De „Graf Zeppelin" grondig
nagezien.
In 1933 waarschijnlijk regelmatig
wereldverkeer.
Eerste Heemsteedsche Courant.
De nieuwe L. Z- 128 in 1932 klaar.
Bloeiende slavenhandel in
onze dagen.
Brief uit Zuid-Amerika.
FRIEDRICHSHAFEN, Febr. 1931.
In de hangar te Friedrichshafen ligt de „Graf
Zeppelen", het succesvolste luchtschip der
wereld, van z(jn omhulsel bevrijd, gasloos en
met gedemonteerde motoren. Zijn machtig kar
kas wordt door ijverige arbeiders behamerd en
beklopt. Het is de groote, algemeen® reparatie
aan tallooze schroeven, bouten en spanningen,
aan het omhulsel, de motor en de stuurinrich
ting. In het voorjaar zal hij weer als nieuw in
zijn „luchtig" element terugkeertn.
Het jaar, waarin hij deze rust-kuur verdiend
heeft, bracht de groote beslissing in den wed
strijd tusschen luchtschip en vliegboot. Men
moet glimlachen bij de herinnering, dat deze
strijdvraag eens ernstig werd geopperd. Toen de
eerste Oceaan-vluchten gelukten, later toen de
Do X werd gebouwd en zaer, zeer veel beloofde,
waren het slechts de doorwinterde luchtschip
pers, een zeer klein kringetje, die zweerden bij
de meerderwaardigheid van hun systeem. Alle
anderen, vaklui en speciaal de leeken geloofden,
dat het laatste uur van het luchtschip had ge
slagen. „Wanneer de in bouw- en onderhouds
kosten veel goedkoopere vliegboot dezelfde
lasten over dezelfde routes transporteert, heeft
het luchtschip zijn reden van bestaan verloren".
Dat was zoo ongeveer de toonaangevende
meening.
Deze meening was tot het begin van 1930
overeerschende. Sedert dien is een groote ver
andering ingetreden. De Zuld-Amerika-vlucht
van den Zeppelin werkte overtuigend, evenals
de tallooze kleinere vluchten met tusschen-
landingen, die alle vlot verliepen. Doorslag
gevend was echter de mislukking der vlieg-
booten. Men had tevtel daarop gebouwd. Er
was absoluut geen sprake van, dat zij gelijke
lasten over dezelfde lange routes konden ver
voeren. Om nog maar te zwijgen van. het gebrek
aan veiligheid.
De mislukking van de Do X.
De praktijk van de Oceaan-vluchten heeft de
toevallige successen van Lindbergh, Chamberlin
en Köhl niet meer bereikt, om van overtreffen
niét eens te spreken. Dat Cortes naar New-
York, Klngsfort-Sraith naar Australië en Balbö
naar Australië wist te komen, is de uitzonde
ring, die de regel bevestigt. Van de 12 machi
nes van Balbo zijn er twee verongelukt en twee
moesten een noodlanding verrichten. Op den
relatief korten afstand van 3000 K.M. hadi -uj
ous een verlies van 30 pCt. De overblijvende
70 pCt. vormen geen zekerheidsfactor voor een
ernstig Oceaan-verkeer. De Do X, het vlieg-
schip, dat volgens zijn groott9 met een Zeppelin
had kunnen concurreeren, heeft uitgewezen, dat
het de verlangde prestaties niet kon volvoeren.
De afstand, die het in de lucht kon blijven zon
eter brandstof in te nemen was even gering als
het draagvermogen. Het verbruik aan brand
stoffen was onevenredig hóóg. Hieruit blijkt,
dat men vliegbooten niet eenvoudig kan ver-
grooten. Hun ontwikkeling is beperkt en men is
reeds tot den grens gekomen. Het luchtschip
kan de concurrentie slechts dan niet meer het
hoofd bieden als het raketten of stratosfeer-
vliegtuig werkelijkheid is gewordisn. Doch dat
zal nog wel eventjes duren.
De catastrophe van het Engelsche luchtschip
R 101 zegt niets tegen het Zeppelin-systeem.
De R. 101 toonde fouten in de constructie, was
vanaf het begin reeds ondeugdelijk en met
onverantwoordelijke lichtzinnigheid op stapel
gezet. De „Graf Zeppelin", die door gerouti
neerde, geschoolde vaklui en niet door experl-
menteerende dilettanten werd gebouwd, heeft
in 155 tochten 235.000 kilometer afgelegd en
daardoor 2300 vliegturen gedaan, zonder dat zijn
passagiers ooit ernstig in gevaar verkeerden.
Thans is de toestand zóó, dat wereldverkeer
met luchtschepen en met luchtschepen alleen
zou kunnen geopend worden, wanneer het
noodzakelijke aantal luchtschepen aanwezig zou
zijn. Als men echter afziet van den Engelschen
R 101, die nauwelijks in aanmerking komt,
is de „Graf Zeppelin" steeds nog het eenige
luchtschip der wereld, dat bovendien voor regel
matige verkeerstochten te klein is. Men moet
zich daarom tot wachten bepalen en in dien
tusschentijd practische ervaringen verzamelen.
Het vliegprogramma voor 1931.
Het vliegprogramma van den „Graf Zeppelin"
is daarom ook dit jaar op het verzamelen van
ervaringen ingericht. Men zal het luchtschip
wederom in de verschillende klimaten beproe
ven. In het begin van dan zomer zullen eenige
passagierstochten over den IJszee ten noorden
van Spitsbergen worden ondernomen. Zij komen
in de plaats van de voorgenomen onderzoekings-
vlucht boven het Noordpool gebied, die wel defi
nitief van het programma is afgevoerd en welks
doelmatigheid steeds omstreden was.
De volgende groote vluchten brengen het
schip in den zomer wederom naar Zuid-Ame-
rika. Men wil de mogelijkheden van een post
en passagiersverbinding met Brazilië opnieuw
onderzoeken. De Luft-Hansa en het Braziliaan-
sche Condor-Syndicaat zorgen voor een aanslui
tende dienst met vliegtuigen. De sfart vindt
dit keer plaats in Friedrichshafen, het doel Is
Pemambuco. Dr. Eckener wijdt zjjn speciale
aandacht aan de Zuid-Amerikaansche route,
daar deze het eerst in aanmerking komt voor
een toekomstig luchtschip-verkeer.
Regelmatige verbinding tusschen
Holland en Indië.
Intusschen zijn er ook andere kringen, welke
bij het wereldverkeer belang hebben en zich voor
het luchtschip interesseeren. Wjj kunnen met
alle stelligheid verzekeren, ondanks de tegen
spraken, welke in Holland in de pers de ronde
deden, dat een Amsterdamsch consortium zich
ernstig bezig houdt met het plan een regel-
matigen luchtschip-dienst tussahen Nederland
en de Nederlandsche koloniën te orgatiseeren.
Als de plannen van dit consortium in dit jaar
nog vasten vorm zullen aannemen, zal de Zep
pelin een ondeizoekingstocht naar Java onder
nemen om de vliegVoorwaarden op de Indische
route te onderzoeken. Doch deze vlucht zal
slechts dan geschieden als men het eens is ge
worden over het afsluiten van een verdrag,
waarbij de bouw van eenige luchtschepen voor
Hollandsche rekening is bepaald.
Wjj raken hiermede het probleem aan van
den nieuwbouw. A.ls het wereldverkeer eenmaal
in vaste banen is geleid, moet men een groot
aantal schepen op stapel zetten. De „Zeppelin-
Werke" hebben voorloopig slechts de L.Z. 128
in voorbereiding, die in de nieuwe hangar ge-
monterd wordt, doch niet voor 1932 greed zal
komen. Maar dan zal dit ook beteekenen een
vervolmaking van het Zeppelin-systeem. De vul
ling zal met helium geschieden. Want dr. Ecke
ner is van meening, dat helium onontbeerlijk is,
als de schepen met nieuwe en niet zeer ervaren
manschappen zullen moeten bezet worden. Op
de geroutineerde bemanning, die den „GrafZep-
pelin" bestuurt, kan men onwrikbaar bouwen.
Haar kan men ook 'n luchtschip met waterstof
gevuld toevertrouwen. Doch een nieuweling.zou
het kunnen invallen een verboden sigaret te
rooken. Op deze grond zal men in de toekomst
alle nieuwe schepen met helium vullen. In 1931
zal men er eindelijk voor hebben te zorgen, dat
buitenlandsch kapitaal, hetzij van Amerlkaan-
sche of Hollandsche herkomst gevonden zal moe
ten worden voor den bouw van meerdere
schepen. Want met de L.Z. 128 alleen, hoe voor
treffelijk deze ook mag zijn, kan men geen we
reldverkeer onderhouden. Wanneer echter in ddt
jaar tot stichting van een kapitaal-krachtige
lucht-scheepvaart-maaschappij, wordt overge
gaan, kan men er op rekenen, dat 1933 het be
gin van het wereld-verkeer met luchtschepen zal
brengen.
(Nadruk verboden.)
Niet het monopolie van Liberia.
Europeesche autoriteiten staan machteloos.
door Dr. H. BERNAR.
Het feit, dat de Volkerenbond op
zienbare mededeelingen over georga-
niseerden slavenhandel in Liberia
heeft gepubliceerd, moet men niet
opvatten, als zou het in 't overige
gedeelte van Afrika geen slavernij
meer voorkomen.
Bijsonder welig bloeit nog de slavenhandel
aan de kusten der Roode Zee. Bekend veron
dersteld mag worden, dat de Volkerenbond hier
reeds geruimen tijd wachtschepen laat patrouli
leeren. Toch gelukt hot aan de Arabische sla-
ven-transporteurs steeds weer de wachtschepen
voorbij te varen zonder den minsten argwaan
op te wekken. Kortgeleden echter werd een ver
dacht zeilschip in de Roode Zee aangehouden.
Het was niet gomakkelijk aan boord te komen
van hoi raadselachtige schip, dat sterk be
wapend scheen! Na veel moeite gelukte het het
schip te enteren en men vond in het donkere
spheepsruim een groot aantal vrouwen en kin
deren, die mot kettingen aan elkaar waren ver
bonden.
Het was een slaventransport, dat zich naar
een geheime schuilplaats begaf, zooals er zoo
vele aan de kusten van de Roode Zee te vinden
zijn.
Geheime slavenmarkten.
Een voormalig Duitsch officier, die tijdens
den w r 'Ioortog in Palestina heeft gediend en
tegenwr-"' z een leidende positie bij een buiten-
iandschc firma in Abessinlë bekleedt, deed
.eenige maanden geleden aan de Volkerenbond
commissie, die zich bezig houdt met de afschaf
fing van den slavenhandel, uitvoerige mede
deelingen over de taktlek der Arabische slaven
handelaars, en over de toestanden, die op de
geheime Afrikaansche slavenmarkten heerschen.
Letterlijk onder het oog der Europeesche con-
sultaten wordt een beschamende menschenhan-
del gedreven, die doet herinneren aan de ver
schrikkelijkste hoofdstukken uit de wereldver
maarde berichten der eerste onderzoekingstoch
ten in de binnenlanden van Afrika. In het Ara
bische stadje Jeddah worden op zekere dagen
der week regelmatig slavenmarkten gehouden.
Niet allen vrouwen en kinderen, ook volwassen
mannen worden daar verkocht. Doch de vrou
wen zijn in de meerderdheid, vooral omdat de
slavenhandelaars een uitgebreide en tot betalen
in staat zijnde cliëntèle onder de Arabische vor
sten bezitten, die bij hen hun harems aanvullen.
De prijs, welke voor een jong meisje wordt be
taald, varieert van 500 tot 1000 gulden, al naar
gelang haar aantrekkelijkheid. Da slavenmarkt
te Jeddah heeft den roep, de duurste in geheel
Afrika te zijn, omdat het risico hier het grootst
is.
Slavenhandel als belastingobject
Het klinkt fantastisch, maar het is toch waar,
dat de plaatselijke autoriteiten, niet alleen vol
komen op de hoogte zijn, maar van elke tot
stand gekomen transactie, waarbij een mensen
is verkocht, een belasting heffen, welke gemid
deld twintig gulden bedraagt. De meeste slaven
worden in Zuidelijk Abessinlë opgevangen, an
deren komen ook van de kusten van Guinea.
Een bekende truck
Men kent de verschrikkingen van de slaven-
transporten uit de reisbeschrijvingen van den
beroemden Afrika-onderzoeker Stanley. Deze
lang vergeten tijd schijnt in de vertellingen van
tegenwoordige ooggetuigen weer op te leven.
De slavenhandelaars beweren zelf met een cy
nische zelfgenoegzaamheid, dat het transport
van hun waren niet veel geld kost, daar de on
gelukkige slachtoffers van menschelijke bar-
baarschheid en winzucht den verschrikkelijken
weg te voet moeten afleggen. Een bekende truck
van de handelaars is de organisatie van pel
grimstochten naar Mekka. Deze menschenhan-
delaars hebben dikwijls zelfs de brutaliteit
door middel van advertenties in de plaatselijke
Engelsche bladen deelnemers op te roepen. Ook
worden reis-bureaux voor dit doel in den arm
genomen. Wanneer zich een voldoend aantal
pelgrims heeft aangemeld, wordt de tocht ge
organiseerd en wordt onderweg door „roovers"
overvallen Een groot deel van de overvallenen
wordt dan regelmatig naar de slavenmarkten
gebracht. De organisators van deze bedevaar
ten worden bijna steeds ongemoeid gelaten.
Het staat wel vast, dat zij met de roovers onder
een hoedje spelen.
De bestrijding van den handel
Zoo nu en dan worden door de Europeesche
autoriteiten strafexpedities, die ten doel heb
ben den slavenhandel te verhinderen zoowel
naar het binnenland als naar de kusten gezon
den.
Dikwijls helpt het toeval de intriges van de
slavenhandelaars op het laatste oogenbllk te
ontdekken. Kortgeleden werd in een Arabische
haven een schip opgemerkt, waarmee zooge
naamd pelgrims zouden worden vervoerd. Het
viel den Engelschen officier op, dat de zeilen
van het schip, dat tot den afvaart gereed lag,
met buitengewone snelheid werden ontplooid.
Deze manoeuvre kwam den officier wel wat
verdacht voor en hij gaf daarom bevel het
schip te doorzoeken. Het pelgrimsvaartuig ont
popte zich als een slavenschip, dat dertig man
nen en vrouwen als levende waar aan boord
had. De lading was voor de slavenmarkt in
Jeddah bestemd.
De haven der tranen
Geïnteresseerden voor menschenwaren, die
niet over voldoende middelen beschikken den
hoogen prijs van den Jeddah-markt te betalen,
kunnen het benoodlgde menschenmaterlaal uit
Bab el Mandeb betrekken. Deze Arabische
naam beteekent: „Haven der tranen", en
schijnt een schril symbool te zijn, ofschoon de
zen naam oorspronkelijk niets met de slaven
markt uitstaande had, daar Bab el Mandeb
eerst den laatsten tijd een afzetplaats voor sla
ven is geworden. Hier wordt een bloeiende han
del gedreven in zwarte slaven, die over de Roo
de Zee van Afrika naar Arabië worden ver
buiten Jeddah zijn nog die in Hedjas, Nejd
vrouwen uit Soedan.
De slaven worden naar geheime schuilplaat
sen aan de kust gebracht, die slechts aan en
kele ingewijden bekend zijn. Weken ja zelfs
maandenlang wachten hier de ongelukklgen op
hun verder transport, dat afhangt van de eco
nomische wet van vraag en aanbod. Deze ge
heime slaven-depots worden door niets kwaads-
vermoedende onderzoekers en reizigers voor on
schuldige inboorlingen nederzettingen gehou
den, want zij zijn goed gecamoufleerd. Het ge
heel maakt den indruk van een 'negerdorp.
Aan elkaar geketend
Gedurende het transport worden de slaven
aan elkaar geketend. De bewaking geschiedt
door Arabische bewakers, die tot op de tanden
gewapend zijn en de gevangenen niet uit het
oog verliezen. De belangrijkste slavenmarkten
bulten Jeddah zijn nog die in Hedjas, Njed
Jemen en andere plaatsen in Trans-Jordanlë.
Ook op een eilandje aan de Abessinische kust
komen de geheime agenten der groote slaven
handelaars tezamen om de beste exemplaren
voor hun opdrachtgevers op te koopen. Volgens
welingelichte bronnen worden er alleen op de
Arabische slavenbeurzen per week drie tot vier
duizend menschen „omgezet",
(Nadruk verboden)
Spaansch sprekende deel van Zuid-Amerlka.
Daarentegen vestigt Dultschiand zijn hoop
op Brazilië en de propaganda zou daar mis
schien succes kunnen hebben, wanneer zij zich
richtte op wat het land noodig heeft en wan
neer de Duitschers niet uit politieke overwe
gingen de tegenwoordige regeering becrltiseer-
den en sympathie met de afgezette regeering
verraadden. De economische toestand van Bra
zilië vereischt nJ. in de eerste plaats mede
werking van het Europeesche intellect bij het
aanleggen van wegen. Geen ander Zuld-Amerl-
kaansch land is boven en onder den grond zoo
rijk als Brazilië; zqo heeft men er een groot
aantal rubberboomen, die gewoon in het wild
groeien en oud genoeg zijn om getapt te wor
den en een veel beter product leveren dan de
boomen op de plantages. Men taxeert, dat er
honderden millioenen zijn, doch het is abso
luut onmogelijk, die rijkdommen te bereiken.
En dan vormen die rubberboomen nog slechts
een zeer klein deel van de Braziliaansche rijk
dommen.
Het openleggen van de uitgestrekte oerwou
den is vooral afhankelijk van het bevaarbaar
maken der rivieren. Reeds b(j een vluchtigen
blik op de kaart van Brazilië ziet men, dat het
geheele land door rivieren doorsneden wordt;
van de grootte en het aantal vertakkingen
daarvan kan men zich in Europa moeilijk een
voorstelling maken. Rivieren van de lengte van
den Rijn, die eigenlijk zijrivieren zijn, komen
veelvuldig voor. Doch de rivierscheepvaart ligt
er nog in windselen. Voor de Duitschers met
hun technisch goed georganiseerde binnen
scheepvaart is hier dus wel wat te bereiken en
menige werf, die stilgelegd moest worden, om
dat die tak der scheepvaart in het eigen land
niet meer voor uitbreiding vatbaar was, zou na
de verovering der Braziliaansche mark weer
geopend kunnen worden. Daarnaast hoopt men
op een kans voor de z.g. zweefbaan (het „vlieg
tuig met rails"), dat in Dultschiand zelf zich
niet heeft kunnen ontwikkelen tot een alge
meen gebruikt vervoermiddel, doch in de tropi
sche oerwouden van Brazilië veel voor heeft
omdat men dan niet de dlchtbegroeiden en
door een vast net van wortels doorschoten
grond behoeft open te leggen.
Elk Europeesch land, dat in Zuid-Amerika
een afzetgebied tracht te veroveren, zal van
deze of soortgelijke middelen gebruik moeten
maken om er vasten voet te krijgen. Men kan
niet dadelijk een land gaan overstroomen met
afgewerkte fabrikaten, men moet het eerst
openleggen door wegen te land of te water en
zoo tot ontwikkeling brengen, doordat de rijk
dommen aan ruwe grondstoffen kunnen worden
benut. Die wegen kunnen natuurlijk wel geko
zen worden met het oog op de belangen der
Europeesche industrie, doch men zal ook dan
moeten zaaien, voordat men kan oogsten. Het
is echter een opmerkelijk feit, dat de groote
Europeesche mogendheden, die een nieuw af
zetgebied voor hun producten zoeken, zich al
le wenden tot Zuid-Amerika; dat een groote
afnemer belooft te worden, indien men het
slechts helpt om zich te ontwikkelen en daar
door meer behoeften te krijgen.
(Nadruk verboden)
BUENOS AIRES, Februari 1931
De conferentie om de (slechts symbolisch)
ronde tafel, die de economische en politieke
belangen van Engeland zou verzoenen met het
Voor-Indische verlangen naar zelfstandigheid,
is afgeloopen. Men gaat uit elkaar, hoewel het
resultaat geen der belde partijen geheel be;-
vreaigd heeft. Men heeft zich in Londen voor
al bezig gehouden met de vraag, of het ver-
leenen van den dominion-status aan de Voor-
Indiërs misschien tengevolge zou hebben, dat
Engeland de markt en het afzetgebied terug
zou winnen, die het door de nationalistische
beweging grootendeels verloren had. Doch deze
vraag kan niet met een hoopvol „ja" beant
woord worden en dat ontveinsde zich ook nie
mand. Een zelfstandig Indlë zou men in het
geheel niet kunnen dwingen, Engelsche waren
te gebruiken, waar zelfs het onzelfstandige
land in de boycot dier waren zoo'n machtig
wapen bezat, dat het daardoor Engeland tot
onderhandelen kon dwingen.
Ook het andere afzetgebied in Azië, n.l.
China, bezorgt Engeland weinig voldoening.
De conferentie, waarvan men zooveel verwacht
te, is uit elkaar gegaan zonder iets bereikt te
hebben. En ook de afzetgebieden in Zuid-Afri-
ka, Canada, en Australië onttrekken zich meer
en meer aan het Engelsche monopolie. En
wanneer men nog een duidelijk bewijs verlangt,
dat het idee van een tolverbond tusschen alle
deelen van het Brltsche rijk is opgeheven, dan
wordt dat bewijs geleverd door de reis van den
Prins var.- Wales naar Zuid-Amerika. Want
de plannen om de Zuid-Amerikaansche markt
te veroveren zijn op geen enkel punt te ver
eenigen met het idee, om van het Brltsche rijk
een economisch geheel te maken.
Het interessante van die reis is de reisroute.
Deze gaat van Londen naar Panama en dan
met een groote bocht door de Andes-republie-
ken en Chili naar Buenos-Aires. De route ont
wijkt dus en dat lijkt wel opzet het Por-
tugeesoh sprekende Brazilië en gaat alleen
door Spaansch sprekende staten. De Prins van
Wales heeft zelfs Spaansche lessen genomen
uit vriendschap voor de landen, die hij gaat
bazoeken. Zooals bekend kan men in Brazilië
geen Spaansch spreken, zonder de gevoelens
der bevolking diep te kwetsen; helaas wordt
hier in zakelijke correspondenties niet altiid
voldoende rekening mee gehouden. Nu kan
men inderdaad van de Prins van Wales moei
lijk verwachten, dat hij de belde talen tegelijk
zal aanleeren, doch er zal toch ook wel bijko
men, dat de verhouding van Engeland met
Brazilië minder goed is dan die met Argentinië.
Zoo wordt er in Maart een groote Engelsche
industrieele tentoonstelling geopend te Buenos
Aires, waarbij de Prins van Wales een rede
zal houden. Ook al is dat voor Rio de Janeiro
Inlet direct een reden om zich achteruitgezet te
voelen, er blijkt toch ten duidelijkste uit, dat
ide Engelsche propaganda zich beperkt tot het
UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD.
(Nadruk verboden).
De Mol in den winter.
Wij vertelden laatst een en ander over den
mol. Wjj zagen toen, dat de mol, die vroeger
door velen voor een planteneter werd gehouden,
zich voedt met wormen, insecten, enz. Minder
bekend is nog, dat de mol een wintervoorraad
verzamelt. Een voorraad van levende dieren, die
blijven leven en toch gemakkelijk bijeen te hou
den zijn. Oude, ervaren mollenvangers wisten
daar vroeger al van te verhalen: hoe n.l. een
groot aantal wormen, na eerst verminkt te zijn,
tot krijgsgevangenschap werden gedwongen.
Men hield dit voor een sprookje, maar Prof.
Ritzema Bos kwam tot dezelfde ontdekking, en
hem zullen we wel moeten gelooven.
Het was in den winter van 1897, dat dr. R.
Bos een groot aantal regenwormen ontving. Een
tuinman had ze in een mollennest gevonden. Dat
was me het vondstje wel: een 300-tal vette
wormen! Eigenaardig was, dat deze voorraads
schuur uit aparte kluwentjes bestoond; telkens
een 8-tal wormen bij elkaar. Die kluwentjes of
bolletjes waren door zand en aarde van elkan
der gescheiden. Alle wormen misten het kep-
einde. Drie A vijf ringen (segmenten) waren
er blijkbaar afgebeten. De wond had zich alweer
gesloten, een nieuwe huid was er over heen ge
groeid. Wormen z(jn taai. Ware het een ander
seizoen geweest, dan zou het herstellingsvermo
gen waarschijnlijk zóó groot geweest zijn, dat
het geamputeerde gedeelte opnieuw voortge
bracht zou zjjn. Door de lage winter-tempera-
tuur was dit waarschijnlijk niet. mogelijk. Maar
in leven bleven de wormen toch. De slimme
mol had er langen tijd een lekker hapje aan:
versche waar. Hij is dus een conservenfabrikant,
die het werk verstaat. Blijkbaar heeft hij de
levenswijze der regenworm goed bestudeerd, en
de verkregen kennis daarna tot zijn voordeel
aangewend. Wat toch is het geval? Met den
kop vooruit bewegen de wormen zich door den
grond. Ze doen dit duwende en vretende, naar
mate de bodem los of meer of minder hard is,
en al dan niet voorzien van gangen. Is nu het
kopeinde afgebeten, dan kan de worm er niet
van doorgaan. Toch wijkt het leven niet, om
dat de stofwisseling in den winter zoo miniem
mogelijk is. Wie deze winterprovisie, deze voor
raadschuur van den mol vindt, moet wel tot de
overtuiging komen, dat deze verslinder wat aan
kan.
Verpotten.
In 't voorjaar is het de tijd, dat sommige
planten verschen grond moeten hebben. Wan
neer men de plant uit den pot neemt, en de
wortels 'om-geven als een bruine of vuilwitte vilt
den aardbal, dan is het tijd om te verpotten. De
nieuwe pot moet zoo groot zijn, dat de oude er
gemakkelijk in kan staan, maar vooral niet veel
grooter, anders heeft men kans, dat de wortels
gaan rotten. Nu heeft men dikwijls de gewoonte
de plant uit den pot te slaan, den wortelbal
in zijn geheel te laten en in den nieuwen pot
te zetten, en dan verder verschen grond rondom
by te vullen. Deze wijze van potten is zeer af te
keuren en treft ook meestal geen doel. Men
moet met een puntig houtje den wortelbal los
maken, de oude uitgemergelde aarde gedeeltelijk
verwijderen, en alleen 't binnenste laten zitten.
Het afgestorven wortelwerk wordt natuurlijk
verwijderd, en doode punten weggesneden. B(j
planten met dikke en weinig fijne wortels, zoo
als bolgewassen, palmen, enz., snijdt men liefst
niet weg. Is de wortelbal bij het verpotten zeer
droog, dan moet men na het verpotten den cot
even in een emmer water zetten, en daarna,
zoo noodig, nog wat aarde bijvullen.
Most bewaring.
De mestbewaring is in vele streken zeer ver
beterd. Toen men met eigen oogen had gezien,
hoeveel er van zijn mesthoopen wegvloeide naar
het omringende water of naar de sloot, kwam
men er toe, om de vaaltstee (mestvaalt) te ver
beteren; om door een ondiepen kuil uit te gra
ven, die een weinig naar het midden afhelt en
daar dus zjjn laagste punt heeft; den bodem
door steenen in cement te leggen, door een dikke
laag leem of een mengsel van grint, grofzand
en teer, of ander materiaal, voor water ondoor
dringbaar te maken; in 't midden een rooster
aan te brengen en daaronder een vergaarputje,
waar een buis aan verbonden is, die onder den
grond heen leidt naar den dichten en overdekten
gierput. Hier en daar werd bovendien een kap
over de mestvaalt aangebracht, zoodat de mest
niet aan den regen bloot stond, en voorts werd
gezorgd dat het regenwater van de daken of
van hoogere plaatsen op het erf, evenmin als
goot- en spoelwater, niet naar den mesthoop
kon afvloeien. Aldus werd mestverlles door
hooge waterstanden en veelvuldige regens voor
komen. Lezer, hoe staat het b(j u; is er mis
schien in deze nog wat te verbeteren?
Aardappelschurft.
Van deskundige zijde meldt men hierover het
volgende: Ter bestrijding van de schurft wordt
door Millard het volgende aanbevolen. Op het
voor aardappelen bestemde stuk zaait men in
den herfst rogge, liefst dicht, zoodat er een
overmatige welige groei het gevolg is. Kort
vóór het poten wordt deze rogge ondergeploegd,
waardoor een versche groene massa in den
grond komt. Volgens Millard verkiest het or
ganisme, dat de schurft veroorzaakt, versche
groene massa, boven ander materiaal, en wordt
daardoor de aardappelknol gespaard. Prof. Ele-
ma gaf op, dat hierdoor werkelijk iets bereikt
wordt. Het middel kan niet alleen practisch
zijn, maar is ook uit een oogpunt van bodem
verbetering (humusvorming) op zich zelf zeer
aanbevelenswaardig. In de Veenkoloniën, en ook
elders, past men deze groene bemesting reeds
lang toe, zoilder echter op den invloed er van
op het voorkomen van de schurft gelet te heb
ben. Evenwel meent men, dat de rogge de voe
dende bestand-deelen (vooral stikstof) voor uit
spoeling bespaart, en dat door het vergaan der
groene massa de aardappelen van die besparing
kunnen profiteeren. Op grond van al deze over
wegingen is de methode van Millard gerust aan
te bevelen.
Korte wenken.
Veulens beneden het jaar mogen geen klaver
tot voeder hebben. Is de klaver te jong en wit
geworden door de vorst (berijpt), dan is ze zelfs
gevaarlijk voor de dieren. Een grasperk met
fijn gras moet alleen op koele, regenachtige da
gen bemest worden. Men gebruikt daarvoor ver
dunde gier of opgeloste Chillsalpeter (40 gram
op 10 Liter). Teneinde de bemesting gelijkmatig
over te brengen, giet men met den broes op den
gieter. Erwten kan men den geheelen zomer
versoh hebben, als men elke 14 dagen wat legt.
Heidekruid (Erica) wordt door de konijnen
gaarne gegeten en het bekomt hun best.
Boerenrijmpjcs
Opschrift van een boerderij in Z.-Holland:
Wie hier uit melken wil gaan.
Moet lachen, vrijen, praten laten staan.
Zich met de melden niet bemoeien,
En vooral niet slaan de koeien.
Opschrift op een boerenwagen van een
melkboeri
Ik ben een boer,
Ik breng het voer,
Aan luie stadsche menschen.
Ik werk er om.
Dies ben ik dom,
Ik zou niet anders wenschen.
B—r.
KORT EN SNEL TREINRECHT.
Ze reisden per spoor altijd tweede klasse:
maar Zondags kon je beet derde nemen, want
dan kwam je door de volte toch in de tweede
terecht.
Dus nam Pa Zondag zes kaartjes derde klas
se; 't scheelde nog al wat; en 't was verdient
geld.
De trein, die hen van hun uitstapje huis
waarts zou voeren, pufte het volle station
binnen. Geloop, gedring, rukken aan portieren;
voor hen allemaal niet noodig.
Pa opende kalm een eerste-klascoupó en de
zes plaatsen werden bezet.
.Mag 'k uw kaartjes even zien meneer?"
verscheen de hoofdconducteur in het portier.
Pa veschoot, rommelde in zijn vestzakje, reik
te aarzelend de kaartjes de kaartjes over.
„O, heeft derde meneer! Bent u hier zelf
ingestapt of door de conducteur hier verwezen?"
De hoofdconducteur wist wel beter, want hij
had het gezelschap de eerste-klascoupó zien be
stijgen!
,Pa durfde niet ontkennen.
En zwijgend stapte het gezelschap weer uit.
De chef werd onderricht. Die keek nijdig, maar
bleef doodbedaard.
Inmiddels waren de wagons volgeloopen;
er was nu inderdaad geen plaats voor onze zes
reizigers.
- „Dames!" aldus de chef tot drie aardige
bakvisschen die een tweede-klas dames zaten,
„wilt u in de eerste ovrstappen?"
Leuk! 't was een halve coupé, waarheen ze
jolig achter den conducteur aantrippelden.
Pa's gezicht verhelderde; geen eerste dan toch
tweede.
„Wacht even meneer!"
En tot de passagiers van een derde-klaswagen;
Heeren, overstappen in de tweede, maar vlug
astublieft."
Met een hoeratje wordt vlug verhuisd, onder
de vroolijkheld van het aangroeiend publiek,
waarvan enkelen den loop van het geval be
grijpen.
„Ziezoo meneer plaats voor ui"
En het zestal klimt achter elkaar in de leege
coupé.
Buiten wordt gelachen en gekeken. Een Wijs
jongmensch roept: „De chef doet kort en snel
recht; h(j is waard om lid van de Tucht-Unie
te zijn!"
Pa trekt woedend het raampje op. De trein
schuift langzaam weg. zonder noemenswaardige
vertraging; alles is vlug afgewerkt.
Uit den tweede-klaswagen klinkt vroolijk ge-
Joel. In den derde daald de stemmingstherroo-
meter onder vriesbunt.