Nieuwe Avonturen van Mijnheer Pimpeimans. 8ste Jaargang. Eerste Heemsteedsche Courant. 13 Februari 1931. Tweede Blad. 6 Ho.\. LOSSE BLAADJES. Cigarettenbelasting. 3d' Brokjes Levenswijsheid. Hoffelijkheid Voor de Vrouw. SCHAAKRUBRIEK. i g Emancipatie. VARIA. In de schatkist van ons landje Is de bodem weer te zien. Wat wjj aan belasting dokken Is slechts een percent of tien! En betalen doen wij gaarne Want, nietwaar, een ieder weet: 'tGeld, waarvoor wij ijv'rig zwoegen Wordt zóó reuzebest besteed! Maar het schijnt nog onvoldoende; Er is heel wat noodig hoor! Daardoor staan er 's lands finanties. Niet zoo heel rooskleurig voor. De minister, niet van gister. Zocht dus naar een nieuwe bror Die de bodemlooze schatkist Weer een poosje vullen kon. En hij vond het cigaretje Voor belasting zeer gepast: Rooken is toch maar een pretje En elk pretje dient belast! 't Duurder worden van 't piraatje Acht hij blijkbaar geen bezwaar. 't Brengt weer vijf millioen in 't laadje Zoo komt 't zaakje voor elkaar. Maar al treft ook die' belasting Velen niet zoo heel erg zwaar, Met ons duurder cigaretje Zijn wij leelijk de sigaar! (Nadruk verboden.) (Nadruk verboden) Een tijd geleden bevatte een onzer groote dagbladen een ingezonden stuk over het straat verkeer, waarin een automobilist zich vrij wrevelig uitliet over den last, welke voet gangers veroorzaken. Een ander inzender diende hem van repliek en gaf den automobi list den raad, zich eens een half jaartje aan de leiding van een bekwaam chauffeur te Parijs over te geven. Hij zou dan spoedig ervaren, dat in die stad, waar het toch veel drukker is dan in onze groote Hollandsche steden, de aangeboren hoffelijkheid den Franschman voor schrijft den voetganger te ontzien. ,,Vaak heb ik daar opgemerkt", aldus deze inzender, „hoe de man achter het stuur den voetganger met gebarentaal ts kennen gaf: Passeert u maar even!, en hier 5 ie ik, hoe men u liever over de teenen rijdt dan achter u om te houden." De schrijver besloot zijn opmerking met te zeggen: „Zeden en gewoonten zijn onder in vloed van oorlogspsychose veel verruwd; laat ons toch de gevoelens van correctheid niet overboord gooien en de goede gedragingen van een natie, wier aangeboren hoffelijkheid bijna spreekwoordelijk is, tot de onze trachten te maken." Deze woorden zullen menig landgenoot uit het hart zijn gegrepen. Wij, Hollanders, hebben vele deugden, maar de deugd der hoffelijkheid ontbreekt ons helaas. Voorzoover wij haar be zitten, behoort zij niet tot onze aangeboren, maar tot de verworven eigenschappen. Wij moeten haar aanleeren. Doen we dit wel vol doende? Wijzen onze opvoeders er ons genoeg op en gaan ze ons met hun voorbeeld voor? Slechts door geregelde, geduldige oefening zal net ons, Hollanders, kunnen gelukken, hoffe- igke menschen te worden. En het is onze plicht, deze oefening als een sport te volbrengen, tot dat we er meester in zijn. Want onhoffelijkheid is een leelijk gebrek. Wanneer het waar is, dat de oorlog de ver ruwing van de zeden op zijn geweten heeft, maakt dit de tegenstelling tusschen Holland sche onhoffelijkheid en buitenlandsche hoffe lijkheid des te erger voor ons. Immers kunnen wij ons niet op den oorlog beroepen. Voor ons geldt deze verontschuldiging niet. Wij hebben het voorrecht gehad, buiten den oorlog te blij ven. Hebben wij van dit voorrecht gebruik ge maakt Maar de Franschman, de Duitscher, de Oostenrijker hebben zwaar onder den oorlog geleden. Zij zouden te verontschuldigen zijn, zoo ze. nog aan de minachting voor menschen- •evens in de loopgraven gewend, als automo bilist weerlooze voetgangers omver reden. Maar dit doen zg niet; ondanks den verruweriden invloed van de slagvelden zijn zij hoffelijk ge bleven. Want het is waar, wat de inzender van daar straks opmerkte. Wie te Parijs heeft verkeerd, heeft den weldadigen indruk van de hoffelgk- heid mee naar huis gebracht en schaamt zich sindsdien voor zgn landgenooten. Nergens voelt een kind, een gebrekkige of een oude van dagen zich zoo veilig als in het drukke verkeer van de wereldstad. Eerst weder thuis gekomen, wordt de weerlooze voetganger weer angstig voor hetgeen hem van den kant zijner onhoffe lrjke landgenooten bedreigt. De Parijsche chauffeur heeft égards voor den hulpbehoevende. Zijn tijd is hem geld, maar een medemensch is hem meer waard dan geld. Hij weet van nature, hoe beleefdheid, vriende lijkheid en voorkomendheid het bestaan drage lijk maken, dat zonder deze zachtzinnige deug den ondragelijk zou zijn. Hoffelijkheid is als de olie, welke de machine glad en geruischloos doet loopen. O. men kómt er wel met een ongesmeerde machine, maar'hoè komt men er! Geradbraakt, versuft door al het geschok en geraas. Geliefd is ten onzent het spreekwoord van de blanke pit onder den ruwen bolster. Maar ervaring leert ons, de blankheid dier in ruw-j heid verborgen pitten te wantrouwen. Ik voor mij heb liever met een zachten bolster te doen en laat de pit dan maar voor wat ze is. Zouj trouwens het innerlijk zich niet in het uiterlijk openbaren? Een onhoffelijk mensch kan on mogelijk een goed mensch zijn. Parijs bezit niet het monopolie der hoffelijk heid. Eer bezit Nederland het monopolie der onhoffelijkheid. Wie buitenslands komt, geraakt tot de overtuiging, dat de heele wereld hoffelijk is behalve zijn eigen land. En het is een van de opvoedkundige lessen, welke het reizen op levert, dat men zijn eigen nationale fouten gaat opmerken. Als men eerst maar ontdekt heeft, hoe leelijk onhoffelijkheid staat, begint men haar te bestrijden. Het verkeerswezen veroorzaakt velerlei moeilijkheden. Maar het brengt ook zijn voor deden mee. Het dwingt den weggebruiker, zich te herzien en zich af te vragen, hoever hg gevor derd is in de beoefening van de internationale, maar on-Hollandsche deugd van de hoffelijkheid, j Eerbied voor de rechten van anderen, voor komendheid jegens weerloozen, hulpvaardig heid ten opzichte van vreemdelingen, zacht zinnigheid in den omgang, bereidheid in den medemensch een makker te zien, genegenheid tot het gulle gebaar en het vriendelijke woord, het maakt het leven zoo licht! H. G. CANNEGIETER. HUIDAANDOENINGEN IN DEN WINTER. DE VERZORGING BIJ ZUIGELINGEN EN ANDERE KINDEREN. Hoe moet men een kind kleeden. Op he. oogenblik wordt bij vele jonge kinderen de huid droog, zoodat vooral de handjes en lip jes pijnlijk worden en barsten gaan ver-toonen in de huid. Hoe jonger een kind, hoe gevoeliger de huid is, en by een zuigeling kan een koude wind op het gezichtje één of meer donkerroode plek ken veroorzaken, die veel overeenkomst vertoonen met een lichte schaafwond. De huid wordt en blijft ook dikwijls ruw en droog, als men een scherpe zeep gebruikt of hot kind wol op het bloote lijf laat dragen. Daar komt nog b(j, dat de lucht in de kamers gewoonlijk veel te droog wordt door hei stoken, watt zelfs bij volwassenen ongun stig voor de huid en eveneens voor de slijmvliezen van neus en keel is. Men kan een droge huid soepeler maker., door na elke wassching vet of olie te gebruiken. Dit t. eveneens noodig voor oudere kinderen. De huid van de handen wordt ook dikwijls te droog, door dat de kinderen wollen handschoenen dragen; deze moeten, van binnen melt katcen gevoerd worden. Verder moe; ook in vele gevallen de klee ding veranderen op het lichaam mag nooit zui vere wol gedragen worden. Dit geldt nathurlyk cok voor de zuigeling. Daarbij wordt bovendien nog dikwijls de fout gemaakt, dait men geen re kening houdt me de kamertemperatuur. Zoo'n kindje blijft voortdurend in kamers, waar ge stookt worüt en dan heeft het heel weinig wollen goed noodig. Men kan het zelfs een katoenen hemdje laten dragen, echter met lange mouwen. Wollen kousen zijn daarentegen in enkele geval len aan te bevelen. Geheel anders wordt het, wanneer de zuigeling buitenshuis komt. Dat moet n.l. bü een gezond kind dagelijks gebeuren, wanneer het weer het slechts even toelaat. Het gezichtje wordt inge wreven met eer. beschermende laag Gold cream en h i. in wol gekleede kindje wordt hl een groo- ten wollen doek gewikkeld, die rondom het ge zichtje ver uitsteekt, zoodat dit wel aan de bui tenlucht wordt blootgesteld, echter zonder dat de wind er rechtstreeks op kan blazen. Ais het kina in een wagen ligt, kan de wind het niet bereiken en is een wollen mutsje genoeg. Sommige moe ders bedekken het gezichte mot een voile, om alle rechistreeksche aanraking met de buitenlucht te voorkomen, doch daarmee bereiken zij weinig goeds. Door de ademhaling word't zoo'n voile lap ai spoedig vochtig en koud. Zij gaat aan het ge zichtje kleven en veroorzaakt daar een ontstoken en soms zelfs gesprongen huid. Lastige kinderen. Sommige kinderen houden zich buiten niet rus tig; dit kan natuurlijk een ongunstigen invloed hebben ere daarom worden deze kkinderen alleen buiten gebracht op dagen, dat er geen wind is. Op andere dagen houdt men ze binnenshuis in de verwarmde kamer, doch men zflt er de ramen bij open. Zoo voorkomt men alle irritatie van de huid, wat vooral bij zuigelingen noodig is, omdat de huidaandoeningen bij hen gemakkelijk chro nisch worden en een hardnekkig eczeem doen ontstaan. Daarnaast neemt men in het belang van het geheele gezin maatregelen om de droge lucht in de verwarmde kamers wat meer vocht te doen opnemen. Daarvoor is het goed, op of bij de kachel radiatoren van de centrale verwarming speciale waterpannen, te plaatsen, waarin het wa ter eenige malen per dag vernieuwd moet wor- nist mooi, doch het door G. Th. Rotman. Nadruk verboden. Maar vervolgde Frederik Binnenom, voor ae oudere dames mogen wij wel een uitzonde ring maken. Henny Buitenom ploos aan zijn kneveltje en trok de wenkbrauwen samen. Dat was een klein probleem, ja die uitzondering mochten zij wel toestaan en dan; uitzonderingen beves tigen den regel! Goed zei Henny na een oogenblik pauze, in dat opzicht heb jij gelijk, maar voor den goeden gang van zaken moeten wij een leef tijdsgrens vaststellen". Frederik Binnenom lachte een beetje stupide en vroeg beter. Maar je kunt toch niet aan iedere dame den leeftijd vragen? Volstrekt onnoodig beste jongen, dat voel je bij intuitie. Laten wij zeggen, de leeftijds grens wordt veertig jaar, hiermee bedoel ik natuurlijk niet, dat de bewuste dame, voor zij het zitrecht kan verkrijgen 10 jaar oud moet zijn, doch dat zij er uit moet zien als eèn dame van veerig jaar. Begrijp je wat ik bedoci Oh ja, zei Henny Buitenom, die van deze theorie geen jota begreep. Dat is zeer eenvou dig. Met andere woorden gesproken. Wij moe ten geen rekening houden met wat er wel is, doch met datgene, wat er niet is. Juist, zei Henny Buitenom, die van deze redeneering weer niet al te veel snapte. Ik geloof, dat wij elkaar nu volkomen begrijpen. Maar denk er aan, onder de veertig jaar con sequent en wij laten on door geen enkel lief bak- kesje van ons plan afbrengen. Wat denken die vrouwen eigenlijk wel van ons mannen? Henny stak de duimen in de armsgaten en oreerde verder: Sinds de vrouwen het in hun hoofd hebben gekregen om aan de emancipatiesport deel te nemen is er de klad in de mannelijkheid gekomen. De klad zeg ik je Frederik. en als wij er niet als de kippen bij zijn doen wij over 5 jaar de wasch en zitten onze lieftallige ega's op de plaatsen waar wij ons dagelijkseh brood verdienen en rooken zij van de directeurs si garen, waar wij een hoogst enkele maal den brand in steken. En kunnen wij dat gedoogen? Nee, zei ik je, duizendmaal neen, wij moeten ons aansluiten in één groote vereeniging en een breed front vormen tegen de vrouwenemancipatie. Wat zeg ik, de mannen inplaats van de vrouwen moe ten zich emancipeeren. Ja Frederik, kijk me nou maar niet zoo verbaasd aan, maar zeg me nu eens eerlijk, ben jij een man in den waren zin des woords? Neen, zeg maar eerlijk neen. Jij bent toch ook pas 19 jaar en ik ben nog een jaar ouder dan jij". De leeftijd heeft er niets mee te maken en als ik zeg dat je geen man bent, dan ben je geen man. Uit. Maar ik zal je helpen een man te leeren worden, kerel ik zal van jou een man maken waarop ik trotsch kan zijn. Maar je moet mij beloven, dat je je consequent aan je woord zult houden. Dat is al de negende maal, dat je dit zegt, zei Frederik die, in zijn mannelijke trots ge kwetst, een beetje gechoqueerd deed. Juist zei Henny, die dit als een bevesti ging van zijn vraag opvatte. En het eerste wat wij dus zoo juist hebben besloten is: Dat wij voor dames onder de 40 jaar in de tram niet meer opstaan Na dit manhaftig besluit stonden beiden on, namen jas en hoed en begaven zich op weg naar kantoor. Bij de tramhalte van lijn 9 meende Henny zijn vriend nog even aan het genomen besluit te moeten herinneren en fluisterde.... Denk aan de emancipatie. Frederik stak tien vingers omboog en meesmuilde. Alsof vrouwe Fortuna hen had begunstigd om onmiddellijk hun mannelijk besluit in prac- trjk te brengen, streken Henny en Frederik, op de twee laatste zitplaatsen neer. Henny knipoogde tegen Frederik die quasi- nonchalant achterom keek en tot z'jn gerust- constateerde, dat geen énkele verte- Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur. Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. EINDSPELSTUDIE No. 83. All ga ie r (1763—1823), 'v. Wit aan zet wint. Stand der stukken; Wit: Ke5, c5, d6. Zwart: Kd7, c6. EINDSPEL No. 62. Onderstaande stelling ontstond in een, enkele jaren geleden gespeelde party te Napels, tus schen Dr. S. Tarrasch (Mllnchen) en N. N. (met zwart). den. Zoo'n waterpan staat is nu eenmaal noodig, dat de ons omringende; stelling lucht voldoende vocht bevat en wanneer dit hef genwoordiger der vrouwelijke sexe m het gang- geval is, zal men bemerken, dat de temperatuurpad stond niet eens zoo hoog opgevoerd behoeft te worden, j By de eerstvolgende halte was Henny in het '..Gemengde Nieuws van het ochtendblad ver-n diept en Frederik had de oogen stijf dicht ge- Wit won door den probleemzet 1. Leoc7.\ waarmede zoowel Df3b7f als Tc2Xc5f dreigt. Zwart moet derhalve den Looper nemen; neemt hij met de Dame, dan volgt 1Dd7Xc7; 2. Tc2Xc5f, Dc7Xc5; 3. Df3—b7f, Kb5Xa5; 4. Telal mat. Neemt Zwart den Looper met den Toren, dan geschiedt 1Tc8Xc7; 2. Df3b7j!, Tc7xb7; 3. Tc2Xc5 mat. Het idee is, hetzij de dame van de dekking van het veld b7, of den Toren van de dekking van het veld c5 weg te lokken. OPLOSSING PROBLEEM No. 286. (J. D. v. d. Werf). Stand der stukken: Wit Kh2, Dd7, Ta5, Tg4, Pf7, b6, c5, d2, d5, e2, g2. Zwart: Kd4, Lb8, Ldl, b2, b3, b7, d3, d4, f4. 1. e2e4, enz. Goede oplossing ontvangen van: H. W. van Dort te Haarlem; E. A. M. Beek te Heemstede; P. Mars te Santpoort. CORRESPONDENTIE. Heemstede. E. A. M. B. Wit speelt aan de onderzijde, dus noteert men voor den eersten zet in No. 286: 1. e2e4. Het varen in een motorboot Is een genot voor klein en groot; Dus zet Heer Pimpein ins zich neer Met verf, vernis en nine teer; Een streekje hier, eer likje daar. Zoo komt de zaak vr voor mekaar. Hij glydt tevrêe en ongestoord Op 't spiegelgladde water voort: Van hikkepof, van hikkepaf, ■fog sneller dan een paard in draf; De zon is fel, de hitte groot, En al maar sneller gaat de boot. 3. Terwyl zit ginder langs de vaart Op zyn gemak Hein Bakkebaard: Gelyk de meeste hengelaa s, Is hy op jacht naar voorn cn baa: De zon verkwikt hem met. haar glc En vrede heerscht 'n zijn sem*>ed ;i hikkepaf van hikkepof! Pimpelmans, dat wordt een „sof"! laar komt een groote stoomboot aa" aarvoor hij plots opzy moet gaan: e stevent met een sneltreinvaart Naar 't plekje van Hein Bakkebaa om de kamer behaaglijk warm te maken. Tenslotte drukken wü de moeders nogmaals op het hart, alle huidaandoeningen hij kinderen zorgvuldig te verpleegen, ook al zou hetzelfde verschijnsel by een volwassene beschouwd wor den als een onvermijdelijk gevolg van het win terweer. VOOR DE PRACTISCHE HUISVROUW. De sinaasappel. Niet genoeg kan worden aangeraden geregeld fruit te gebruiken, vooral een jaar als dit, nu de appels zoo buitengewoon duur zijn en in grootere gezinnen bijna een extraatje worden, bewijst de sinaasappel zoo velerlei diensten, 's Winters, wan neer veXer gegeten wordt dan in den zomer en men in den regel ook minder lichaamsbeweging neemt, werkt de sinaasappel bloedzuiverend en bevordert de spijsvertering. Ook bij koorts is het gebruiken van sinaasappels bijzonder goed. Nat geworden schoenen en laarzen die door den regen er. modder flink nat zyn ge- orden', legt men nè. het uittrekken omgekeerd, dus met de zooien naar boven, te drogen; met alleen zullen ze op die manier vlugger droog zijn, maar het voorkomt ook het bederf van het leder. I lachen voor de vrouw van den directeur, "teft men turven bU de hand, dan kan men ze!'1'?®1 verder zyn wy consequent, begrepen? daar het beat op leggen, maar vooral niet tej enny begreep niet waarom Frederik plot- dicht by de kachel, daardoor krijgt men barsten in het leer. knepen. Verward stemmen geroes dwarrelde de tram binnen, een ruischen van vrouwenkleeren... de tram vervolgde tingelend haar weg. Frederik gluurde door zijn oogharen en het eerste wat hy aanschouwde waren de zwarte en bruine strepen van een bontmantel. Hij lichtte voorzichtig de oogleden op, zyn blik gleed langs de bontmantel omhoog' en... Henny liet zyn blik van ,,Het Gemengd Nieuws" even naar links dwalen: Een bontmantel, zyn blik gleed naar boven en.... Pardon mevrouw? Pardon mevrouw? Met de hoed in de hand stonden zy naast el kaar in het gangpad en maakten een lichte buiging. De dame met-den-bontmantel lachte heel vriendelijk, zei „Dank u wel" en nam op de bank-voor-twee plaats... By de volgende halte drongen zij zich reso luut naar den uitgang. En? vroeg Frederik toen zij op het trot toir waren aangeland. Wij zullen nog een uitzondering moeten in- t Nadruk verboden.) door HENDRIK STUIVEMA. Lan en breed hadden zy het probleem be sproken, ja het als het ware ten voeten uitge- teekend. Zoo was het en niet anders. Henny Buitenom streek de eerste beginse len van snorgroei met een vervaarlijken zwier omhoog, sloeg het linker been over het rechter .n zei zeer nadrukkeiyk: Oh zoo! Frederik Binnenom imiteerde zijn vriend in dat gene wat de zithouding betreft (de knevel uitte zich alhier in uiterst primairen vorm) en zei; Ja. ja, je hebt groot gelyk, maar... Wat nu nog te maren, wij zyn co; quent of wc zijn het niet. AMERIKAAN SCH. De bekende romanschrijfster, Fanny Huk vork ht een harer werken aan een filmfabriek, de titel beviel den directeur echter niet - en hij vond er een met meer trekkracht. Toen beviel hem het geheele stuk niet cn hy werkte het zoo danig om, dat van de geheele oorspronkelijke handeling zoo goed als niets mee: overbleef, en toen verfilmde hij de gschiedenis. Nadat de eerstet vertooning ervar had plaats gehad liet miss Hurst zich bij d;:i directeur aandienen. „U hebt noch mijn scenario, noch den titel er van gebruikt," verklaarde zy gepikeerd. „U hebt er, naar ik hoop, niets op tegen, dat ik myn ma nuscript aan een tijdschrift verkoop?" „Niet in het minst," verzekert haar de film- magnaat, „maaralleen onder voorwaarde, da U mij dan de optie geeft voor het filmrecht." Do hun ïgc millionair en zyn gade spraken over reis naar Spanje, vanwaar zij kortling-; I waren teruggekeerd. „Het „Prado" was wonderschoon," vertelde de jonge man enthousiast. „En wat is daar het best bevallen?" vroeg men hem. „Een „Correggio", dweepte hij, „een meester werk van weergalooze schoonheid: Adam en Eva in het paradijs met appel en slang". En een weinig uit de hoogte voegde Grace, het jonge vrouwtje, erbij: „U moet weten, dat het doek ons destemcer interesseerde, omdat wy de anecdote kenden EN HOLLANDSCH! In een der hoogere klassen eener lagere school geeft de onderwijzer les in de vaderlandsche ge schiedenis. Tegen het einde vraagt hy wie van de leerlingen hein de namen kan noemen van drie beroemde mannen, die eenige honderden jaren geleden leefden. En der knapen antwoordt: „Jan de Wit, Piet Hein en De Ruyter". „Best", zegt de onderwyzer, „en wie noemt mij nu eens drie merkwaardige mannen uit den tegenwoordigen tijd?" En een haantje-de-voorste roept: „Simon de Wit, Albert Heyn en de Gruyter." WAREN DE HOLBEWONERS REEDS ASTRONOMEN? De vraag of de voorhistorische mensch reeds de sterrenkunde beoefende, zou misschien wel met ja beantwoord kunnen worden. Van de tec- keningen in holen, die door praehistorische men schen vervaardigd werden, stellen eenige het sterrenbeeld de Pleiaden aan den hemel voor. Al deze teekeningen geven een groep van tien ster ren aan, terwijl de tegenwoordige beschouwer van den hemel met het bloote oog slechts zeven sterren van deze groep kan waarnemen. De ge- zamelijke tien sterren der Pleiaden zyn eerst zichtbaar, wanneer men een verrekijker gebruikt of het stenenbeeld op den top van een berg ga deslaat. Waren de holbewoners reeds zoo goed met de sterren vertrouwd dat zü wisten, dat liet moge lijk was op &_n hoogte meer sterren waar te ne men dan in de vlakte? Wanneer men aanneemt, dat de voorhistorische mensch deze kennis reeds bezat, dan zou het alleen nog mogelijk zijn, dat de primitieve mensch een veel scherper gezichts- vermog 1 bezat dan de tegenwoordige of dat de Pleir :n in helderheid zeer belangrijk zijn afge- n: ui n.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 5