Nieuwe Avonturen van Mijnheer Pimpelmans. Voor de Vrouw. 1P1PPI''PiCRP: W11 8ste Jaargang. Eerste Heemsteedsche Courant. 10 April 1931. Tweede Blad. No. 14. LOSSE BLAAuiES. Verkiezingsvoorspel. Brokjes Levenswijsheid. Jas en hoed. Dieren als geschenken. SCHAAKRUBRIEK. Zijn laatste liefde. [ngezondfn"«tTTkken» VARIA. Over weinig weken gaan De verkiezingen beginnen, Overal zet men zich schrap Om reclame te verzinnen. De biljetten zijn gedrukt En men kan dus aan het plakken Reeds staat weer een leger klaar Kalk en stijfselmaniakken, Die als ieder rustig slaapt Zachtjes klimmen op hun ladder, En de hcele stad voorzien Van geklodder en gekladdcr. 's Morgens is je muur versierd Met een tekst of met een plaatje Van een aanbevelenswaard Raad- of Statencandidaatje. Die je vast niet stemmen zult, Want het kost weer heel wat uren Om dit kleverig gedoe Van je muren af te schuren. Daarmee zijn ze nog niet klaar; Ook 't trottoir moet het ontgelden Om den naam des candidaats Dik met witkalk te vermelden. 't Stedelijk schoon wordt niet verhoogd Door het werk van deze lieden, En men gaat zoo hier en daar 't Kalk en plakbedrijf verbieden. Wie dan in het nachtelijk uur Voor wat straatlectuur wil zorgen Wordt subiet gearresteerd En heel veilig opgeborgen. Dus wie lustig kladderen wil Heeft daarvoor geen kans meer buiten; Binnenshuis slechts mag hij 't doen Op zijn eigen vloer cn ruiten! (Nadruk verboden) De Engelsche humor weet de dingen zoo aardig te zeggen. Zoo las ik onlangs, hoe een redenaar in een toespraak verklaard heeft; Wij nemen onzen hoed af voor het verleden en trek ken onze jas uit voor de toekomst. Jas en hoed, deze twee kleeaingstukken kenmerken hier ieder een levenshouding. Het is volstrekt niet betzelfde, of men zich van den eerste dan wel van de laatste ont.loet. Waarom nemen wij den hoed af? Uit louter beleefdheid. Het afnemen van den hoed brengt geen praktische consequenties mee. Het heet, dat dit gebruik ontleend is aan de oudheid, waarin de slaaf met geschoren haar moest loopen gelijk thans nog in de studentenmaat schappij de nieuw aangekomen groen. Door zijn hoofd te ontblooten, toonde de slaaf dus zijn dienstbaarheid. Wie den hoed afneemt, wil uw dienaar zijn! Hij biedt zijn hulp aan. hij wil de minste wezen, ge kunt over hem beschikken. Maar hoe weinig menschen zouden inderdaad de slaaf willen zijn van dengene, voor wie ze beleefd het hoofd ontblooten! Als zoo iemand hen aan hun woord hield en hun het een of andere nederige karwei opdroeg, zouden ze dit gedrag niet begrijpen en. wanneer men hen op hun betuiging van dienstbaarheid wees. zouden ze verbaasd staan en zeggen: Maar zóó is het toch niet gemeend; u weet evengoed als ik, dat mijn groet slechts een beleefdheidsvorm is! Men neemt dus den hoed uit beleefdheid af. Men denkt er verder niet bij. Degene, voor wien men hem afneemt, kan ons vaak bittev weinig schelen. Zelfs wanneer men bij een plechtige ge legenheid als b(jv. een begrafenis zijn hoofd ont bloot, blijft men er vaak innerlijk koud bij. Het is een vorm, meer niet. Wie een woning betreedt, neemt zijn hoed af. De bewoners zouden raar opkijken, wanneer de bezoeker den hoed ophield. Maar nog grooter zou hun ontsteltenis zijn, wanneer een bezoeker begon met zijn jas uit te trekken. Ik bedoel» hier geen overjas, want hiervan ontdoet men zich binnenshuis begrijpelijkerwijze, maar het gewone colbertje. Wanneer de bezoeker eensklaps in zijn hemds mouwen zou staan, zou de eerste gedachte van de bewoners zijn: Wat gaat hij doen?! Want wie in zijn hemdsmouwen gaat staan, gaat iets doen. In tegenstelling met het afnemen van den hoed heeft het uittrekken van de jas praktische consequenties. Wie zich van zijn kleeren ontdoet, is voornemens aan den arbeid te gaan. Hij trekt zijn jas uit, om des te harder te kunnen werken. De hoed: symbool van eerbiedige onthouding; de jas: zinnebeeld van een werkzaamheid, welke zich zelfs door gevoelens van hoffelijkheid niet Iaat terughouden. Het staat niet gekleed, in een salon in zijn hemdsmouwen te loopen. Maar nood breekt de wetten, ook der beleefdheid en zoo zal iemand, die in een salon een noodzakelijk karwei heeft te verrichten, zich niet aan de regelen der welvoeglijkheid storen en kalm zijn gang gaan, wanneer de jas hem bij zijn arbeid zou hinderen. En nu de uitspraak van den Engelschen hu morist. Wij nemén onzen hoed af voor het ver leden en trekken onze jas uit voor de toekomst. Openbaart deze zegswijze niet een aanbevelens waardige levenshouding Eerbied voor het verleden past den welopge- voeden mensch. Maar praktisch doet dit ver leden hem even weinig als de voorbijganger, voor wien hij zijn hoofd ontbloot. Zij.'l betuiging van slavernij is niet oprecht gemeend. Het is slechts een beleefdheidsvorm. Als het verleden ons aan ons woord wilde houden en tot ons zetde gelijk die voorbijganger: Toon nu metterdaad, dat ge uw gaven en krach ten als een slaaf geheel in mijn dienst stelt, dan zouden wij raar staan kijken. Menschen, die steeds hun mond vol hebben met betuigingen van bewondering, verteedering en .iefde voor het verleden, spelen te goeder trouw een beetje ko medie. Men kan niet de slaaf van 't verleden zijn, omdat het verleden immers niet meer be slaat. Jegens het verleden is slechts de beleefdheids vorm mogelijk, na welken men overgaat tot de orde van den dag. Zooals men na 't lichten van den hoed bij de groeve weer tot zijn arbeid terugkeert. Maar tegenover de toekomst komt men er niet af met een beleefdheidsbetuiging. Aan de toe komst moet worden gewerkt. Hier moet de jas er bij uit! De toekomst nadert ons als een brok ruw materiaal, dat wacht op den greep onzer handen, die het moeten pletten, boetseeren of snijden tot een bruikbaar en sierlijk voorwerp, Hoevelen volstaan tegenover Jc toekomst met plannen en praatjes! Met hoffelijken zwier nemen zij den hoed af, en laten het ruwe mate riaal, zonder dat ze hun hand omdraaien, pas- seeren. Laat het woord van den Engelschman hun levensspreuk worden. H. C. CANNEGIETER KUREN 'VAN HONDJES EN EGELS. Een levend dier is soms een buitengewoon aardig geschenk, maar toch moet men er voor zichtig mee zijn, want men weet nooit van te voren. hoe hét geval zich zal ontwikkelen. Zoo heb ik eens van een neef een jong hondje cadeau gekregen, waar ik heel blij mee was, want ik heb altijd van dieren gehouden. Mijn neef had bovendien verteld, dat het hondje zin delijk en bijzonder waakzaam was. Helaas bleek Hij het beestje niet te kennen. De kleine oomediant. Het had heelemaal niet de loffelijke eigen schap, die men zindelijkheid noemt. Het was wél slim genoeg, om zijn ongerechtigheden in verborgen noekjes te deponeeren en als bet daarvoóV beknord werd, kwispelde het vroolijk met zijn staartje en deed alsof het niets njet ae zaak te maken had. Slaag kon ik hem niet geven, want hij zag zulke snoode plannen direct aan mijn gezicht en ging dan op zijn rug liggen met uitgestrekte pooten. Als ik hem dan bij zijn nekvel pakte, kromde hij zijn lijf en spar telde zoo, dat ik hem gauw weer moest los laten. Dan ging hij spelen met de zweep, waar ik hem mee had willen slaan en vroeg met een smeekenden blik in zijn donkere hondenoogen om vergeving. Waakzaamheid Ik heb neg nooit een hond gezien met zulke sprekende oogen die zoo goed kon tooneelspelen. Het ergste was het nog gesteld met zijn hoog geroemde waakzaamheid. Bij het minste geluid, dat hem niet bevie!, begon hij te blaffen en als er gebeld werd of als de telefoon ging, was het niet meer te harden. Wij kregen bovendien moeilijkheden, doordat hij zoo vijandig was te gen vreemden. Hij gromde venijnig tegen onze goede kennissen, d't geregeld bij ons aan huis kwamen. Op zekeren dag, beet hij zelfs de postbode in het been; toen heb ik hem wegge geven aan mijn broer die buiten woont. Ik kryg een egel, Een goede kennis die wist dat ik eiken zomer bij dien broer ga logeeren, schreef mij eens een brief of zijn egel in de zomervacantie met mij mee naar buiten mocht. Hij ging naar het bui tenland en had niemand om voor het dier te zorgen. Het onaangename van de zaak was, dat hij mij den ege! dadelijk liet brengen ook, hoewel ik pas een week later naar mijn broer zou gaan. Ik moest het dier dus al dien tijd thuis in de stad verzorgen. Gelukkig koe ik nog juist mijn vriend telefonisoh bereiken om hem te vragen, wat het diertje te eten moest heb ben. Het bleek dat de egel regenwormen naakte slakken en hazelwormen als bijzondere lekker nijen beschouwde, maar dat hij overigens ook .vruchten en allerlei insecten at, b.v. kakkerlak ken, Verder vertelde mijn vriend, dat ik weinig last van hem zou hebben, omdat hij veel sliep, en dat het een aardig beestje was, want als men ..Pummeltje" riep, kwam hij uit zijn schuil hoek te voorschijn en liet zich op zijn buikje krauwen. Pummeltje is zoek. Nu, naakte slakken en hazelwormen kon ik hem alvast niet geven. Wel had de meid ge klaagd over het groote aantal kakkerlakken in de keuken. Ik keek rond naar den egel, maar hn was verdwenen. Toen ik ging teicfoneeren, zat hij neg op het karpet en nu was hij weg. De heele familie riep ..Pummeltje!" en kroop ever den grond; wij zochten op de onmogelijk ste plaatsen en eindelijk vond ik hem in mijn 'studeerkamer. Hij zat er tusschen een paar in varkensleer gebonden boeken en had het zich gemakkelijk gemaakt. Zijn borstels waren vol komen glad en hij keek mij met zijh lichte oogjes in het bruingeel behaarde snuitje heel vriendelijk aan. 'n Zonderlinge liefhebberij. Later bemerkten wij, dat mijn vriend hem op een merkwaardige manier tam gemaakt had. Als hij aan zijn schrijftafel zat, moest het egeltje daar ook r.ittten tusschen de boeken; liet bleek, dat hij altijd in varkensleer gebonden Bedrukte crêpe de chine namiddag japon. Het rechter blouse deel staat schuin over het linker, met een geschulpte kraag. Een oploo- pende volant loopt tot aan dc taille. Aangesloten heupstuk en klokrok. Apart manteltje. aan te kijken als iemand die het in Keulen hoort donderen." ..Pardon, zei ik een beetje gechoqueerd, geen hatelijke insinuaties alsjeblieft. Eerst vertel je mij een dolzinnig sprookje, dat kop noch staart heeft en daarna doe je mij nog verwijten dat ik er geen snars van heb begrepen, beste kerel, ik wil er niets meer van begrijpen, basta! Deie woorden brachten mijn vriend tot an dere gedachten want hij liet er verontschuldi gend op volgen: „Nu ja, zoo bedoel ik het natuurlijk niet. Ik ben vat overspannen door die nare geschiede nis.... Ach laat ik er maar over zwijgen. Wat doe ik jou daar mee lastig te vallen." ,Ga nou eens rustig zitten, zei ik, hem broe derlijk in mijn leunstoel duwend, en steek een sigaret op. Pak aan. Zoo en nu nog een vlam metje. Voila en vertél mij nu eens wat je op het hart hebt." Dick aarzelde nog even en stak toen van wal. „Je weet dat ik van plan was om gisteren avond naar het openluchtconcert* te gaan?" Ik knikte. „Nu ik deed aldus en ik heb genoten van de schitterende vertolking van de Sonate Pathe- tlque van Beethoven, die meesterlijk door Bern stein is gespeeld. Een aparte bekoring was het dat het concert in den tuin plaats had. Ik had mij een stil plaatsje aan den water kant veroverd en de heerlijke klanken waren In volkomen harmonie met het schouwspel van de ondergaande zon die bloedrood en breed vlam mend in het roerlooze water verzonk. Het ge heel wat als een sprookje uit Duizend-cn-cen Nacht en toen de muziek was verstild en ap plaus van uit alle hoeken aanzwelde, zat ik nog mediteerend bij het water. Je kent mijn natuur en je behoeft je dus daarover niet te verbazen. Een gefluister in mijn nabijheid deed mij eigenlijk weer tot de realiteit terugkeeren cn toen ik onderdrukt hoorde gichelen wist ik al hoe laat het was. Enfin ik kan de zon in het water zien schijnen en juist was ik van plan om voor de geliefden het veld te ruimen, toen een- ik-weet-niet-wat-voor duiveltje mij influisterde om heel even te zien, wie daar aan Amor of ferden. Ik sloop achter naar het struikgewas, schoof de takken op zij en stond ongelogen als door den bliksem getroffen Niemand anders dan Jopie stond daar arm In arm met een totaal vreemden kerel, die haar een uitge zochte serie van liefkoozende woordjes toefluis terde. En mij had zij verteld dat zij 'dien avond was verhinderd „En toen?" „En toen? Verder is er niets gebeurd. Toen ik weer zoo half en half tot bezinning was geko men, was wel mijn eerste opwelling om toe te springen en dien kerel tot moes te timmeren maar bij nader inzien vond ik het toch maar raadzamer om er stilletjes tusschen uit te knij pen. Wat zou een rammeling gebaat hebben? Traantjes van berouw van het lieve meisje, een scène, nee merci. Nu is alles uit. Frits, dit is mijn laatste liefde geweest." Ik trok mijn wenkbrauwen samen en dacht diep over dit mysterie na. eHt was een zonder linge geschiedenis. Ik had Jopie en Dick nimmer anders gekend dan het meest verliefde paartje op aarde en nu zoo'n dwaze ontknooping. „Maar bestaat er geen mogelijkheid, dat je je vergist hebt. alhoewel „Zeg geloof jij dat ik mijn eigen meisje niet ken?" „Ja, dat is wel zoo, maar ik vind het zoo zon derling dat je haar nu juist daar hebt ontmoet, terwijl ze toch wist dat je daar ook was." Dick knikte somber. „Ja, ja waar de vrouwen al niet toe in staat zijn „Heb je al geschreven?" Dick schudde het hoofd. „Schrijven vind ik onzin. Wij zouden elkaar vanavond ontmoeten en dan zal ik het haar zeggen. Maar nu heb ik een zonderlinge wensch. Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Scbaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. EINDSPELSTUDIE No. 85. J. Möller, Kopenhagen. boeken uitzocht en weer een paar dagen later^ W daar *>0 za^ z*-tn' door G. Th. Rotman. Nadruk verboden. 33. „Vrouw, 'k heb wat voor je meegebracht: Roept Pimpelmans, die vroolijk lacht; „Je weet, je zit zoo'n langen tijd Nu al te tobben zonder meid! Welnu hier heb j' er een, ziedaar! Wil je ze hebben - zeg het maar!" 34. „Natuurlijk! Kind, wasch gauw de kopjes! Mensch, mensch, wat ben ik in mijn.- nopjes!" Zoo roept Mevrouw. Ze straalt van vreugd; Ook Pimpelmans is zeer verheugd; Zoo heeft dus al de narigheid Tenslotte tot iets goeds geleid! bemerkten wij, dat hij aan de hoekjes ervan knabbelde. Van die liefhebberij heb ik in geen enkel handboek over Erinaceae iets gelezen. Toen we het eenmaal wisten, maakte de meid een platte kist met een laag' bladeren en mos voor hem klaar en gewoonlijk bleef hij daar zoet in liggen. Zij was erg op hem gesteld, want hij had haar keuken in twee dagen van kakkerlakken gereinigd en die deugd kon door niets afbreuk worden gedaan. De scherpe lucht vah zijn speeksel nam zij graag op den koop toe, evenals het nachtelijk lawaai. Nachtelijke tochten! s Nachts ging hij n.l. op jacht en dan schar relde hij overal rond. Ik was dan ook heel blij, toen ik hem in een mand kon zetten om hem mee naar buiten te nemen. In den trein kroop hij er nog eenmaal uit, waar een oude dame vreeseiijk van schrok, maar verder ging alles van een leien dakje. Buiten was hij in zijn ele ment en hebben wij nog veel plezier van hem gehad, want hij kwam altijd, als hij geroepen werd. Hij speelde ook met de honden, hoewel die een beetje bang waren voor zijn stekels. De lo geerpartij van den egel is dus nog betrekkelijk goed afgeloopen, maar toch zou ik niemand aanraden, zijn vrienden met een dergelijk ge schenk te .verblijden". (Nadruk verboden.) „Denk je nu heusch Dick, dat ik mij dit laat welgevallen? Het is uit, zeg ik jc uit, fini, voor altijd. Ach vrouwen, bah, om van te walgen, een hond is je trouwer dan een vrouw en welke Grieksche wijsgeer heeft de vrouwen eens met de varkens vergeleken? Nee nee, doe maar geen pogingen meer om mij tot andere ge dachten te brengen. Het is afgeloopen voor al tend, geen vrouw kom ik meer onder de oogen. Ik ga hier vandaan, ver weg. Waarheen dat kan mij niet schelen, wanneer ik maar eenmaal verlost ben van jullie scbijn-beschaving. De vrouwen luisteren naar dc Sonate Pathetique van Beethoven en het volgend oogenblik verra den ze je heiligste gevoelens. En dat het nu juist Jopie moest zijn, het meisje dat ik verhe ven dacht boven andere meisjes, het meisje dat ik heb aanbeden als een Hindoe zijn Boedha, ach waar praat ik nog over... „Maar beste kerel, viel ik mijn vriend Dick Huizinga, die ais een dolleman bij mij binnen was gestormd, stom-verbaasd in de rede, wat bazel je toch allemaal? Ik kan uit je verhaal even veel wijs worden als een koe uit een Spaansche thema", „Wat ben je toch een achterlijk creatuurtje, zei mijn vriend vriendelijk. Ik vertel je van A tot Z wat er gebeurd is en nu sta je mij nog Ik protesteerde uit alle inaeht, doch het baat te mij niet en ten slotte stemde ik er in toe. „Maar waarom toch?" vroeg ik tenslotte. „Omdat ik niet geheel cn al zeker van mijzelf ben", klonk het somber. De ontmoeting met Jopie was, gelijk vanzelf sprekend, niet bepaald enthousiast. Toen Dick haar in plaats van een flinke pakkert een heel slap handje gaf. keek zij hem verbaasd aan en vroeg: „Wat is er Dick?" „Dat zul je zelf waarschijnlijk beter weten dan ik Jopie. Laten wij er niet veel woorden over vuil maken, je begrijpt nu waarschijnlijk wel wat ik bedoel Jopie." „Maar m'n beste jongen, zei Jopie, al beloof je mü op hetzelfde oogenblik een paradijs op aarde, ik weet niet waarover je het hebt." „H'm. dus jij weet niet meer wat er gister avond in de tuin van DUigentia is voorgevallen, jij kon niet aanwezig zijn, maar... ach wat praat k nog langer. Jopie het is uit tusschen ons Een moment keek zij heel verbaasd, toen choot zij plotseling in een onbedaarlijken lach, die Dick* en mij heel erg verbaasde. Dit had ik toch nimmer van Jopie gedacht. ..Ha. ha, lachte Jopie, dat is kostelijk, nu be grijp ik alles. Je hebt gisteravond kennis ge maakt met. mijn tweelingzuster, die van de kostschool is thuisgekomen, maar gek dat zij mij daar niets van gezegd heeft...... (Nadruk verboden). ALBERT VAN RIJN. (Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.) «Vit aan zet wint. Stand der stukken: Wit: Kh2, Td5, b2, c5, g2, h3. Zwart: Ka4, Tb4, a5. b3, b5, h6. PROBLEEM No. 296. P., L'h e r m e t, Schönebeck a. Elbe. Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Khl, Da2. Tf5, Tg2, Le8. Zwart: Kh6, Df7, Lg8. 292. OPLOSSING PROBLEEM No. (Dr. E. Palkoska). Stand der stukken: Wit: Kd2, Tg6, Lg7, Ph7, f3, g'2, h5. Zwart; Kf4, La7, Lc8, b6, c7, d6, f5. 1. Ph7—f8, c7c6; 2. Pf8d7, Lc8Xd7; 3. Kd2—e2, onv.; 4. g2g3 mat. d6d5; 2. PÏ8e6y, Lc8X e6; 3. Kd2—e2, onv.; 4. g2g2 mat. b6bö; 2. Kd2e2, enz. (eveneens na 1c5 of ILb8). Goede oplossing ontvangen van: Freddie Brandon te Haarlem, (ook nog van Probleem no. 291); H. W. v. Dort te Haarlem: P. Mars, tc Santpoort. samen f 19.44 +- f 31.38 f 55.80 -f- f 144.66. totaal f221.28. Te Haarlem bestaat we! voor het winkel tarief een stroomprijs van 5 cent, doch hierbij komt een vergoeding van aansiuitwaarde van f 12.60 per Hectowattt per jaar. Bemerkt dient te worden, dat de aansiuit waarde ad 9.1 Hectowatt voor het door U be doelde perceel weliswaar is berekend naar de Haarlemsche percentages, doch naar oude ge gevens en dus vermoedelijk hooger zal zijn, waardoor het verschil nog grooter zou worden. Uw verzoek om een opsomming van de resul taten in de laatste jaren door onze vereeni- gingen voor de winkeliers bereikt, ach, geachte Heer Rotteveel, al hadden wij vanaf het oogen blik, dat U als onze voorzitter meende te moe ten bedanken, niets anders bereikt dan het verlagen der lichttarieven, waardoor U per jaar evenveel bespaatt als wat in 15 jaar aan con tributie der Winkeliersvereeniging zou betalen, dan hadden wij alleen daarmede al ten volle ons bestaansrecht aangetoond. Doch daar wij het hier niet de plaats achten hierover te discuseeren. zullen wij hier verdei niet op antwoorden. Wij zijn echter ten allen tijde bereid den heer Rotteveel op een vergade ring als gast te ontvangen. Mogelijk kunnen wij dan gezamenlijk werken tot verbetering der toestanden, zonder dat wij naar buiten den indruk wekken, dat Heemstede als woonplaats gemeden moet worden om de hooge indirecte belastingen (lichttarieven). welke indruk zeker niet ten goede zou komen aan onzen winkel stand. Met dank voor plaatsing teekenen wij, Hoogachtend, Besturen Wihkeliersvereenigingen. Mijnheer de Redacteur, Mogen wij nogmaals een bescheiden plaatsje in Uw blad vragen inzake dc lichttarieven te ï-lcemstede? Door den heer Rotteveel is bij zijn becijfering Lusschen de lichttarieven van Haarlem en Heemstede een zeer voorname factor over het hoofd gezien, n.m. dc veigoeding v. n aansluü- waarde, welke te Haarlem boven dc.i stroom- j prijs van 5 cent per K.W. en den ga rijs van 6 cent per M:;. betaald moet worden. Voor het door hem bedoelde wink erceel betaalt hij bij een verbruik van 52' h. gas en 1116 K.W. stroom per jaar. te li mstedc f 199.90 en te Haarlem niet f 87.18, zcoals de heer Rotteveel beweert, maar f 221.28, naar de volgende betekening: Heemstede: gas f52.30, stroom vastrecht f36 en verbruik f 111.00, samen f 199.90. Haarlem: Gas, vastrecht, 12 x f 1.62 en ver- uifc 523 6 cent en stroom 1116 X 5 cent g< ing aansiuitwaarde 9.1 x f 12.60. Wegens plaatsgebrek is bovenstaand Inge zonden Stuk twee weken bljjven liggen. Red. E. H. C. TROOST. Ik geloof, dat je zuster gelukkiger zou zijn geweest, als zij een man had- gehuwd met min- C-:geld! Trost je maar: dat duurt niet Jang meer. HET VERGRIJP. Vc keersagentU hebt te hard gereden, ik oef u bekeuren! Hoe is uw naam?.... Bestuurder: Chrysotomus Pitschezansw ol- loetsky! Agent: (z'n opschrijfboekje opbergend): ..en dat ik het nooit meer van u zie. U kun verder gaan! „J-l niet „O ratie!" je ditnl al heel lang in deze familie, I-" nu nheer al bij de derde degene-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 5