De avonturen van Piepneus en
Bibbersnoetje
i.
S al
3ste jaargang.
Eerste Heemsieedsche Courant 3 januari 1931, Tweede Blad,
No. 1.
LOSSE BLAADJES.
Volkstelling.
Brokjes Levenswijsheid.
Sneeuw.
Voor de Vrouw.
SCHAAKRUBRIEK.
k v
Ji ■jB-jl
ÉS
k k
k
1
(Nadruk verboden).
Ik heb mijn eersten burgerplicht
In 't nieuwe jaar al weer volbracht.
Nauwkeurig heb ik 't werk verricht;
Het was een vreugdevolle nacht!
Nauw had de klok haar twaalfden slag
Doen hooren, of met ongeduld
Greep ik heilwenschend pen en inkt
En heb ik mijn telkaart ingevuld.
Mijn naam was blijkbaar reeds bekend.
Daar stond het; Xander Kreupelrijm.
En mijn adres bleek eveneens
Voor d'overheid al geen geheim.
Maar of ik leef in eenzaamheid
Of wel gezellig in 't gezin,
Daar blijft men zeer nieuwsgierig naar.
Waarom? Nu ja. je vult maar in!
Eens kijken, wat de overheid
Nog verder van mij weten wil.
Wie is het hoofd van het gezin?
Hier ligt de kiem van veel geschil!
Want zelfs al was ik eerelid
Van den Pantoffelheldenbond.
Dan moest ik schrijven zwart op wit
Dat ik mijzelf 't gezinshoofd vond!
'kHeb naar mijn beste weten voort;
De heeren verder ingelicht.
Dat 'k niet in de gevang'nis zit.
Noch in 't krankzinnigengesticht.
Maar dat ik in mijn woning was
En kalm in den bewusten nacht
Met oliebol en glaasje punch
Het nieuwe jaar heb afgewacht.
En voort ging 't vraag-eu-antwoord-spal.
Zoodat men thans nauwkeurig weet,
In hoeveel kamers van mijn huis
Ik slaap en werk, en drink en eet;
Dat mijn bedrijf als rijmelaar
Soms wel eens paardekrachten vraagt
Maar dat een motor toch nog niet
Mij bij mijn werkzaamheden schraagt'
Toen gleed het eerste morgenlicht
Door de gordijnspleet voor mijn raam
't Bescheen een slaperig gezicht.
En geeuwend teekende ik mijn naam.
Wel drong nog flauw iets tot mij doo-
Van boete en gevang'nisstraf
Maar welgemoed lag 'k op één oor:
Wc zijn er weer voor tien jaar af!
(Nadruk verboden;
Als sneeuw de aarde bedekt, bevangt den
toeschouwer een eigenaardige stemming.
Sneeuw is de uit den hemel neerzwevende
reinheid; door haar onbevlekt kleed worden
eensklaps de zwarte zonden en zorgen onzicht
baar. Sneeuw maakt alles gelijk; z(j vereffent
de zoo ongelijksoortige wereld en dompelt haar
in hetzelfde zachtzinnige dons. Tegenstellingen
doet zij verdwijnen; het contrast tusschen
kleuren is opgeheven, hoog noch laag bestaat
langer. Sneeuw doezelt de lijnen uit, vervaagt
omtrekken, verhult stijlen en soorten. Men
kent boomen en bouwwerken niet meer uit
elkaar; de kenmerken zijn opgelost in het ge
meenschappelijk wit, dat gansch de wereld her
schept tot een eigen stijl: de stijl van de
sneeuw.
Er zijn menschen, die van het sneeuwgezicht
genieten; er zijn anderen, die het sneeuwland
schap droefgeestig stemt. Het verblindende
wit, waarop de zon schittert, doet aan de
eeuwigheid denkc alle aardsche maten en
grenzen zijn weg er. een nieuw -atstaf heeft
de oude vervangen, een maatstai waaraan het
menschelijk oog niet is gewend.
Want sneeuw kent niet het onderscheid tus
schen oud en jong, arm en rijk, mooi en leelijk.
Sneeuw is het volstrekte, waarbij al het be
trekkelijke ir. het niet valt. Grauw staan de
helderste verven; goor zijn de frischste wangen.
Geen schoonheid, die het uithoudt tegen de
onaardsche schoonheid der sneeuw.
Wie aan de aarde hangt, schuwt de sneeuw.
Het alles verhullende glinsterdek maakt hem
beangst. Niets, wat daarstraks nog de aan
dacht boeide, is overgebleven. Stil en zeker en
met onverbiddelijke volharding heeft het neer
dwarrelend dons een eind gemaakt aan deze
belangwekkende wereld. Plotseling heeft' alles
zijn kleur en zijn vorm verloren en het ver
blinde oog tuurt op een eindeloos wit.
Diep in 't gemoed schuilt de vrees voor 't
vergaan der aarde. En eensklaps is de aarde
vergaan, weggezonken in het zwijgende, kleur-
looze wit. Diep in 't gemoed schuilt de vrees
voor den dood. En eensklaps is de dood ge
komen; verstijfd ligt de aarde onder haar
lijkwa.
Vergankelijkheid predikt de sneeuw. En zij
predikt deze op dubbele wijze. Want zelfs de
verstarring, waarmee zij eensklaps de wereld
betoovert, draagt niet het kenmerk van het
definitieve. „Waar is de sneeuw van 't vorig
jaar?", klaagt de dichter. Vergankelijk is deze
hemelsche pracht. Haar glinstering was be
drog. Haar schoonheid kortstondige!' nog dan
de aardsche schoonheid, welker waardeloosheid
zrj met haar toetssteen van de volmaaktheid
aantoonde. Begoocheling zelfs deze plechtig
neerdalende reinheid.
De reinheid der sneeuw! Zij houdt immeis
slechts een oogenblik stand. Schielijk is zij be
smeurd en bezoedeld en de bemodderde aarde
is nimmer onsmakelijker en., ongerieflijker ge
weest. Wat wij een hemelsche" neerdaling waan-
uen, was een boosaardige spot van de hel.
Arme, Iichtgeloovige menschheid! Nooit hebt
gij een inspannender schoonmaak te verrichten
dan wanneer gij u bevrijdt van de vuile, druile
rige, smerige sneeuw, die gij in uw waan daar
even als het symbool van de ongerepte heilig
heid hebt ontvangen. Is het niet, of een spot
geest u hoont?
Sneeuw kan droefgeestig stemmen bij haar
komen en gaan. Waarom genieten wij van het
sneeuwgezicht? Omdat het een welkome af
wisseling biedt juist door zjjn kortstondigen
duur. Want w» weten, dat straks onder de
sneeuw vandaan weer het zonnige goud van
krookjes en aconieten zal opduiken en dat
daarna weer de veelkleurige tulpen en de rijk-
geurende hyacinthen zullen opbloeien. De win
ter is ons de inleiding tot het vroolijke voor
jaar. Ontbering doet ons de voorpret van over
vloed smaken.
Maar de eeuwige sneeuw? Wij zijn er niet
voor geschapen. Wij noemen den poolreiziger
en den alpentoerist een held, juist omdat zjj de
levenswetten durven trotseeren en den dood
tegemoet durven gaan. Wie de eeuwige
sneeuw als een bekoring ervaart en haar voor
zijn genoegen zoekt, moet wel een levensmoede
of een zonderling zijn, die uit weerbarstigheid
tegen het bekende zich tot het onbekende
voelt aangetrokken. Maar de normale mensch
schuwt de eeuwige sneeuw zooals hij den dood
schuwt.
Wij aanvaarden den dood, maar lokken hem
niet. Zoo aanvaarden wij de sneeuw, het be-
driegeljjk symbool van reinheid en heiligheid,
de vergankelijkheid in het kwadraat, het zwij
gend en kleurloos dek, dat eerst stem en kleur
krijgt als achtergrond voor de veelvervige en
luidruchtige wintersport, die aan dezen dood
het relief van het leven geeft.
H. G. CANNEGIETER
door G. Th. Rotman.
(Nadruk verboden)
li;. Op zekeren dag hielden onze vaders
n geheimzinnig gesprek, dat vast niet veel
oeds beloofde. En jawel, een paar dagen later
tracht mijn vader ons allebei naar de kost-
■ihool te Muizenstad. Het was een wandeling
vin wel drie uur.
14. „Ah zoo, zijn dat nu die twee liever-
tjes!" liep meester Muizenvreugd, de eigenaar
van de kostschool, uit. „Wel zoo, wel zoo. Nu
mijnheer, laat U die sehatjes maar gerust hier;
daar weten wij wel raad mee!" En bij wijze van
veiwelkoming trok hij ons eens flink aan onze
ooren.
15. Vervolgens bracht meester Muizen
vreugd ons naar de klas. Juffrouw Parelvacht,
zoo heette de onderwijzeres, was juist aan d-.
natuurkundeles bezig, over de kat. „Hallo,
boys!" riep ik, „Aangenaam kennismaking!"
En de heele klasse brulde: „Hoera!" Maar de
juffrouw werd geweldig boos. „Foei!" piepte
ze. „dat vind ik onbeschaamd!"
16. Waarom je nou eigenlijk niet goeiendag
;ag zeggen, ais je ergens binnenkomt, begrijp
k niet! Maar de juffrouw zei, dat het niet
mócht en dus ging ik zitten. Nu, dat verhaal
over de kat interesseerde me niets: dat wist ik
allemaal allang! Voor tijdverdrijf maakte !k
van mijn zakdoek een mooie strik om de sta
van Theodora Sleepstaart. die vóór me zat.
Rinks een japon van zware wijnroode zijde
met ingezette deelcn in den rok; het bolero-
vormige lijfje sluit met zes knoopen over een
lingerieblouse van ivoorkleurige crêpe de chine,
die wij terugvinden in de manchetten.
Rechts een japon van dunne, grijsgroene
wollen stof met een gedrapeerde blouse en
manchetten van écru crêpe Georgette en een
rok, die voorzien is van stolpplooien.
I>E MEXICAANSCHE VROUW.
Langzame emancipatie.
Binnenkort zal er in Mexico een nieuw burger
Hjk wetboek worden ingevoerd,, dat de vrouw
staande rechten toekent als den man. Alle be-'
staande verschillen zullen worden opgeheven,
behalve die op het gebied van het stemrecht,
omdat daarvoor de grondwet zou moeten worden
herzien. Doch ondanks dat, is de Mexicaansche
vrouw op papier de meest geëmancipeerde van
de geheele werela. In het werkelijke leven is net
echter anders; men houdt daar nog sterk vast
aan de oude Spaansche gebruiken eenerzijds en
aan de Indiaarsche anderzijds. Dit heeft tenge-
■olge, dat de Mexicaansche vrouw in werkelijk
heid een veel ongunstiger positie heeft dan in
de meeste andere landen.
Men kan eigenlijk niet spreken van de Mexi
caansche vrouw in het algemeen, want in de
verschillende standen zijn de toestanden geheel
anders. Het ongunstigst staat de Indiaansche
vrouw ervoor, want de 43 stammen, die Mexico
telt, beschouwen bijna alle de vrouw als een
lager geplaatst wezen, dat achter haar man over
den weg loopt met een zwaarderen last op de
schouders dan hij draagt, met een zuigeling in
een „rebozo" op haar borst hangend en met
bloote voeten, Zij gaat om 3 uur 's morgens met
haar man naar de akkers en na hun thuiskomst
maalt zij het koren, weeft doeken en doet de
wasch.
Haar man maakt aardewerk en weeft sier-
kleeden, terwijl zij samenwerken bij het vlechten
van matten .stroohoeden en manden. Zij volgt
ook haar man naar het slagveld met het jongste
kind, de papegaai, de hond en do etenspot. Zij
kookt zijn eten, steelt kippen voor hem, verpleegt
hem als hU gewond raakt en begraaft hem als
hij sterft, ja dan gebeurt het zelfs, dat zij in zijn
plaats het geweer opneemt en doorvecht. Zij
interesseert zich in het geheel niet voor de wet,
want die heeft in haar leven niet den minsten
invloed.
De middenstand vormen de mestiezen, die zoo
veel mogelijk hun Europeesche voorouders na
volgen inplaats van de Indiaansche. Zij zien clan
ook minachtend neer op de Indianen, doch wor
den op hun beurt gering geschat door de vol
bloed Spanjaarden. Hier kan men de emanci
patie der vrouw zeer duidelijk bemerken, want
bijna alle jonge meisjes oefenen er een beroep
uit en zij hebben reeds in vele groepen de man
nen geheel of gedeeltelijk verdrongen.
Zij zijn over het algemeen knap van gezicht,
zwaar geverfd, opdringerig in hun optreden en
trotsch op de economische onafhankelijkheid, die
hun betrekking hun geeft. Zij doen veel aan
spori. vooral aan alpinisme en beginnen hun
oude gewoonte om dunne zij, van twijfelachtige
kwaliteit met goudkant, na;.- kantoor te dragen
langzamerhand op te geven. Zij beginnen steeds
meer voorliefde te gevoelen voor rijcostuums.
Enkele van deze meisjes zijn werkelijk flink en
bereiken wat in de wereld; zi, worden arts, ad
vocaat of ingenieur en moeten 'laarvoor breken
met de oude gewoonten; ia do goede kringen
worden zij echter ook dan niet opgenomen.
In deze oude Spaansche families is men n.I.
zeer trotsch en ook zeei conservatief, zoodat men
de meisjes nooit alleen uit laat gaan, terwijl de
vrouwen ook opgesloten blijven in hun hulzen,
die overigens onmetelijk groot en prachtig zon.
Huizen met veertig en vijftig kamers zijn er
geen zeldzaamheid. De mannen zijn weinig thuis,
die weten dat een echtscheiding ook bij het on
gelukkigste huwelijk uitgesloten is. Bij de mes
tiezen neemt het aantal echtscheidingen daaren
tegen hand over hand toe.
(Nadruk verboden).
GEHEIME POLITIE.
door
fWAN RAMONOWSKY.
Het was een gelukkige tijd.
Ze maakten verre wandelingen, vertelden el
kaar van hun idealen, hadden het over de toe
komst, die zi) zich voorstelden als een heerlijk
rijk. Waar ze alles zouden bezitten wat hun hart
begeerde; allereerst elkaar.
Ze waren nog jong.
Maar als zij samen door de straten van liet
oude Petersburg liepen, waren er velen, die hen
eerbiedig groetten en even zoo velen, die het
tweetal bewonderend nakeken.
Want de jeugdige Dmitri Bortsof was een
knap, forschgebouwd officier, en Sonja Roskolski
was bijna even groot als hü, met groote, donkere
oogen en een voorname waardigheid in haar
gang.
Sonja was de nog zeer jonge dochter van den
rijken koopman Ivan Roskolski. Zij en Dmitri le
ken voor elkaar geschapen, was de mecning der
menschen.
En sinds het groote, landelijke feest, door Ivan
Roskolski gegeven, waar de officier Ivan's doch
ter voor het eerst had ontmoet, was er een vreemd
geluksgevoel in beider hart gekomen.
Liefde? Voor ze deze vraag hadden beant
woord, gebeurde er iets, dat alles veranderde.
Drie maanden na het feest brak in Rusland de
revolutie uit.
Het ging alles zoo haastig in zijn werk, er viel
zoo weinig te regelen en na te denken. Ieder was
bezorgd voor zich en de zijnen. En als een drei
gend gevaar voor de deur staat is het immers
begrijpelijk, dat de eerste zorg is dat gevaar af
te wenden voor men zich om andere dingen be
kommert.
Voor Dmitri, den jongen officier, vaagde de re
volutie alles weg, ze was van wezenlijker en di
recter beteekenis dan drie maanden vriendschap
(of was het méér dan vriendschap, maar er was
geen tijd dit te bedenken).
Voor Dmitri gelegenheid had over al deze din
gen na te denken, bevond hij zich in een klein,
goedkoop hotel te Parijs.
Hij had vele illusies verloren en leed en ont
bering hadden hem een anderen kijk op het leven
doen krijgen. Maar hij was nog jong en het vuur
der jeugd was het, dat hem de vele veranderin
gen in zijn leven met een glimlach had doe» aan
vaarden.
Hij had in het bruisende, Farijsche leven spoe
dig vele kennisen gemaakt.
Hij was nog altijd een opvallende, knappe fi
guur, voornaam en met iets in houding en oog
opslag, dat eerbied afdwong. De mannen hadden
hem graag in hun gezelschap, want hij was een
vlot causeur. De vrouwen vonden hem interes
sant, bewonderden hem, verafgoodden hem.
En toch, hoezeer Dmitri zich aanpaste aan dit
vlotte leven, bleef er een onrust, die hem nooit
verliet. In stille oogenblikken dacht hij aan zijn
land, aan het geluk, dat hij daar had gekend.
Als mooiste herinnering doemden dan op de da
gen met Sonja. Hij wist zich haar weer precies
voor den geest te halen, zooals hij liaar verlaten
had. Een kort afscheid, waarbij niet veel ge
sproken werd. Haar bleek, maar wilskrachtig
gelaat met starende oogen
.Sonja".
Halfluid' noemde Dmitri, ergens in een café op
een der boulevards, dien naam. Toen stond hij
op. Wat hij in drie maanden, dat ze in elkaar'?
nabijheid waren geweest niet geweten had, wist
hü nu, na jaren.
Hij had haar lief.
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den
Schaakredacteur,
Ucd. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM No. 286.
J. D. v. d. Werf (Bolsward).
Dmitri had drie dagen lang in Rusland's oude
hoofdstad rondgezworven, en was reeds begon
nen te wanhopen, tot hij in een der verlaten
straten loopend, plotseling een kreet uitte. Daar
was ze, Sonja. Ze was veranderd, grooter gewor
den, een sterke vrouw, die de aandacht trok.
Dmitri haastte zich naar haar toe, groette blü
verrast. Maar hoewel er een blik van herkenning
in haar gelaat was, bleef zü onbewogen, als was
hfj een volkomen vreemde voor haar.
Toen keek ze om zich heen. Ze waren alleen in
de straat, heel in de verte naderden menschen.
Ga weg. Dmitri Bortsof, zei ze dringend.
Ga het land uil, zoo gauw je kunt.
Ik moet je spreken, eerder ga ik niet heen
nooit.
De menschen kwamen dichterbü.
Ga weg.
Nee.
Ze haalde de schouders op.
Dmitri Bortsof, je bent een dwaas. De ge
heime politie weet, dat je hier bent. Ze is je op
het spoor.
Ik weet het. Het leven is me weinig meer
waard zonder jou, Sonja.
De naderenden konden hen nu bijna goed op
nemen.
Vanavond in Hotel Bodanoff. Ze noemde een
uur, ging weg, keerde zich om.
Je bent gek, Dmitri Bortsof, je bent gek.
Gaat U mee.
Dmitri volgde den man de trap op en trad het
kleine vertrek binnen.
Sonja zat in een hoek op een divan en sprong
op, toen hij binnen kwam.
Ik heb vüf minuten voor je, zei ze.
Waarom zoo weinig. Ben je alles dan verge
ten? Het feest, de drie maanden van geluk, heeft
die rijd voor jou niets beteekent?
Ze antwoordde niet, knikte alleen.
Ik geloof van niet, zei Dmitri heftig.
Die tüd heeft voor mü evenveel beteekent als
oor jou, misschien meer.
Als dat waar is, laat me je dan kussen.
Daarvoor is het te laat, er zün reeds drie
minuten voorbij, de beide andere heb ik nooaig,
Dmitri Bortsof. Je was een officier van den
Czaar en bent hierheen gekomen als een moe
dige dwaas. Ik benik ben een spionne dei
geheime politie.
Ze keerde zich om.
Voetstappen drongen tot de kamer door. Er,
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kb2, Dd7, TaO. Tg4, Pf7, b6, cö, d2.
d5, e2, g2.
Zwart; Kd4, LbS, Ldl. b2, b3, b7, d3, tl.
PARTIJ No. 123,
gespeeld in het landentournooi te Hamburg.
15 Juli 1930.
Wit:
T. G a u f f i n
(Finland)
Zwart:
A. Baratz
(Roemenië)
1.
Indische
verdediging.
d2d4
Pg8—f6
2.
c2c4
e7e6
3.
Pblc3
LfS—bi
4.
a2a3
Lb4Xc3f
5.
b2Xc3
b7b6
6.
f2f3
d7d6
7.
e2e4
Pb8—<37
8.
Lfld3
e6e5
9.
Pgl—e2
0—O
10.
0—0
c7—c5
11.
d4d5
Tf8—es
12.
Ddl—el
Pd7—fg
13.
g'2—g4
Pf6d7
14.
Del—g3
Pf8—g6
15.
g'4g5
f7—f6
16.
h2h4
f6Xg5
17.
LclXgS
Pd7—f6
18.
f3—f4
Kg8—h8
19.
f4—f5
Pg6—e7
20.
Kgl—f2
Te8g8
21.
Dg3—f3
Lc8d7
22.
Pe2g3
Dd8—f8
23.
Kf2e3
Df8—f7
24.
Tal—a2
Ta8b8
25.
Ta2b2
Tg8c8
26.
Tfl—bl
Pe7g8
27.
Ld3c2
Ld7eS
28.
a3a4
Tb8b7
29.
a4—a5
Tc8b8
30.
a 5—a6
Tb7—c7
31.
Lc2—dl
Df7-T-d7
32.
Df3—fl
Dd7c8
33.
Tbl—al
Dc8d8
34.
Ldl—h5
h7—h6
35.
Lh5 X e8
Dd8Xe8
36.
Lg5Xf6
Pg8Xf6
37.
Dfle2
b6—b5
Deze
geweldadige bevrijdingszet loopt verke
38.
c4Xb5
c5c4
39.
b5b6!
Tb8Xb6
40.
Tb2Xb6
a7xb6
41.
a6a7
De8a 8
42.
De 2a2
Kh8h7
43.
Da2a6
Tc7—b7?
44.
Da6xb7
Opgegeven.
OPLOSSING PROBLEEM No. 282.
(J. E. Cauvcren).
Stand der stukken:
WitKa7, Db4, Lc6, Le7, Pdó. c3, g3, "n2.
Zwart: Ke6, Tf2, Pa8, Ph3, c7, e2, e5, f3.
1. Lc6e8, enz.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. y.
Dort te Haarlem.
CORRESPONDENTIE.
De 4e genoemde club in ons overzicht van
de „eerste klasse competitie", is de Nieuwe
Rotterdamschc Schaakvereeniging.
Hartelijk dank voor de ontvangen geluk-
wenschen bij de wisseling des jaars.
Wederkeerig onzen lezers en lezeressen onzen
heilwensch!
werd geklopt. De deur ging open. Drie mannen
kwamen binnen, drie van de geheime politie. Een
van hen wilde spreken, maar Dmitri belette het.
Ik ben Dmitri Bortsof, ik ga mee.
Hü keek niet om, toen hü het vertrek verliet.
Toch wist hü hoe Sonja midden in de kleine
kamer stond. Zc stond er nog langen tüd na zün
vertrek.
Toen wierp ze het raam open, met een woesten
ruk.
(Nadruk verboden).
IS HET U BEKEND:
dat een échte diamant, als men hem iu warm
water werpt, onaangetast blfjft, terwijl een
valsche springt?
dat de dikste boom in een Mexicaanscli dorp
staat, nameljjk het dorp Tula? Het is een
cypres, die een omvang heeft van ruim 50 M.
dat er dagelüks circa 6000 K.G. meteoorstee-
nen op de aarde neervallen, waarvan het grooi-
ste deel direct ais stof in zee neervalt?
dat in de Soedan of de Belgische Congo mie
ren worden geroosterd of in vet worden gebra
den, waarna ze smakelijk worden verorberd
difl de huizen en versterkingen van de oase
Faclu in de Sahara geheel en al uit zout zjjn
opgetrokken Zelfs de 7 Meter hooge muur om
het dorp is geheel van zout. Regen valt hlev
nooit en het zout ziet cr zwart en vuil uit.