen grond losse bolletjes en bloempjes gewerkt. Men kan trouwens de verschillende stijlen met zeker heid herkennen aan den gebruikten grond. Deze karn gelijkmatig zijn met even groote oogjes of ook ongelijke grootten en vormen der oogjes vertoonen (z.g. Guipure). Maar de oogjes op zichzelf zien er in de verschillende tijden ook weer heel anders uit en eigenlijk geven zij het karakteristieke aan den kant. „Echte" kant is gewoonlijk de benaming voor alle met de hand gemaakte kant. Deze kant is vooral Fransche guipurekant uit Alacon, Argentan en Brussel, maar Venetiaansche kant en Reticellakant wor den ook in groote hoeveelheden gemaakt. Dan heeft men geheel met de naald gewerkte kant, die reeds in de zestiende eeuw in Frankrijk, Duitschland en Italië gemaakt werd en wel eerst door adelijke dames en later door kloos terzusters; er was veel tijd en geduld voor noo dig. Daarom droeg Nicolo d' Aristotile detto Za- pina zijn in 1529 uitgegeven boek met kantpa tronen ook aan de adelijke dames op en een bloedverwant' van Titiaan, Cesare Vecellio ge naamd, gaf een dergelijk boek uit onder den titel: Kroon der adelijke en deugdzame vrouwen. De beroemde Venetiaansche reliefkant werd uit losse stukjes samengesteld en heeft later tot voorbeeld gediend voor het Iersche haakwerk, 'dat in het begin van de negentiende eeuw ont stond. Ook in Frankrijk heeft men getracht de Ventiaansche kant na te bootsen; reeds in de zeventiende eeuw stichtte Cathérine de Rohan, Hertogin van Longueville, scholen om kant te maken, waarvan die te Chantiily, waar men zwarte kant voor rouwsluiers maakte, het be kendste is geworden. Kloskant werd reeds in de sche kloosters langs den Rijn. Hierbij mogen wij wel eraan herinneren, dat het maken van klos kant eerst mogelijk was na de uitvinding der.... spelden. Kleine oorzaken hebben soms groote gevolgen! In Spanje, Vlaanderen en Italië werd veel kant geklost van' breede banden en later zelfs van geweven galons, waaruit zich een typisch soert Italiaanschee kant en later de bekende Point-lacé kant ontwikkelde. Thans zijn de voor naamste plaatsen, waar echte kant gemaakt wordt: Valenciennes, Chantiily, Brussel, Meche- len, Antwerpen, Brugge en Genua. Machinale kant wordt tegenwoordig het meeste vervaardigd in de Engelsche stad Nottingham en de Fransche steden Calais en Saint Pierre les Calais. (Nadruk verboden). DIENSTBODENNOOD IN DE VER. STATEN. Liever verhongeren dan dienst meisje zijn Ondanks de werkloosheid in de Ver. Staten kunnen de Amerikaansche huisvrouwen haast geen dienstmeisjes meer krijgen. Bjj de arbeids beurzen verdringen de vrouwen en meisjes zich om de kantoorbetrekkingen, maar zij willen geen huiswerk doen, hoewel er honderden keuken meiden en andere bedienden gevraagd worden. Bovendien worden er loonen aangeboden van 90 Dollar per maand met vrij kost en inwoning. Maar een slanke Poolsche zei eens tegen een reporter: „Al had ik vrije kost en inwoning, dan zou ik toch van 90 dollar per maand niet kunnen rondkomen. Bovendien wil ik een behoorlijk eigen thuis hebben en na de vaste kantooruren vrij zijn. En ik wil ook beslist geen huiswerk doen." Op een groot buiten werd een dienstbode ge vraagd als aanvulling van het reeds talrijke per soneel; zij zou een eigen kamer met bad krij gen, iedere week een dag en een avond vrijaf hebben en tien dollar per week verdienen. Nie mand wou de betrekking aannemen. Een jong meisje antwoordde: „Dat is niets voor mij. Tien dollar per week zou nog niet eens genoeg zijn om mijn iet creamsoda's en snoepgoed te betalen en bovendien, wie wil zes avonden per week gebonden zijn?" Het gemiddelde loon bedraagt nu 60 a 80 dol lar per maand. Daarvoor kookt het meisje zoo goed en zoo kwaad als het gaat, neemt stof af, maakt de bedden op en wascht de vaten. Maar dat is dan ook alles. De wasch doen? Uitgeslo ten! Het Amerikaansche dienstmeisje wil 's avonds volledige vrijheid van beweging heb ben met een vrijen Zondag en een vrijen dag door de week. De directeur van een New-Yorksche arbeids beurs gaf toe, dat de toestand hopeloos is. „Wij kunnen de vrouwen en meisjes er maar niet toe krijgen, huiswerk te doen. Zij worden liever jong ste bediende op een kantoor voor 20 dollar per week, waarbij zij dan nog zelf voor hun kost en inwoning moeten zorgen. Zij achten het be neden haar waardigheid, zich als dienstmeisje te verhuren. Het gevolg is, dat velen letterlijk van honger omkomen, liever dan de gelegen heid aan te grijpen, door betrekkelijk licht werk een dak boven het hoofd te krijgen. KUSSENS. In moderne zoowel als in ouderwetsche hui zen ziet men altijd een groot aantal kussens op de divans en in de cosy corners. Sommige kussens zijn van ieer oudgoud satijn of roode tafzij gemaakt en vertoonen kubistische mo tieven. Gestikte kussens zijn vooral modern in slaapkamers; zij zijn gemaakt van tafzij en hebben b.v. een uit spitstoeloopende stukjes vervaardigd middenstuk met effen, recht hoekige zijstukken. Ieder stukje moet apart gevoerd, omgenaoid en eenigszins opgevuld worden. Het is mooi, gerimpelde en gladde stukken met elkaar af te wisselen; wij zagen dit bij een kussen van violet satijn. Ook mooi zijn kussens van licht fluweel, waarop in het midden een enkele blccm is gewerkt en die om- g: ii zijn door een ruche. CHRISTINE. Eenige aantrekkelijke recepten. Van één. goed-dragenden appelboom oogst men dikwijls veertig of vijftig pond appels per jaar. Wie dus een paar van die appelboomen of mis schien zelfs een klein boomgaardje heeft, zal zich dikwijls afvragen, waar hij met al die ap pels heen moet. Men wil zijn oogst toch graag zoo goed mogelijk benutten en behalve de rijpe appels hebben wij nog vaak een groot aantal onrijpe vruchten, die van den boom afgewaaid zijn. Een groot deel van deze appels kan bewaard worden op een zolder of een andere geschikte plaats. Maar daarvoor komen alleen gave vruchten in aanmerking, die niet gekneusd zijn, Ze mogen elkaar niet aanraken en elke appel, die niet meer in prima conditie is, moet er uit gehaald en dadelijk opgegeten of geconserveerd worden. Wij kunnen dus lang niet alle appels bewa ren. De eenvoudigste manier, om ze te conser- veeren is het drogen der appels. Gedroogde appels. De appels worden geschild en ontdaan van de klokhuizen. Dit kan machinaal geschieden en bjj groote hoeveelheden wegen de kosten van het toestel niet op tegen het uitgespaarde werk. Door het wegnemen der klokhuizen ontstaat een cylindrisch gat en nu snijden wij den appel in ringvormige plakken ter dikte van tot 1 c.M. (Ter voorkoming van bruinworden kan men deze plakjes in stopflesschen doen, die tevoren gevuld zijn met zwaveldioxyde, döor ze omge keerd te plaatsen boven brandende zwavel. De plakjes moeten ongeveer een kwartier in de stopflesschen blijven en er af en toe in heen en weer geschud worden, zoodat hun geheele opper vlakte door het gas wordt doortrokken.) Nu rijgt men de plakjes aan latjes, waarbij zij elkaar niet mogen aanraken. Het drogen ge beurt bij een temperatuur van 150 tot 160 gra den Fahrenheit dus in een zacht brandende oven, dan wel op een bepaalden afstand voor of boven een vuur. Eiken dag worden zjj 5 a 6 uur ver warmd en men houdt dit 5 h 6 dagen vol. Als men een oven gebruikt, is het goed dé deur daar van half open te zetten, aangezien men anders toch ongemerkt een te hooge temperatuur krijgt. Na het drogen blijven de appels nog eenige uren in gewone kamertemperatuur. Ze kunnen bewaard worden in blikken, doozen, stopfles schen en zelfs in stevige papieren zakken'. Voor het gebruik worden ze geweekt en in hetzelfde water gekookt, om de geur zooveel mogelijk te behouden. Appelstroop. Hiervoor kan men het -beste afgewaaide ap pels nemen. Ze worden gewasschen, alle bruine plekjes worden bij het schillen zorgvuldig ver wijderd. Men doet ze nu in een pan met zooveel water, tot ze juist bedekt zijn, en kookt ze ge durende 1 a lij uur. Het vocht wordt gezeefd en op een halve liter water wordt er een pond suiker bij gedaan. Nu wordt het weer flink ge kookt, totdat het begint te stollen. Dan ls het klaar, om in schoone flesschen te worden ge goten, die worden nu afgesloten met perka ment. Appelmoes en gekookte pruimen. Twee pond pruimen worden in een liter water gedurende een goed uur gekookt." Twee pond appels worden in liter water gedurende 40 minuten gekookt, waarna men er appelmoes van maakt, door ze door een zeef te wrijven. De gekookte pruimen worden er dan bij gedaan met 4 pond suiker en alles wordt nog 5 10 mi nuten doorgekookt. Men kan de appels en de pruimen ook te zamen koken. Boschbessen met appels. Hiervoor kan men het beste appels gebruiken, die ongeveer een half jaar geleden geoogst zijn en in dien tijd op een zolder gelegen hebben. Men snijdt de appels aan kleine stukjes. Nu doet men gelijke hoeveelheden appels en bessen in een pan met juist zooveel water, dat ze be dekt zijn. Na voldoende afgekookt te zijn wordt de inhoud gezeefd en een tweede maal met water opgezet en gezeefd. Men mengt de beide af gietsels met 8'j ons suiker per L. vocht en kookt door, tot men de vereischte geleiachtige massa verkrijgt. Deze wordt gegoten in schoone. warme flesschen, die met perkament worden afge sloten. DE PRAC'TISCHE HUISVROUW. CITROENEN BEWAREN. In Italië legt men de vruchten in een aarden bak en giet er frisch bronwater overheen, tot dat zij onder water liggen. Om de twee dagen moet men dit water ververschen. De schaal met vruchten moet daarbij op een koele plaats worden bewaard. PRACTISCHE WENKEN. Om schroeven zonder moeite in hard hout te kunnen draaien, bestaat een eenvoudig middel tje: Men boort met een passenden boor een gat van dezelfde lengtg als de schroef en vet de schroef met een beetje wagensmeer, vet of reu zel in. Zonder moeite kan de schroef nu in het harde hout gedraaid worden. Hetzelfde geldt voor spij kers. Zijden doeken mag men nooit met zeep was- schen. Men raspt eenige geschilde aardappelen in een pan met water. Nadat dit papje ongeveer een uur heeft gestaan, perst men het door een zeef. In het aldus verkregen water kan men dan de zijden doeken wasschen. Om het springen der handen by het wasschen te voorkomen, verdient het aanbeveling de han den een dag voor het begin der wasch in te wrij ven met een zwakke oplossing van schellak en spiritus. Deze oplossing maakt de huid tijdelijk harder en voorkomt ook het openwrjjven van de handen langs het waschbord, waardoor dikwijls buitengewoon pijnlijke wondjes ontstaan. KRISTALLEN SIERADEN. Reeds vele jaren waren de vrouwen van oordeel, dat geen avondtoilet „volmaakt" was, wanneer daarbij niet een gekleurde ketting werd gedragen, die volkomen met de kleur van het toilet harmonieerde of die een daarbij Pas sende kleur vertoonde. Paarlen hebben voor- loopig geheel en al ais sieraad afgedaan, ter wijl brillianten slechts af en toe nog worden gedragen. De tegenwoordige dames wenschen als sieraad: kristal! Zelfs de tasschen van zwart fluweel, die men hier en daar al weer ziet, hebben kristallen heugels of kristallen sluitingen. De sieraden, die men van dit mate riaal vervaardigt, zijn smaakvol bewerkt. Voor al de kunstig uitgesneden kristallen kettingen vallen erg in den smaak. Zij komen zoowel op een blanke, als op een donker-getinte huid goed lit. En dat bepaalt tenslotte den duur van een bepaalde mode. TABLEAUX. Een jong Amerikaan, die zich reeds drie jaar te Parijs ophield, om volgens den wensch zijner ouders daar in de geneeskunde te studeeren, ont ving eens bezoek van zijn vader en leidde hem de stad rond. Wat ls dat voor een prachtig gebouw daar? vroeg de oude heer eens op een dag. Ik heb het nog nooit gezien, antwoordde de student, maar ik zal het aan den agent vragen. Ze vroegen het en kregen ten ant woord: dat is de geneeskundige school, mijne heeren. door NILSH RONDEE. Toen Marion hem weer zoo hulpeloos zag zit ten met een blauwe pantalon op zijn knieën, vond ze dat er maatregelen genomen moesten worden. Juffrouw Bels was niet kwaad, als hospita hield ze er zekere principes op na, die tenminste getuigden van rechtschapenheid. Alle commen salen hadden dezelfde rechten (zeer weinig) en dezelfde plichten (zeer vele). Ook voor de anderen had juffrouw Bels nog nooit een broek gemaakt. Maar die schenen dat niet noodig te hebben. Of ze hadden moeders, verloofden en naaisters, die al die dingen opknapten. Prentice deed het zelf. En afschuwelijk, niet om aan te zien. Marion was hoegenaamd geen nieuwsgierig meisje, dat gauw haar neus in .an dermans zaken stak. Maar alles heeft zijn gren zen. Ze woonde al jaren bij juffrouw Bels in en had er een flinke kamer, hetgeen haar ruim salaris als secretaresse haar toestond. Wanneer ze de trap opging kwam ze langs de kamer van mijnheer Prentice. Twee keer had zijn deur opengestaan en beide keeren had zjj hem aan het verstellen gezien. Zij haatte het een man vrouwenwerk te zien doen. Zjj kende Prentice alleen van de weinige malen, dat ze hem toeval lig in het huis was voorbij geloopen, maar dat was genoeg om zich een oordeel over hem te vormen. Marion kwam tot de overtuiging, dat ze moest ingrijpen. Ze deed het de eerste de beste maal dat ze hem weer bezig zag. „Hallo, mijnbeer Prentice!" Hij keek op, als een schuldige. „Het is een beetje gek misschien, maar ik kom u helpen." .Vreeselrjk aardig", zei Prentice, „maar het is werkelijk niet noodig." „Het is ontzettend hard noodig", deelde Ma rion mede. Ze greep de broek, die op Prentice's knieën lag en hield die omhoog. Er zat een groot gat in de pijp, een winkelhaak van ongeveer 5 c.M. Er was een poging ondernomen om de ramp te herstellen, maar het was schromelijk mislukt. Met een paar draden waren de twee zijden bij een gehaald en een groote stopnaald bengelde erbij. „Een schandaal", zei Marion boos en keek Prentice bestraffend aan. H(j zuchtte droevig en knikte. Is u van plan zoo verder te gaan en in dit vod over straat te loopen?" Prentice keek hulpeloos naar het meisje en zweeg. „Geef eens antwoord als u durft". „Het ziet er wat akelig uit", merkte hij op. ,,U had uw mond open kunnen doen. Als u het vervelend vindt, juffrouw Bels zooiets te vragen, wél, dat ben ik er ook nog." „Ik wist nietbegon Prentice. ,,U wist het niet, dat is waar," zei Marion iets vriendelijker. In elk geval weet u het nu. U krijgt dit gerepareerd weer lerug. Goeden middag". Toen ze de deur achter zich had gesloten, stond Prentice op en begon hartelijk te lachen. Sinds dit voorval liepen Prentice en het meis je elkaar niet steeds meer voorbij; wanneer ze een oogenblikje den tijd hadden, praatten ze eens wat. Het had Marion op kunnen vallen, dat Oplossingen, bijdragen, enz., te zenden aan den Schaakredacteur, GED. OUDE GRACHT 88. HAARLEM. EINDSPELSTUDIE No. 78. A. A. Troïtzky (Petersburg). Wit aan zet, remise. Stand der stukken: Wit: Kh4, Td5, h2. Zwart: Kf8, Ld2, g2, PARTIJ No. 118, gespeeld in het landentournooi te Hamburg, 18 Juli 1930. Wit: Zwart: F. D. Yates. V. Mar in. (Engeland) (Spanje) Franseh. 1. e2—e4 e7—e6 2. d2d4 d7d5 3. Tblc3 Pg8—f6 4. Lel—g5 Lfge7 5. e4e5 Pf6—e4 De voorkeur verdient o.i. Tf6—d7 6. Lg5Xe7 Dd8xe7 Op 6Pe4 X c3, volgt ook 7. Ddl—g4! („Gledhill Attack"). 7. Ddlg4! o0 8. Lfl—d3 Pe4Xc3 9. b2Xc3 c7c5 10. Pgl—f3 c5c4 11. Ld3xh7f Opgegeven. Deze partij was de kortste van het geheele toumooi. OPLOSSING PROBLEEM No. 270. (S. Hertmann). 1. e3e4, enz. Goede oplossing ontvangen van H. de Ruyter, te BloeniendaalF. Brandon en H. W. v. Dort, beiden te Haarlem; J. van Gulik te Overvecn; P. Mars, te Santpoort. hij een knappen jongeman was, maar als dat al het geval was, dan veranderde dit aan haar houding hoegenaamd niets. Ze verbaasde zich alleen over zrjn, keurige kleeding. Het lag haar vaak op de lippen te vragen waar de blauwe broek gebleven was, die ze zelf voor hem ge stopt had. Maar ze deed het niet. Toen ze de kennismaking met het Uleeding- stuk hernieuwde, stampvoette ze. Prentice's ka merdeur stond open. Hij zelf was er niet, maar op de tafel zag ze een kleine koffer met goed open liggen. De blauwe broek was er ook bij. Hoe ze er toe kwam, wist Marion niet, maar ze liep de kamer binnen en greep de broek. Vlak onder de plek, die zij zoo zorgvuldig gestopt had, was opnieuw een groot gat. En het was hersteld op Prentice's manier, met grove ste ken, ongelooflijk leelijk. De beide andere kle dingstukken, een colbert en een kamerjasje, hadden ook ieder een breede scheur. Ook zij waren op een afschuwelijke manier hersteld. Marion kon niet uitmaken, welke van de drie als reparatie het slechtst geslaagd was. Woe dend liep ze de kamer uit. „Nee", zei Marion. Ze zei het eerder dan ze eigenlijk gewild had, maar ze meende het en aan duidelijkheid liet het niets te wenschen over. Voor Prentice was het een onprettig ant woord. Want hij had haar ernstig gevraagd, zijn vrouw te worden. Maar hij was een man en hij droeg het als een man. „Ik wensch dien kerel geluk", zei hij bijna luchtig. „Wie?" vroeg Marion snel. „Er is toch zeker een ander?'' „Nee." „Maar waarom Prentice zweeg hulpeloos. „Ik haat een man met manieren zooals jjj." Marion keek naar haar schoenen." Ik haat een man, die vrouwenwerk doet. En dat is nog het ergste niet, maar als tenslotte iemand hem aan biedt, dat werk voor hem op te knappen, blijft hij het toch zelf doen. En hoe! Vreeselijk! Geen woorden voor te vinden." Prentice's gelaat werd een en al glimlach. „Als dat alles is," begon hij. „Heb je nooit gehoord van de firma Bandon, Prentice en Ban don, de goedkoope kleermakers en reparatie zaak. Wel ik ben een der firmanten. De blauwe broek en die andere rommel? Niets dan lief hebberij van me. En reclame. We hebben er een étalage voor ingericht: „Vrijgezellen, doe het niet zelf, breng het bij ons!" ,0!" ,En dusvroeg Prentice, „wat heb je nu te zeggen?" „Dan is bet wat anders." zei Marion. (Nadruk verboden.) „Eigen Haard", het bekende weekblad voor het gezin, bevat deze week naaist, een keur van actueele foto's een artikel van den heer H. F. Tillema, den bekenden Borneo-reiziger, over het bijenleven op Borneo. Tevens is op genomen een vervolg op een bijdrage van Prof. Dr. C. Zwikker. Al'edaagsche dingen uit Ame rika en een aantal verzorgde pagina's „Voor de vrouw". Verschillende interessante artikelen en verhalen completeeren deze aflevering.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1930 | | pagina 7