Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpelmans.
8ste Jaargang.
Eerste Heemsteedsche Courant. 1 IVlei 1931. Tweede Blad.
No. 17.
LOSSE BLAADJES.
Mr. Vocalite.
Brokjes Levenswijsheid.
Het Noodlot.
De legende van Morovia.
Een „ideaalstad"
afgebouwd?
niet
SCHAAKRUBR1EK.
In 't wonderland Amerika
Is weer iets moois te zien:
Het is een heel merkwaardig iets
Wat men heeft aan te biên.
Elen schrander man heeft daar gemaakt
Een roechanieke mensch!
Hö heeft er jaren aan gewerkt
Maar is geslaagd naar wensch.
De hersens van dien wondermensch
Zjjn zdo geconstrueerd,
Dat hj) op 't hooren van uw stem
Gehoorzaam reageert.
Hö volgt 't bevel onmidd'ljjk op,
En tegen spreekt hö niet
De naam van dit vernuftig ding
Is Mr. Vocalite.
De dienstbó-schaarste is opeens
Geen brandend vraagstuk meer;
Je neemt zoo'n mechaniekmensch maar
Die trekt terstond van leer!
Het heele huis is gauw gedaan
boor zulk een handig heer;
Mevrouw kan rustig wand'len gaan:
Er ligt geen stofje meer!
Je laat 'm naar de voordeur gaan
Wanneer er wordt gebeld;
Hö neemt de melk en groenten aan
En overhandigt 't geld.
Hö houdt geen praatjes aan de deur,
Maar trekt een gz'ren snuit;
En komt er iemand manen, dan
Gooit hö die vlug er uit!
Hö bokst bij d'ochtendgymnastiek
Je één, twee, drie knock-out!
Hö helpt de baby in het bad
Haalt kolen en hakt hout.
Hij vraagt niet om een vröe dag
Of om een kermisfooi;
Als hö u trouw slechts dienen mag
Vindt hij het meer dan mooi.
Het werken met zoo'n IJz'ren Hein
Is vast een bron van pret
En ga je met vacantie, nu
Dan zet je hem in 't vet.
Ja waarlök, Mr. Vocalite
Geeft velerlei gemak,
En bovendien, je hebt met hem
Geen zegeltjesgeplaki
(Nadruk verboden)
Nog immer drukt de noodlotsgedachte het'
Jnenschenhart. Men heeft gemeend, dat het tijd
perk van de verlichting deze erfenis van het
verleden zou liquideeren. In- den oertijd van
't menschdom, ja, toen had men nog geen ver-
r moeden van het verband tusschen oorzaak en
gevolg; toen beheerschte men de natuur
verschijnselen nog niet; toen had men zich nog
geen inzicht gevormd in het zieleleven. Maar
thans?
Thans blijft er maar weinig meer over, dat
de mensch niet kent en niet met eigen krach
ten beheerscht. Het gebied van het onverklaar
bare krimpt met den dag in. Men is meester
van zijn bestaan, regelt zijn leven, verschaft
zich zijn levensmiddelen door een geraffineerde
techniek. Waairis nog plaats yoor de noodlots
gedachte
En toch! Eén gruwelijk voor&eeld is vol
doende om ons haar overmacht duidelijk te
maken. Inderdaad is de techniek zoo goed als
volmaakt. Vreesde men enkele tientallen jaren
geleden nog voor hongersnood door overbevol
king, thans is er overdaad van levensmiddelen,
ja, er is zooveel, dat men er geen weg meer
mee weet.
Moesten enkele tientallen jaren geleden de
arbeiders zwoegen en slaven van 's ochtends
tot 's avonds, thans heeft de machine hun het
werk uit handen genomen. Millioenen loopen
werkloos op straat en de machine brengt des
ondanks overvloed voort.
De wetenschap heeft de gezondheid ver
beterd en het leven verlengd; de kunst zich
de hulp van nieuwe vindingen verschaft; de
moraal Zich verruimd door aan de levens
vreugde de haar toekomende plaats te ver
zekeren en af te rekenen met spookbeelden,
waarmee de mensch zich vruchteloos kwelde.
Sport en lichaamscultuur hebben een gaaf
lichaam en een frisschen geest gekweekt; het
verkeer heeft de sprookjesachtige illusies van
het verleden tot werkelijkheid gemaakt en zelfs
het luchtruim opent zijn banen voor den vrijen,
zegevierenden mensch.
En toch, en toch staat deze moderne
geluksvogel in een even hulpbehoevende, even
angstwekkende, even bedreigde positie als de
door modder en duister voorttobbende oer-
mensch. Huiverend hoort hij zich door dezelfde
vleugels van het noodlot omzweven.
Want de overdaad aan levensmiddelen heeft
tot een wereldcrisis geleid, de machine tot de
maatschappelijke katastrofe van de werkloos
heid, de oorlog heeft het sterftecijfer ondanks
den vooruitgang van de geneeskunde tot een
hoogterecord doen stijgen, kanonnen hebben de
gewrochten der kunst stukgeschoten en de
vrije moraal heeft inplaats van levensvreugde
levensverwarring gebracht. Sport en lichaams
cultuur zijn het middel geworden in dienst van
een stelsel, dat moord en vernietiging tot doel
wit heeft, het militarisme heeft zich meester
gemaakt van het verkeer en uit de door de
zegevierende menschheid veroverde lucht dalen
bommen en stikgassen neer.
Wie wil dit? Wie wil oorlog, omwenteling,
crisis, katastrofe onder ons? Welk burger
onder de volken gruwt niet terug van dit alles,
verzet er zich niet tegen of zakt er niet moe
deloos bij neer? Niemand onder de millioenen,
welke de volken vormen, wenscht al dit ver
schrikkelijke. En tóch komt het, tóch komt
het
Is 't niet begrijpelijk, dat men weer van het
noodlot gaat spreken? Een verlammend fata
lisme drukt opnieuw de wereld terneder. De
dingen komen ondanks al onze tegenweer; zij
gaan wetmatig hun gang en storen zich niet
aan onze kennis, vaardigheid of goede voor
nemens.
Ook in ons persoonlijk bestaan gevoelen wij
ons vaak de prooi van het noodlot. Juist wij,
omdat wrj, moderne menschen, immers zoo ver
standig, beheerscht en berekenend zijn en voor
alle dingen een weg weten. Zelfs het labyrinth
onzer ziel hebben wij wetenschappelijk door
gelicht en met hooghartig vertrouwen wagen
wjj ons achter de electrische lantaarn onzer
kennis in de duisterste doolhoven.
En toch heeft er allicht in gansch het achte -
lijk verledep nooit zulk een voortdurend be
drogen, misleid en mislukt schepsel bestaan ah
juist de moderne mensch. Wederom het nood
lot, dat machtiger is dan al onze schrander
heid?
Als een nieuwen god zetten wij het noodlot
op het altaar en wij troosten ons met den
nieuwen godsdienst. Want is niet het fatalisme
de godsdienst bij uitstek van het moderne men-
schengeslacht
Het wordt tijd, dat wij ons aan dezen afgod
onttrekken, die de veelbelovende samenleving
op haar hoogtepunt met den ondergang dreigt.
De electrische lantaarn onzer kennis dient op
dit nieuwe spookbeeld gericht; onze geestelijke
chemie moet dit gif gaan ontleden en onze
•sportieve vaardigheid moet ons de veerkracht
schenken tot een hardnekkigen strijd tegen den
grootsten vijand van *onzen tijdde noodlots
gedachte.
H. G. CANNEGIETER
door G. Th. Kotman.
II.
Nadruk verboden.
43 Den laatste» dag nam Pimpelmans
Een kijjeTn den tuin; Neef Hans
Liet hem zön böenkorven zien;
„Dat was we* 'e's voor nv'' misschien.
Zei Pimpelmans", 't is buiten^ kijf
Een leuk, gezellig tijdverdrijf
44. „En honig, nou, die lust ik graag!
Het is een zalfje voor je maag!"
Zoo sprak heer Pimpelmans, en Neef
Zei daarop: „Weet je wat? Ik geef
Je straks een doosvol bijen mee;
Welnu, hde vind je zoo'n idee?"
45. Ook kreeg hö nog een korf cadeau,
Die dankbaar werd aanvaard, en zoo
Vertrok dien dag heer Pimpelmans
Weer met den trein uit Nieuweschans;
Hö vlöt zich neer op zön gemak,
De doos met büen in zön zak.
46. Maar wat krioelt daar op zijn been,
Zoo langs zön iinkerbroekspöp heen?
*t Zön bijen, honderd in getal,
Het is een vreeselök geval!
De doos! die slecht was dichtgemaakt,
Is door het hobb'len losgeraakt.
Op mön rondreis door Italië bracht ik ook
een bezoek aan het wonderschoone eiland Sici
lië. dat zich weerspiegelt in de diepblauwe
randzeeën van lie Ir.dd i d^cne zee.
Baedeker zegt van Sicilië dat men behalve
de Siciliaansche kleederdracht ook de Etna
moet bewonderen, met een nadere verklaring,
dat dit een vuurspuwende berg is, die periodiek
lava uitspuwt, waarvoor men als vreemdeling
op zyn hoede diene te zön.
Laat in den avond, toen de weerspiegeling van
het zonlich nog slechts achter een verren berg
kam met den witbevlokten avondhemel contras
teerde, arriveerde ik in het kleine gehuchtje Mo
rovia, dat letterlijk en figuurlgk aan den voet
van de Etpa ie gelegen. Voordat ik het dorpje
binnenstapte, zette ik mij een oogenblik neer
op den stronk van een boomstam en keek om
hoog naar den geweldigen kolos, die nu met
zön groette wijngaarden de verpersoonlijking
der vruchtbaarheid zelve leek. Een vredige kalm
te scheen van dezen goedigen stillen wachter
uit te stralen en een vreemdeling tot de ge
dachte te suggereeren dat dit een der paradijs
achtige plekjes van Italië is. Alleen de top, die
zich al-r een zwarte piek in den zacht blauwen
avondhemel boort, werkt eenigszins verontrus
tend en suggereert den ingewöden vreemdeling
tot de aanschouwing van tafereelen, die in ieder
aardrijkskundeboekje staan beschreven met bö
en toename voor de strooperige massa, die zich
in rampzalige rijden als een reuzenpitah langs
de berghelling kronkelt..
Ik was zoo in de aanschouwing en de gedach
ten daaraan verbonden verlept, dat ik niet had
bemerkt dat er iemand naast mij plaats had ge
nomen. Een schor kuchje deed mü opzien en
nu eerst bemerkte ik dat ik gezelschap had ge
kregen van een ouden man, die mij even
nieuwsgierig aanstaarde en daarna kalm voort
ging met een pöp stoppen. De man droeg de
kleederdracht der Siciliaansche boeren en de
breede rimpels in zijn donkerbruin gelaat wezen
er op dat zijn leven niet zonder stormen voorbij
was gegleden. Ik bekeek hem een oogenblik op
de manier van een tourist, die alles van een
vreemd land belangwekkend vindt en vroeg
toen:
Bent inwoner van Morovia?
Si Signor. Toen vroeg ik schuchter:
Hebt U wel eens een uitbarsting van de
Etna meegemaakt?
De oude man knikte en keek onmiddellük
daarop naar den zwarten piek die zich in de
vallende schemering verloor.
Ja, ja, al enkele malen, zei hö langzaam,
kent U het avontuur van Martino Caperbi, de
vrome schoenmaker?
Neen, zoudt U mü dit eens willen vertellen?
Ja, ja, maar.... eigenlijk vertel ik het alleen
in mön qualiteit als gid3, en
Ik glimlachte en begrqpend waar de zaak om
draaide stopte ik den man een paar Lire in de
hand. Het mannetje mompelde enkele woorden
van dank en ibegon toen met een versleten stem
een wonderlijk verhaal:
Het is vandaag precies twintig jaar gele
den dat wij na een maa'nd van hevige onrust
besloten om tijdig het gevaar van een uitbars
ting te ontloopen en onze have en het vee in
veiligheid te brengen. Deze beraadslaging werd
gehouden in het huis van den bakker Petro
Zamba en wij konden elkaar al bijna niet meer
verstaan door het gerommel dat steeds heviger
wend. Wij traden naar buiten en keken bezorgd
naar den top van den kolos, die spookachtig ver
licht was. Het was een drukte in de straten
van belang, iedereen schreeuwde wat en vooral
het gehuil van de kinderen en vrouwen was bg-
na niet om aan te hooren. Toen ons besluit al
gemeen bekend werd, brak er bijna een paniek
uit, want iedereen dacht dat nu het uur van
het grootste gevaar geslagen was. Ik baande mü
snel een weg naar mön huis, dat buiten het
dorp was gelegen en terwij! ik zoo voortliep
schoot mü plotseling te binnen dat Martino
Caperbi, de schoenmaker, die aan den rand van
het dorp woonde, niet bö de vergadering tegen
woordig was geweest.
Daar ik hem sinds een paar dagen al niet
gesproken had, vreesde ik dat hö ziek zou zijn
en besloot dus even aan te loopen. Maar Marti
no was in het geheel niet ziek, hö zat rustig
onder de lamp zijn schoenen te lappen en toen
ik hem ons besluit mededeelde, keek hö mü ver
wonderd aan.
Wil je je huis achterlaten? vroeg hö- Ja
natuurlyk antwoordde ik, je kunt toch niet te
gelijkertijd je leven in veiligheid brengen en je
huis meenemen. Hö antwoordde hier niet op en
streek in gedachten verzonken door zijn lange
wite baard. Toen zei hg op eens heel kalm dat
hij er niet aan dacht om zg'n huisje, het eenige
waar hij nog aan gehecht was, te verlaten. En
na een blik op het kruisbeeld te hebben gewor
pen vervolgde hij:
God zal mö daarmee niet willen straffen.
Ik trachtte hem te overreden, praatte een
kwartier, een half uur lang, doch de oude man
was niet van zijn plan af te brengen. Toen het
gerommel steeds dreigender werd en de groote
uittocht begon, deed ik een laatste poging om
hem te overreden, doch de oude man glimlach
te rustig en zei:
Ga mön zoon, je hebt je plicht gedaan.
God zal je daarvoor betoenen.
Ik vertrok vol ongerustheid en
over of ik mgn buren zou voorslaan om den
man tegen zön zin mee te nemen. In mön wo
ning stond alles al gereed voor de vlucht en
toen ik thuis kwam had mijn vrouw zelfs alles
al opgeladen, zoodat wü onmiddellük konden
vertrekken. Wü voegden ons bg den langen
stroom van vluchtelingen maar plotseling be
gon berouw aan mön hart te knagen. Ik kon
den ouden man toch zoo niet aan zijn lot over
laten... Ik zei tegen mgn vrouw dat ik thuis nog
Iets vergeten had en spoedde mö snel den weg
terug. Juist toen ik het huisje van Martino Ca
perbi binnen wilde treden weerklonk er een ge
weldige knal alsof er een kanon werd afgescho
ten. Dat was het beslissende oogenblik, want
geen seconde, daarna stond de top van de Etna
in vuur en gloed en de uitbarsting begon. Een
moment stond ik als versteend toe zien, toen
holde ik naar binnen. Aan de deur van de ka
mer bleef ik besluiteloos toezien Want de oude
man was voor het kruisbeeld in een diep gebed
verzonken. Eindelgk waagde ik een schuchtere
opmerking, de oude man keek verbaasd op en
glimlachte toen verheugd. Doch hoe ik ook
smeekte en bad om hem er toe over te halen met
mg te vluchten, hg bleef volharden bö zön wei
gering. Ik sprak maar, sprak maar, de tgd kroop
voort, het gevaar naderde, ik voelde het nader-
bg komen.... Toen ik wist dat ik geen seconde
langer meer mocht blüven was ik juist van
plan om desnoods tot geweld over te gaan, toen
een luid gegil, in de verte mö naar buiten deed
stormen. Wat ik toen aanschouwde was te af-
schuwelgk om met woorden te beschrijven, de
lavastroom had ons eerder bereikt dan wij ooit
hadden kunnen vermoeden en het was reeds te
laat om te vluchten. Ik gilde in mijn angst,
doch de oude man, die mij achterna was geloo-
pen, legde zgn hand op mijn schouder cn zei:
Kalm mgn zoon, er zal je niets geschieden.
Daarna trad hij met een kruisbeeld in de hand
naar buiten en den glüdenden stroom tegemoet
tredend stak hij zgn kruis omhoog en bleef op
den rand van zön eigendom staan. De lava
stroom had binnen enkele minuten het huis
bereikt en.... toen geschiedde het wonderbaarlijke
Met een scherpe zwenking meed zg het huisje
en zette toen haar vernietigende tocht voort
De oude man zweeg en keek peinzend naar den
cirkel die zijn stok in het zand aan onze voeten
had gedraaid.
Na een oogenblik zwggen zei ik:
Dat is inderdaad een wonderlgk verhaal.
Hoe is het toen verder afgetoopen?
Verder is alles goed gegaan en in het dorp
is een standbeeld voor den schoenmaker opge
richt. Maar nu moet ik naar huis. Goeden
avond.
Ik trad het dorp binnen en in de herberg
waar ik onderdak zocht, vroeg ik den waard
waar het standbeeld van den schoenmaker stond.
De waard keek mö een oogenblikje verbaasd
aan, toen vroeg hg glimlachend:
Heeft Antonio U de legende van Morovia
verteld?
Dan bent U niet de eenige die er in is ge-
loopen, want er is nog geen vreemdeling hier
geweest, die niet naar het standbeeld van den
schoenmaker heeft gevraagd...."
HUGO VAN DALEN,
Australië heeft jarenlang gewerkt aan en geld
uitgegeven voor een nieuw op te (bouwen hoofd
stad, die aan alle eischen van schoonheid en
comfort zou voldoen. Deze ideaalstad, Canberra,
werd ontworpen voor een bevolking van 110.000
zielen en aan het bouwen ervan heeft men
reeds 13y2 millioen pond sterling uitgegeven.
Het vlot echter niet met deze kunstmatig ont
stane stad en nu de malaise het uitvoeren van
de plannen nog bemoeilQkt, is er zelfs een stroo-
ming om het verder bouwen maar op te geven.
Op 30 September 1930 telde de bevolking van
Canberra nog slechts 8695 zielen en een jaar
tevoren waren er 8534 inwoners, zoodat de be
volkingstoename beneden peil blijft.
Het bouwplan is op het eind der vorige eeuw
ontstaan om tegemoet te komen aan de jalou-
zie, die er na het vormen van het Gemeenebest
van Australië 'bleef bestaan tusschen de staten
Nieuw-Zuid-Wales en Victoria. Zoowel Sydney
als Melbourne maakten er aanspraak op, de
hoofdstad van den bondstaat te worden en toen
werd er besloten, een nieuwe hoofdstad te bou
wen. Dat was een heele onderneming, want de
bevolking telde toen ruim 3*£ millioen zielen.
En zelfs nu, met een bevolking van byna 6 mil
lioen, is het twijfelachtig of men het zal kun
nen volhouden, een stad af te bouwen en te on
derhouden op een naar willekeur gekozen plaats,
m.a.w. en stad op een plaats, waar men wegens
de geografische ligging geen economischen op
bloei kan verwachten en waar slechts een be
perkt aantal ambtenaren gedwongen kan
worden te wonen.
Men dacht, dat de bewoners wel vanzelf zou
den komen, wanneer zg zagen, hoe aantrekke
lijk de stad er uitzag. Vooral bg het 'begin
dezer eeuw was er een sterke beweging ten gun
ste van parken en tuinen in de steden en boven
dien zou een nieuw gebouwde stad een harmo
nisch geheel kunnen vormen inplaats van een
samenraapsel uit verschillende tgdperken. In
Australië vonden deze denkbeelden veel aan
hangers, omdat men daar had ondervonden hoe
een stad door bijbouwen zonder vast plan geheel
bedorven kan worden. De fout van de meeste
Australische steden zou hier nu vermeden wor
den en men zou in Australië de mooiste stad ter
wereld krijgen. In 1908 werd de plaats, waar de
stad zou komen, officieel goedgekeurd en in
1912 werd er een prgsvraag uitgeschreven voor
een bouwplan. Uit 126 inzendingen werd het
werk van Walter Burley Griffin te Chicago ge
kozen. Hg liet de straten en lanen als stralen
van een cirkel uitgaan van een bepaald centrum
met kleinere soortgelijke centra rondom en had
veel zorg besteed aan zijn optwerpen van offi-
cieele gebouwen, kerken, parken, zaken- en
woonwijken, enz.
De plaats zelf was (bijzonder rijk aan natuur
schoon en had en uitstekend klimaat. De stad
zou aan een rivier komen te liggen op een heu
veltop, die 600 M. boven de zee ligt. Door den
oorlog kon pas in 1920 met het bouwen worden
begonnen; toen legde de Prins van Wales de eer
ste steen voor het parlementsgebouw in tegen
woordigheid van den Hertog van York, plech
tig in gebruik genomen. Het bleek bjj die ge
legenheid duidelijk, dat men trouw was geble
ven aan het oorspronkelijke plan om een stad
piekerde er te bouwen, die de schoonste ter wereld zou wor-
Oplossingen, bgdragen, enz. te zenden aan
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
PROBLEEM No. 299.
2e prüs, wedstrüd van den Ned.-
Ind. Schaakbond (1930).
H. V. Tuxen (Paree)
Mat in twee zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kal, Df3. Ta5, Tc7, La7, Pb7, Pf8, e3, e«.
Zwart: Ke5, Th6, La2, Lc5, Pa4, Pd5, b4, g7, h4.
PARTIJ No. 129,
gespeeld in het landentournooi te Hamburg,
26 Juli 1930.
Wit: Zwart:
F. Samisch H. Kmoch
(Duitschland) (Oostenrijk)
Indische verdediging.
1. d2d4 Pg8—f6
2. c2c4 e7e6
3. Pblc3 Lf8b4
Deze verdediging is dikwijls gespeeld in Ham
burg. Kmoch zal zeker wel begrepen hebben,
dat Skmisch nu de voortzetting 4. a3 zou kie
zen. Blgkbaar meende Zwart met het nu vol
gende systeem minstens remise te kunnen
maken.
4. a2a3 Lb4Xc3f
5. b2Xc3 c7—c5
Legt den dubbelpion vast. Wit is van meening.
dat hg, ondanks zgn dubblpion, beter staat,
omdat hg het Looperpaar heeft.
6. Ddlc2
Pc6 kwam in aanmerking.
7. Lel—d2
8. e2e4
9. a3a4
Verhindert La4.
9
10. d4d5
11. f2—f4
12. Lfld3
13. Pgl—e2
Zwart wil de è-lgn openen,
Dd8a5
d7d6
Lc8d7
Pb8c6
Pc6e7
Pe7—g6
O—0—0
Td8—e8
hetgeen echter
direct wordt verhinderd.
14. d5Xe6! f7Xe6
15. 0—0 Ld 7c6 SI
16. Kgl—hl
De witte pionnenstelling is waarlök niet r.oo'!,
maar Zwart kan haar niet goed aanvaller De
groote zwarte officieren hebben weinig te doen.
Wit is er op uit d6d5 te verhinderen, ook
al zou hij door dien zet zön dubbelpion ^op
losser. De tekstzet verhindert een scha&kje,
zoodat na d6 d5; c4 x d5, c5c4; Ld3 x c4,
Da5 c5t niet kan volgen.
16Pg6—h4
17. h2h3 Th8—f8
18. Khl—h2 Da5c7
19. g2—g3 Ph4—g6
20. a4a5 d6 d -5
Dat is direct noodlottig! Na de opening van
het spel worden de witte Loopers te sterk.
21.
e4—e5
Pf6—e4
22.
Ld2—e3
Dc7—e7
23.
c4Xd5
e6Xd5
24.
c3c4!
De7e6
25.
c4Xd5
De6Xd5
26.
Ld3Xe4
Dd5Xe4
27.
Dc2xe4
Lc6Xe4
28.
Le3 X c5
Tf8—f7
29.
Lc5Xa7
Tf7d7
30.
Tal—elf
Kc8d8
31.
La7—b6t
Kd8—e7
32.
Pe2d4
h7—h5
33.
Tfl—el
Le4d3
34.
Tel—e3
Ld 3a6
35.
f4f5 en Wit won.
Wit heeft wederom bewezen, dat 4. a3 sterk is.
OPLOSSING SCHERTSPROBLEEM No. 22.
(Labourdonneltzky).
Stand der stukken:
Wit: Kd4, Ph6, d8, g2.
Zwart: Kf4, Pb2, b4, c6, g3.
Men neemt inplaats van den pion op d8, die
op promotie wacht, de onderste helft van een
wit Paard, bevestigt daarop de bovenste helft
van een zwart Paard en zet dan met dit zwart
witte Paard door Pd8e6 de beide Koningen
vast.
Goede oplossing ontvangen van W. Fr. Rolf
van den Baumen te Bloemendaal, Freddie Bran
don en H. W. v. Dort, beiden te Haarlem.
CORRESPONDENTIE.
Door een zetfout is een verkeerde stand der
stukken van Probleem No. 298 vermeld. Men
leze: Wit: Kg6, Db3, Lgl, Pa8, Pd5, f3.
De diagramstand was derhalve juist.
den. De parken, de tuinen om de particuliere
huizen en openbare gebouwen, de bosehjes aan
de randen der stad zgn meesterwerken van
landschaparchitectuur. De gebouwen en huizen
zgn alle in denzelfden stül gehouden, hoewel
de particuliere bouwers een groote vrijheid in
de indeeling wordt gelaten. Daardoor heeft men
het bgna ongelooflgke bereikt, dat er in Can
berra geen leelijke punten zön. De ruime tuinen
hebben echter het nadeel, dat de stad er een
groote uitgestrektheid door verkrijgt. De af
standen zgn groot en de bewoners geven er
voor transport veel geld uit. Verder is men er
ver verwijderd van de andere groote steden van
Australië en zön er geen publieke vermakeiflk-
heden, zoodat er naast de ambteraren. die Can
berra tot standplaats hebben gekregen, wei
nig andere menschen komen wonen.