De „Graf Zeppelin" grondig nagezien. In 1933 waarschijnlijk regelmatig wereldverkeer. Eerste Heemsteedsche Courant. De nieuwe L. Z- 128 in 1932 klaar. Bloeiende slavenhandel in onze dagen. Brief uit Zuid-Amerika. FRIEDRICHSHAFEN, Febr. 1931. In de hangar te Friedrichshafen ligt de „Graf Zeppelen", het succesvolste luchtschip der wereld, van z(jn omhulsel bevrijd, gasloos en met gedemonteerde motoren. Zijn machtig kar kas wordt door ijverige arbeiders behamerd en beklopt. Het is de groote, algemeen® reparatie aan tallooze schroeven, bouten en spanningen, aan het omhulsel, de motor en de stuurinrich ting. In het voorjaar zal hij weer als nieuw in zijn „luchtig" element terugkeertn. Het jaar, waarin hij deze rust-kuur verdiend heeft, bracht de groote beslissing in den wed strijd tusschen luchtschip en vliegboot. Men moet glimlachen bij de herinnering, dat deze strijdvraag eens ernstig werd geopperd. Toen de eerste Oceaan-vluchten gelukten, later toen de Do X werd gebouwd en zaer, zeer veel beloofde, waren het slechts de doorwinterde luchtschip pers, een zeer klein kringetje, die zweerden bij de meerderwaardigheid van hun systeem. Alle anderen, vaklui en speciaal de leeken geloofden, dat het laatste uur van het luchtschip had ge slagen. „Wanneer de in bouw- en onderhouds kosten veel goedkoopere vliegboot dezelfde lasten over dezelfde routes transporteert, heeft het luchtschip zijn reden van bestaan verloren". Dat was zoo ongeveer de toonaangevende meening. Deze meening was tot het begin van 1930 overeerschende. Sedert dien is een groote ver andering ingetreden. De Zuld-Amerika-vlucht van den Zeppelin werkte overtuigend, evenals de tallooze kleinere vluchten met tusschen- landingen, die alle vlot verliepen. Doorslag gevend was echter de mislukking der vlieg- booten. Men had tevtel daarop gebouwd. Er was absoluut geen sprake van, dat zij gelijke lasten over dezelfde lange routes konden ver voeren. Om nog maar te zwijgen van. het gebrek aan veiligheid. De mislukking van de Do X. De praktijk van de Oceaan-vluchten heeft de toevallige successen van Lindbergh, Chamberlin en Köhl niet meer bereikt, om van overtreffen niét eens te spreken. Dat Cortes naar New- York, Klngsfort-Sraith naar Australië en Balbö naar Australië wist te komen, is de uitzonde ring, die de regel bevestigt. Van de 12 machi nes van Balbo zijn er twee verongelukt en twee moesten een noodlanding verrichten. Op den relatief korten afstand van 3000 K.M. hadi -uj ous een verlies van 30 pCt. De overblijvende 70 pCt. vormen geen zekerheidsfactor voor een ernstig Oceaan-verkeer. De Do X, het vlieg- schip, dat volgens zijn groott9 met een Zeppelin had kunnen concurreeren, heeft uitgewezen, dat het de verlangde prestaties niet kon volvoeren. De afstand, die het in de lucht kon blijven zon eter brandstof in te nemen was even gering als het draagvermogen. Het verbruik aan brand stoffen was onevenredig hóóg. Hieruit blijkt, dat men vliegbooten niet eenvoudig kan ver- grooten. Hun ontwikkeling is beperkt en men is reeds tot den grens gekomen. Het luchtschip kan de concurrentie slechts dan niet meer het hoofd bieden als het raketten of stratosfeer- vliegtuig werkelijkheid is gewordisn. Doch dat zal nog wel eventjes duren. De catastrophe van het Engelsche luchtschip R 101 zegt niets tegen het Zeppelin-systeem. De R. 101 toonde fouten in de constructie, was vanaf het begin reeds ondeugdelijk en met onverantwoordelijke lichtzinnigheid op stapel gezet. De „Graf Zeppelin", die door gerouti neerde, geschoolde vaklui en niet door experl- menteerende dilettanten werd gebouwd, heeft in 155 tochten 235.000 kilometer afgelegd en daardoor 2300 vliegturen gedaan, zonder dat zijn passagiers ooit ernstig in gevaar verkeerden. Thans is de toestand zóó, dat wereldverkeer met luchtschepen en met luchtschepen alleen zou kunnen geopend worden, wanneer het noodzakelijke aantal luchtschepen aanwezig zou zijn. Als men echter afziet van den Engelschen R 101, die nauwelijks in aanmerking komt, is de „Graf Zeppelin" steeds nog het eenige luchtschip der wereld, dat bovendien voor regel matige verkeerstochten te klein is. Men moet zich daarom tot wachten bepalen en in dien tusschentijd practische ervaringen verzamelen. Het vliegprogramma voor 1931. Het vliegprogramma van den „Graf Zeppelin" is daarom ook dit jaar op het verzamelen van ervaringen ingericht. Men zal het luchtschip wederom in de verschillende klimaten beproe ven. In het begin van dan zomer zullen eenige passagierstochten over den IJszee ten noorden van Spitsbergen worden ondernomen. Zij komen in de plaats van de voorgenomen onderzoekings- vlucht boven het Noordpool gebied, die wel defi nitief van het programma is afgevoerd en welks doelmatigheid steeds omstreden was. De volgende groote vluchten brengen het schip in den zomer wederom naar Zuid-Ame- rika. Men wil de mogelijkheden van een post en passagiersverbinding met Brazilië opnieuw onderzoeken. De Luft-Hansa en het Braziliaan- sche Condor-Syndicaat zorgen voor een aanslui tende dienst met vliegtuigen. De sfart vindt dit keer plaats in Friedrichshafen, het doel Is Pemambuco. Dr. Eckener wijdt zjjn speciale aandacht aan de Zuid-Amerikaansche route, daar deze het eerst in aanmerking komt voor een toekomstig luchtschip-verkeer. Regelmatige verbinding tusschen Holland en Indië. Intusschen zijn er ook andere kringen, welke bij het wereldverkeer belang hebben en zich voor het luchtschip interesseeren. Wjj kunnen met alle stelligheid verzekeren, ondanks de tegen spraken, welke in Holland in de pers de ronde deden, dat een Amsterdamsch consortium zich ernstig bezig houdt met het plan een regel- matigen luchtschip-dienst tussahen Nederland en de Nederlandsche koloniën te orgatiseeren. Als de plannen van dit consortium in dit jaar nog vasten vorm zullen aannemen, zal de Zep pelin een ondeizoekingstocht naar Java onder nemen om de vliegVoorwaarden op de Indische route te onderzoeken. Doch deze vlucht zal slechts dan geschieden als men het eens is ge worden over het afsluiten van een verdrag, waarbij de bouw van eenige luchtschepen voor Hollandsche rekening is bepaald. Wjj raken hiermede het probleem aan van den nieuwbouw. A.ls het wereldverkeer eenmaal in vaste banen is geleid, moet men een groot aantal schepen op stapel zetten. De „Zeppelin- Werke" hebben voorloopig slechts de L.Z. 128 in voorbereiding, die in de nieuwe hangar ge- monterd wordt, doch niet voor 1932 greed zal komen. Maar dan zal dit ook beteekenen een vervolmaking van het Zeppelin-systeem. De vul ling zal met helium geschieden. Want dr. Ecke ner is van meening, dat helium onontbeerlijk is, als de schepen met nieuwe en niet zeer ervaren manschappen zullen moeten bezet worden. Op de geroutineerde bemanning, die den „GrafZep- pelin" bestuurt, kan men onwrikbaar bouwen. Haar kan men ook 'n luchtschip met waterstof gevuld toevertrouwen. Doch een nieuweling.zou het kunnen invallen een verboden sigaret te rooken. Op deze grond zal men in de toekomst alle nieuwe schepen met helium vullen. In 1931 zal men er eindelijk voor hebben te zorgen, dat buitenlandsch kapitaal, hetzij van Amerlkaan- sche of Hollandsche herkomst gevonden zal moe ten worden voor den bouw van meerdere schepen. Want met de L.Z. 128 alleen, hoe voor treffelijk deze ook mag zijn, kan men geen we reldverkeer onderhouden. Wanneer echter in ddt jaar tot stichting van een kapitaal-krachtige lucht-scheepvaart-maaschappij, wordt overge gaan, kan men er op rekenen, dat 1933 het be gin van het wereld-verkeer met luchtschepen zal brengen. (Nadruk verboden.) Niet het monopolie van Liberia. Europeesche autoriteiten staan machteloos. door Dr. H. BERNAR. Het feit, dat de Volkerenbond op zienbare mededeelingen over georga- niseerden slavenhandel in Liberia heeft gepubliceerd, moet men niet opvatten, als zou het in 't overige gedeelte van Afrika geen slavernij meer voorkomen. Bijsonder welig bloeit nog de slavenhandel aan de kusten der Roode Zee. Bekend veron dersteld mag worden, dat de Volkerenbond hier reeds geruimen tijd wachtschepen laat patrouli leeren. Toch gelukt hot aan de Arabische sla- ven-transporteurs steeds weer de wachtschepen voorbij te varen zonder den minsten argwaan op te wekken. Kortgeleden echter werd een ver dacht zeilschip in de Roode Zee aangehouden. Het was niet gomakkelijk aan boord te komen van hoi raadselachtige schip, dat sterk be wapend scheen! Na veel moeite gelukte het het schip te enteren en men vond in het donkere spheepsruim een groot aantal vrouwen en kin deren, die mot kettingen aan elkaar waren ver bonden. Het was een slaventransport, dat zich naar een geheime schuilplaats begaf, zooals er zoo vele aan de kusten van de Roode Zee te vinden zijn. Geheime slavenmarkten. Een voormalig Duitsch officier, die tijdens den w r 'Ioortog in Palestina heeft gediend en tegenwr-"' z een leidende positie bij een buiten- iandschc firma in Abessinlë bekleedt, deed .eenige maanden geleden aan de Volkerenbond commissie, die zich bezig houdt met de afschaf fing van den slavenhandel, uitvoerige mede deelingen over de taktlek der Arabische slaven handelaars, en over de toestanden, die op de geheime Afrikaansche slavenmarkten heerschen. Letterlijk onder het oog der Europeesche con- sultaten wordt een beschamende menschenhan- del gedreven, die doet herinneren aan de ver schrikkelijkste hoofdstukken uit de wereldver maarde berichten der eerste onderzoekingstoch ten in de binnenlanden van Afrika. In het Ara bische stadje Jeddah worden op zekere dagen der week regelmatig slavenmarkten gehouden. Niet allen vrouwen en kinderen, ook volwassen mannen worden daar verkocht. Doch de vrou wen zijn in de meerderdheid, vooral omdat de slavenhandelaars een uitgebreide en tot betalen in staat zijnde cliëntèle onder de Arabische vor sten bezitten, die bij hen hun harems aanvullen. De prijs, welke voor een jong meisje wordt be taald, varieert van 500 tot 1000 gulden, al naar gelang haar aantrekkelijkheid. Da slavenmarkt te Jeddah heeft den roep, de duurste in geheel Afrika te zijn, omdat het risico hier het grootst is. Slavenhandel als belastingobject Het klinkt fantastisch, maar het is toch waar, dat de plaatselijke autoriteiten, niet alleen vol komen op de hoogte zijn, maar van elke tot stand gekomen transactie, waarbij een mensen is verkocht, een belasting heffen, welke gemid deld twintig gulden bedraagt. De meeste slaven worden in Zuidelijk Abessinlë opgevangen, an deren komen ook van de kusten van Guinea. Een bekende truck Men kent de verschrikkingen van de slaven- transporten uit de reisbeschrijvingen van den beroemden Afrika-onderzoeker Stanley. Deze lang vergeten tijd schijnt in de vertellingen van tegenwoordige ooggetuigen weer op te leven. De slavenhandelaars beweren zelf met een cy nische zelfgenoegzaamheid, dat het transport van hun waren niet veel geld kost, daar de on gelukkige slachtoffers van menschelijke bar- baarschheid en winzucht den verschrikkelijken weg te voet moeten afleggen. Een bekende truck van de handelaars is de organisatie van pel grimstochten naar Mekka. Deze menschenhan- delaars hebben dikwijls zelfs de brutaliteit door middel van advertenties in de plaatselijke Engelsche bladen deelnemers op te roepen. Ook worden reis-bureaux voor dit doel in den arm genomen. Wanneer zich een voldoend aantal pelgrims heeft aangemeld, wordt de tocht ge organiseerd en wordt onderweg door „roovers" overvallen Een groot deel van de overvallenen wordt dan regelmatig naar de slavenmarkten gebracht. De organisators van deze bedevaar ten worden bijna steeds ongemoeid gelaten. Het staat wel vast, dat zij met de roovers onder een hoedje spelen. De bestrijding van den handel Zoo nu en dan worden door de Europeesche autoriteiten strafexpedities, die ten doel heb ben den slavenhandel te verhinderen zoowel naar het binnenland als naar de kusten gezon den. Dikwijls helpt het toeval de intriges van de slavenhandelaars op het laatste oogenbllk te ontdekken. Kortgeleden werd in een Arabische haven een schip opgemerkt, waarmee zooge naamd pelgrims zouden worden vervoerd. Het viel den Engelschen officier op, dat de zeilen van het schip, dat tot den afvaart gereed lag, met buitengewone snelheid werden ontplooid. Deze manoeuvre kwam den officier wel wat verdacht voor en hij gaf daarom bevel het schip te doorzoeken. Het pelgrimsvaartuig ont popte zich als een slavenschip, dat dertig man nen en vrouwen als levende waar aan boord had. De lading was voor de slavenmarkt in Jeddah bestemd. De haven der tranen Geïnteresseerden voor menschenwaren, die niet over voldoende middelen beschikken den hoogen prijs van den Jeddah-markt te betalen, kunnen het benoodlgde menschenmaterlaal uit Bab el Mandeb betrekken. Deze Arabische naam beteekent: „Haven der tranen", en schijnt een schril symbool te zijn, ofschoon de zen naam oorspronkelijk niets met de slaven markt uitstaande had, daar Bab el Mandeb eerst den laatsten tijd een afzetplaats voor sla ven is geworden. Hier wordt een bloeiende han del gedreven in zwarte slaven, die over de Roo de Zee van Afrika naar Arabië worden ver buiten Jeddah zijn nog die in Hedjas, Nejd vrouwen uit Soedan. De slaven worden naar geheime schuilplaat sen aan de kust gebracht, die slechts aan en kele ingewijden bekend zijn. Weken ja zelfs maandenlang wachten hier de ongelukklgen op hun verder transport, dat afhangt van de eco nomische wet van vraag en aanbod. Deze ge heime slaven-depots worden door niets kwaads- vermoedende onderzoekers en reizigers voor on schuldige inboorlingen nederzettingen gehou den, want zij zijn goed gecamoufleerd. Het ge heel maakt den indruk van een 'negerdorp. Aan elkaar geketend Gedurende het transport worden de slaven aan elkaar geketend. De bewaking geschiedt door Arabische bewakers, die tot op de tanden gewapend zijn en de gevangenen niet uit het oog verliezen. De belangrijkste slavenmarkten bulten Jeddah zijn nog die in Hedjas, Njed Jemen en andere plaatsen in Trans-Jordanlë. Ook op een eilandje aan de Abessinische kust komen de geheime agenten der groote slaven handelaars tezamen om de beste exemplaren voor hun opdrachtgevers op te koopen. Volgens welingelichte bronnen worden er alleen op de Arabische slavenbeurzen per week drie tot vier duizend menschen „omgezet", (Nadruk verboden) Spaansch sprekende deel van Zuid-Amerlka. Daarentegen vestigt Dultschiand zijn hoop op Brazilië en de propaganda zou daar mis schien succes kunnen hebben, wanneer zij zich richtte op wat het land noodig heeft en wan neer de Duitschers niet uit politieke overwe gingen de tegenwoordige regeering becrltiseer- den en sympathie met de afgezette regeering verraadden. De economische toestand van Bra zilië vereischt nJ. in de eerste plaats mede werking van het Europeesche intellect bij het aanleggen van wegen. Geen ander Zuld-Amerl- kaansch land is boven en onder den grond zoo rijk als Brazilië; zqo heeft men er een groot aantal rubberboomen, die gewoon in het wild groeien en oud genoeg zijn om getapt te wor den en een veel beter product leveren dan de boomen op de plantages. Men taxeert, dat er honderden millioenen zijn, doch het is abso luut onmogelijk, die rijkdommen te bereiken. En dan vormen die rubberboomen nog slechts een zeer klein deel van de Braziliaansche rijk dommen. Het openleggen van de uitgestrekte oerwou den is vooral afhankelijk van het bevaarbaar maken der rivieren. Reeds b(j een vluchtigen blik op de kaart van Brazilië ziet men, dat het geheele land door rivieren doorsneden wordt; van de grootte en het aantal vertakkingen daarvan kan men zich in Europa moeilijk een voorstelling maken. Rivieren van de lengte van den Rijn, die eigenlijk zijrivieren zijn, komen veelvuldig voor. Doch de rivierscheepvaart ligt er nog in windselen. Voor de Duitschers met hun technisch goed georganiseerde binnen scheepvaart is hier dus wel wat te bereiken en menige werf, die stilgelegd moest worden, om dat die tak der scheepvaart in het eigen land niet meer voor uitbreiding vatbaar was, zou na de verovering der Braziliaansche mark weer geopend kunnen worden. Daarnaast hoopt men op een kans voor de z.g. zweefbaan (het „vlieg tuig met rails"), dat in Dultschiand zelf zich niet heeft kunnen ontwikkelen tot een alge meen gebruikt vervoermiddel, doch in de tropi sche oerwouden van Brazilië veel voor heeft omdat men dan niet de dlchtbegroeiden en door een vast net van wortels doorschoten grond behoeft open te leggen. Elk Europeesch land, dat in Zuid-Amerika een afzetgebied tracht te veroveren, zal van deze of soortgelijke middelen gebruik moeten maken om er vasten voet te krijgen. Men kan niet dadelijk een land gaan overstroomen met afgewerkte fabrikaten, men moet het eerst openleggen door wegen te land of te water en zoo tot ontwikkeling brengen, doordat de rijk dommen aan ruwe grondstoffen kunnen worden benut. Die wegen kunnen natuurlijk wel geko zen worden met het oog op de belangen der Europeesche industrie, doch men zal ook dan moeten zaaien, voordat men kan oogsten. Het is echter een opmerkelijk feit, dat de groote Europeesche mogendheden, die een nieuw af zetgebied voor hun producten zoeken, zich al le wenden tot Zuid-Amerika; dat een groote afnemer belooft te worden, indien men het slechts helpt om zich te ontwikkelen en daar door meer behoeften te krijgen. (Nadruk verboden) BUENOS AIRES, Februari 1931 De conferentie om de (slechts symbolisch) ronde tafel, die de economische en politieke belangen van Engeland zou verzoenen met het Voor-Indische verlangen naar zelfstandigheid, is afgeloopen. Men gaat uit elkaar, hoewel het resultaat geen der belde partijen geheel be;- vreaigd heeft. Men heeft zich in Londen voor al bezig gehouden met de vraag, of het ver- leenen van den dominion-status aan de Voor- Indiërs misschien tengevolge zou hebben, dat Engeland de markt en het afzetgebied terug zou winnen, die het door de nationalistische beweging grootendeels verloren had. Doch deze vraag kan niet met een hoopvol „ja" beant woord worden en dat ontveinsde zich ook nie mand. Een zelfstandig Indlë zou men in het geheel niet kunnen dwingen, Engelsche waren te gebruiken, waar zelfs het onzelfstandige land in de boycot dier waren zoo'n machtig wapen bezat, dat het daardoor Engeland tot onderhandelen kon dwingen. Ook het andere afzetgebied in Azië, n.l. China, bezorgt Engeland weinig voldoening. De conferentie, waarvan men zooveel verwacht te, is uit elkaar gegaan zonder iets bereikt te hebben. En ook de afzetgebieden in Zuid-Afri- ka, Canada, en Australië onttrekken zich meer en meer aan het Engelsche monopolie. En wanneer men nog een duidelijk bewijs verlangt, dat het idee van een tolverbond tusschen alle deelen van het Brltsche rijk is opgeheven, dan wordt dat bewijs geleverd door de reis van den Prins var.- Wales naar Zuid-Amerika. Want de plannen om de Zuid-Amerikaansche markt te veroveren zijn op geen enkel punt te ver eenigen met het idee, om van het Brltsche rijk een economisch geheel te maken. Het interessante van die reis is de reisroute. Deze gaat van Londen naar Panama en dan met een groote bocht door de Andes-republie- ken en Chili naar Buenos-Aires. De route ont wijkt dus en dat lijkt wel opzet het Por- tugeesoh sprekende Brazilië en gaat alleen door Spaansch sprekende staten. De Prins van Wales heeft zelfs Spaansche lessen genomen uit vriendschap voor de landen, die hij gaat bazoeken. Zooals bekend kan men in Brazilië geen Spaansch spreken, zonder de gevoelens der bevolking diep te kwetsen; helaas wordt hier in zakelijke correspondenties niet altiid voldoende rekening mee gehouden. Nu kan men inderdaad van de Prins van Wales moei lijk verwachten, dat hij de belde talen tegelijk zal aanleeren, doch er zal toch ook wel bijko men, dat de verhouding van Engeland met Brazilië minder goed is dan die met Argentinië. Zoo wordt er in Maart een groote Engelsche industrieele tentoonstelling geopend te Buenos Aires, waarbij de Prins van Wales een rede zal houden. Ook al is dat voor Rio de Janeiro Inlet direct een reden om zich achteruitgezet te voelen, er blijkt toch ten duidelijkste uit, dat ide Engelsche propaganda zich beperkt tot het UIT DE LAND- EN TUINBOUWWERELD. (Nadruk verboden). De Mol in den winter. Wij vertelden laatst een en ander over den mol. Wjj zagen toen, dat de mol, die vroeger door velen voor een planteneter werd gehouden, zich voedt met wormen, insecten, enz. Minder bekend is nog, dat de mol een wintervoorraad verzamelt. Een voorraad van levende dieren, die blijven leven en toch gemakkelijk bijeen te hou den zijn. Oude, ervaren mollenvangers wisten daar vroeger al van te verhalen: hoe n.l. een groot aantal wormen, na eerst verminkt te zijn, tot krijgsgevangenschap werden gedwongen. Men hield dit voor een sprookje, maar Prof. Ritzema Bos kwam tot dezelfde ontdekking, en hem zullen we wel moeten gelooven. Het was in den winter van 1897, dat dr. R. Bos een groot aantal regenwormen ontving. Een tuinman had ze in een mollennest gevonden. Dat was me het vondstje wel: een 300-tal vette wormen! Eigenaardig was, dat deze voorraads schuur uit aparte kluwentjes bestoond; telkens een 8-tal wormen bij elkaar. Die kluwentjes of bolletjes waren door zand en aarde van elkan der gescheiden. Alle wormen misten het kep- einde. Drie A vijf ringen (segmenten) waren er blijkbaar afgebeten. De wond had zich alweer gesloten, een nieuwe huid was er over heen ge groeid. Wormen z(jn taai. Ware het een ander seizoen geweest, dan zou het herstellingsvermo gen waarschijnlijk zóó groot geweest zijn, dat het geamputeerde gedeelte opnieuw voortge bracht zou zjjn. Door de lage winter-tempera- tuur was dit waarschijnlijk niet. mogelijk. Maar in leven bleven de wormen toch. De slimme mol had er langen tijd een lekker hapje aan: versche waar. Hij is dus een conservenfabrikant, die het werk verstaat. Blijkbaar heeft hij de levenswijze der regenworm goed bestudeerd, en de verkregen kennis daarna tot zijn voordeel aangewend. Wat toch is het geval? Met den kop vooruit bewegen de wormen zich door den grond. Ze doen dit duwende en vretende, naar mate de bodem los of meer of minder hard is, en al dan niet voorzien van gangen. Is nu het kopeinde afgebeten, dan kan de worm er niet van doorgaan. Toch wijkt het leven niet, om dat de stofwisseling in den winter zoo miniem mogelijk is. Wie deze winterprovisie, deze voor raadschuur van den mol vindt, moet wel tot de overtuiging komen, dat deze verslinder wat aan kan. Verpotten. In 't voorjaar is het de tijd, dat sommige planten verschen grond moeten hebben. Wan neer men de plant uit den pot neemt, en de wortels 'om-geven als een bruine of vuilwitte vilt den aardbal, dan is het tijd om te verpotten. De nieuwe pot moet zoo groot zijn, dat de oude er gemakkelijk in kan staan, maar vooral niet veel grooter, anders heeft men kans, dat de wortels gaan rotten. Nu heeft men dikwijls de gewoonte de plant uit den pot te slaan, den wortelbal in zijn geheel te laten en in den nieuwen pot te zetten, en dan verder verschen grond rondom by te vullen. Deze wijze van potten is zeer af te keuren en treft ook meestal geen doel. Men moet met een puntig houtje den wortelbal los maken, de oude uitgemergelde aarde gedeeltelijk verwijderen, en alleen 't binnenste laten zitten. Het afgestorven wortelwerk wordt natuurlijk verwijderd, en doode punten weggesneden. B(j planten met dikke en weinig fijne wortels, zoo als bolgewassen, palmen, enz., snijdt men liefst niet weg. Is de wortelbal bij het verpotten zeer droog, dan moet men na het verpotten den cot even in een emmer water zetten, en daarna, zoo noodig, nog wat aarde bijvullen. Most bewaring. De mestbewaring is in vele streken zeer ver beterd. Toen men met eigen oogen had gezien, hoeveel er van zijn mesthoopen wegvloeide naar het omringende water of naar de sloot, kwam men er toe, om de vaaltstee (mestvaalt) te ver beteren; om door een ondiepen kuil uit te gra ven, die een weinig naar het midden afhelt en daar dus zjjn laagste punt heeft; den bodem door steenen in cement te leggen, door een dikke laag leem of een mengsel van grint, grofzand en teer, of ander materiaal, voor water ondoor dringbaar te maken; in 't midden een rooster aan te brengen en daaronder een vergaarputje, waar een buis aan verbonden is, die onder den grond heen leidt naar den dichten en overdekten gierput. Hier en daar werd bovendien een kap over de mestvaalt aangebracht, zoodat de mest niet aan den regen bloot stond, en voorts werd gezorgd dat het regenwater van de daken of van hoogere plaatsen op het erf, evenmin als goot- en spoelwater, niet naar den mesthoop kon afvloeien. Aldus werd mestverlles door hooge waterstanden en veelvuldige regens voor komen. Lezer, hoe staat het b(j u; is er mis schien in deze nog wat te verbeteren? Aardappelschurft. Van deskundige zijde meldt men hierover het volgende: Ter bestrijding van de schurft wordt door Millard het volgende aanbevolen. Op het voor aardappelen bestemde stuk zaait men in den herfst rogge, liefst dicht, zoodat er een overmatige welige groei het gevolg is. Kort vóór het poten wordt deze rogge ondergeploegd, waardoor een versche groene massa in den grond komt. Volgens Millard verkiest het or ganisme, dat de schurft veroorzaakt, versche groene massa, boven ander materiaal, en wordt daardoor de aardappelknol gespaard. Prof. Ele- ma gaf op, dat hierdoor werkelijk iets bereikt wordt. Het middel kan niet alleen practisch zijn, maar is ook uit een oogpunt van bodem verbetering (humusvorming) op zich zelf zeer aanbevelenswaardig. In de Veenkoloniën, en ook elders, past men deze groene bemesting reeds lang toe, zoilder echter op den invloed er van op het voorkomen van de schurft gelet te heb ben. Evenwel meent men, dat de rogge de voe dende bestand-deelen (vooral stikstof) voor uit spoeling bespaart, en dat door het vergaan der groene massa de aardappelen van die besparing kunnen profiteeren. Op grond van al deze over wegingen is de methode van Millard gerust aan te bevelen. Korte wenken. Veulens beneden het jaar mogen geen klaver tot voeder hebben. Is de klaver te jong en wit geworden door de vorst (berijpt), dan is ze zelfs gevaarlijk voor de dieren. Een grasperk met fijn gras moet alleen op koele, regenachtige da gen bemest worden. Men gebruikt daarvoor ver dunde gier of opgeloste Chillsalpeter (40 gram op 10 Liter). Teneinde de bemesting gelijkmatig over te brengen, giet men met den broes op den gieter. Erwten kan men den geheelen zomer versoh hebben, als men elke 14 dagen wat legt. Heidekruid (Erica) wordt door de konijnen gaarne gegeten en het bekomt hun best. Boerenrijmpjcs Opschrift van een boerderij in Z.-Holland: Wie hier uit melken wil gaan. Moet lachen, vrijen, praten laten staan. Zich met de melden niet bemoeien, En vooral niet slaan de koeien. Opschrift op een boerenwagen van een melkboeri Ik ben een boer, Ik breng het voer, Aan luie stadsche menschen. Ik werk er om. Dies ben ik dom, Ik zou niet anders wenschen. B—r. KORT EN SNEL TREINRECHT. Ze reisden per spoor altijd tweede klasse: maar Zondags kon je beet derde nemen, want dan kwam je door de volte toch in de tweede terecht. Dus nam Pa Zondag zes kaartjes derde klas se; 't scheelde nog al wat; en 't was verdient geld. De trein, die hen van hun uitstapje huis waarts zou voeren, pufte het volle station binnen. Geloop, gedring, rukken aan portieren; voor hen allemaal niet noodig. Pa opende kalm een eerste-klascoupó en de zes plaatsen werden bezet. .Mag 'k uw kaartjes even zien meneer?" verscheen de hoofdconducteur in het portier. Pa veschoot, rommelde in zijn vestzakje, reik te aarzelend de kaartjes de kaartjes over. „O, heeft derde meneer! Bent u hier zelf ingestapt of door de conducteur hier verwezen?" De hoofdconducteur wist wel beter, want hij had het gezelschap de eerste-klascoupó zien be stijgen! ,Pa durfde niet ontkennen. En zwijgend stapte het gezelschap weer uit. De chef werd onderricht. Die keek nijdig, maar bleef doodbedaard. Inmiddels waren de wagons volgeloopen; er was nu inderdaad geen plaats voor onze zes reizigers. - „Dames!" aldus de chef tot drie aardige bakvisschen die een tweede-klas dames zaten, „wilt u in de eerste ovrstappen?" Leuk! 't was een halve coupé, waarheen ze jolig achter den conducteur aantrippelden. Pa's gezicht verhelderde; geen eerste dan toch tweede. „Wacht even meneer!" En tot de passagiers van een derde-klaswagen; Heeren, overstappen in de tweede, maar vlug astublieft." Met een hoeratje wordt vlug verhuisd, onder de vroolijkheld van het aangroeiend publiek, waarvan enkelen den loop van het geval be grijpen. „Ziezoo meneer plaats voor ui" En het zestal klimt achter elkaar in de leege coupé. Buiten wordt gelachen en gekeken. Een Wijs jongmensch roept: „De chef doet kort en snel recht; h(j is waard om lid van de Tucht-Unie te zijn!" Pa trekt woedend het raampje op. De trein schuift langzaam weg. zonder noemenswaardige vertraging; alles is vlug afgewerkt. Uit den tweede-klaswagen klinkt vroolijk ge- Joel. In den derde daald de stemmingstherroo- meter onder vriesbunt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 6