r
De avonturen van Fiepneus en
Bibbersnoetje
8ste Jaargang.
Eerste Heemsteedsche Courant. 6 Februari 1931. Tweede Blad.
Nor*.
LOSSE BLAADJES.
Rechterlijke Dwaling.
Gehoorzaamheid.
De allerlaatste mode-
snufjes.
SCHAAKRUBRIEK.
Het spoorwegongeluk.
Pi
Als verdacht van moord op een
vrouw te Drosa werd 40 jaar ge
leden een jonge man tot levens
lange gevangenisstraf veroordeeld.
Eerst nu heeft de ware dader zich
aangemeld.
(Krantenbericht)
De zware deur viel achter hem in 't slot
Niets zou voortaan zijn leven meer verzoeten.
Eens anders misdaad tot zpn dood te boeten,
Dat was zijn diep beklagenswaardig lot.
Het was beslist. Hier baatte geen verweer.
De maatschappij had hem voorgoed verstooten,
En van de wereld deugd'lijk afgesloten,
bij Was een levend nummer en niets meer!
En sindsdien zat hij in vertwijf'ling daar,
Gekerkerd tusschen kale grauwe muren
Minuten groeiden langzaam aan tot uren,
Tot dagen, weken, maandentot een jaar.
En na dit jaar kwam weer een ander jaar,
En wéér en wéér één steeds de straf verlengen.
Bevrijding kon alleen de dood hem brengen
Wel drukte hem de hand van 't noodlot zwaar!
En dubbel mart'Iend was d'eentonigheid
Voor hem, die wist: hij was geheel onschuldig!
De jaren leerden hem berusting, en geduldig
Verdroeg hij 't langzaam kruipen van den tijd.
Toch koesterde hij diep in 't hart den wensch,
Dat eens de waarheid aan het licht zou
komen
En eindljjk werd de last hem afgenomen:
Men liet hem vrij. Het nummer werd weer
mensch!
Een mensch, maar ach, naar lijf en geest
verzwakt,
Versuft, verstompt, door wat hij moest
ontberen
Die wereldvreemd van alles nog moet leeren,
En wiens gezondheid is voorgoed geknakt.
Die overal op moeilijkheden stuit,
Die met zijn vrijheid niets meer kan beginnen;
Een jonge man ging de gevang'nis binnen,
Een menschenschuwe grijsaard kwam er uit!
Men vraagt zich af, waarom dit zoo moest
gaan?
Wèg veertig jaren van zijn korte leven;
Onschuldig moest hij ze als boete geven
En niemand maakt dit ooit meer ongedaan!
(Nadruk verboden).
Een merkwaardig verschijnsel in onze dagen
is de toenemende voorliefde voor dictatuur.
Vooral onder de jongere menschen in sommige
kringen is een hartstochtelijk verlangen naar
den tiran ontstaan. Met de democratie meenen
deze jonge menschen een onverzoenlijken strijd
te moeten aangaan; zij schimpen en smalen op
haar, verzetten zich tegen haar instellingen en
wreken zich met dikwijls kwajongensachtige
middelen op hare vertegenwoordigers. Daar dit
verschijnsel een internationaal karakter ver
toont, moet het wel samenhangen met een al-
gemeene wijziging in de zielsgesteldheid der
jeugd.
Deze levenshouding toont door de felheid en
overdrevenheid, waarmee zij zich aankondigt,
dat zij een reactie-verschijnsel is. Waarom hun
kert de jeugd naar den tiran, die haar onvoor
waardelijke wetten zal stellen; waarom eischt
zij door het oppermachtig woord van den dicta
tor te worden beheerscht? Waarom pleegt dit
staatkundig verlangen gepaard te gaan met
een godsdienstige begeerte naar een kerk,
waarin het geloof onbeperkt gezag en de
geestelijkheid blindelingsche gehoorzaamheid
vraagt?
Democratie en vrijzinnigheid doen een beroep
op het persoonlijk oordeel en het vormen van
een zelfstandige overtuiging is moeilijk en las
tig. Het vergt een zekere mate van rijpheid,
niet slechts van verstand en gemoed, maar
vooral van den wil. Wie voor zijn eigen meening
en daden verantwoordelijk verlangt te zijn,
heeft een bestendigen strjjd te voeren tegen
den innerlijken twijfel en tegen de andersden
kenden buiten. Voortdurend vragen zoowel
eigen ik als omgeving hem rekenschap. Hij
moet zich van dag tot dag inspannen, om in
het telkens wisselend aspect der wereld zijn
plaats te bepalen; hij moet stelling nemen en
keus doen; hij moet van gedachten wisselen en
zich ontwikkelen. Hij moet, en dit is het
moeilijkst van alles: eenzaam kunnen zijn, want
wie op zichzelf staat, staat immers alleen en
wie niemand boven zich heeft om naar op
te kijken, staart duizelend in het blauw der
oneindigheid.
Derhalve is het zelfstandig oordeel en het
persoonlijk beraad slechts den volwassene voor
behouden. En hoe weinig volgroeiden telt onze
maatschappij! Met een lichamelijke mannelijk
heid kan een kinderachtige geest gaan ge
paard. Kinderen, ook zoo zij, wat den leef
tijd betreft, de meerderjarigheid reeds lang ge
passeerd zijn, willen als onmondigen worden
behandeld.
Zou dit misschien de zielkundige fout kun
nen zjjn in het ideaal van de democratie, dat
deze met volwassenheid rekening houdt, waai
de werkelijkheid op onmondigheid wijst? De
moderne tjjd heeft de kinderen geëmancipeerd.
Groepen, die vroeger krachtens haar leeftijd,
sexe of maatschappeljjken stand voor onmon
dig golden, tellen thans voor vol mede. Hebben
de vrouwen, de arbeiders, de scholieren allen
de hun thans geboden vrijheid als een welkom
geschenk aanvaard? Zouden velen hunner in
hun hart niet terughunkeren naar de voormali
ge slavernij En zou het roepen om den dictator
niet de kreet van het kind zijn, dat naar zijn
vader terugverlangt?
Wie meent, dat een kind het pleizierig vindt,
als een redelijk wezen te worden behandeld,
vergist zich. Voor het kind is de strenge blik
van den gehoorzaamheid eischenden vader een
weldaad. Niet te hoeven denken, niet te zijn
blootgesteld aan het wikken en wegen, geen
beroep te hoeven doen op de eigen innerlijke
gevoelens van plicht en gerechtigheid, maar
blindelings te mogen worden gedreven door een
onverbiddelijk wezen, waaraan het kind de
volstrekte macht en wijsheid toeschrijft, dit is
voor den onmondige de prettigste en de gemak
kelijkste, zoo niet de eenige manier om te
leven. Straf en gebod, bevel en vermaan doen
hem goed. Als hij weet, dat tegenspreken
geen baat geeft, is hij ontslagen van de ver
moeienis, zijn kritisch oordeel te formuleeren.
Het is zooveel moeilijker te leven dan te
worden geleefd. Hebben wij onze kinderen de
gemakkelijke levensperiode van de blindeling-
sche gehoorzaamheid te spoedig ontnomen;
hebben wij ze te vroeg naar hun eigen gevoel
en oordeel verwezen; hebben wij ontijdig een
beroep gedaan op hun persoonlijken, zelfstandi
gen wil? En is hierdoor een ontwricht geslacht
opgekweekt, dat onder het mannelijk mom
zjjn verwaarloosde kinderbehoeften verhult?
Zoeken deze in de prille jaren onbevredigd ge
laten neigingen voldoening nu het te laat is
en is de heldenroep om den dictator niets an
ders dan achterna gekomen kinderkamer-
gekrijt
Het zou de tragiek van de moderne paeda-
gogie zjjn, zoo een zielkundige fout zich in een
maatschappelijke katastrofe ging wreken. In
dien onze volwassen geworden kinderen slechts
tot inzicht in den aard van hun zonderlinge
neiging mochten geraken, zou nog net ergste
zjjn te voorkomen. Wat aan het kind past, is
voor den man niet meer geschikt en nimmer
kan eigen gekozen dwang den mondig t
wordene ontheffen van de verantwoordelijkheid
voör zijn eigen levensgedrag.
H. G. CANNEGIETER.
door G. Th. Rotman.
(Nadruk verboden).
25. Wanhopig keken we elkander aan,
tot opeens de deur openging en meester weer
verscheen. We kropen angstig in 'n hoekje
en durfden geen kik geven. Woedend bekeek
meester Muizenvreugd den brief, waai hij
zooveel moeite aan had besteed en die nu
totaal onleesbaar was geworden
26. „Onbeschaamde vlegels! Nietsnutten
dat jullie bent!" riep de meester schor van-
woede eindelijk uit. „Zou gauw ik van den
burgemeester terugkom, breng ik jullie naar
huis. Ik wil je geen minuut langer hier zien'"
Meteen zette hp z'n hoed open daar
droop al de inkt langs zijn gezicht!
27. Nu hadden we 't voorgoed verkorven!
We werden op staande voet naar huis ge
bracht. „Goed", zei vader, „je hebt zelf de
zaak alweer bedorven! Maar nu weet ik wat
beters!" Wat dat was? Wel, drie dagen latei-
was ik knecht bjj Kleefstaart, den verver. Dat
beviel me veel beter, dan op school te zitten.
28. En Bibbersnoet werd dienstmeisje bij
mevrouw Goudmuis, een rijke oude weduwe.
Ze kon niet dét verkeerd doen, of ze kreeg
er van langs! Maar als ze er thuis over
klaagde, zei haar vader: „Eigen schuld, jonge
dame! Eigen schuld!" En nu, kinderen,
moeten we afscheid nemen, want ik heb het
veel te druk met verven! Dag! Misschien
vertel ik later nog wel eens van onze verdere
avonturen!
1INDE.
HANDSCHOENEN VAN GEITENLEER
MODERNE WEEFSELS, KORTE AVOND
MANTELTJES EN JUWEELEN IN 'T HAAR
Weet U wat de allernieuwste handschoenen
zjjn, die onze onvermoeide couturiers hebben
bedacht? Het zijn heel lange handschoenen
van turkooisblauwe peau de suède met kleine
geborduurde motiefjes van zilverdraad over
hun geheele óppervlakte, of zeegroene, die over
hun geheele lengte bestikt zijn met reepjes
Korte manteltjes
Weet U, dat voor *s avonds de korte mantel
tjes steeds meer in de mode komen, vooral die
van bont of fluweel? Bij voorkeur vormen zu
een smaakvolle tegenstelling met de japon; zoo
draagt men gaarne wit hermelijn op een don
kere japon. Een kostbare en veel besproken
mantel was gemaakt van vier grijze vossen,
die horizontaal liepen; dit korte bontjasje werd
gedragen op een japon van roode mousseline.
Er was ook een manteltje van wit hermelijn
en zwart fluweel op een japon van licht mari
neblauw fluweel en een van wit satijn cn zwau
vossebont bjj een wit satijnen japon. Voor den
namiddag zagen wij een schilderachtige bolero
van goudbruin astrakan met mouwen, waar
onder een rok van bruin laken gedragen werd.
Veeren en Pluimen
Weet U, dat er weer veeren en pluimen op
de hoeden gedragen worden, die een luchtige
en beweeglijke omlijsting van het gezicht tor
men?
Jasje van donkerrood satijn met kleurig bor
duursel en een effen roode shawl; het effect
hiervan is zeer origineel.
Een jasje met zwarte bladfiguren, dat nauw
sluitend gemaakt is en met effen randen is af
gezet. Ook het van een gesp voorziene cein
tuur is van effen stof gemaakt.
KNIPPATRONEN VERKRIJGBAAR
Van alle in deze rubriek afgebeelde mode
plaatjes zijn papieren knippatronen verkrijg-
De prijs hier-
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den
Schaakredacteur,
Ued. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM No. 289.
Mr. A. J. C. E. van Heycop ten Ham.
(1857—1925).
uuu geiiceic icu6.c jm— maten 4? 44 4fi 4R
geitenleer. Zij zijn ook wei van zwart ^item-, f ;ln^ren f 080. Men wordt
leer met spleten van den pols tot het uiteinde, B oostzeeels of per post-
die met °P wissel vooruit te voldoen. Bij "bestelling moet
gelmatige afstanden, witte ronde gaatjes zijn nummel. van het plaatje ook de
aangebracht, waardoor witsatijnen veters wor
den geregen. Iets geheel nieuws zijn hand
schoenen van wit geitenleer, waarop zwarte
biesjes van crepa satin zijn geappliquserd, bij
wijze van armbanden; aai) den pols is een groo-
te klokkende volant van zwarte crepe satin be
vestigd, die aan den rand een biesje van wit
geitenleer toont. Hetzelfde model was uitge
voerd in rose geitenleer met zilverkant.
Om op straat te dragen zagen wij handschoe
nen van groene peau de suède, waarvan de
manchetten geheel bedekt waren met stalen
figuurtjes of van parelgrijs antilopenleer met
mancheDten van lila leer. Er waren er ook van
bruin geitenleer mdt gevlochten manchetten
van hetzelfde leer en zeegroene peau de suède
en andere van zwart geitenleer, waai-van de
manchetten worden opgefleurd door Chineesche
figuren van rood en wit zellophane.
Juweelen
Weet U, dat het zeer modern is, 's avonds
juweelen in het haar te dragen,terwijl er ook
de kammetjes en knijpers weer in de mode
zijn? Wanneer U uw haar in het midden ge
scheiden draagt, zullen twee spangen met een
rijtje diamantjes links en rechts gracieus staan.
Wanneer gij opzij een scheiding draagt, is het
aangewezen een buigzamen diadeemvonnigen
band te kiezen, bezet met pareltjes, die niet op
het voorhoofd, doch op het haar wordt gedra
gen, en den vorm van het hoofd van hc: eene
oor naar het andere doet uitkomen. Er zijn ook
buigzame groote spangen met strass bezet, die
in den nek de krullen bij elkaar houden. Iets
elegants is een grooten met steentues bezetten
gesp, die van het eene oor naar bet andere
over den nek gaat en bestaat uit drie stukken,
die aan de uiteinden smal toeloopen en aan
elkaar bevestigd zijn, terwijl zij zich in liet
midden verbreeden en uit elkaar gaan.
Engelscli Borduursel
Weet U. dat het Engelsche borduursel sinds
eenige maanden weer in de mode gekomen is
en zich belooft te zullen handhaven onder de
modestoffen? In het voorjaar zullen wij het
veel zien dragen; mep zau er b.v. blouses van
maken om bij mantelpakken te dragen en ook
hoeden.
Nieuwe Parapluie-foudraals
Weet U, dat men de afmetingen van het
parapluie-foudraal tot een minimum heeft be
perkt door de uitvinding van een opvouwbaar
model, waardoor de lengte verkleind wordt?
„Dierlijke'' concurrentie
Weet dat tasscher. van struisvogel- en peli-
kaanleer een ernstige concurrentie aandoen
aan het tot nu toe gebruikte krokodillen- en
slangenleer? Het schijnt dat alle diersoorten
om de beurt het slachtoffer van de mode moe
ten worden.
Weet D, dat er veel blouses gemaakt worden
van Schotsch-geruite surrah in alle kleuren?
Weet U, dat er een nieuw weefsel is gemaakt
van struisvoeren, dat zeer soepel is en Fonkta
genoemd wordt?
Weet U, dat de mode voor enkele spor'en-
sembles tweekleurige mouwen voorschrijft? Het
effect is zeer origineel. Zoo zagen wij een japon
van roode diecla met een zwart, mouwloos jas
je: daaronder zag men dus de roode mouwen
van de japon, die aan den onderkant bedekt
werd door hooge zwai'ie manchetten. Een ande
re japon was van donk- rbiuin laken, doch was
van boven aangezet aan een chartreuse groenen
pas, die zich voortzette over de bovenheilt van
de mouwen, waarvan het onderstuk weer don
kerbruin was.
verlangde maat d u i d e 1 ij k worden opgegeven
Aanvragen te richten aan Het Patronenhuis,
Theresiastraat 424, Den Haag.
In een pikzwarte nacht voltrok zich de cata
strophe. Bleekc menschen renden gillend langs
den spoordijk, gekreun steeg op uit een donkere
chaos van spoorwagens, de locomotief, lag als
een gewond dier langs de helling. Zwaaiende
fakkels dwaalden spookachtig door de duister
nis en verlichtten brokken van de ruine, soms
een verwrongen menschengelaat. Het afschuwe
lijk gekerm had de stilte verdrongen.
Langs den spoordijk liep een klein knaapje,
Hp sleepte met zijn linkervoet en kreunde van
pijn. Onophoudelijk riep hij om zijn vader, een
klein zwak stemmetje, dat schriei opklonk in
het geroezemoes. Plotseling struikelde hp, viel
en verloor het bewustzijn. Voor een bloeiende
zomertuin. waaruit diepe bloemengeuren op
stegen ontwaakte de kleine Frits. De zon
scheen op zijn gelaat en in de vensterbank tripte
een kleine vogel. Hij keek nieuwsgierig om zich
heen, in het wit gekleede zusters liepen op de
teenen door de zaal, waarin aan weerszijden
een groot aantal bedden op een rij stonden,
Het was heerlijk stil, een insect zoemds om
zijn hoofd en toen de kleine Friets de oogen
sloot kreeg hp een visioen van een zomerwei met
witte bloeiende bloemen.
Toen een koele hand op zijn voorhoofd werd
gelegd sloeg hij de oogen op en keek in het
vriendelijk glimlachende gelaat van de hoofd
zuster. Zrj boog zich naar hem over en zei:
„Jij krpgt dadelpk hoog bezoek, mpn jongen".
Hij begreep niet, maar glimlachte dankbaar.
En inderdaad. Na een kwartier werd de deur
geopend en tred de minister, omringd door in 't
wit gekleede zusters en doctoren binnen. Onmid
dellijk stapte het gezelschap naar zijn bed en
bleef in een groep met den minister in het mid
den, om hem heen staan. Kleine Frits keek
verbaasd en tegelijkertijd een klein beetje
angstig naar dien deftig in het zwart ge-
kleeden meneer, die zich naar hem overboog
en zijn hand in de zpne nam. Tegelijkertijd kreeg
hp een visioen van wat er den vorigen avond
was gebeurd. Gevallen wagens schreiende
menschen en zijn vaderdie zou nu net zoo
heerlijk heerlijk liggen als hij in het heerlijk
zomerzonnetje en die zwarte vriendelijke meneer
zou bij hem komen
„Hoe heet je knaapje?"
„Frits v. Dort, mijnheer".
„Hoe oud ben je al Flits?"
„Zes jaar, mijnheer".
„Zoo en ben je heel erg geschrokken'.
Frits schudde dapper van neen en glimlachte.
,Een heel klein beetje maar.
„Nu, jij bent een dappere jongen hoor. Wat
zou je later graag willen worden Frits?"
Met een stralend gezicht antwoordde Frits:
„Machinist mijnheer".
De minister keek plotseling ernstig, voor zijn
geest kwam de droeve stoet, waarin het trein
personeel derwaarts was gedragen. De ma
chinist lag waarschijnlijk begraven in de bruine
modder, langs den spoordijk
Hp verjoeg voor een oogenblik het sombere
denkbeeld en zei glimlachend: „Zoo machinist,
dat een moeilijk beroep, weet dat je wel? Daar
moet je heel wat voor studeeren, maar ik geloof,
dat jij dat wel zult kunnen. Én nu Frits. nu
heb ik een kleine verrassing voor je, daar je
je zoo dapper hebt gehouden, mag je op dit'
Mat in vier zetten.
Stand der stukken:
Wit; Ka8, Db8, Pd6, Pg3, c2, d2, f2. V
Zwart: Kd5, Th2, Th4, Ph7, Ph8, a4, S5, aï,
e5, g4, h3.
BLOEMENDAALSCHE SCHAAKCLUB.
De Bloemcndaalsche Schaakclub vergadert
eiken Woensdagavond om 8 uur in het „Jeugd
huis", Donkerelaan te Bloemendaal. Belang
stellenden zijn steeds welkom.
OPLOSSING PROBLEEM No. 285.
(O. G. Dehler).
Stand der stukken:
Wit: Kei, Dg8, Pe4, b3, c5, f2. g4, h2.
Zwart: Kh6, Lf6, b4, c6, c7, e2, f3, h7.
1. h2h4,
Lf6g7; 2. Dg8e6f. enz.
Lf6c3f; 2. Pe4 X c3, enz.
Lf6Xh4; 2. g4g5f, enz. of eerder mat.
Goede oplossing ontvangen van: H. de Rup-
ter te Bloemendaal; H. W. v. Dort te Haarlem;
P. Mars te Santpoort,
CORRESPONDENTIE.
In het diagram van Probleem No. 288, be
hoort op b4 een witte Toren te staan, zooals
uit den „Stand der stukken" kan blijken.
Haarlem. F. B. Uw beide andere opgaven
missen elke combinatie en zijn dus geen pro
blemen, terwijl bij den 7den zet evenmin sprake
is van een studie. Wij raden U aan voorloopig
uitsluitend 2-zetters te componeeren.
Heemstede. E. H. M. B. 1. h2—h3 faalt
na 1Lf6c3f.
oogenblik een wensch doen, een stuk speelgoed,
een mooi boek of iets anders, dat je graag zou
willen hebben
De adem van Frits stokte van vreugde.
„Mag ik?" begon hp aarzelend.
„Zeg het maar mijn jongen en je kunt er van
op aan, dat je het krijgt".
„Ja, als ik het nu kiezen mag, zou ik heel
graageeqi spoortrein van u willen hebben,
maar
Wederom een moment van pijnlijke stilte. De
minister keek over het bed heen naar den
strakken zomerlucht, een vliegtuig ronkte boven
de stad, op enkele kilometers afstand lag aan
Ie spoordijk de gekantelde locomotief bedolven
onder het zand
Frits keek een beetje teleurgesteld naar alle
ernstige gezichten, alleen de hoofdzuster knikte
£em vriendelijk toe. Een vogel zong een lied in
cle stilte.
De minister verjoeg alle zwartgallige denk
beelden en streelde zacht lang het haar van
den kleinen knaap, die hem vol verwachting
aanzag. Ja, het was zelfs alsof hjj zich wat
minder gedeprimeerd voelde dan daarstraks, bp
die troostelooze ruïne, waar gewerkt werd om
de tientallen dooden te voorschpn te halen. Iets
van de heerlijke blijde levenslust van 't knaapje
was in hem overgevloeid; het verleden, hoe ppn-
lpk ook, mocht ons niet met kluisters binden,
voor ons lag de toekomst met haar onbeperkte
mogelijkheden
,Jp zult den spoortrein hebben mpn jongen",
zei de minister, bijna opgelucht door het heer
lijke optimisme van den jeugdigen knaap, wiens
eerste onbewuste wensch het was, om na een
verschrikkelijken nacht, het groeiende, bloeiende
leven de kleine hand toe te steken.
Het gezelschap nam afscheid en Frits viel
met een gelukkigen glimlach op het gelaat in
slaap.
Hp droomde van zijn spoortrein, die levens
groot werd en waarmee hp in duizelingwekken
de vaart door de velden reed, langs steden en
dorpen, over bergen en dalenDe wind
speelde met zijn haren, lachende en met den
beslisten greep van een man hield Frits de
handle omklemd en voelde zich van een on
eindig geluk doorstroomdDe kleine Frits
wist niet, dat het de vaart van het rijke brul-
schende leven was, waarvan hij droomde
ALBERT FRANK.
(Nadruk verboden).
Een ernstig verdachte: ..Waarom houden we
toch midden in het open veld stil?" vraagt
Iemand uit het raampje van de coupé aan den
voorbijrennenden conducteur.
„Iemand heeft aan de noodrem getrokken en
toen is een goederenwagen ontspoord", hijgt de
conducteur. „En hoe lang duurt dat grapje
wel?" „Acht tot tien uren. dan is de baan
weer vrp!"
..Allemachtig, ik moet vandaag nog trouwen!"
„Zeg cris", vraagt de conducteur scherp,
„hebt U misschien aan de noodrem getrokken/
Overdreven: Meneer Borrel laat zich dooi
den dekter onderzoeken. Heelemaal frisch is tip
rog niet, na zijn roes van gisteravond.
„U hebt gin:oren veel te veel gedronken" zegt
de dokter. „Wc zullen Uw pols eens onder
zoeken. Een-en-twinttg. twee-en-twintig, drie-
en-twintig...."
Maai dan valt ntenc.Borrel hem in de
rede: „Nee maar, dokfter, zooveel glaasjes wa
ren het niet, hoor....!