Nieuwe Avonturen van Mijnheer Pimpelmans. 8ste Jaargang. Eerste Heemsteedsche Courant. 1 IVlei 1931. Tweede Blad. No. 17. LOSSE BLAADJES. Mr. Vocalite. Brokjes Levenswijsheid. Het Noodlot. De legende van Morovia. Een „ideaalstad" afgebouwd? niet SCHAAKRUBR1EK. In 't wonderland Amerika Is weer iets moois te zien: Het is een heel merkwaardig iets Wat men heeft aan te biên. Elen schrander man heeft daar gemaakt Een roechanieke mensch! Hö heeft er jaren aan gewerkt Maar is geslaagd naar wensch. De hersens van dien wondermensch Zjjn zdo geconstrueerd, Dat hj) op 't hooren van uw stem Gehoorzaam reageert. Hö volgt 't bevel onmidd'ljjk op, En tegen spreekt hö niet De naam van dit vernuftig ding Is Mr. Vocalite. De dienstbó-schaarste is opeens Geen brandend vraagstuk meer; Je neemt zoo'n mechaniekmensch maar Die trekt terstond van leer! Het heele huis is gauw gedaan boor zulk een handig heer; Mevrouw kan rustig wand'len gaan: Er ligt geen stofje meer! Je laat 'm naar de voordeur gaan Wanneer er wordt gebeld; Hö neemt de melk en groenten aan En overhandigt 't geld. Hö houdt geen praatjes aan de deur, Maar trekt een gz'ren snuit; En komt er iemand manen, dan Gooit hö die vlug er uit! Hö bokst bij d'ochtendgymnastiek Je één, twee, drie knock-out! Hö helpt de baby in het bad Haalt kolen en hakt hout. Hij vraagt niet om een vröe dag Of om een kermisfooi; Als hö u trouw slechts dienen mag Vindt hij het meer dan mooi. Het werken met zoo'n IJz'ren Hein Is vast een bron van pret En ga je met vacantie, nu Dan zet je hem in 't vet. Ja waarlök, Mr. Vocalite Geeft velerlei gemak, En bovendien, je hebt met hem Geen zegeltjesgeplaki (Nadruk verboden) Nog immer drukt de noodlotsgedachte het' Jnenschenhart. Men heeft gemeend, dat het tijd perk van de verlichting deze erfenis van het verleden zou liquideeren. In- den oertijd van 't menschdom, ja, toen had men nog geen ver- r moeden van het verband tusschen oorzaak en gevolg; toen beheerschte men de natuur verschijnselen nog niet; toen had men zich nog geen inzicht gevormd in het zieleleven. Maar thans? Thans blijft er maar weinig meer over, dat de mensch niet kent en niet met eigen krach ten beheerscht. Het gebied van het onverklaar bare krimpt met den dag in. Men is meester van zijn bestaan, regelt zijn leven, verschaft zich zijn levensmiddelen door een geraffineerde techniek. Waairis nog plaats yoor de noodlots gedachte En toch! Eén gruwelijk voor&eeld is vol doende om ons haar overmacht duidelijk te maken. Inderdaad is de techniek zoo goed als volmaakt. Vreesde men enkele tientallen jaren geleden nog voor hongersnood door overbevol king, thans is er overdaad van levensmiddelen, ja, er is zooveel, dat men er geen weg meer mee weet. Moesten enkele tientallen jaren geleden de arbeiders zwoegen en slaven van 's ochtends tot 's avonds, thans heeft de machine hun het werk uit handen genomen. Millioenen loopen werkloos op straat en de machine brengt des ondanks overvloed voort. De wetenschap heeft de gezondheid ver beterd en het leven verlengd; de kunst zich de hulp van nieuwe vindingen verschaft; de moraal Zich verruimd door aan de levens vreugde de haar toekomende plaats te ver zekeren en af te rekenen met spookbeelden, waarmee de mensch zich vruchteloos kwelde. Sport en lichaamscultuur hebben een gaaf lichaam en een frisschen geest gekweekt; het verkeer heeft de sprookjesachtige illusies van het verleden tot werkelijkheid gemaakt en zelfs het luchtruim opent zijn banen voor den vrijen, zegevierenden mensch. En toch, en toch staat deze moderne geluksvogel in een even hulpbehoevende, even angstwekkende, even bedreigde positie als de door modder en duister voorttobbende oer- mensch. Huiverend hoort hij zich door dezelfde vleugels van het noodlot omzweven. Want de overdaad aan levensmiddelen heeft tot een wereldcrisis geleid, de machine tot de maatschappelijke katastrofe van de werkloos heid, de oorlog heeft het sterftecijfer ondanks den vooruitgang van de geneeskunde tot een hoogterecord doen stijgen, kanonnen hebben de gewrochten der kunst stukgeschoten en de vrije moraal heeft inplaats van levensvreugde levensverwarring gebracht. Sport en lichaams cultuur zijn het middel geworden in dienst van een stelsel, dat moord en vernietiging tot doel wit heeft, het militarisme heeft zich meester gemaakt van het verkeer en uit de door de zegevierende menschheid veroverde lucht dalen bommen en stikgassen neer. Wie wil dit? Wie wil oorlog, omwenteling, crisis, katastrofe onder ons? Welk burger onder de volken gruwt niet terug van dit alles, verzet er zich niet tegen of zakt er niet moe deloos bij neer? Niemand onder de millioenen, welke de volken vormen, wenscht al dit ver schrikkelijke. En tóch komt het, tóch komt het Is 't niet begrijpelijk, dat men weer van het noodlot gaat spreken? Een verlammend fata lisme drukt opnieuw de wereld terneder. De dingen komen ondanks al onze tegenweer; zij gaan wetmatig hun gang en storen zich niet aan onze kennis, vaardigheid of goede voor nemens. Ook in ons persoonlijk bestaan gevoelen wij ons vaak de prooi van het noodlot. Juist wij, omdat wrj, moderne menschen, immers zoo ver standig, beheerscht en berekenend zijn en voor alle dingen een weg weten. Zelfs het labyrinth onzer ziel hebben wij wetenschappelijk door gelicht en met hooghartig vertrouwen wagen wjj ons achter de electrische lantaarn onzer kennis in de duisterste doolhoven. En toch heeft er allicht in gansch het achte - lijk verledep nooit zulk een voortdurend be drogen, misleid en mislukt schepsel bestaan ah juist de moderne mensch. Wederom het nood lot, dat machtiger is dan al onze schrander heid? Als een nieuwen god zetten wij het noodlot op het altaar en wij troosten ons met den nieuwen godsdienst. Want is niet het fatalisme de godsdienst bij uitstek van het moderne men- schengeslacht Het wordt tijd, dat wij ons aan dezen afgod onttrekken, die de veelbelovende samenleving op haar hoogtepunt met den ondergang dreigt. De electrische lantaarn onzer kennis dient op dit nieuwe spookbeeld gericht; onze geestelijke chemie moet dit gif gaan ontleden en onze •sportieve vaardigheid moet ons de veerkracht schenken tot een hardnekkigen strijd tegen den grootsten vijand van *onzen tijdde noodlots gedachte. H. G. CANNEGIETER door G. Th. Kotman. II. Nadruk verboden. 43 Den laatste» dag nam Pimpelmans Een kijjeTn den tuin; Neef Hans Liet hem zön böenkorven zien; „Dat was we* 'e's voor nv'' misschien. Zei Pimpelmans", 't is buiten^ kijf Een leuk, gezellig tijdverdrijf 44. „En honig, nou, die lust ik graag! Het is een zalfje voor je maag!" Zoo sprak heer Pimpelmans, en Neef Zei daarop: „Weet je wat? Ik geef Je straks een doosvol bijen mee; Welnu, hde vind je zoo'n idee?" 45. Ook kreeg hö nog een korf cadeau, Die dankbaar werd aanvaard, en zoo Vertrok dien dag heer Pimpelmans Weer met den trein uit Nieuweschans; Hö vlöt zich neer op zön gemak, De doos met büen in zön zak. 46. Maar wat krioelt daar op zijn been, Zoo langs zön iinkerbroekspöp heen? *t Zön bijen, honderd in getal, Het is een vreeselök geval! De doos! die slecht was dichtgemaakt, Is door het hobb'len losgeraakt. Op mön rondreis door Italië bracht ik ook een bezoek aan het wonderschoone eiland Sici lië. dat zich weerspiegelt in de diepblauwe randzeeën van lie Ir.dd i d^cne zee. Baedeker zegt van Sicilië dat men behalve de Siciliaansche kleederdracht ook de Etna moet bewonderen, met een nadere verklaring, dat dit een vuurspuwende berg is, die periodiek lava uitspuwt, waarvoor men als vreemdeling op zyn hoede diene te zön. Laat in den avond, toen de weerspiegeling van het zonlich nog slechts achter een verren berg kam met den witbevlokten avondhemel contras teerde, arriveerde ik in het kleine gehuchtje Mo rovia, dat letterlijk en figuurlgk aan den voet van de Etpa ie gelegen. Voordat ik het dorpje binnenstapte, zette ik mij een oogenblik neer op den stronk van een boomstam en keek om hoog naar den geweldigen kolos, die nu met zön groette wijngaarden de verpersoonlijking der vruchtbaarheid zelve leek. Een vredige kalm te scheen van dezen goedigen stillen wachter uit te stralen en een vreemdeling tot de ge dachte te suggereeren dat dit een der paradijs achtige plekjes van Italië is. Alleen de top, die zich al-r een zwarte piek in den zacht blauwen avondhemel boort, werkt eenigszins verontrus tend en suggereert den ingewöden vreemdeling tot de aanschouwing van tafereelen, die in ieder aardrijkskundeboekje staan beschreven met bö en toename voor de strooperige massa, die zich in rampzalige rijden als een reuzenpitah langs de berghelling kronkelt.. Ik was zoo in de aanschouwing en de gedach ten daaraan verbonden verlept, dat ik niet had bemerkt dat er iemand naast mij plaats had ge nomen. Een schor kuchje deed mü opzien en nu eerst bemerkte ik dat ik gezelschap had ge kregen van een ouden man, die mij even nieuwsgierig aanstaarde en daarna kalm voort ging met een pöp stoppen. De man droeg de kleederdracht der Siciliaansche boeren en de breede rimpels in zijn donkerbruin gelaat wezen er op dat zijn leven niet zonder stormen voorbij was gegleden. Ik bekeek hem een oogenblik op de manier van een tourist, die alles van een vreemd land belangwekkend vindt en vroeg toen: Bent inwoner van Morovia? Si Signor. Toen vroeg ik schuchter: Hebt U wel eens een uitbarsting van de Etna meegemaakt? De oude man knikte en keek onmiddellük daarop naar den zwarten piek die zich in de vallende schemering verloor. Ja, ja, al enkele malen, zei hö langzaam, kent U het avontuur van Martino Caperbi, de vrome schoenmaker? Neen, zoudt U mü dit eens willen vertellen? Ja, ja, maar.... eigenlijk vertel ik het alleen in mön qualiteit als gid3, en Ik glimlachte en begrqpend waar de zaak om draaide stopte ik den man een paar Lire in de hand. Het mannetje mompelde enkele woorden van dank en ibegon toen met een versleten stem een wonderlijk verhaal: Het is vandaag precies twintig jaar gele den dat wij na een maa'nd van hevige onrust besloten om tijdig het gevaar van een uitbars ting te ontloopen en onze have en het vee in veiligheid te brengen. Deze beraadslaging werd gehouden in het huis van den bakker Petro Zamba en wij konden elkaar al bijna niet meer verstaan door het gerommel dat steeds heviger wend. Wij traden naar buiten en keken bezorgd naar den top van den kolos, die spookachtig ver licht was. Het was een drukte in de straten van belang, iedereen schreeuwde wat en vooral het gehuil van de kinderen en vrouwen was bg- na niet om aan te hooren. Toen ons besluit al gemeen bekend werd, brak er bijna een paniek uit, want iedereen dacht dat nu het uur van het grootste gevaar geslagen was. Ik baande mü snel een weg naar mön huis, dat buiten het dorp was gelegen en terwij! ik zoo voortliep schoot mü plotseling te binnen dat Martino Caperbi, de schoenmaker, die aan den rand van het dorp woonde, niet bö de vergadering tegen woordig was geweest. Daar ik hem sinds een paar dagen al niet gesproken had, vreesde ik dat hö ziek zou zijn en besloot dus even aan te loopen. Maar Marti no was in het geheel niet ziek, hö zat rustig onder de lamp zijn schoenen te lappen en toen ik hem ons besluit mededeelde, keek hö mü ver wonderd aan. Wil je je huis achterlaten? vroeg hö- Ja natuurlyk antwoordde ik, je kunt toch niet te gelijkertijd je leven in veiligheid brengen en je huis meenemen. Hö antwoordde hier niet op en streek in gedachten verzonken door zijn lange wite baard. Toen zei hg op eens heel kalm dat hij er niet aan dacht om zg'n huisje, het eenige waar hij nog aan gehecht was, te verlaten. En na een blik op het kruisbeeld te hebben gewor pen vervolgde hij: God zal mö daarmee niet willen straffen. Ik trachtte hem te overreden, praatte een kwartier, een half uur lang, doch de oude man was niet van zijn plan af te brengen. Toen het gerommel steeds dreigender werd en de groote uittocht begon, deed ik een laatste poging om hem te overreden, doch de oude man glimlach te rustig en zei: Ga mön zoon, je hebt je plicht gedaan. God zal je daarvoor betoenen. Ik vertrok vol ongerustheid en over of ik mgn buren zou voorslaan om den man tegen zön zin mee te nemen. In mön wo ning stond alles al gereed voor de vlucht en toen ik thuis kwam had mijn vrouw zelfs alles al opgeladen, zoodat wü onmiddellük konden vertrekken. Wü voegden ons bg den langen stroom van vluchtelingen maar plotseling be gon berouw aan mön hart te knagen. Ik kon den ouden man toch zoo niet aan zijn lot over laten... Ik zei tegen mgn vrouw dat ik thuis nog Iets vergeten had en spoedde mö snel den weg terug. Juist toen ik het huisje van Martino Ca perbi binnen wilde treden weerklonk er een ge weldige knal alsof er een kanon werd afgescho ten. Dat was het beslissende oogenblik, want geen seconde, daarna stond de top van de Etna in vuur en gloed en de uitbarsting begon. Een moment stond ik als versteend toe zien, toen holde ik naar binnen. Aan de deur van de ka mer bleef ik besluiteloos toezien Want de oude man was voor het kruisbeeld in een diep gebed verzonken. Eindelgk waagde ik een schuchtere opmerking, de oude man keek verbaasd op en glimlachte toen verheugd. Doch hoe ik ook smeekte en bad om hem er toe over te halen met mg te vluchten, hg bleef volharden bö zön wei gering. Ik sprak maar, sprak maar, de tgd kroop voort, het gevaar naderde, ik voelde het nader- bg komen.... Toen ik wist dat ik geen seconde langer meer mocht blüven was ik juist van plan om desnoods tot geweld over te gaan, toen een luid gegil, in de verte mö naar buiten deed stormen. Wat ik toen aanschouwde was te af- schuwelgk om met woorden te beschrijven, de lavastroom had ons eerder bereikt dan wij ooit hadden kunnen vermoeden en het was reeds te laat om te vluchten. Ik gilde in mijn angst, doch de oude man, die mij achterna was geloo- pen, legde zgn hand op mijn schouder cn zei: Kalm mgn zoon, er zal je niets geschieden. Daarna trad hij met een kruisbeeld in de hand naar buiten en den glüdenden stroom tegemoet tredend stak hij zgn kruis omhoog en bleef op den rand van zön eigendom staan. De lava stroom had binnen enkele minuten het huis bereikt en.... toen geschiedde het wonderbaarlijke Met een scherpe zwenking meed zg het huisje en zette toen haar vernietigende tocht voort De oude man zweeg en keek peinzend naar den cirkel die zijn stok in het zand aan onze voeten had gedraaid. Na een oogenblik zwggen zei ik: Dat is inderdaad een wonderlgk verhaal. Hoe is het toen verder afgetoopen? Verder is alles goed gegaan en in het dorp is een standbeeld voor den schoenmaker opge richt. Maar nu moet ik naar huis. Goeden avond. Ik trad het dorp binnen en in de herberg waar ik onderdak zocht, vroeg ik den waard waar het standbeeld van den schoenmaker stond. De waard keek mö een oogenblikje verbaasd aan, toen vroeg hg glimlachend: Heeft Antonio U de legende van Morovia verteld? Dan bent U niet de eenige die er in is ge- loopen, want er is nog geen vreemdeling hier geweest, die niet naar het standbeeld van den schoenmaker heeft gevraagd...." HUGO VAN DALEN, Australië heeft jarenlang gewerkt aan en geld uitgegeven voor een nieuw op te (bouwen hoofd stad, die aan alle eischen van schoonheid en comfort zou voldoen. Deze ideaalstad, Canberra, werd ontworpen voor een bevolking van 110.000 zielen en aan het bouwen ervan heeft men reeds 13y2 millioen pond sterling uitgegeven. Het vlot echter niet met deze kunstmatig ont stane stad en nu de malaise het uitvoeren van de plannen nog bemoeilQkt, is er zelfs een stroo- ming om het verder bouwen maar op te geven. Op 30 September 1930 telde de bevolking van Canberra nog slechts 8695 zielen en een jaar tevoren waren er 8534 inwoners, zoodat de be volkingstoename beneden peil blijft. Het bouwplan is op het eind der vorige eeuw ontstaan om tegemoet te komen aan de jalou- zie, die er na het vormen van het Gemeenebest van Australië 'bleef bestaan tusschen de staten Nieuw-Zuid-Wales en Victoria. Zoowel Sydney als Melbourne maakten er aanspraak op, de hoofdstad van den bondstaat te worden en toen werd er besloten, een nieuwe hoofdstad te bou wen. Dat was een heele onderneming, want de bevolking telde toen ruim 3*£ millioen zielen. En zelfs nu, met een bevolking van byna 6 mil lioen, is het twijfelachtig of men het zal kun nen volhouden, een stad af te bouwen en te on derhouden op een naar willekeur gekozen plaats, m.a.w. en stad op een plaats, waar men wegens de geografische ligging geen economischen op bloei kan verwachten en waar slechts een be perkt aantal ambtenaren gedwongen kan worden te wonen. Men dacht, dat de bewoners wel vanzelf zou den komen, wanneer zg zagen, hoe aantrekke lijk de stad er uitzag. Vooral bg het 'begin dezer eeuw was er een sterke beweging ten gun ste van parken en tuinen in de steden en boven dien zou een nieuw gebouwde stad een harmo nisch geheel kunnen vormen inplaats van een samenraapsel uit verschillende tgdperken. In Australië vonden deze denkbeelden veel aan hangers, omdat men daar had ondervonden hoe een stad door bijbouwen zonder vast plan geheel bedorven kan worden. De fout van de meeste Australische steden zou hier nu vermeden wor den en men zou in Australië de mooiste stad ter wereld krijgen. In 1908 werd de plaats, waar de stad zou komen, officieel goedgekeurd en in 1912 werd er een prgsvraag uitgeschreven voor een bouwplan. Uit 126 inzendingen werd het werk van Walter Burley Griffin te Chicago ge kozen. Hg liet de straten en lanen als stralen van een cirkel uitgaan van een bepaald centrum met kleinere soortgelijke centra rondom en had veel zorg besteed aan zijn optwerpen van offi- cieele gebouwen, kerken, parken, zaken- en woonwijken, enz. De plaats zelf was (bijzonder rijk aan natuur schoon en had en uitstekend klimaat. De stad zou aan een rivier komen te liggen op een heu veltop, die 600 M. boven de zee ligt. Door den oorlog kon pas in 1920 met het bouwen worden begonnen; toen legde de Prins van Wales de eer ste steen voor het parlementsgebouw in tegen woordigheid van den Hertog van York, plech tig in gebruik genomen. Het bleek bjj die ge legenheid duidelijk, dat men trouw was geble ven aan het oorspronkelijke plan om een stad piekerde er te bouwen, die de schoonste ter wereld zou wor- Oplossingen, bgdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. PROBLEEM No. 299. 2e prüs, wedstrüd van den Ned.- Ind. Schaakbond (1930). H. V. Tuxen (Paree) Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kal, Df3. Ta5, Tc7, La7, Pb7, Pf8, e3, e«. Zwart: Ke5, Th6, La2, Lc5, Pa4, Pd5, b4, g7, h4. PARTIJ No. 129, gespeeld in het landentournooi te Hamburg, 26 Juli 1930. Wit: Zwart: F. Samisch H. Kmoch (Duitschland) (Oostenrijk) Indische verdediging. 1. d2d4 Pg8—f6 2. c2c4 e7e6 3. Pblc3 Lf8b4 Deze verdediging is dikwijls gespeeld in Ham burg. Kmoch zal zeker wel begrepen hebben, dat Skmisch nu de voortzetting 4. a3 zou kie zen. Blgkbaar meende Zwart met het nu vol gende systeem minstens remise te kunnen maken. 4. a2a3 Lb4Xc3f 5. b2Xc3 c7—c5 Legt den dubbelpion vast. Wit is van meening. dat hg, ondanks zgn dubblpion, beter staat, omdat hg het Looperpaar heeft. 6. Ddlc2 Pc6 kwam in aanmerking. 7. Lel—d2 8. e2e4 9. a3a4 Verhindert La4. 9 10. d4d5 11. f2—f4 12. Lfld3 13. Pgl—e2 Zwart wil de è-lgn openen, Dd8a5 d7d6 Lc8d7 Pb8c6 Pc6e7 Pe7—g6 O—0—0 Td8—e8 hetgeen echter direct wordt verhinderd. 14. d5Xe6! f7Xe6 15. 0—0 Ld 7c6 SI 16. Kgl—hl De witte pionnenstelling is waarlök niet r.oo'!, maar Zwart kan haar niet goed aanvaller De groote zwarte officieren hebben weinig te doen. Wit is er op uit d6d5 te verhinderen, ook al zou hij door dien zet zön dubbelpion ^op losser. De tekstzet verhindert een scha&kje, zoodat na d6 d5; c4 x d5, c5c4; Ld3 x c4, Da5 c5t niet kan volgen. 16Pg6—h4 17. h2h3 Th8—f8 18. Khl—h2 Da5c7 19. g2—g3 Ph4—g6 20. a4a5 d6 d -5 Dat is direct noodlottig! Na de opening van het spel worden de witte Loopers te sterk. 21. e4—e5 Pf6—e4 22. Ld2—e3 Dc7—e7 23. c4Xd5 e6Xd5 24. c3c4! De7e6 25. c4Xd5 De6Xd5 26. Ld3Xe4 Dd5Xe4 27. Dc2xe4 Lc6Xe4 28. Le3 X c5 Tf8—f7 29. Lc5Xa7 Tf7d7 30. Tal—elf Kc8d8 31. La7—b6t Kd8—e7 32. Pe2d4 h7—h5 33. Tfl—el Le4d3 34. Tel—e3 Ld 3a6 35. f4f5 en Wit won. Wit heeft wederom bewezen, dat 4. a3 sterk is. OPLOSSING SCHERTSPROBLEEM No. 22. (Labourdonneltzky). Stand der stukken: Wit: Kd4, Ph6, d8, g2. Zwart: Kf4, Pb2, b4, c6, g3. Men neemt inplaats van den pion op d8, die op promotie wacht, de onderste helft van een wit Paard, bevestigt daarop de bovenste helft van een zwart Paard en zet dan met dit zwart witte Paard door Pd8e6 de beide Koningen vast. Goede oplossing ontvangen van W. Fr. Rolf van den Baumen te Bloemendaal, Freddie Bran don en H. W. v. Dort, beiden te Haarlem. CORRESPONDENTIE. Door een zetfout is een verkeerde stand der stukken van Probleem No. 298 vermeld. Men leze: Wit: Kg6, Db3, Lgl, Pa8, Pd5, f3. De diagramstand was derhalve juist. den. De parken, de tuinen om de particuliere huizen en openbare gebouwen, de bosehjes aan de randen der stad zgn meesterwerken van landschaparchitectuur. De gebouwen en huizen zgn alle in denzelfden stül gehouden, hoewel de particuliere bouwers een groote vrijheid in de indeeling wordt gelaten. Daardoor heeft men het bgna ongelooflgke bereikt, dat er in Can berra geen leelijke punten zön. De ruime tuinen hebben echter het nadeel, dat de stad er een groote uitgestrektheid door verkrijgt. De af standen zgn groot en de bewoners geven er voor transport veel geld uit. Verder is men er ver verwijderd van de andere groote steden van Australië en zön er geen publieke vermakeiflk- heden, zoodat er naast de ambteraren. die Can berra tot standplaats hebben gekregen, wei nig andere menschen komen wonen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 5