HEEMSTEDE'S WONINGBUREAU f'ORNs, s KWAK I GEEFT UW OPDRACHT TOT KOOP VERKOOP-HUUR-VERHUUR AAN Huize Karoly HEEMSTEEDSCHE DREEF 276 TEL. 28236 Eerste tfeemsteedsche Courant. Rubriek van den Arbeid. Oude gebruiken in modern gewaad. De jassendief. Administratie van huizen assurantiënhypotfiekenTTuxutTC/t i, etc. toestand op Haïti geschetst en het is voor onze Westersche begrippen niet gemakkelijk te begrij- SUBSIDIES TER BESTRIJDING VAN WERKLOOSHEID. B(j het debat over het werkloosheidsvraag stuk dat dezer dagen in de Tweede Kamer naar aanleiding van een tweetal interpellaties is gehouden, is niet alleen gesproken over de bestrijding van de financieele gevolgen die de werkloosheid meebrengt, doch zijn ook ver schillende opmerkingen gemaakt omtrent de wjjze waarop de werkgelegenheid zou kunnen Worden uitgebreid. Een dezer opmerkingen zal hier behandeld worden, omdat zij op het eerste gezicht zoo volkomen logisch 1 ijktdoch, wanneer men er verder over nadenkt, zooveel bezwaren mee brengt, dat het zeker van belang is de aan dacht op deze bezwaren te vestigen. Wanneer een werkgever door gebrek aan or ders zijn productie moet inkrimpen en daarbij niet in de mogelijkheid verkeert door verkor ting van den werktijd voor alle arbeiders het te verrichten werk over alle arbeiders te ver- deelen moet hij, wil de onderneming rendabel blijven, een gedeelte van zijn personeel ont slaan. Deze ontslagen arbeiders krijgen dan, sds zij verzekerd zijn, werkioozenuitkeering of anders vallen zij, indien deze bestaat, onder de steunregeling of als zij niet bestaat, worden zij naar de Armenzorg verwezen. In alle gevallen echter kosten deze werkloozen de gemeen schap geld, terwijl daartegenover geen produc tieve arbeid staat. Wat is nu logischer dan dat men gaat zeg gen: „Als nu toch de Overheid geld voor deze personen moet uitgeven, waarom zou dan de Overheid dit geld niet besteden om de onder neming een zeker subsidie toe te kennen dat haar in staat stelt de betrokken werkloozen aan het werk te houden? Dit kost de OverheidI niets meer en er staat tegenover, dat er geen- werkloozen zijn, doch dat de betrokken per sonen productieven arbeid verrichten." Deze gedachtengang is zoo logisch, dat er. vooral in Duitschland, waar momenteel zeer veel werkloosheid heerscht, heel wat personen zijn geweest, die deze gedachten op de een of andere manier hebben uitgewerkt en getracht hebben ze in praktijk te brengen. Dan echter komen pas de moeilijkheden. Im mers, men gaat dan een bepaalde onderneming steunen, terwijl cle concurrent zonder dezeD steun moeten werken. Het is best mogelijk, dat deze concurrent door een bepaalde methode van werken of door andere omstandigheden veel economischer kan produceeren en dan gaat het toch niet aan, om een ander, die dat niet kan en daar misschien zelfs geen pogin gen toe heeft aangewend, in staat te stellen op kosten van de gemeenschap in de oude sleur te blijven doorwerken. Men begaat dus een groote onbillijkheid tegenover de ondernemin gen. die hun best doen en trachten zoo goed koop mogelijk te produceeren en als men daar over doordenkt, moet mij wel haast tot de conclusie komen, dat men eerder die goede on derneming moet steunen en moet trachten haar nog grooter te maken, dan dat men de slechte onderneming laat doormodderen. Bovendien is het ook ontzettend moeilijk te bepalen waar de grens van het subsidie is. Het is duidelijk, dat, zoo gauw een onderneming de smaak er van te pakken krijgt, zij zal trach ten zooveel mogelijk kosten op de Overheid af te wentelen. Daarbij komt nog een andere kwestie. Indien de Overheid steunt moet zij, al was het alleen maar om haar steun te kunnen verantwoorden, een zekere contröle kunnen uitoefenen en be paalde voorwaarden moeten stellen. Begint men hieraan, dan betreedt men een weg, waar van het einde niet is te overzien en waarbij men voortdurend conflicten zal krijgen over de vraag wat nu eigenlijk wel en wat niet tot de bevoegdheid van de Overheid moet worden ge rekend. Afgescheiden van dit alles is het dui delijk, dat, wanneer een bepaald land eenmaal op groote schaal subsidies zal gaan verleenén in andere concurrecrende landen eenzelfde ge dragslijn zal worden gevolgd, waardoor men internationaal steeds tegen elkaar zal gaan op bieden om maar zooveel mogelijk werkgelegen heid in het eigen land te houden en men een toestand zou kryg^n, die met alle begrippen van economische productie zou spotten. Het is dan ook maar goed, dat er slechts weinig personen zijn, die deze subsidiemaat regelen wenschen te zien toegepast. pen hoe een combinatie van moderne cultuur en afgodendienst mogelijk is, doch op Haïti verbaast men daarover zich in het geheel niet. Het zou te ver voeren, om te beschrijven hoe de ritueele plechtigheden van dezen afgoden dienst uit oude voorvaderlijke gebruiken tot htm huldigen wasdom gerijpt zijn, laten wij liever Dr. Prince op zijn tocht naar boven volgen. De dokter is hier geboren en kent den weg op zijn duimpje. Zoo weet hij, dat die eenvoudige boerenwoning tusschen twee rotspieken een .homefort" is oftewel een Vedootempel. In een gewone boerenschuur staan vier auto's, een motorfiets leunt in een hoek en op een hoop gestapeld liggen een dozijn fietsen. De geloovigen zijn reeds in den tempel aanwezig. In den voortempei wordt een Congo-dans uit gevoerd, een zonderlinge dans, die als inleiding tot de plechtigheden bedoeld is. De wanden van den binnentempel zijn met slangen en menschen figuren beschilderd, er staat een tafel met een rood-wit gestreept kleed, waarop een spit en; haak en door veeren omwonden kruis rusten.' Links en rechts van die tafel menschenschedels en gebroken skeletten, kaarsen en slangensym bolen, wijn, water, schotels met vruchten en llesschen uit de stad met Franschg etiketten: grenadine en ranja. In het midden van deze; chaos een hoop korenmeel met een ei gekroond.- Eensklaps staan een priester en een priesteres: voor de offertafel. De adem van de „Namaloi" de priesteres ontsnapt fluitend haar gelaat is onbewogen als een masker. De gemeente heft thans een gezamenlijk gezang aan dat langzaam aanzwelt tot een cacophonie van schrille geluiden Onder het gezang valt de priesteres voorover op den grond en kust de aarde. Tusschn de ge knielde gestalte en het altaar maakt de priester stem dc geschiedenis van Kali, de vierarmige godin der vruchtbaarheid. Dof tromgeroffel be geleidt het rhytmlsche zwenken der lichamen, dan verscheurt een gillende schreeuw de lucht. Vrouwen vallen op den grond, de mannen preve len monotone gebedsformules. De schreeuw wordt herhaaldeen, de vier pooten bij elkaar ge bonden geitje wordt den priester In den armen gelegd. Hij pakt het diertje by den kop, draait het om en om, werpt het op den vlper en scheldt met één slag den kop van den romp. Gorgelend Per auto naar het offerfeest. Drie momentopnamen. (Door onzen reizenden correspondent.! De drie millioen zwarte boeren op Haïti be bouwen thans hun velden eveneens met behulp van tractors en yzeren ploegen, met landbouw werktuigen en kunstmest zooals de Zuid-Afri- kaansche boeren of de farmers van Tasmanië. Haïti beschikt over een radio-station en modern ingerichte ziekenhuizen, waarin de knapste medici hun diensten verleenen. Een van hen, Dr. Prince is wyd en zyd bekend, zyn bibliotheek, die door haar massale omvang een befaamden naam op het eiland heeft gekregen, omvat alle werken der wetenschap, die maar eenigszins waard zyn om gelezen te worden. Hij leest alle moderne talenen laat zich in zyn auto naar dc offerplaats in dc bergen voeren, waar de plechtigheden van de Vodoë of godendienst plaats vinden. Met enkele beelden heb Ik den Uit de hand der priésteres ontvangen zij hun galgenmaal. met meel een teekening op den grond en overgiet deze met wijn, olie en water. Na het gezang be gint de offerscène waarvoor men inplaats van... menschen. thans dieren heeft uitgekozen. Een witte en twee zwarte hanen worden bin nengeleid en ontvangen hun galgenmaal uit de hand van de priesteres. Daarna pakt ze drie dieren in een behendige greep by den kop en pooten en begint een dwazen uitzinnigen wervel- dans. die door een monotoon geroep der menigte wordt begeleid. Met een plotslingen ruk onthoofd zU het dier, de bloedende lichamen worden over de hoofden der menigte (zoodat ieder met bloed bespat wordt) den voortempel ingeslingerd. Het vierde slachtoffer is de zondebok, zyn hoeven worden gezalfd, zijn hoorns versierd, en een meisje, dat met tranen in de oogen op han den en voeten naar hem toe is gekropen, bestreelt liefkoozend zyn lichaam. De bok is voor haar in de plaats gekomen en zal voor haar sterven. Een hymne wordt gezongen, zeldzaam schoon is de melodie en de tekst is gemakkeiyk te volgen. Het dier wordt een groene twijg toegereikt en terwyi het zijn maal bezig is scheidt de priester met één verschrikkeiyken houw den kop van den romp. In een houten nap stroomt het bloed,, dat uit de aderen springt. Buiten den tempel wordt nu de groote Rada- trom geroerd, het geluid zwelt aan als het ge rommel van den donder, donker, dreigend en steeds sneller Hamballa wordt aangeroepen, de slangengodin. Steeds meer dieren worden geofferd en het bloed spuit in stroomen over de hoofden der menigte. In het wit gekleede vrouwen dansen, het lichaam in grillige bochten kronkelend, om het altaar, wanneer dc mannen zich bij dc ry voegen, wordt de dans steeds wilder en groeit met het aan zwellen van het tromgeroffel aan tot een dans van razernij, die niets menscheiyks meer heeft. Bekars met een mengsel van rum en bloed wor den tegen de lippen geperst uit een oud cultuurgebruik is een giastischc dan-, geboren. DE CULTUUR DER ONVRUCHTBAARHEID. In de smalle straat die naar de Ganges voert, rydt een helgele tram, omnibussen dringen zich door een ketting van auto's, straatvuil, stof, gloeiende hitte en haastende menschenUit de geopende vensters dringt het geratel van schrijfmachines en dikwyis het schrille alarm signaal van een telefoonschel. Zakentyd: 10 uur voormiddag. Onze wagen biyft met een ruk voor een hoogen muur staan. De gids wacht ons reeds op en voert ons door een zy-ingang naar de tempel- galery. Een lucht van bloed en zweet omgeeft ons als een trage wolk. Rhytmisch buigen de lichamen der bedevaartgangers naar den grond. Midden in het gadrang vertelt een oude Hindoe met luide Boven het hoofd slingert hi) het dier in het rond. vliedt het bloed uit het stuiptrekkende lichaam, en vloeit dampend over den breeden bodem. De vrouwen kruipen op handen en voeten nader- by en drinken gretig van het heete bloed. Sym bool der vruchtbaarheid Wat van het bloed overbluft wordt in schotels opgevangen en over de voeten van de godin en den priester gegoten. In kolossale vaten wordt thans door tempeldlenaran het water van de Ganges nader gesleept dat met bloed vermengd wordt. Door een onderaardsch kanaal vloeit het mengsel van bloed en water voorby de tempel muren door een opening van een handgrootte naar buiten, het water der vruchtbaarheid voor hen, die gelooven Honderd twintig tot twee honderd geitjes vallen hier dageiyks als slachtoffers. Buiter. de tempelmuren suizen de auto's af en aan en er is niemand, die zich om het doodsgeschrei der dieren bekommert. De schrille tegenstellingen: eenerzyds modern snelverkeer, anderzyds de eeuwenoude cultuurdienst der vruchtbaarheid.... En wy leven in 1931! DE GEBOORTE VAN HET VUUR. In het Noorden van Burma leven ongeveer 70.000 Kachinen. Een tak van het Mongoolsche ras, intelligent en ondernemend.. Men heeft hen graag in dienst der overheid en in den oorlog vormen zü een afzonderiyke legerafdeeling. zy kunnen uitstekend met moderne wapenen om gaan, velen begrypen de techniek van het auto- besturen en zy weten wat een tank en een vliegtuig is. Duizenden beoefenen technischen arbeid, en zy maken zich graag op allerlei manier verdiensteiyk by het doordringen der teakwouden. De moderne zaagmolens zijn in werking gesteld: de cultuur marcheert ook in Noord-Burma voor waarts! Even voor Taika. een paar myien van Irawady verwyderd, breekt een moer van onze achteras. Geen zorg, de Kachinen zullen or.s hel pen de auto te repareeren, want zii zijn uitste kende smeden, zeer goed op de hoogte met een autoconstructie. Zoo begeven wy ons naar Taika, doch wy kwamen te laat om het dorp Taika te aanschouwen. Wat we zien is een troosteloos veld met rookende puinhoopen, want Taika is tot het laatste huis plat gebrand, wy zyn getuigen van het geboortefeest van het vuur De Kachinen kunnen een goede auto van een slechte onderscheiden, maar zy zyn ondanks mo derne invloeden hun duivelsdienst getrouw ge bleven. Het vuur is hun hoogste God. want het vuur kookt hun spijzen en beschermt hen voor de tijgers. Doch het vuur is toornig geworden en heeft hun dorp verwoest. Op de zelfde plaats een nieuw opbouwen heeft geen zin. Het vuur zou het niet dulden. Zoo wordt een andere plaats op gezocht en het eerste offer aan den god van het vuur gebracht. Lucifers werden nog maar heel matig gebruikt, de Kachiner. huldigen nog liever de meer ge compliceerde methode van den vuurslag. Ieder verwekken van vuur is de ceremcnieeie plechtig heid, waarby ce toovenaar zijn diensten verleent. HÜ blaast in de kleine vlam en steekt daarin een fakkel aan waarmee hy zich naar de nieuw uitgekozen woonplaats op weg begeeft. De in woners van het verbrande dorp loopen achter hem aan, en wanneer zy hem hebben ingehaald drijven zy' den toovenaar met zweep- en stok slagen voorwaarts. Dit verzoent den god van het vuur. De toovenaar is een sterk man, maar wanneer hy de nieuwe woonplaats heeft bereikt, stroomt het bloed op alle plaatsen uit zyn lichaam, doch hy mag niet klagen. ZUn laatste daad is het werpen van de fakkel in een brandstapel van kostbaar hout en wanneer de vlammen omhoog lokken," zyn de geesten verbannen. De Kachinen pakken elkaar dan by de hand en dansen als kinderen om den brandstapel. Wij hebben dit nieuwe schouwspel mede aan schouwd. Wanneer de dans teneinde is, komen zij naar ons toe en vragen wat er van onzen dienst is. Benzine? Een half uur later kunnen wy onzen tocht vervolgen. zyn commentaren nog noodig voor deze drie momentopnamen? Drie scènes, drie ware gebeur tenissen in het jaar 1931. Drie illustraties van de grillige verwrongen uitingen van onzen tyd! Wy zouden zoo door kunnen gaan, een eindelooze ry van beelden. In het intense Noorden van Alaska by de monding van de Churchrivier leefde ik samen met Eskimo,s, die gelooven, dat zy ter belooning van hun goede daden in de hel komen, waar het altyd warm is en voor hun slechte daden in de yskoude regionen van den hemel. Velen van deze Eskimo's dragen in een zakje op den borst een chequeboekje en hadden geld op de Amerikaansche bank. In een streek van Noorwegen zyn de bewoners nog trouwe aanhangers van de heldensche gods dienst en twee uur verder ligt RJnkar., de grootste luchtstikstof fabriek der wereld Gelooft U. dat in de wereld de romantiek door de techniek gedood is? Men rijdt thans per auto naar het offerfeest. Dat is alles! door VAN DAM. Met eenigszins onbehouwen gebaar, duwt van Dommelen de draaideur voor zich uit en komt het restaurant binnen, waar het reeds overvol is. Hy ziet er niet zoo opgewekt uit als anders, zyn glimlach heeft iets bitters en zyn oogtui kyken verschrikt. Met een onver schillig gebaaar trekt hy zyn jas uit en hangt hem aan den overvollen kapstok. Ik ben dat niet gewend van mijn vriend van Dommelen, die altyd zorgvuldig met zyn kleeren omgaat, op kantoor zyn jas op een knaapje hangt en een doek er over heen doet. om hem tegen het stof van vele paperassen, die door ons redactïegebeuw slingeren, te beschut ten. Ik heb hem er mee in de maling genomen en hem wel eens spottend toegeroepen: „Mijn zuster bergt haar jurk op," maar hij trok zich er niets var.- aan, evenmin als van zijn bynaam, „knaapje met de hoes", dien wij hem hebben gegeven. Zoo Bart, een kwade bui vandaag? De krant niet vol kunnen krygen. Reuter weer op 't nippertje aan de telefoon. Zetsel in pastei gevallen Van Dommelen doet buitenland en zit op de bovenste verdieping. Dat is om koel te biyven by de verhitte buitenlandsche politiek. Ik zit beneden en doe afwisselend binnenland en stad. Weet je 'tnog niet? Nou, dat noemt zich „stad". Niet op 't politiebureau geweest? Waren de borrels in Riche weer zoo lekker? En vond je het belangrijker om over kunst te zwammen, dan een pakkend berichtje op 't politiebureau te halen. Dat noem ik de „kif". Dat jy nu op je torenkamer het firmament naar buitenland sche nieuwtjes moet afzoeken, mag voor jou nog geen reden zyn om my te verwyten in Riche te zitten. Als jy de volgende maand gaat reizen, en ik je torenkamer moet beklimmen, dan zyn de rollen omgedraaid. Maar kom op met je berichtje, dan kan het nog in 't Och tendblad mee. Gisteren toen ik hier zat te eten hebben ze mijn nieuwen ulster meegenomen en er een ellendig vod voor in de plaats gehangen, waar voor de opkooper r.og geen gulden wou geven. Noem je dat een bericht! 't Is nog te slecht voor de prullemand, daar steek ik myn pijp mee aan. Een ulster van honderd gulden! Zoo welke uitgever heb je ongelukkig ge maakt? Eerlyk betaald van myn declaraties. En nou is ie weg. Ik heb by een handelaar in tweede artisten hing de eerlijk betaalde ulster van honderd gulden. Ga hem halen, raadde ik. Rustig laten hangen, zei Bart. Wy zullen den dader op heeterdaad betrappen. Wij hielden nu den kapstok in de gaten. De revuegirls dachten, dat onze aandacht voor hen bestemd was en gichelden tegen ons. De jeune premier, die in hun midden zat keek zelf-ver- genoegd in onze richting. Het restaurant werd langzaam lecger. Ook dc kapstok in den hoek. Maar de ulster bleef hangen. Tegen half acht maakte het groepje artisten aanstalten om weg te gaan. Ook de jeune pre mier liep naar den kapstok om... den ulster van Bart van de haak te nemen, z(jn mooie, nieuwe ulster. Zoo zoo, ventje. Jy, die zoo'n mooie pers in het ochtendblad had, jij houdt je ook met jassendiefstal bezig. We zullen je. Daar zal je wat van beleven. Een sensatie van den eersten rang. Ik zie ze al voor me. de koppen in het ochtendblad. Revue-voorstelling door de politie afgelast. De jeune premier ontpopt zich als een jassendief. Dat verhaal ging tegen my. Reken jy even af, dan ga ik naar dien kerel toe. Bart trekt zyn tweedehandsch jasje aan en wilde naar den jassendief toegaan. Zeg. denk aan den goeden naam van dit restaurant. Ik wil hier graag weer komen. Laat hem eerst naar buiten gaan, dan heb je ook gauwer een agent b(1 de hand, zei ik. Bart volgde miin raad op. Wij Heten het groepje naai- buiten gaan en volgden. Een eindje voorbij het restaurant schoot Bart naar voren en legde de hand op zijn ulster. U bent gesnapt! Gaat tl maar mee naar het politiebureau. Mijnheer, wat verbeeldt V zich! Eerft zitten flirten met myn meisjes en nu dit! Geen praatjes, U draagt myn jas, die hebt U gisteren gestolen. Deze heb ik vandaag gekocht. We kennen die smoesjes. Van een onbe kende zeker, hè? Agent, riep Bart nu tegen een politieman, die voorbijliep, wilt U dezen man arresteeren? Dat is het toppunt, zei woedend jeune premier. Wat is er aan de hand? Gaat U even mee onder het licht van de lantaarn. Dat noem ik brutaal, schr- vde de Jeune premier, die mynheer beschuldig., my, dat ik zyn jas zou gestolen hebben, maar hij draagt myn jas, die gisteren gestolen werd. Bart en ik stonden verwonderd. Hoe kon dat? Gaat U even mee naar het politiebureau, zei de agent. Daar kunnen we de zaak mis schien oplossen. De inspecteur van politie vroeg: V beiden beweert de jas te hebben ge kocht, beiden beweert U, dat U die van elkaar gestolen hebt. Ja. Waar hebt U de jas gekocht? wendde hy zich tot Bart. Ik had weinig geld, dus by een handelaar in tweede handsch kleeren op de Gedempte Gracht. En U? Ik verkeerde in dezelfde conditie, artist, begrtjpt U. Ook op de Gedempte Gracht, zei de jeune premier. Dank U, zei de inspecteur. De zaak is opgehelderd. Wij hebben dien man al lang ver dacht met jassendieven in verbinding te staan. Wy kennen zyn taktiek. De dieven leenen een paar tot op den draad versleten afleggertjes en gaan daarmee naar een café of restaurant, stelen goede jassen en verkoopen die aan den opkooper, waarbij U nu beiden toevallig bent terecht gekomen. Als U de jassen ruilt, schynt mij voor U de zaak gezond. Maar myn twintig gulden, die ik betaald heb, zei Bart. En ik mijn dertig, zuchtte de Jeune premier. Komen in orde. Komt U morgen terug? Het bericht in het Ochtendblad viel eenigs zins anders uit, dan Bart had gedacht en werd een reclamestukje voor een jeune premier. ALLERLEI WIJSHEID. Indien ze allen in het leven bleven, zouden de handsch kleeren een afleggertje voor j nakomelingen van een enkel konynenpaar, in slechts drie jaar, 10 tot 12 millioen bedragen. twee tientjes gekocht, want dat andere ding was me te klein en met dit poolweer kun je nog niet zonder. Troost je Bart, de ander had zeker een Toen men in het jaar 1894 op het traject Parys- nieuwe jas noodig, zei ik. Ik vat die dingen n j Ryssel 20 optische telegraafinstallatles had ge- De toovenaar blaast in het vuur. al nuchter op. Toen klonk een onparlementair woord, dat onze hoofdredacteur altijd met een blauw potlood pleegt door te halen, in de ver slagen van een of andere volontair die eens een grapje tracht uit te halen. Wij bleven nog geruimen tyd zitten praten over andere dingen en ook Bart kwam weer in een goede bui. Hij dacht niet meer aan zijn jas. Plotseling sloeg Bart me niet erg zachtzin nig op den schouder en wees in de richting van een groepje artisten, leden van het revuegezel schap, dat zoo juist een première had gegeven. Nou kalm maar, ik zie ook wel dat er aardige gezichtjes bij zyn, jy hebt niet het mo nopolie van goeden smaak. Gezichtjes! Zie je dan niet beter, uilskui ken? Wou je zeggen dat ze niet aardig zyn? Maar zie je hem dan niet hangen? Wat hangen? Myn ulster! plaatst, stond gansch Europa verbaasd, dat het mogeiyk was over dat 60 uren gaans lange tra ject, in minder dan 2 minuten een bericht van de eene plaats naar de andere te zenden. Als de huispoes muziek hoort, wordt zy zoo opmerkaam, dat zy zelfs haar voedsel laat staan. De hoeveelheid warmte, die een volwassen mensch dageiyks produceert zou voldoende zyn om dertig liter water van 10 graden tot 100 gra den te verhitten. In Frankrijk schrijven de artsen hun recepten niet, zooals bij ons in het LaUjn, maar in de Fransche taal. De Nooi-mannen bedekken reeds in de 12de Werkeiyk, op den kapstok achter het groepje eeuw hun schepen met een „yzeren huid".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 6