Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpeimans.
8ste Jaargang.
Eerste Heemsteedsche Courant. 13 Februari 1931. Tweede Blad.
6
Ho.\.
LOSSE BLAADJES.
Cigarettenbelasting.
3d'
Brokjes Levenswijsheid.
Hoffelijkheid
Voor de Vrouw.
SCHAAKRUBRIEK.
i
g
Emancipatie.
VARIA.
In de schatkist van ons landje
Is de bodem weer te zien.
Wat wjj aan belasting dokken
Is slechts een percent of tien!
En betalen doen wij gaarne
Want, nietwaar, een ieder weet:
'tGeld, waarvoor wij ijv'rig zwoegen
Wordt zóó reuzebest besteed!
Maar het schijnt nog onvoldoende;
Er is heel wat noodig hoor!
Daardoor staan er 's lands finanties.
Niet zoo heel rooskleurig voor.
De minister, niet van gister.
Zocht dus naar een nieuwe bror
Die de bodemlooze schatkist
Weer een poosje vullen kon.
En hij vond het cigaretje
Voor belasting zeer gepast:
Rooken is toch maar een pretje
En elk pretje dient belast!
't Duurder worden van 't piraatje
Acht hij blijkbaar geen bezwaar.
't Brengt weer vijf millioen in 't laadje
Zoo komt 't zaakje voor elkaar.
Maar al treft ook die' belasting
Velen niet zoo heel erg zwaar,
Met ons duurder cigaretje
Zijn wij leelijk de sigaar!
(Nadruk verboden.)
(Nadruk verboden)
Een tijd geleden bevatte een onzer groote
dagbladen een ingezonden stuk over het straat
verkeer, waarin een automobilist zich vrij
wrevelig uitliet over den last, welke voet
gangers veroorzaken. Een ander inzender
diende hem van repliek en gaf den automobi
list den raad, zich eens een half jaartje aan de
leiding van een bekwaam chauffeur te Parijs
over te geven. Hij zou dan spoedig ervaren,
dat in die stad, waar het toch veel drukker
is dan in onze groote Hollandsche steden, de
aangeboren hoffelijkheid den Franschman voor
schrijft den voetganger te ontzien. ,,Vaak heb
ik daar opgemerkt", aldus deze inzender, „hoe
de man achter het stuur den voetganger met
gebarentaal ts kennen gaf: Passeert u maar
even!, en hier 5 ie ik, hoe men u liever over de
teenen rijdt dan achter u om te houden."
De schrijver besloot zijn opmerking met te
zeggen: „Zeden en gewoonten zijn onder in
vloed van oorlogspsychose veel verruwd; laat
ons toch de gevoelens van correctheid niet
overboord gooien en de goede gedragingen van
een natie, wier aangeboren hoffelijkheid bijna
spreekwoordelijk is, tot de onze trachten
te maken."
Deze woorden zullen menig landgenoot uit
het hart zijn gegrepen. Wij, Hollanders, hebben
vele deugden, maar de deugd der hoffelijkheid
ontbreekt ons helaas. Voorzoover wij haar be
zitten, behoort zij niet tot onze aangeboren,
maar tot de verworven eigenschappen. Wij
moeten haar aanleeren. Doen we dit wel vol
doende? Wijzen onze opvoeders er ons genoeg
op en gaan ze ons met hun voorbeeld voor?
Slechts door geregelde, geduldige oefening zal
net ons, Hollanders, kunnen gelukken, hoffe-
igke menschen te worden. En het is onze plicht,
deze oefening als een sport te volbrengen, tot
dat we er meester in zijn. Want onhoffelijkheid
is een leelijk gebrek.
Wanneer het waar is, dat de oorlog de ver
ruwing van de zeden op zijn geweten heeft,
maakt dit de tegenstelling tusschen Holland
sche onhoffelijkheid en buitenlandsche hoffe
lijkheid des te erger voor ons. Immers kunnen
wij ons niet op den oorlog beroepen. Voor ons
geldt deze verontschuldiging niet. Wij hebben
het voorrecht gehad, buiten den oorlog te blij
ven. Hebben wij van dit voorrecht gebruik ge
maakt
Maar de Franschman, de Duitscher, de
Oostenrijker hebben zwaar onder den oorlog
geleden. Zij zouden te verontschuldigen zijn,
zoo ze. nog aan de minachting voor menschen-
•evens in de loopgraven gewend, als automo
bilist weerlooze voetgangers omver reden. Maar
dit doen zg niet; ondanks den verruweriden
invloed van de slagvelden zijn zij hoffelijk ge
bleven.
Want het is waar, wat de inzender van daar
straks opmerkte. Wie te Parijs heeft verkeerd,
heeft den weldadigen indruk van de hoffelgk-
heid mee naar huis gebracht en schaamt zich
sindsdien voor zgn landgenooten. Nergens voelt
een kind, een gebrekkige of een oude van
dagen zich zoo veilig als in het drukke verkeer
van de wereldstad. Eerst weder thuis gekomen,
wordt de weerlooze voetganger weer angstig
voor hetgeen hem van den kant zijner onhoffe
lrjke landgenooten bedreigt.
De Parijsche chauffeur heeft égards voor den
hulpbehoevende. Zijn tijd is hem geld, maar
een medemensch is hem meer waard dan geld.
Hij weet van nature, hoe beleefdheid, vriende
lijkheid en voorkomendheid het bestaan drage
lijk maken, dat zonder deze zachtzinnige deug
den ondragelijk zou zijn. Hoffelijkheid is als
de olie, welke de machine glad en geruischloos
doet loopen. O. men kómt er wel met een
ongesmeerde machine, maar'hoè komt men er!
Geradbraakt, versuft door al het geschok en
geraas.
Geliefd is ten onzent het spreekwoord van
de blanke pit onder den ruwen bolster. Maar
ervaring leert ons, de blankheid dier in ruw-j
heid verborgen pitten te wantrouwen. Ik voor
mij heb liever met een zachten bolster te doen
en laat de pit dan maar voor wat ze is. Zouj
trouwens het innerlijk zich niet in het uiterlijk
openbaren? Een onhoffelijk mensch kan on
mogelijk een goed mensch zijn.
Parijs bezit niet het monopolie der hoffelijk
heid. Eer bezit Nederland het monopolie der
onhoffelijkheid. Wie buitenslands komt, geraakt
tot de overtuiging, dat de heele wereld hoffelijk
is behalve zijn eigen land. En het is een van
de opvoedkundige lessen, welke het reizen op
levert, dat men zijn eigen nationale fouten
gaat opmerken. Als men eerst maar ontdekt
heeft, hoe leelijk onhoffelijkheid staat, begint
men haar te bestrijden.
Het verkeerswezen veroorzaakt velerlei
moeilijkheden. Maar het brengt ook zijn voor
deden mee. Het dwingt den weggebruiker, zich
te herzien en zich af te vragen, hoever hg gevor
derd is in de beoefening van de internationale,
maar on-Hollandsche deugd van de hoffelijkheid,
j Eerbied voor de rechten van anderen, voor
komendheid jegens weerloozen, hulpvaardig
heid ten opzichte van vreemdelingen, zacht
zinnigheid in den omgang, bereidheid in den
medemensch een makker te zien, genegenheid
tot het gulle gebaar en het vriendelijke woord,
het maakt het leven zoo licht!
H. G. CANNEGIETER.
HUIDAANDOENINGEN IN DEN WINTER.
DE VERZORGING BIJ ZUIGELINGEN EN
ANDERE KINDEREN.
Hoe moet men een kind kleeden.
Op he. oogenblik wordt bij vele jonge kinderen
de huid droog, zoodat vooral de handjes en lip
jes pijnlijk worden en barsten gaan ver-toonen in
de huid. Hoe jonger een kind, hoe gevoeliger de
huid is, en by een zuigeling kan een koude wind
op het gezichtje één of meer donkerroode plek
ken veroorzaken, die veel overeenkomst vertoonen
met een lichte schaafwond. De huid wordt en
blijft ook dikwijls ruw en droog, als men een
scherpe zeep gebruikt of hot kind wol op het
bloote lijf laat dragen. Daar komt nog b(j, dat de
lucht in de kamers gewoonlijk veel te droog wordt
door hei stoken, watt zelfs bij volwassenen ongun
stig voor de huid en eveneens voor de slijmvliezen
van neus en keel is.
Men kan een droge huid soepeler maker., door
na elke wassching vet of olie te gebruiken. Dit t.
eveneens noodig voor oudere kinderen. De huid
van de handen wordt ook dikwijls te droog, door
dat de kinderen wollen handschoenen dragen;
deze moeten, van binnen melt katcen gevoerd
worden. Verder moe; ook in vele gevallen de klee
ding veranderen op het lichaam mag nooit zui
vere wol gedragen worden. Dit geldt nathurlyk
cok voor de zuigeling. Daarbij wordt bovendien
nog dikwijls de fout gemaakt, dait men geen re
kening houdt me de kamertemperatuur. Zoo'n
kindje blijft voortdurend in kamers, waar ge
stookt worüt en dan heeft het heel weinig wollen
goed noodig. Men kan het zelfs een katoenen
hemdje laten dragen, echter met lange mouwen.
Wollen kousen zijn daarentegen in enkele geval
len aan te bevelen.
Geheel anders wordt het, wanneer de zuigeling
buitenshuis komt. Dat moet n.l. bü een gezond
kind dagelijks gebeuren, wanneer het weer het
slechts even toelaat. Het gezichtje wordt inge
wreven met eer. beschermende laag Gold cream
en h i. in wol gekleede kindje wordt hl een groo-
ten wollen doek gewikkeld, die rondom het ge
zichtje ver uitsteekt, zoodat dit wel aan de bui
tenlucht wordt blootgesteld, echter zonder dat de
wind er rechtstreeks op kan blazen. Ais het kina
in een wagen ligt, kan de wind het niet bereiken
en is een wollen mutsje genoeg. Sommige moe
ders bedekken het gezichte mot een voile, om alle
rechistreeksche aanraking met de buitenlucht te
voorkomen, doch daarmee bereiken zij weinig
goeds. Door de ademhaling word't zoo'n voile lap
ai spoedig vochtig en koud. Zij gaat aan het ge
zichtje kleven en veroorzaakt daar een ontstoken
en soms zelfs gesprongen huid.
Lastige kinderen.
Sommige kinderen houden zich buiten niet rus
tig; dit kan natuurlijk een ongunstigen invloed
hebben ere daarom worden deze kkinderen alleen
buiten gebracht op dagen, dat er geen wind is.
Op andere dagen houdt men ze binnenshuis in de
verwarmde kamer, doch men zflt er de ramen bij
open. Zoo voorkomt men alle irritatie van de
huid, wat vooral bij zuigelingen noodig is, omdat
de huidaandoeningen bij hen gemakkelijk chro
nisch worden en een hardnekkig eczeem doen
ontstaan.
Daarnaast neemt men in het belang van het
geheele gezin maatregelen om de droge lucht in
de verwarmde kamers wat meer vocht te doen
opnemen. Daarvoor is het goed, op of bij de
kachel radiatoren van de centrale verwarming
speciale waterpannen, te plaatsen, waarin het wa
ter eenige malen per dag vernieuwd moet wor-
nist mooi, doch het
door G. Th. Rotman.
Nadruk verboden.
Maar vervolgde Frederik Binnenom, voor
ae oudere dames mogen wij wel een uitzonde
ring maken.
Henny Buitenom ploos aan zijn kneveltje en
trok de wenkbrauwen samen. Dat was een
klein probleem, ja die uitzondering mochten
zij wel toestaan en dan; uitzonderingen beves
tigen den regel!
Goed zei Henny na een oogenblik pauze,
in dat opzicht heb jij gelijk, maar voor den
goeden gang van zaken moeten wij een leef
tijdsgrens vaststellen".
Frederik Binnenom lachte een beetje stupide
en vroeg beter.
Maar je kunt toch niet aan iedere dame
den leeftijd vragen?
Volstrekt onnoodig beste jongen, dat voel
je bij intuitie. Laten wij zeggen, de leeftijds
grens wordt veertig jaar, hiermee bedoel ik
natuurlijk niet, dat de bewuste dame, voor zij
het zitrecht kan verkrijgen 10 jaar oud moet
zijn, doch dat zij er uit moet zien als eèn dame
van veerig jaar. Begrijp je wat ik bedoci
Oh ja, zei Henny Buitenom, die van deze
theorie geen jota begreep. Dat is zeer eenvou
dig. Met andere woorden gesproken. Wij moe
ten geen rekening houden met wat er wel is,
doch met datgene, wat er niet is.
Juist, zei Henny Buitenom, die van deze
redeneering weer niet al te veel snapte. Ik
geloof, dat wij elkaar nu volkomen begrijpen.
Maar denk er aan, onder de veertig jaar con
sequent en wij laten on door geen enkel lief bak-
kesje van ons plan afbrengen. Wat denken die
vrouwen eigenlijk wel van ons mannen? Henny
stak de duimen in de armsgaten en oreerde
verder: Sinds de vrouwen het in hun hoofd
hebben gekregen om aan de emancipatiesport
deel te nemen is er de klad in de mannelijkheid
gekomen. De klad zeg ik je Frederik. en als
wij er niet als de kippen bij zijn doen wij over
5 jaar de wasch en zitten onze lieftallige ega's
op de plaatsen waar wij ons dagelijkseh brood
verdienen en rooken zij van de directeurs si
garen, waar wij een hoogst enkele maal den
brand in steken.
En kunnen wij dat gedoogen? Nee, zei ik je,
duizendmaal neen, wij moeten ons aansluiten
in één groote vereeniging en een breed front
vormen tegen de vrouwenemancipatie. Wat zeg
ik, de mannen inplaats van de vrouwen moe
ten zich emancipeeren. Ja Frederik, kijk me
nou maar niet zoo verbaasd aan, maar zeg me
nu eens eerlijk, ben jij een man in den waren
zin des woords? Neen, zeg maar eerlijk neen.
Jij bent toch ook pas 19 jaar en ik ben
nog een jaar ouder dan jij".
De leeftijd heeft er niets mee te maken
en als ik zeg dat je geen man bent, dan ben
je geen man. Uit. Maar ik zal je helpen een
man te leeren worden, kerel ik zal van jou een
man maken waarop ik trotsch kan zijn. Maar
je moet mij beloven, dat je je consequent aan
je woord zult houden.
Dat is al de negende maal, dat je dit zegt,
zei Frederik die, in zijn mannelijke trots ge
kwetst, een beetje gechoqueerd deed.
Juist zei Henny, die dit als een bevesti
ging van zijn vraag opvatte. En het eerste wat
wij dus zoo juist hebben besloten is: Dat wij
voor dames onder de 40 jaar in de tram niet
meer opstaan
Na dit manhaftig besluit stonden beiden on,
namen jas en hoed en begaven zich op weg
naar kantoor. Bij de tramhalte van lijn 9
meende Henny zijn vriend nog even aan het
genomen besluit te moeten herinneren en
fluisterde....
Denk aan de emancipatie.
Frederik stak tien vingers omboog en
meesmuilde.
Alsof vrouwe Fortuna hen had begunstigd
om onmiddellijk hun mannelijk besluit in prac-
trjk te brengen, streken Henny en Frederik, op
de twee laatste zitplaatsen neer.
Henny knipoogde tegen Frederik die quasi-
nonchalant achterom keek en tot z'jn gerust-
constateerde, dat geen énkele verte-
Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den
Schaakredacteur.
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
EINDSPELSTUDIE No. 83.
All ga ie r (1763—1823),
'v.
Wit aan zet wint.
Stand der stukken;
Wit: Ke5, c5, d6.
Zwart: Kd7, c6.
EINDSPEL No. 62.
Onderstaande stelling ontstond in een, enkele
jaren geleden gespeelde party te Napels, tus
schen Dr. S. Tarrasch (Mllnchen) en N. N.
(met zwart).
den. Zoo'n waterpan staat
is nu eenmaal noodig, dat de ons omringende; stelling
lucht voldoende vocht bevat en wanneer dit hef genwoordiger der vrouwelijke sexe m het gang-
geval is, zal men bemerken, dat de temperatuurpad stond
niet eens zoo hoog opgevoerd behoeft te worden, j By de eerstvolgende halte was Henny in het
'..Gemengde Nieuws van het ochtendblad ver-n
diept en Frederik had de oogen stijf dicht ge-
Wit won door den probleemzet 1. Leoc7.\
waarmede zoowel Df3b7f als Tc2Xc5f dreigt.
Zwart moet derhalve den Looper nemen; neemt
hij met de Dame, dan volgt 1Dd7Xc7;
2. Tc2Xc5f, Dc7Xc5; 3. Df3—b7f, Kb5Xa5;
4. Telal mat. Neemt Zwart den Looper met
den Toren, dan geschiedt 1Tc8Xc7;
2. Df3b7j!, Tc7xb7; 3. Tc2Xc5 mat.
Het idee is, hetzij de dame van de dekking
van het veld b7, of den Toren van de dekking
van het veld c5 weg te lokken.
OPLOSSING PROBLEEM No. 286.
(J. D. v. d. Werf).
Stand der stukken:
Wit Kh2, Dd7, Ta5, Tg4, Pf7, b6, c5, d2,
d5, e2, g2.
Zwart: Kd4, Lb8, Ldl, b2, b3, b7, d3, d4, f4.
1. e2e4, enz.
Goede oplossing ontvangen van: H. W. van
Dort te Haarlem; E. A. M. Beek te Heemstede;
P. Mars te Santpoort.
CORRESPONDENTIE.
Heemstede. E. A. M. B. Wit speelt aan de
onderzijde, dus noteert men voor den eersten
zet in No. 286: 1. e2e4.
Het varen in een motorboot
Is een genot voor klein en groot;
Dus zet Heer Pimpein ins zich neer
Met verf, vernis en nine teer;
Een streekje hier, eer likje daar.
Zoo komt de zaak vr voor mekaar.
Hij glydt tevrêe en ongestoord
Op 't spiegelgladde water voort:
Van hikkepof, van hikkepaf,
■fog sneller dan een paard in draf;
De zon is fel, de hitte groot,
En al maar sneller gaat de boot.
3. Terwyl zit ginder langs de vaart
Op zyn gemak Hein Bakkebaard:
Gelyk de meeste hengelaa s,
Is hy op jacht naar voorn cn baa:
De zon verkwikt hem met. haar glc
En vrede heerscht 'n zijn sem*>ed
;i hikkepaf van hikkepof!
Pimpelmans, dat wordt een „sof"!
laar komt een groote stoomboot aa"
aarvoor hij plots opzy moet gaan:
e stevent met een sneltreinvaart
Naar 't plekje van Hein Bakkebaa
om de kamer behaaglijk warm te maken.
Tenslotte drukken wü de moeders nogmaals
op het hart, alle huidaandoeningen hij kinderen
zorgvuldig te verpleegen, ook al zou hetzelfde
verschijnsel by een volwassene beschouwd wor
den als een onvermijdelijk gevolg van het win
terweer.
VOOR DE PRACTISCHE HUISVROUW.
De sinaasappel.
Niet genoeg kan worden aangeraden geregeld
fruit te gebruiken, vooral een jaar als dit, nu de
appels zoo buitengewoon duur zijn en in grootere
gezinnen bijna een extraatje worden, bewijst de
sinaasappel zoo velerlei diensten, 's Winters, wan
neer veXer gegeten wordt dan in den zomer en
men in den regel ook minder lichaamsbeweging
neemt, werkt de sinaasappel bloedzuiverend en
bevordert de spijsvertering. Ook bij koorts is het
gebruiken van sinaasappels bijzonder goed.
Nat geworden schoenen en laarzen
die door den regen er. modder flink nat zyn ge-
orden', legt men nè. het uittrekken omgekeerd,
dus met de zooien naar boven, te drogen; met
alleen zullen ze op die manier vlugger droog zijn,
maar het voorkomt ook het bederf van het leder. I lachen voor de vrouw van den directeur,
"teft men turven bU de hand, dan kan men ze!'1'?®1 verder zyn wy consequent, begrepen?
daar het beat op leggen, maar vooral niet tej enny begreep niet waarom Frederik plot-
dicht by de kachel, daardoor krijgt men barsten
in het leer.
knepen.
Verward stemmen geroes dwarrelde de tram
binnen, een ruischen van vrouwenkleeren... de
tram vervolgde tingelend haar weg.
Frederik gluurde door zijn oogharen en het
eerste wat hy aanschouwde waren de zwarte
en bruine strepen van een bontmantel. Hij
lichtte voorzichtig de oogleden op, zyn blik
gleed langs de bontmantel omhoog' en... Henny
liet zyn blik van ,,Het Gemengd Nieuws" even
naar links dwalen: Een bontmantel, zyn blik
gleed naar boven en....
Pardon mevrouw?
Pardon mevrouw?
Met de hoed in de hand stonden zy naast el
kaar in het gangpad en maakten een lichte
buiging. De dame met-den-bontmantel lachte
heel vriendelijk, zei „Dank u wel" en nam op
de bank-voor-twee plaats...
By de volgende halte drongen zij zich reso
luut naar den uitgang.
En? vroeg Frederik toen zij op het trot
toir waren aangeland.
Wij zullen nog een uitzondering moeten in-
t Nadruk verboden.)
door
HENDRIK STUIVEMA.
Lan en breed hadden zy het probleem be
sproken, ja het als het ware ten voeten uitge-
teekend. Zoo was het en niet anders.
Henny Buitenom streek de eerste beginse
len van snorgroei met een vervaarlijken zwier
omhoog, sloeg het linker been over het rechter
.n zei zeer nadrukkeiyk:
Oh zoo!
Frederik Binnenom imiteerde zijn vriend in
dat gene wat de zithouding betreft (de knevel
uitte zich alhier in uiterst primairen vorm)
en zei;
Ja. ja, je hebt groot gelyk, maar...
Wat nu nog te maren, wij zyn co;
quent of wc zijn het niet.
AMERIKAAN SCH.
De bekende romanschrijfster, Fanny Huk
vork ht een harer werken aan een filmfabriek,
de titel beviel den directeur echter niet - en hij
vond er een met meer trekkracht. Toen beviel
hem het geheele stuk niet cn hy werkte het zoo
danig om, dat van de geheele oorspronkelijke
handeling zoo goed als niets mee: overbleef, en
toen verfilmde hij de gschiedenis.
Nadat de eerstet vertooning ervar had plaats
gehad liet miss Hurst zich bij d;:i directeur
aandienen.
„U hebt noch mijn scenario, noch den titel er
van gebruikt," verklaarde zy gepikeerd. „U hebt
er, naar ik hoop, niets op tegen, dat ik myn ma
nuscript aan een tijdschrift verkoop?"
„Niet in het minst," verzekert haar de film-
magnaat, „maaralleen onder voorwaarde,
da U mij dan de optie geeft voor het filmrecht."
Do
hun
ïgc millionair en zyn gade spraken over
reis naar Spanje, vanwaar zij kortling-;
I waren teruggekeerd.
„Het „Prado" was wonderschoon," vertelde de
jonge man enthousiast.
„En wat is daar het best bevallen?" vroeg men
hem.
„Een „Correggio", dweepte hij, „een meester
werk van weergalooze schoonheid: Adam en Eva
in het paradijs met appel en slang".
En een weinig uit de hoogte voegde Grace, het
jonge vrouwtje, erbij: „U moet weten, dat het
doek ons destemcer interesseerde, omdat wy de
anecdote kenden
EN HOLLANDSCH!
In een der hoogere klassen eener lagere school
geeft de onderwijzer les in de vaderlandsche ge
schiedenis. Tegen het einde vraagt hy wie van
de leerlingen hein de namen kan noemen van
drie beroemde mannen, die eenige honderden
jaren geleden leefden.
En der knapen antwoordt: „Jan de Wit, Piet
Hein en De Ruyter". „Best", zegt de onderwyzer,
„en wie noemt mij nu eens drie merkwaardige
mannen uit den tegenwoordigen tijd?"
En een haantje-de-voorste roept: „Simon de
Wit, Albert Heyn en de Gruyter."
WAREN DE HOLBEWONERS REEDS
ASTRONOMEN?
De vraag of de voorhistorische mensch reeds
de sterrenkunde beoefende, zou misschien wel
met ja beantwoord kunnen worden. Van de tec-
keningen in holen, die door praehistorische men
schen vervaardigd werden, stellen eenige het
sterrenbeeld de Pleiaden aan den hemel voor. Al
deze teekeningen geven een groep van tien ster
ren aan, terwijl de tegenwoordige beschouwer
van den hemel met het bloote oog slechts zeven
sterren van deze groep kan waarnemen. De ge-
zamelijke tien sterren der Pleiaden zyn eerst
zichtbaar, wanneer men een verrekijker gebruikt
of het stenenbeeld op den top van een berg ga
deslaat.
Waren de holbewoners reeds zoo goed met de
sterren vertrouwd dat zü wisten, dat liet moge
lijk was op &_n hoogte meer sterren waar te ne
men dan in de vlakte? Wanneer men aanneemt,
dat de voorhistorische mensch deze kennis reeds
bezat, dan zou het alleen nog mogelijk zijn, dat
de primitieve mensch een veel scherper gezichts-
vermog 1 bezat dan de tegenwoordige of dat de
Pleir :n in helderheid zeer belangrijk zijn afge-
n: ui n.