m m
7
7de Jaargang.
Eerste Heemsteedsche Courant. 26 September 1930. Tweede Blad.
No. 39.
LOSSE BLAADJES.
Twee brieven.
Voor de Vrouw.
Brokjes Levenswijsheid.
Het eigene en het uit
heemsche.
Voor de kinderen.
Kant door alle eeuwen.
Wat vrouwen interesseert.
Voor het gezellige Huis.
Appellekkernijen.
Marion's antwoord.
SCHAAKRUBRIEK.
i m
UIT BOEK EN BLAD.
(Nadruk verboden.)
De Utrechtsche examencommissie
heeft enkele afgewezen candidaten
na een maand voor geslaagd ver
klaard, en aan hen de Hoofdakte
uitgereikt.
Aan de Hoofdakte-commissie
te Utrecht.
Eed'le en gestrenge Heeren,
'kVraag ootmoedig: Hoor mij aan!
Moog'lijk kunt u nog herinneren
Dat 'k examen heb gedaan?
'kWas vol hoop en blij-verwachting,
Maar dat heeft niet lang geduurd.
Met wat vijfjes en wat zesjes
Werd 'k door u naar huis gestuurd!
Maar mijn vriend en studiemakker,
Die naar Zwolle was gereisd,
Kon geslaagd weer huiswaarts keeren
Met precies dezelfde lijst!
Is 't dan billijk, dat ik zakte?
Is hier nu wel recht gedaan?
Hij alleen heeft nu de akte,
En ik kan weer blokken gaan!
Eea'le en gestrenge Heeren,
Dat was vrees'lijk onverwacht.'
'k Kon mijn oogen niet gelooven,
'k Heb eerst aan een grap gedacht,
Toen u achteraf verklaarde,
Dat ik toch nog was geslaagd,
En gelijk de akte stuurde,
Die zoo lang mij heeft geplaagd.
'k Kan u niet behoorlijk danken,
Daar 'k van blijdschap dans en spring,
Wijl 'k niet meer behoef te vossen
Voer dat akelige ding!
'k Zal het veilig weg gaan leggen,
'k Ben van vreugde overstuur!
Maar u slaat dat moet ik zeggen
Wel een beetje raar figuur!
Uw dw., enz.,
Voor eensluidend afschrift:
op de aarde zoo had, ging boven zijn beperkten
gezichtskring. Om het eigene te herkennen en
in zijn eigenaardigheid te waardeeren, moet men
eerst elders geweest zijn.
Inzonderheid voor inwoners van een klein
land als het onze is reizen nuttig. In het buiten
land leert de Hollander begrijpen, dat niet het
uitheemsche uitzondering is op den regel, maar
dat de groote rijken van Europa, waartusschen
zijn landje ingeklemd ligt, onderling zooveel
gemeen hebben, dat Holland ten overstaan daar
van de rariteit wordt. Holland is ten opzichte
van Europa, wat Volendam voor ons land is.
Onze opvattingen, gewoonten en gebruiken on
derscheiden zich in vele opzichten wel zeer sterk
van den algemeenen levensregel in de rest van
de wereld. Een employé van de Mitropa, die met
zijn spjjswagen alle landen van ons werelddeel
doortrekt, vindt de wereld vrijwel overal gelijk,
maar verklaarde hij mij, „Holland is wel een
heel merkwaardig land; alles is er heel anders
dan overal elders."
Wie niet reist, staat met wantrouwen tegen
over het buitenland. Hij gaat onbewust uit van
de gedachte, dat het onbekende het minder goe
de en minder verstandige moet zijn. Tot hem
de ervaring verrast, dat het onbekende in menig
geval beter en verstandiger is dan het bekende.
Deze ervaring beneemt hem den algemeen voor
komenden vrees om in onbekende gebieden door
te dringen. Niet slechts geografisch, maar ook
op het terrein van den geest, van wetenschap,
godsdienst, zede en kunst waant men zich in
het bekende slechts veilig en is men te goeder
trouw overtuigd dat het gewende niet is te
overtroeven. Men waagt zich niet buiten het
eigen gebied. Totdat men ook hier de verras
sende ervaring opdoet, dat het nieuwe het be
tere kan zijn.
De ervaring is noodig, om den motor in bewe
ging te zetten, welke het leven drijft: het ver
langen tot uitbreiding van het levensgebied, de
zucht tot verruiming van horizon, de lust tot
doordringen en ontdekken. Eerst wie dezen lust
volop bevredigen kan, leeft als mensch.
H. G. CANNEGIETER
(nadruk verboden)
Een verblijdend verschijnsel is de algemeen
heid van het reizen in onze dagen. Er is niets,
wat de goede verstandhouding tusschen de vol
ken dermate bevordert als wederzijdsche ken
nismaking, Reizen verruimt den blik en leidt
de aandacht af van de onmiddellijke omgeving,
welker beteekenis de thuisblijver zoo licht over
schat. Reizen maakt den geest lenig en ver
hoogt de ontvankelijkheid voor indrukken; het
versterkt de belangstelling en ontwikkelt de
leergiefigheid. Het brengt het vreemde nabij
en doet ons het eigene meer op een afstand zien.
Zoo zuivert het de waardeering, verbetert het
oordeel en leert het menschen 'en toestanden
in de juiste verhoudingen onderscheiden.
Een algemeene fout, waaraan het reizen een
eind maakt, is de veronderstelling, als zou het
eigen land de norm zijn voor het goede en ver
standige en als zou het uitheemsche, als afwij
king van dezen norm, het slechte en zonderlinge
wezen. Een buitenlander trekt de aandacht door
zijn potsierlijke kleeding, zijn kromme spraak,
zijn dwaze gewoonten. Men kijkt op hem neer
als op iemand, die nog niet geleerd heeft, hoe
het behoort.
Want de behoorlijke mensch, dat is de land
genoot, in engeren zin nog de plaatsgenoot. De
buitenlander behoeft niet buiten de landsgren
zen te wonen om buitenlander te zijn. Voor
menig met zijn geboortegrond vergroeiden dor
peling is de man uit de stad, de man uit een
andere provincie, soms zelfs de man uit een an
der dorp de vreemdeling, die zich onbehoorlijk
gedraagt, omdat hij niet spreekt en doet als
„bij ons".
Eerst als die dorpeling op reis gaat, ervaart
hij, dat niet de vreemdeling de uitzondering is,
maar hij zelf. Een Volendammer, die nooit bui
ten zijn woonplaats geweest is, stelt zich de
wereld bevolkt voor met menschen in Volen
dammer costuum. Behalve dan de enkele zon
derlingen, die niet weten hoe 't hoort. Een ont
stellende ontdekking voor hem is, wanneer hij,
de wereld doortrekkend, leert, dat de millioenen
der wereldmassa uniform gaan gekleed op een
paar honderd zijner dorpsgenooten na. Nu eerst
begrijpt hij, waarom vreemde bezoekers zijn
dorp als een rariteit komen bezichtigen.
Inwoners hebben zelf vaak geen vermoeden
van hetgeen voor vreemdelingen merkwaardig
is. Het gebeurde, dat een reiziger in zekere stad
werd getroffen 'door twee merkwaardige ver
schijnselen, welke hij nergens ter wereld ooit
had aanschouwd. Hij trachtte in een winkel een
prentkaart te koopen. waarop deze verschijnse
len afgebeeld waren. De winkelier stalde tal van
stadsgezichten voor hem uit, maar de beide
merkwaardige tafereelen ontbraken.
„Het is eigenaardig", merkte de winkelier
op, ,.hoe vaak mij juist naar die twee dingen
gevraagd wordt. Ik begrijp niet, wat de vreem
delingen daarin zien."
Voor hem en zijn stadgenooten waren deze
twee dingen de gewoonste zaken ter wereld,
omdat Zij juist het beeld en de gewoonten zijner
stad typeerden. Dat men deze dingen niet overal
Pimpelmans is blijkbaar door de nachtmerrie's
nog geheel van streek.
Wij hopen volgende week zijn verdere weder
waardigheden te vervolgen.
Te allen tijde hebben de vrouwen kant gedra
gen, het fijne weefsel, dat hun schoonheid zoo
goed doet uitkomen. Zelfs uit de teekeningen,
die men in oud-Egyptische graven heeft gevon
den, blijkt dat de Egyptische vrouwen kant droe
gen. Toch is aan het soort kant gemakkelijk te
zien, in welken tijd het gemaakt is. Tot het jaar
1550 werd de z.g. middeleeuwsche kant vervaar
digd met de symbolische figuren, de bloemen,
bladeren en dieren uit het Gothische tijdperk.
Tot 1620 krijgt men de geometrische stijl met
cirkels, vierkanten en driehoeken en daarna zijn
tot 1720 de kanten der Renaissance in de mode
met ingewikkelde blader- en bloempatronen, die
op een ongelijk net als grondstof goed uitko
men. De stijve bloemruikertjes uit het Rococo-
tijdperk (17201770) kenmerken hun tijd op
het eerste gezicht. In den tijd der revolutie, tot
ongeveer 1810, werden op een gelijkmatigen
grond losse bolletjes en bloempjes gewerkt. Men
kan trouwens de verschillende stijlen met zeker
heid herkennen aan den gebruikten grond. Deze
karn gelijkmatig zijn met even groote oogjes
of ook ongelijke grootten en vormen der oogjes
vertoonen (z.g. Guipure). Maar de oogjes op
zichzelf zien er in de verschillende tijden ook
weer heel anders uit en eigenlijk geven zij het
karakteristieke aan den kant. „Echte" kant is
gewoonlijk de benaming voor alle met de hand
gemaakte kant. Deze kant is vooral Fransche
guipurekant uit Alacon, Argentan en Brussel,
maar Venetiaansche kant en Reticellakant wor
den ook in groote hoeveelheden gemaakt. Dan
heeft men geheel met de naald gewerkte kant,
die reeds in de zestiende eeuw in Frankrijk,
Duitschland en Italië gemaakt werd en wel
eerst door adelijke dames en later door kloos
terzusters; er was veel tijd en geduld voor noo
dig. Daarom droeg Nicolo d' Aristotile detto Za-
pina zijn in 1529 uitgegeven boek met kantpa
tronen ook aan de adelijke dames op en een
bloedverwant' van Titiaan, Cesare Vecellio ge
naamd, gaf een dergelijk boek uit onder den
titel: Kroon der adelijke en deugdzame vrouwen.
De beroemde Venetiaansche reliefkant werd uit
losse stukjes samengesteld en heeft later tot
voorbeeld gediend voor het Iersche haakwerk,
'dat in het begin van de negentiende eeuw ont
stond. Ook in Frankrijk heeft men getracht de
Ventiaansche kant na te bootsen; reeds in de
zeventiende eeuw stichtte Cathérine de Rohan,
Hertogin van Longueville, scholen om kant te
maken, waarvan die te Chantiily, waar men
zwarte kant voor rouwsluiers maakte, het be
kendste is geworden. Kloskant werd reeds in de
sche kloosters langs den Rijn. Hierbij mogen wij
wel eraan herinneren, dat het maken van klos
kant eerst mogelijk was na de uitvinding der....
spelden. Kleine oorzaken hebben soms groote
gevolgen!
In Spanje, Vlaanderen en Italië werd veel
kant geklost van' breede banden en later zelfs
van geweven galons, waaruit zich een typisch
soert Italiaanschee kant en later de bekende
Point-lacé kant ontwikkelde. Thans zijn de voor
naamste plaatsen, waar echte kant gemaakt
wordt: Valenciennes, Chantiily, Brussel, Meche-
len, Antwerpen, Brugge en Genua.
Machinale kant wordt tegenwoordig het meeste
vervaardigd in de Engelsche stad Nottingham
en de Fransche steden Calais en Saint Pierre
les Calais.
(Nadruk verboden).
DIENSTBODENNOOD IN DE VER. STATEN.
Liever verhongeren dan dienst
meisje zijn
Ondanks de werkloosheid in de Ver. Staten
kunnen de Amerikaansche huisvrouwen haast
geen dienstmeisjes meer krijgen. Bjj de arbeids
beurzen verdringen de vrouwen en meisjes zich
om de kantoorbetrekkingen, maar zij willen geen
huiswerk doen, hoewel er honderden keuken
meiden en andere bedienden gevraagd worden.
Bovendien worden er loonen aangeboden van 90
Dollar per maand met vrij kost en inwoning.
Maar een slanke Poolsche zei eens tegen een
reporter: „Al had ik vrije kost en inwoning, dan
zou ik toch van 90 dollar per maand niet kunnen
rondkomen. Bovendien wil ik een behoorlijk
eigen thuis hebben en na de vaste kantooruren
vrij zijn. En ik wil ook beslist geen huiswerk
doen."
Op een groot buiten werd een dienstbode ge
vraagd als aanvulling van het reeds talrijke per
soneel; zij zou een eigen kamer met bad krij
gen, iedere week een dag en een avond vrijaf
hebben en tien dollar per week verdienen. Nie
mand wou de betrekking aannemen. Een jong
meisje antwoordde: „Dat is niets voor mij.
Tien dollar per week zou nog niet eens genoeg
zijn om mijn iet creamsoda's en snoepgoed te
betalen en bovendien, wie wil zes avonden per
week gebonden zijn?"
Het gemiddelde loon bedraagt nu 60 a 80 dol
lar per maand. Daarvoor kookt het meisje zoo
goed en zoo kwaad als het gaat, neemt stof af,
maakt de bedden op en wascht de vaten. Maar
dat is dan ook alles. De wasch doen? Uitgeslo
ten! Het Amerikaansche dienstmeisje wil
's avonds volledige vrijheid van beweging heb
ben met een vrijen Zondag en een vrijen dag
door de week.
De directeur van een New-Yorksche arbeids
beurs gaf toe, dat de toestand hopeloos is. „Wij
kunnen de vrouwen en meisjes er maar niet toe
krijgen, huiswerk te doen. Zij worden liever jong
ste bediende op een kantoor voor 20 dollar per
week, waarbij zij dan nog zelf voor hun kost
en inwoning moeten zorgen. Zij achten het be
neden haar waardigheid, zich als dienstmeisje
te verhuren. Het gevolg is, dat velen letterlijk
van honger omkomen, liever dan de gelegen
heid aan te grijpen, door betrekkelijk licht werk
een dak boven het hoofd te krijgen.
KUSSENS.
In moderne zoowel als in ouderwetsche hui
zen ziet men altijd een groot aantal kussens
op de divans en in de cosy corners. Sommige
kussens zijn van ieer oudgoud satijn of roode
tafzij gemaakt en vertoonen kubistische mo
tieven. Gestikte kussens zijn vooral modern
in slaapkamers; zij zijn gemaakt van tafzij en
hebben b.v. een uit spitstoeloopende stukjes
vervaardigd middenstuk met effen, recht
hoekige zijstukken. Ieder stukje moet apart
gevoerd, omgenaoid en eenigszins opgevuld
worden. Het is mooi, gerimpelde en gladde
stukken met elkaar af te wisselen; wij zagen
dit bij een kussen van violet satijn. Ook mooi
zijn kussens van licht fluweel, waarop in het
midden een enkele blccm is gewerkt en die om-
g: ii zijn door een ruche.
CHRISTINE.
Eenige aantrekkelijke recepten.
Van één. goed-dragenden appelboom oogst men
dikwijls veertig of vijftig pond appels per jaar.
Wie dus een paar van die appelboomen of mis
schien zelfs een klein boomgaardje heeft, zal
zich dikwijls afvragen, waar hij met al die ap
pels heen moet. Men wil zijn oogst toch graag
zoo goed mogelijk benutten en behalve de rijpe
appels hebben wij nog vaak een groot aantal
onrijpe vruchten, die van den boom afgewaaid
zijn.
Een groot deel van deze appels kan bewaard
worden op een zolder of een andere geschikte
plaats. Maar daarvoor komen alleen gave
vruchten in aanmerking, die niet gekneusd zijn,
Ze mogen elkaar niet aanraken en elke appel,
die niet meer in prima conditie is, moet er uit
gehaald en dadelijk opgegeten of geconserveerd
worden.
Wij kunnen dus lang niet alle appels bewa
ren. De eenvoudigste manier, om ze te conser-
veeren is het drogen der appels.
Gedroogde appels.
De appels worden geschild en ontdaan van de
klokhuizen. Dit kan machinaal geschieden en bjj
groote hoeveelheden wegen de kosten van het
toestel niet op tegen het uitgespaarde werk.
Door het wegnemen der klokhuizen ontstaat een
cylindrisch gat en nu snijden wij den appel in
ringvormige plakken ter dikte van tot 1 c.M.
(Ter voorkoming van bruinworden kan men
deze plakjes in stopflesschen doen, die tevoren
gevuld zijn met zwaveldioxyde, döor ze omge
keerd te plaatsen boven brandende zwavel. De
plakjes moeten ongeveer een kwartier in de
stopflesschen blijven en er af en toe in heen en
weer geschud worden, zoodat hun geheele opper
vlakte door het gas wordt doortrokken.)
Nu rijgt men de plakjes aan latjes, waarbij
zij elkaar niet mogen aanraken. Het drogen ge
beurt bij een temperatuur van 150 tot 160 gra
den Fahrenheit dus in een zacht brandende oven,
dan wel op een bepaalden afstand voor of boven
een vuur. Eiken dag worden zjj 5 a 6 uur ver
warmd en men houdt dit 5 h 6 dagen vol. Als
men een oven gebruikt, is het goed dé deur daar
van half open te zetten, aangezien men anders
toch ongemerkt een te hooge temperatuur
krijgt.
Na het drogen blijven de appels nog eenige
uren in gewone kamertemperatuur. Ze kunnen
bewaard worden in blikken, doozen, stopfles
schen en zelfs in stevige papieren zakken'. Voor
het gebruik worden ze geweekt en in hetzelfde
water gekookt, om de geur zooveel mogelijk te
behouden.
Appelstroop.
Hiervoor kan men het -beste afgewaaide ap
pels nemen. Ze worden gewasschen, alle bruine
plekjes worden bij het schillen zorgvuldig ver
wijderd. Men doet ze nu in een pan met zooveel
water, tot ze juist bedekt zijn, en kookt ze ge
durende 1 a lij uur. Het vocht wordt gezeefd
en op een halve liter water wordt er een pond
suiker bij gedaan. Nu wordt het weer flink ge
kookt, totdat het begint te stollen. Dan ls het
klaar, om in schoone flesschen te worden ge
goten, die worden nu afgesloten met perka
ment.
Appelmoes en gekookte pruimen.
Twee pond pruimen worden in een liter
water gedurende een goed uur gekookt." Twee
pond appels worden in liter water gedurende
40 minuten gekookt, waarna men er appelmoes
van maakt, door ze door een zeef te wrijven.
De gekookte pruimen worden er dan bij gedaan
met 4 pond suiker en alles wordt nog 5 10 mi
nuten doorgekookt.
Men kan de appels en de pruimen ook te
zamen koken.
Boschbessen met appels.
Hiervoor kan men het beste appels gebruiken,
die ongeveer een half jaar geleden geoogst zijn
en in dien tijd op een zolder gelegen hebben.
Men snijdt de appels aan kleine stukjes. Nu
doet men gelijke hoeveelheden appels en bessen
in een pan met juist zooveel water, dat ze be
dekt zijn. Na voldoende afgekookt te zijn wordt
de inhoud gezeefd en een tweede maal met water
opgezet en gezeefd. Men mengt de beide af
gietsels met 8'j ons suiker per L. vocht en kookt
door, tot men de vereischte geleiachtige massa
verkrijgt. Deze wordt gegoten in schoone. warme
flesschen, die met perkament worden afge
sloten.
DE PRAC'TISCHE HUISVROUW.
CITROENEN BEWAREN.
In Italië legt men de vruchten in een aarden
bak en giet er frisch bronwater overheen, tot
dat zij onder water liggen. Om de twee dagen
moet men dit water ververschen. De schaal
met vruchten moet daarbij op een koele plaats
worden bewaard.
PRACTISCHE WENKEN.
Om schroeven zonder moeite in hard hout te
kunnen draaien, bestaat een eenvoudig middel
tje: Men boort met een passenden boor een gat
van dezelfde lengtg als de schroef en vet de
schroef met een beetje wagensmeer, vet of reu
zel in.
Zonder moeite kan de schroef nu in het harde
hout gedraaid worden. Hetzelfde geldt voor spij
kers.
Zijden doeken mag men nooit met zeep was-
schen. Men raspt eenige geschilde aardappelen
in een pan met water. Nadat dit papje ongeveer
een uur heeft gestaan, perst men het door een
zeef. In het aldus verkregen water kan men dan
de zijden doeken wasschen.
Om het springen der handen by het wasschen
te voorkomen, verdient het aanbeveling de han
den een dag voor het begin der wasch in te wrij
ven met een zwakke oplossing van schellak en
spiritus. Deze oplossing maakt de huid tijdelijk
harder en voorkomt ook het openwrjjven van de
handen langs het waschbord, waardoor dikwijls
buitengewoon pijnlijke wondjes ontstaan.
KRISTALLEN SIERADEN.
Reeds vele jaren waren de vrouwen van
oordeel, dat geen avondtoilet „volmaakt" was,
wanneer daarbij niet een gekleurde ketting
werd gedragen, die volkomen met de kleur van
het toilet harmonieerde of die een daarbij Pas
sende kleur vertoonde. Paarlen hebben voor-
loopig geheel en al ais sieraad afgedaan, ter
wijl brillianten slechts af en toe nog worden
gedragen. De tegenwoordige dames wenschen
als sieraad: kristal! Zelfs de tasschen van
zwart fluweel, die men hier en daar al weer
ziet, hebben kristallen heugels of kristallen
sluitingen. De sieraden, die men van dit mate
riaal vervaardigt, zijn smaakvol bewerkt. Voor
al de kunstig uitgesneden kristallen kettingen
vallen erg in den smaak. Zij komen zoowel op
een blanke, als op een donker-getinte huid goed
lit. En dat bepaalt tenslotte den duur van een
bepaalde mode.
TABLEAUX.
Een jong Amerikaan, die zich reeds drie jaar
te Parijs ophield, om volgens den wensch zijner
ouders daar in de geneeskunde te studeeren, ont
ving eens bezoek van zijn vader en leidde hem
de stad rond.
Wat ls dat voor een prachtig gebouw daar?
vroeg de oude heer eens op een dag.
Ik heb het nog nooit gezien, antwoordde
de student, maar ik zal het aan den agent
vragen. Ze vroegen het en kregen ten ant
woord: dat is de geneeskundige school, mijne
heeren.
door
NILSH RONDEE.
Toen Marion hem weer zoo hulpeloos zag zit
ten met een blauwe pantalon op zijn knieën,
vond ze dat er maatregelen genomen moesten
worden.
Juffrouw Bels was niet kwaad, als hospita
hield ze er zekere principes op na, die tenminste
getuigden van rechtschapenheid. Alle commen
salen hadden dezelfde rechten (zeer weinig)
en dezelfde plichten (zeer vele). Ook voor de
anderen had juffrouw Bels nog nooit een broek
gemaakt. Maar die schenen dat niet noodig te
hebben. Of ze hadden moeders, verloofden en
naaisters, die al die dingen opknapten.
Prentice deed het zelf. En afschuwelijk, niet
om aan te zien. Marion was hoegenaamd geen
nieuwsgierig meisje, dat gauw haar neus in .an
dermans zaken stak. Maar alles heeft zijn gren
zen. Ze woonde al jaren bij juffrouw Bels in
en had er een flinke kamer, hetgeen haar ruim
salaris als secretaresse haar toestond. Wanneer
ze de trap opging kwam ze langs de kamer
van mijnheer Prentice. Twee keer had zijn deur
opengestaan en beide keeren had zjj hem aan
het verstellen gezien. Zij haatte het een man
vrouwenwerk te zien doen. Zjj kende Prentice
alleen van de weinige malen, dat ze hem toeval
lig in het huis was voorbij geloopen, maar dat
was genoeg om zich een oordeel over hem te
vormen. Marion kwam tot de overtuiging, dat
ze moest ingrijpen. Ze deed het de eerste de
beste maal dat ze hem weer bezig zag.
„Hallo, mijnbeer Prentice!"
Hij keek op, als een schuldige.
„Het is een beetje gek misschien, maar ik
kom u helpen."
.Vreeselrjk aardig", zei Prentice, „maar het
is werkelijk niet noodig."
„Het is ontzettend hard noodig", deelde Ma
rion mede.
Ze greep de broek, die op Prentice's knieën
lag en hield die omhoog. Er zat een groot gat
in de pijp, een winkelhaak van ongeveer 5 c.M.
Er was een poging ondernomen om de ramp te
herstellen, maar het was schromelijk mislukt.
Met een paar draden waren de twee zijden bij
een gehaald en een groote stopnaald bengelde
erbij.
„Een schandaal", zei Marion boos en keek
Prentice bestraffend aan.
H(j zuchtte droevig en knikte.
Is u van plan zoo verder te gaan en in dit
vod over straat te loopen?"
Prentice keek hulpeloos naar het meisje en
zweeg.
„Geef eens antwoord als u durft".
„Het ziet er wat akelig uit", merkte hij op.
,,U had uw mond open kunnen doen. Als u
het vervelend vindt, juffrouw Bels zooiets te
vragen, wél, dat ben ik er ook nog."
„Ik wist nietbegon Prentice.
,,U wist het niet, dat is waar," zei Marion
iets vriendelijker. In elk geval weet u het nu.
U krijgt dit gerepareerd weer lerug. Goeden
middag".
Toen ze de deur achter zich had gesloten,
stond Prentice op en begon hartelijk te lachen.
Sinds dit voorval liepen Prentice en het meis
je elkaar niet steeds meer voorbij; wanneer ze
een oogenblikje den tijd hadden, praatten ze
eens wat. Het had Marion op kunnen vallen, dat
Oplossingen, bijdragen, enz., te zenden aan den
Schaakredacteur,
GED. OUDE GRACHT 88. HAARLEM.
EINDSPELSTUDIE No. 78.
A. A. Troïtzky (Petersburg).
Wit aan zet, remise.
Stand der stukken:
Wit: Kh4, Td5, h2.
Zwart: Kf8, Ld2, g2,
PARTIJ No. 118,
gespeeld in het landentournooi te Hamburg,
18 Juli 1930.
Wit: Zwart:
F. D. Yates. V. Mar in.
(Engeland) (Spanje)
Franseh.
1. e2—e4 e7—e6
2. d2d4 d7d5
3. Tblc3 Pg8—f6
4. Lel—g5 Lfge7
5. e4e5 Pf6—e4
De voorkeur verdient o.i. Tf6—d7
6. Lg5Xe7 Dd8xe7
Op 6Pe4 X c3, volgt ook 7. Ddl—g4!
(„Gledhill Attack").
7. Ddlg4! o0
8. Lfl—d3 Pe4Xc3
9. b2Xc3 c7c5
10. Pgl—f3 c5c4
11. Ld3xh7f Opgegeven.
Deze partij was de kortste van het geheele
toumooi.
OPLOSSING PROBLEEM No. 270.
(S. Hertmann).
1. e3e4, enz.
Goede oplossing ontvangen van H. de Ruyter,
te BloeniendaalF. Brandon en H. W. v. Dort,
beiden te Haarlem; J. van Gulik te Overvecn;
P. Mars, te Santpoort.
hij een knappen jongeman was, maar als dat al
het geval was, dan veranderde dit aan haar
houding hoegenaamd niets. Ze verbaasde zich
alleen over zrjn, keurige kleeding. Het lag haar
vaak op de lippen te vragen waar de blauwe
broek gebleven was, die ze zelf voor hem ge
stopt had. Maar ze deed het niet.
Toen ze de kennismaking met het Uleeding-
stuk hernieuwde, stampvoette ze. Prentice's ka
merdeur stond open. Hij zelf was er niet, maar
op de tafel zag ze een kleine koffer met goed
open liggen. De blauwe broek was er ook bij.
Hoe ze er toe kwam, wist Marion niet, maar ze
liep de kamer binnen en greep de broek. Vlak
onder de plek, die zij zoo zorgvuldig gestopt
had, was opnieuw een groot gat. En het was
hersteld op Prentice's manier, met grove ste
ken, ongelooflijk leelijk. De beide andere kle
dingstukken, een colbert en een kamerjasje,
hadden ook ieder een breede scheur. Ook zij
waren op een afschuwelijke manier hersteld.
Marion kon niet uitmaken, welke van de drie
als reparatie het slechtst geslaagd was. Woe
dend liep ze de kamer uit.
„Nee", zei Marion.
Ze zei het eerder dan ze eigenlijk gewild had,
maar ze meende het en aan duidelijkheid liet
het niets te wenschen over.
Voor Prentice was het een onprettig ant
woord. Want hij had haar ernstig gevraagd, zijn
vrouw te worden. Maar hij was een man en hij
droeg het als een man.
„Ik wensch dien kerel geluk", zei hij bijna
luchtig.
„Wie?" vroeg Marion snel.
„Er is toch zeker een ander?''
„Nee."
„Maar waarom
Prentice zweeg hulpeloos.
„Ik haat een man met manieren zooals jjj."
Marion keek naar haar schoenen." Ik haat een
man, die vrouwenwerk doet. En dat is nog het
ergste niet, maar als tenslotte iemand hem aan
biedt, dat werk voor hem op te knappen, blijft
hij het toch zelf doen. En hoe! Vreeselijk! Geen
woorden voor te vinden."
Prentice's gelaat werd een en al glimlach.
„Als dat alles is," begon hij. „Heb je nooit
gehoord van de firma Bandon, Prentice en Ban
don, de goedkoope kleermakers en reparatie
zaak. Wel ik ben een der firmanten. De blauwe
broek en die andere rommel? Niets dan lief
hebberij van me. En reclame. We hebben er een
étalage voor ingericht: „Vrijgezellen, doe het
niet zelf, breng het bij ons!"
,0!"
,En dusvroeg Prentice, „wat heb je nu
te zeggen?"
„Dan is bet wat anders." zei Marion.
(Nadruk verboden.)
„Eigen Haard", het bekende weekblad voor
het gezin, bevat deze week naaist, een keur
van actueele foto's een artikel van den heer
H. F. Tillema, den bekenden Borneo-reiziger,
over het bijenleven op Borneo. Tevens is op
genomen een vervolg op een bijdrage van Prof.
Dr. C. Zwikker. Al'edaagsche dingen uit Ame
rika en een aantal verzorgde pagina's „Voor
de vrouw". Verschillende interessante artikelen
en verhalen completeeren deze aflevering.