Nieuwe Avonturen van Mijnheer Pimpelmans. Voor de Vrouw. 8ste Jaargang. Eerste Heemsteedsche Courant. 5 Juni 1931. Tweede Blad. No. 22. LOSSE BLAADJES. :®- Hoogte-Record. Brokjes Levenswijsheid. Afstand. SCHAAKRUBRIEK. Practische wenken. Liefde met ossenbloed. Geweldig hoog zweeft een ballon, Heel groot, maar lflkt een stip, zoo klein. Hij voert een holle kogel mee. Twee meter slechts in middenllijn. De beide menschen binnenin Trotseeren hier gevaar en dood De liefde voor de wetenschap, Ia bij hen wel bijzonder groot. Men volgt hen in gedachten na Bij het volvoeren van hun plan: Te stijgen in de stratosfeer Waarin een mensch niet ademen kan. Zij nemen lucht en zuurstof mee; Toch blijft de poging zeer gewaagd; Zij worden ieder oogenblik Daarboven door den dood belaagd! Verloren in de ijle ruimt' Zweeft 't klein planeetje met zijn last - Men denkt reeds aan een ongeluk. Maar wordt dan door 'tbericht verrast: Piccard is met zijn metgezel Heel veilig op een berg geland! Geleerden snellen fluks er heen En schudden hem ontroerd de hand. Het was een tocht vol avontuur Voor 'd onderzoekers, fiksch en koen. Een daad van moed, die menigeen (Ook ik niet!) hem graag na zou doen! (Nadruk verboden) Vele levensmislukkingen zijn hieraan te wij ten, dat men de kunst, om den noodzakelijken afstand te bewaren, verleerd heeft. Wie een museum bezoekt, zal van de schilderijen niet kunnen genieten, zoolang hij niet weet, waar hfl precies moet gaan staan voor het juiste effect. Met den neus op het schilderstuk ziet men slechts verfklonters en ruwe strepen. Eerst als men een pas achteruitwijkt, komt er samenhang in het aanschouwde en bij de twee de of derde pas achterwaarts onthult zich de schoonheid van compositie en kleur. De schouwburgbezoeker moet den tooneel- kijker leeren hanteeren. Nu draait hij te ver, en de acteurs vervagen tot schimmen, dan weder haalt hij ze te dichtbij en de al te sterke ver grooting toont hem de ontnuchterende schmink. Om het schouwspel in zijn juiste pro porties gade te slaan, moet de bezoeker het instrument nauwkeurig stellen. Even nauw keurig als de sterrekundige den telescoop stelt, wanneer hij het firmament onderzoekt. Sommige menschen waardeeren wij onjuist, omdat wjj te ver van hen afstaan; anderen, omdat wjj ze van te nabij kennen. Welke fantastische voorstellingen koesteren ■wij vaak omtrent personen uit andere levens-, kringen! Voor een boer is een saletjonker, voor een geleerde een werkman, voor een conserva tief een revolutionnair en voor een burgerjuf frouw een kunstenaar een even vreemdsoortig wezen als de planeten geweest zijn voor de menschheid, toen deze den verrekijker nog niet had uitgevonden. Welke wonderlijke dingen heeft men vroeger wel niet omtrent die sterren verteld! Nu men ze op den juisten afstand voor het netvlies kan krijgen, brengt men ze in kaart, kent men haar omvang, gedaante en samenstelling en neemt men zelfs foto's van haar. Laten wij ons over menschen en kringen, waarvan wij te ver afstaan, geen oordeel aan matigen! Want dat oordeel moet onvermijde lijk valsch zijn. Veelvuldiger dan de gevolgen van te groote verwijdering brengen de gevolgen van gebrek aan afstand ons nadeel. Menschen, met wie wij weinig hebben te maken, mogen ons uit de verte ergeren of aanleiding geven tot de zon derlingste legenden, ten slotte raken zij niet aan ons leven. Maar anders is dit met onze huisgenooten, vrienden en mede-arbeiders. Met hun bestaan is het onze werktuiglijk verbonden en de fouten in onze onderlinge betrekking wreken zich op ons geluk. Daarom is de te ge ringe afstand een gevaarlijker positie dan een te groote afstand. Het wezen, dat men van al te nabij ziet, ziet men niet meer. Men ziet slechts de klonters verf en de strepen, maar de schilderij in haar eigenaardige schoonheid van compositie ên kleur ontgaat aan ons oog. Waarom is het zooveel moeilijker, zijn huis genooten te waardeeren dan de vrienden en kennissen, die men zoo af en toe eens ontmoet? Zou het niet zijn, omdat wij ten opzichte van de laatsten den afstand bewaren en ten op zichte van de eersten niet? Bfl gelegenheid zet men zijn beste beentje voor en trekt men zijn Zondagsgezicht. Maar als men dag aan dag in hetzelfde gezelschap is, ontplooit men zijn ware karakter. Dan wordt de huisgenoot getuige van wisselende stem mingen, kleine verdrietelijkheden, aanwensels en ondeugden. Het alledagsbestaan heeft zijn banale ver richtingen, welke voor den toeschouwer stui tend zijn. Wie een vereerd wezen in al zijn dagelijksche bezigheden gadeslaat, ljjdt schade aan zijn vereering. Voortdurend gezelschap is fnuikend voor den eerbied. Geen held is groot voor zijn kamerdienaar. De kamerdienaar staat met zijn neus vóór het schilderij en ontwaart slechts klonters en strepen. Maar niet alleen op den eerbied oefent het gebrek aan afstand een ongunstigen invloed uit. Bedenkelijker nog is het gevaar, dat dë liefde loopt. Waarom pleegt er meer bewonde ring, geestdrift en innigheid te zijn tusschen verloofden dan tusschen echtparen? De ver loofden hebben wederzijds nog een geheim te raden; lichaam en ziel liggen nog in sluiers gehuld. Maar getrouwden kennen elkanders ge heimste hoekjes van buiten; ze weten van te voren, wat de tegenpartij zal vragen of op merken, want de gedachten van den levens gezel zijn hun door voortdurende waarneming vertrouwd. Gevoelens verkoelen onder den sleur der ge woonte en zelfs het mooiste en belangwekkend ste merkt de dagelijksche voorbijganger niet meer op. Zonder geheim is geen liefde denk baar; de geliefde bemint slechts het raadsel. Laat ons daarom, ook in onze intiemste be trekkingen, den onderlingen afstand bewaren, die, naar een levenswijze vrouw opgemerkt heeft, het sterkwater is. waarin men de liefde het langst verduurzaamt. H. G. CANNEGIETER. door G. Th. Botman. Nadruk verboden. in. 63. Des avonds was het werk gereed, En 't eerst wat Willemijntje deed, Was, naar den keukenspiegel stappen Om zich eens extra nog te kappen... O, Willemijntje, geef toch acht! Had jij maar aan die lamp gedacht; 64. Wat is dat plots'ling voor gesis Alsof er spek aan 'tbakken is? De vlammen slaan naar alle kant! Haar watergolfjes staan in brand! Niets bljjft haar, dan een kale huid, En met haar schoonheid is het uit. 65. Maar toen lieer Piuipelmans het zag. Stond hij te schüdden van den lach; ,,'tls ne't een paaschei! Wel verbruid! Ik lach me naar! Ik hou 'tniet uit!" Zoo proest h(j, onder 't lachen door, Terwijl hij zijn sigaar verloor. 66. Hjj raapt het „peukje" van den grond En steekt het gauw weer in zijn mor. Maar juist met den verkeerden kant. Zoodat hij zich niet zuinig brandt; Nu is de beurt aan Willemijn, Om vol van vroolljkheid te zijn. kelkenpraatje. Keukenluchtjes. Nadat men korteren of langeren tijd bezig geweest is met koken, en de keuken heeft zooals meermalen het geval is, geen voldoende venti latie, blijven de geuren van de verschillende spijzen en vooral van braden van vleesch en bakken van visch, aan kleedlngstukken, han den en haar hangen en het ls zeer onaange naam, wanneer de huisvrouw of de gedienstige die luchtjes mee naar binnen brengt. Geheel en al te vermijden is 't niet, wel de per ken en enkele wenken zouden wij U 't volgende willen aanraden; Draag in de keuken geen wollen japonnen of donkere schorten; aan ha rige sioffei} blijven de keukendampen veel meer hangen, daarbij komit nog, dat ze ln den regel niet öf weinig gewasschen worden; de huis houd jassen. zooals die tegenwoordig veel ge bruikt wórden Êf wit óf in lichte tinten, zijn het meest aan te bevelen; ze kunnen iedere week worden medegewasschen en zijn veel hygiëni scher; het haar kan men tegen vet worden be schermen door een doek om het hoofd te knoo. pen of een mutsje te dragen bij het koken. Is men klaar mat koken, dan heeft men eenvoudig schort uit te doen en mutsje af te zetten en wanneer men dan nog even een paar minuten neemt om gezicht en handen wat op te frisschen en het haar op te kammen, dan zal men zich zelf veel prettiger gevoelen, wanneer men aan tafel gaat. De handen reinigt men het best met een stukje puimsteen, de zg. puimsteen; vuile plek- pen van het schoonmaken van vruchiten en fruit krijgt men het beste weg, door de vingers eerst feven met keukenzout af te wrijven en daarna met een halve citroen na te wrijven, des noods een reeds ten deele uitgeperste. Sterke luchtjes krijgt men van de handen, wanneer men zé nat gemaakt heeft en daarna met mos terdpoeder goed afWTijft, met zeep de handen nawasschen. De nagels van de vingers kunnen ondanks alle keukenwerkjes toch netjes blijven, indien men ze zoo diep mogelijk in een uitgeperste citroen drukt. Alvorens wij tot de behandeling van het keu kengereedschap overgaan, zou ik er nog eens even op willen wijzen, bij het koken ln het al gemeen, maar in het bijzonder bij sterk riekende spijzen de keukendeur fgang) goed gesloten te houden, buitendeuren of vensters open, pannen gesloten houden en aanbranden van spijzen voorkomen. Al lijkt het eerste, n.l. het dichthouden van de keukendeur zoo eenvoudig, toch is het een eigenaardig verschijnsel, dat hiertegen zoo vaak gezondigd wordt, en men in zooveel gezinnen, als men binnenkomt, het eerst de keuken inkijkt; vele huisvrouwen sluiten de pannen nier, af, leg gen er de deksel half op, om overkoken te voor komen; dit is niet noodig als men een of ander gerecht aan de kook brengt en dan petroleum. óf gaspit lager stelt, wat ook zuiniger ls in het gebruik; kookt men op de kachel, dan schuift men de pan op een minder heete plaats, is men bang voor het aanbranden der spijzen, b.v. bij stoven of bij het bereiden van meelspijzen, dan gebruike men een asbesitpiaatje of zet meel spijzen nadat -ij den voreiachtën tijd voorgekookt hebben in couranten gepakt of in de hooikist weg, om verder gaar te worden; aanbranden van spijzen behoeft niet voor te komen. Om de uienlucht uit pannen weg te krijgen, spoelt men ze na met wait geest van salmoniak en daarna nog eens met water. Wij herinneren er nog eens aan, dat krantepapier toch voor zoovele doeleinden in de keuken gebruikt kan worden en men altijd een klein stapeltje bij de hand kan nemen. Keukengerei, waa..r na 't ge wone schoonmaken neg een of ander „luchtje' aan is, l6gt men in een teil met heet water en geest van salmoniak (één eetlepel op 1 liter) en schuurt ze daarna nog eens flink met zand en soda na; mocht het luchtje er dan nog niet af zijn, dan herhale men het nog eens en voege een heel klein beetje overmangaanzure kali bij het water en spoelen dan met kokend water flink na. Voorwerpen, die naar visch ruiken, worden met heet zeepsop en zand schoongemaakt en met een citroen nagewreven. Het laatste (de citroen) is ook een heel goed middel om koperen kranen en kranen van heit gasstel schoon te maken en om klevende resten van overkoken van de nikkelen randen van het fornuis te ver wijderen. Stalen keuken- en vleeschvorken worden na het wasschen met een weinig zand nagewreven; indien er nog vlekken op mochten zijn; messen zijn vooral vaak een steen des aanstoots en toch is het mogelijk altijd keurige messen, die toch scherp zijn, aan tafel te gebruiken. Bij het vaten wasschen, worden de messen, nadat ze eerst met een stuk courantenpapier zijn afge veegd, in het heete zeepsop gewasschen en afge. droogd, daarna afgewreven met een stukje monkeybrand en nogmaals afgespoeld en even op een polijst plankje, dat met een weinig mes- senpoeder of ameril bestrooid is, nawrijven; de heften nooit in het water laten liggen, zooals vaak geschiedt. Heeft men zich een messenaan- zetter aangeschaft, die men in alle huishoude lijke winkels en van diverse fabrikaten kan koo- pen, dan haalt men met de massen dagelijks even langs het aanzettertje en heeft men zonder het bewerkelijke messenslijpen op een plank met zand, toch scherpe messen. Men legt niet meer messen in de lade dan men voor dagelijksch ge bruik noodig heeft, dat vereenvoudigt het werk. Dat men messen niet gebruikt voor doelein den, waarvoor ze niet geschikt zijn, b.v. het openmaken van blikjes, doorhakken van been deren, enz. spreekt vanzelf. Het verwijderen van etensresten uit pannen met een lepel vermijde men, daar dit en voor de pan en voor de lepel niet aanbevelenswaard is, maar zet een aangebakken pan liever even met pan weinig water en soda op een laag pit je om jte weken, waardoor bet etenslaagje vanzelf loslaat. Lepels mogen niet in zure spijzen blijven staan, daar dit niet alleen slecht is voor den lepel, maar zich ook lichit kopergreen ontwik kelt, wanneer koperdeelen in het metaal aan- niet, maar toch worden zie b.v. van azijn ook zwart. De gootsteen is ook een ding, dat onze bijzon dere aandacht vraagt, na het vaten wasschen is het noodig deze terdege uit te boenen met heet waiter en soda om het aanhangende vet van het vatenwater weg te krijgen; witte goot- steenen houdt men helder wit, als men een paar malen per week een weinig chloor in den bak strooit en daarop heet water schenkt; het Wegloopen voorkomt men dan door een oud lapje katoen in hot afvoergat te stoppen; na verloop van een uurtje laat men het chloorwater wegloopen en spoelt den gootsteen flink na; een maal per twee of drie weken doet men op' eenige liters heet water één pond soda en giet dit door de afvoerbuis, waardoor veel van het aan hangende vet opgelost wordt; verder voorkome men zooveel mogelijk verstopping van den goot steen, door er voor te waken, daA geen afval van groenten, theebladeren enz. door het goot steengat mat het wassch- of spoelwater meege voerd wordenhet laatste is niet alleen een economisch belang, daar het rekeningen van reparaties voorkomt, maar het is ook een hy. giënisch belang, om den gootsteen zoo zuiver mogelijk te houden. (Nadruk verboden.) Oplossingen, bijdragen, enz. te zenden aan den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. PROBLEEM Nr. 303. P. F. Blake (Grappenhall2e prijs, wed strijd „British Chess Federation" (1930). Gekookte aardappelen, die nog een oogenblik moeten staan, voordat zij opgediend kunnen worden, dekt men met een schoonen doek toe. De waterdamp trekt er dan in en de aardappe len blijven droog, warm en kruimig. Vuile randen ln waschkommen en emmers verdwijnen oogenblikkelijk, wanneer men ze met een in gewoon keukenzout gedoopt doekje af wrijft men daarna de emmer of waschkom met helder water heeft nagespoeld, moet men haar goed droogwrijven. Gootsteenen reinigt men op deze wijze door een prop krantenpapier met keukenzout te (bestrooien. Ook na deze bewer king naspoelen met helder water. e6. Ontvlekken met benzine. Men kan kleeren zeer goed met autobenzine een algeheele reini ging doen ondergaan. Daartoe legt men bet kleedingstuk in een flinke, groote bak en giet er rijkelijk benzine overheen. Al naar gelang de dichtheid van het weefsel, zal men 1 Liter of meer noodig hebben. Dan wrijft men de stof zacht tegen elkaar, vooral op de plaatsen, waar vlekken zijn. Stevige stoffen kan men wait ruwer behandelen. De bak wordt daarna met een vochtigen doek bedekt, om het vervliegen van de benzine tegen te gaan en zoo laten wij de kleeren een nacht of een dag staan. Daarna perst men ze licht uit" en hangt ze, om te drogen en om de benzine te laten verdampen, eenige dagen in de buiten lucht op. Vindt men nog een vlek, dan kan men deze nu gemakkelijk uit de stof wrijven. Vóór het strijken goed uitborstelen. Kleuren lijden van deze behandeling in het geheel niet, ook vouwen en plissée's blijven behouden. (Nadruk verboden.) Mat in twee zetten. Stand der stukken: Wit: Kd8, Dg4, Ta6, Td7, Le8, Lf8, Pa4, Pf3, c4. Zwart; Ke6, Dc6, Td6, Lc2, Le3, Pf5, Ph6, b7, c7, d2, f6, f7. BLOEMENDAALSCHE SCHAAKCLUB. Tot sluiting van het schaakseizoen, zal de secretaris van de Haarlemsche Schaakvereeni- ging, de heer A. A. J. Ridderhof, een simul- taan-séance houden voor de leden van de Bloemendaalsche Schaakclub, in het „Jeugd huis", Donkere laan te Bloemendaal, op Woens dagavond 10 Juni a.s., 8 uur. Belangstellenden zijn welkom. OPLOSSING PROBLEEM Nr. 399*). (H. V. T„uxen). Stand der stukken: Wit: Kal, Df3, Ta5, Tc7, La7, Pb7, Pf8, e3. Hel uitdrogen van worst kan men verhinderen door het aangesneden einde met boter te be strijken. Dit is tevens een goed middel voor kaas. De boter kan men den volgendén dag ge bruiken voor het besmeren van het brood. Zij heeft dan het aroma van de worst eenigszins overgenomen. Dassen, die men wil opstrijken, verliezen bij deze bewerking dikwijls htm goeden vorm. Als men stukjes karton in denzelfden vorm als de slippen van de das uitsnijdt, en deze stukjes in de das schuift-, dan zal deze na het bestrijken als nieuw er uitzien. Spijkers of haken in de muren van keukens of badkamers, welke men heeft ingeslagen om vochtige doeken er aan op te hangen, mosten eerst met emailieverf bestreken worden. Men vermijdt daardoor het ontstaan van roestvlek ken op de doeken. (Nadruk verboden.) Zwart: Ke5, Th6, La2, Lc5, Pa4, Pd5, b4, 1. La7b8, enz. Zooals uit den stand der stukken kon blijken, stond in het diagram ten onrechte op gl een witte Looper. Goede oplossingen ontvangen van: W. Fr. Rolf von den Baumen, te Bloemen daal; F. Brandon en H. W. v. Dort, beiden te Haarlem; P. Mars, te Sarftpoort. Piet Kraan had reeds alle mogelijke manieren geprobeerd als schrijver naam te maken. Maar het was hem nog steeds niet gelukt. Van al zijn hersenproducten waren er ir: den loop der tijden slechts een zeer schamel aantal aangenomen. Een paar verzen in een maandblad dat men cadeau kreeg als men vier ontbijtkoeken kocht, dat af en toe wel eens wat poëtische bijdragen noodig had als bladvulling en een paar novellen in verschillende tijdschriften. Een daarvan had om den onbekenden naam van den schrijver v/at goed te maken achter dien naam gevoegd, de zoon van den beroemden tooneelspeler Jan B. Kraan." Het was niet prettig geweest. Alleen liefdesgeschiedenissen werden nog wel eens aangenomen. De vraag daarna scheen zoo overstelpend te zijn, dat men het met den in houd en den naam van den schrijver zoo nauw niet nam.. Maar Piet was niet zoo sterk in het schrijven van liefdesavonturen. Hij deelde dat den heer Kelhelst mee, den redacteur-uitgever van verschillende mondaine en niet-mondaine bladen. ,Geen ervaring" deelde Kelholst mee. „zoek een meisje. Plet zocht en vond Elsje, blond Elsje. Hij kwam haar tegen op den boulevard op een warmen zomermiddag. Na een paar minuten deed ze hem reeds een confidentie. Ze hield ontzaggelijk veel van vanilleijs. Dus aten ze samen vanilleijs. De idylle duurde nauwelijks een maand. Toen waren hoofdzakelijk door de ijsrekening Piet's financiën uitgeput. Hi) was zoo onder den indruk dat hij geen woord over de geheele geschiedenis schreef. Hij wist alleen zeker dat het met liefde niets te maken had gehad. De opnamen van een detective-verhaal was oorzaak, dat Piet zich voor Marget kon interesseeren. Ze was niet knap, doch wel zeer elegant. En vooral slim. Ook had het ditmaal iets van de liefde weg. Ze zaten een paar maal in een park naar de maan en de sterren te turen. Piet gebruikte de lieve woordjes uit zijn verhalen in de practiik. En leerde van Marget nieuwe. Het duurde een week. Toen bleef Marget weg. Piet zag haar een paar dagen later achter op den motor van zijn vriend Raoul voorbijstuiven. Hij was lucht voor haar. En het deed pijn. Eenige dagen later stuurde hi) een tragisch ver- OPLOSSING PROBLEEM Nr. 300. (C. Horreman). Stand der stukken: Wit: Ke7. Dbl, TbS, Te2, Lh2, Lh7, Pel, a2, C5, f6, g4, h6. Zwart: Ke5, Td4, Th3, Pe4, Pf4, a3, d5. 1. Dblal enz, Goede oplossingen ontvangen van: W'. Fr. Kolf von den Baumen te Bloemendaal; H. W'. v. Dort, te Haarlem; P. .Mars te Sant poort. CORRESPONDENTIE. Bloemendaal. H. de R. 1. Te7 faalt na 1Pa4—b6« ■■PPB haal van ontgoocheling aan den uitgever Kel- wezig aito! met zilveren lepels beeft men dltholst. Hij ging zelf antwoord halen. „Ik heb je niet gevraagd een of ander senti menteel gesehiedenisje uit je duim te zuigen" merkte Kelholst zoetsappig op, „dat kan iedereen, die een pen vast kan houden. Wat wij noodig hebben is liefdesnovellen, die met hartebloed ge schreven zijn. „O, juist", zei Piet. Hü besloot op te houden met de liefdesverhalen Uit gruwelijke nijd schreef hü nog een belachelijk verhaaltje, waarin alle liefkozingen voorkwamen, waarmee Margot (op het bankje in het park onder het schijnsel van sterren en maan) en Elsje, blond Elsje (bij vanilleijs) hem beloond hadden. Het werd geplaatst onder den titel: „Woordjes die te pas kunnen komen." Daarna stortte Piet zich energiek op de de- tectieve-verhalen en Wild-West-drama's. Maar bet vlotte riet. Men wilde er niet aan. ,Wie lezen het meest?" vroeg Kelholst. „Laat je verstand gaan, het zijn de oude jongejuf frouwen en de jonge meisjes. Geef ze liefde, zwart op wit, en veel vooral veel. Als liefde niet bestond, zouden ongeveer alle tijdschriften naar dfe haaien gaan. Dat moet Je bedenken jongeman. ,,U bent toch schrijver, meneer Kraan?" Piet Kraan keek naar de fijne tongeworst, de lever, en het boterhammespek, Hü zuchtte diep en zei: „Ja". De slager trok rimpels en haalde een enve loppe uit zün zak. „Zoudt U mjj".... hij aarzelde, „zoudt U mij het genoegen willen doen dit eens door te lezen", vroeg hij.„En misschien weet U wel een blad, dat zooiets opneemt. „Bewaar me", dacht Kraan. „Liefdesverhaaltjes, hè", zei de slager van ach ter zün toonbank. ..Aha", lachte Piet Kraan. Hij nam de enveloppe mee naar huis en las de verhalen. Hü kon zich niet herinneren op dit ge bied ooit iets te hebben gelezen dat zoo stumper achtig was. Maar om den slager een genoegen te doen, stuurde hü alles naar Kelholst. Een dag later had hü al antwoord. Uitbundig en enthou siast. Dat was, wat hü gebruiken kon. Dat waren de verhalen, die men verslinden zou, lezen en her lezen.... Eindelijk had hü het dus geleerd. Piet Kraan ontmoette Keltholst een maand later in de stad, de uitgever viel hem b()na om den hals. „Ik moet verhalen van je hebben, zooals die twee laatste. Met hartebloed geschreven". „Met ossebloed" zei Piet Kraan kalm. „A propos weet je al. dat lk een zaak ga beginnen in füné vleeschwaren?" (Nadruk verboden).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 5