Nieuwe Avonturen van Mijnheer Pimpelmans. Voor de Vrouw. rBste Jaargang. Eerste Heemsteedsche Courant. 19 Juni 1931. Tweede Blad No. 24. LOSSE BLAADJES. Verkiezingstijd. Brokjes Levenswijsheid. Slapeloosheid. De redenaar. SCHAAKRUBR1EK. Op de groote aanplakborden En ook elder hier en daar, Preken de partijbiljetten, Uiterst vreedzaam naast elkaar, 'tls een symphonie in kleuren: Zwart en grijs en blauw en rood. De verdraagzaamheid der buren Is in 't leven minder groot! In de kiesvereenigingen Heerscht een opgewekte geest. Men maakt hevig propaganda voor het schoon verkiezingsfeest, 'tls een lust, het aan te kijken! De besturen, forsch en sterk, Loopen 't vuur uit hun pantoffels, Worden mager van het werk. IJvèrig vangt men nieuwe lieden. Lauwe worden warm gemaakt, Er zgn bergen te verzetten Vóór de groote dag genaakt. De vergaderingen groeien, Men is kwistig in critiek, Spreken, praten, bulderen, loeien, Alles ademt politiek. Aan de saamgestroomde kiezgrs Wordt van allerlei beloofd... Als je alles aan wil hooren Gaat 't je draaien in je hoofd! Ja, men werkt met alle krachten Eind'ljjk komt de blijde dag, Dat de kiezer stil en zwijgend Weer zijn stem uitbrengen mag. Qualiteit heeft dan geen waarde, Quantiteit gaat bovenal! Menigeen is dol nieuwsgierig, Wat de stembus brengen zal. Wie eén zetel heeft gewonnen, Springt van blijdschap drie voet hoog. Roept uit alle macht victorie Met een vreugdetraan in 't oog! Wie. in spijt van alle moeite, Op 't getal zjjn blijven staan, Zijn al blij, dat zij tenminste Niet zijn achteruitgegaan. En wie in den strijd om zetels Soms moet boeken een gemis, Troost zich met de hoop op beter, Als het weer verkiezing is! (Nadruk verboden) Slapeloosheid is als algemeen verschijnsel een kwaal van den modernen tijd. Men schrijft hear wel toe aan het drukke en jachtige leven, en hoogstwaarschijnlijk terecht. Mocht deze samenhang tusschen slapeloos heid en levensgedrag inderdaad bestaan, dan is het de vraag, of wij slapeloosheid eigenlijk wel als een ziekte mogen beschouwen. Kan het ook zijn, dat dit voor velen onaangename ver schijnsel een natuurlijke noodzakelijkheid is? Men pleegt het leven onzer overbeschaafde wereld onnatuurlijk te noemen. En elke on- natuur wreekt zich. De natuur schjjnt met redelijk vermogen begaafd. Zij laat zich niet op zij duwen; zij stelt ten opzichte van haar be strijders geweld tegenover geweld en list tegen list. In de voortdurende schermutseling tus schen natuur en cultuur blijft de eerste meest overwinnaar. Soms schijnt het, alsof de cultuur het terrein heeft veroverd, maar deze zegepraal is slechts denkbeeldig. De overwonnene, dien men krijgsgevangenen gemaakt heeft, begint, als de soldaten uit het Trojaansche paard, binnen de stad te spoken, veroorzaakt er onrust en omwenteling en jaagt tenslotte de overwinnaars in hun eigen veste op de vlucht. „Chassez le naturel, il revient au galop." Zoo zou de slapeloosheid aanvulling kunnen zijn van een functie, welke wij in het drukke dagleven hebben verwaarloosd. De meeste menschen meenen, dat louter eten en drinken natuurlijke functies zijn. Maar zou ook het voeden van den geest, het nadenken over de dingen, geen eisch van de natuur kun nen wezen? De oude volken hebben zich toegelegd op levenswijsheid en onze voorouders, die de kunst van schemeren nog kenden, hebben bij hun lange pijp zich des avonds rekenschap gegeven omtrent de gebeurtenissen van den dag. Zij kenden den zelfinkeer, die noodig is om het leven evenwicht en regelmaat te geven. Zij verdiep ten zich in de mysteries van het bestaan, in de ondoorgrondelijkheid van het lot, in de pro blemen, waarvoor hun streven en het toeval hen stelden. Mijmeren over den zin van hun leven, vorschen naar de oplossing van het hun opgegeven raadsel, verband zoeken tusschen oorzaak en gevolg hunner daden, taxeeren van verdienste en schuld, de balans opmaken om trent vooruitgang of terugval in karakter en levensideaal, dit alles vormde een deel van hun dagtaak en zij gunden zich hiervoor den tijd. Met het gevoel van iemand, die zijn dag werk volbracht, zijn rekening afgesloten en zijn werkplaats opgeruimd heeft, gingen zij rustig te bed en zij sliepen den slaap des recht vaardigen. Maar wij, arme slaven van het onverbiddelijk tempo dezer vliegende, hollende eeuw? Wan neer laten de zaken ons tijd om aan onszelf te denken en in te keeren in onze ziel? Gelijk het naar school dravend kind zijn slaapkamer ordeloos achterlaat, gaan wij aan den arbeid met een onopgeruimd gemoed. Terwijl wij heel den dag door tobben en jachten, is het daar binnen in ons een onordelijke boel; tal van onafgewerkte problemen, in den steek gelaten plannen, half doordachte beschouwingen en nauwelijks ontpakte beginselen liggen daar bont door elkaar en er is niemand, die er op let. De winkel, de fabriek, het bureau wachten ons en afgejakkerd werpen wij ons, na een avond van opwindende uitspanning, op onze legerstede. De natuur wreekt zich. Wat wij overdag na laten, moeten wij 's nachts inhalen. Onvermij delijk. Het leven laat zich niet in zijn eischen te kort doen. Herstel van 't verzuimde beveelt het, herstel nu of later! Wat is het onaangenaamste van slapeloos zijn? Niet het wakker liggen op zichzelf, niet het negatieve ledig zijn. Slapeloosheid is geen verveling, integendeel! Het onaangenaamst zijn de gedachten, die komen spoken en die ons midden in de uren, welke wij voor rust hebben bestemd, dwingen tot rusteloozen arbeid. Het onaangename van slapeloosheid is de on weerstaanbare dwang tot denken aan. onplei- zierige dingen. Netelige vraagstukken, onoplos bare problemen, angstwekkende vooruitzichten, berouw, schuldgevoel, twijfel, zij komen ons plagen, en hóe we ons wentelen en keeren, van hun om antwoord vragende gezichten komen we niet af. Zoo vult de natuur aan, wat de cultuur ons heeft afgenomen. Wat wij in den drift van den dag van ons afwerpen, keert in de rust van den nacht tot ons terug en eischt rekenschap. H. G. CANNEGIETER. door G. Th. Rotman. Nadruk verboden. 71. Karó .neemt met de trap de vlucht. Heer Pimpelmans hangt in de lucht En wordt door 't water flink besproeid. Dat langs zijn mouw naar binnen vloeit; Zijn pak staat bol; met stralen spuit Het nat zijn broek en mouwen uit! 72. Daar schiet de haak er uit, o wee! Heer Pimpelmans gaat naar benêe! Hij valt o jongens, wat een ramp! Juist boven op de mooie lamp! En van den schrik gooit Willemijn Ook nog de kopjes kort en klein! DE HERDENKING VAN ONZEN TROUWDAG. Het aantal echtscheidingen neemt helaas steeds toe en zells onder de paren, die niet tot dien stap overgaan, neemt het aantal gelukkige en harmonische huwelijken af. Daarom lijkt het ons op het eerste gezicht vreemd, dat daarte genover het herdenken van den trouwdag een veel grootere plaats inneemt dan in vroeger ja ren. Meer en meer wordt het gewoonte, dien dag elk jaar te herdenken, evenals wij dit met ver jaardagen doen. En dikwijls is de wijze van her denking niet zoo, dat men daardoor tot navol gen zou worden bewogen. Voor zoovelen is die dag niets meer dan een aanleiding om weer eens een dinertje of feestavondje te kunnen geven. En toch is juist het jaarlijks herdenken van den trouwdag zoo'n goede gewoonte voor de be trokkenen zelf. Wij kunnen het betreuren, doch het feit blijft bestaan, dat zeer dikwijls de goede verstandhou ding van den verlovingstijd reeds kort na de z.g. wittebroodsweken plaats maakt voor een ze kere verkoeling. En dan worden van jaar tot jaar de attenties, de liefdebetuigingen zeldzamer. Er zijn huwelijken, waarin slechts vier of vijf maal per jaar een kus gewisseld wordt! De on verschilligheid heeft daar alles verslikt. Dit is een droevig verschijnsel. En de sleur, waardoor het langzamerhand ontstaat, kan door een jaarlijks herdenken in vele gevallen ver broken worden. Zooals zich op een verjaardag onze gedachten richten op 'n geliefd persoon, zoo kunnen op den jaarlijks terugkeerenden trouw dag de echtgenooten zich bezig houden met her innering aan hun gevoelens en hun voornemens bij het begin van hun huwelijk. En evenals bij het beëindigen van een ander levensjaar is er ook na afloop van een huwelijksjaar alle aanlei ding om eens' „de balans op te maken" en zich af te vragen, door welke tekortkomingen of door welke omstandigheden van buitenaf die balans zoo'n nadeelig saldo aanwijst. Dan alleen komt men er ook toe, de eenmaal bewust geworden fouten in de toekomst te vermijden. Hieruit blijkt wel, dat de geregelde herdenking van den trouwdag alleen een zaak is van de beide echtgenooten en geen aanleiding is voor het geven van een gezellig avondje. Het komt er alleen op aan, dat zy tot zichzelf inkeeren en dan ook tot een ernstig besluit komen om in den bestaanden toestand verbetering te brengen. Zulke uren van inkeer en overleg zyn in het ge. heele leven van groot belang, dus ook in het huwelijk. En in dit speciale geval zyn er nog hyglënischen ondergrond, al kan men dien niet verklaren aan een eenvoudige vrouw op het plat teland, die er eenvoudig haar schouders over zou ophalen met de opmerking, dat zyielf en haar moeder en haar grootmoeder ook wel groot geworden zijn zonder al dien onzin. Dezelfde re den heeft geleid tot het voorschrift, dat het goed van zuigelingen en volwassenen niet door elkaar gewasschen mag worden, omdat dan het kind pas laat of in het geheel niet leert spreken en zijn verstand leert gebruiken. Een paedagogische overweging gaf aanleiding tot het voorschrift om een kind niet te pryzen, waar het zelf by is, omdat het dan Juist de te gengestelde eigenschappen zal gaan ontwikkelen. Zoo zien wij, dat volksgeloof nog niet altyd ge. ïyk is te stellen met bygeloof. wy, die zoo trotsch zyn op onze ontwikkeling, zouden .goed doen, eens een oogenblik bij die overgebleven resten van oude volksgebruiken te biy'ven stil staan en de korreltjes wysheld eruit te verzame len, die ons kunnen helpen om onszelf en onze kinderen te beschermen. (Nadruk verboden). ZIJ DIE ONS DRAGEN. MOOIE VOETNAGELS. Als u graag mooie rose teennagels wilt hebben, wryf dan eiken avond uw nagels met wat oiyf- olie in en gebruik in plaats van de schaar slechts een vijl, wat natuuriyk een meermalige behan deling vereischt. De nagelhuid moet evenzoo zorgvuldig teruggeschoven worden als by de vin gernagels. Dat is niet alleen een gebod der kos- metiek, maar ook der hygiëne. AFWIJKINGEN VAN DEN VOET. Een New Yorksch professor heeft de gang van 20.000 vrouwen bestudeerd en is daarna tot de conclusie gekomen, dat slechts iets meer dan de helft der vrouwen een normale gang heeft. 41 pCt. zetten haar voeten naar buiten, terwyi 5 pCt. hun voeten naar binnen zetten. De profes sor meent het toenemen der voetgebreken te moeten toeschrijven aan het overmatig dansen. KOSTBARE VOETEN. Een dame in de Noord.Amerikaansche schoen metropool Lynn, Miss Mac Moran heeft haar voeten voor 40.000 dollar verzekerd tegen elke verwonding, die den vorm van haar voeten ty- delijk of levenslang zou beïnvloeden. Men zal deze hooge waarde van Miss Moran's voeten be grijpen, als men weet, dat zij in dienst is by de Lynner schoenfabrikanten en haar voet als model dienst doet voor de te maken schoenen. (Nadruk verboden). Oplossingen, bjjdragen, enz. te zenden den Schaakredacteur, Ged. Oude Gracht 88, Haarlem. Dr. PROBLEEM No. 304. C. J. Cornells (pl.m. 1887), Mat in drie zetten. Stand der stukken: Wit: Kh6, Ld3, Lf8, Pf4, Pg3, d2, g6 Zwart: Kf6, PARTIJ No. 181, gespeeld in het 14 April 1931. consultatietournool te Nice, Wit: Dr. A. Aljechin (Parys) en Monosson (Nice). 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. d2d4 c2c4 Pgl—f3 §2g3 Lflg2 0—0 b2b3 Zwart: G. Stoltz (Zweden) en B. Reilly (Nice). West-Indisch. PgS—f6 e7e6 b7b6 Lc8b7 Lf8e7 O—O Meer gebruikelyk is 7. Pc3 of ook 7. Dc2. 7Dd8cS 8. Pblc3 d7d5 Zeer in aanmerking kwam Pe4. 9. c4Xd5 Ff6Xd5 10. Lel—b2 c7c5 11. Tal—cl Pd5Xc3 Beter Td8. 12. Lb2Xc3 Tf8—d8 Thans is dat niet meer krachtig. Zwart moest Pbü7 spelen. 13. Ddld2! Lb7d5 wijls niet weet, waar het begin en het einde zulke oneindig schoohê herinneringen aan ver» f-ervan zit. Dat kwam er nu eigeniyk minder op üsm: 73. Heer Pimpelmans zei na een week, Toen hy naar Willemyntje keek: „Zeg, kind. qjs ik dat hoofd van jou Nog langer zie, dan krtjg ik kou! Hy riep een kapper uit de stad. Die veel verstand van pruiken had. 74. Toen 't pruikopzetten was gedaan. Bood Pimpelmans den kapper aan; „Kruip achterop mün motorfiets. Ik breng je thuis, dat kost je niets! Je kxmt den er nog eens zien, En soaart. een treinreis bovendien". bonden. Toch is er voor zoo'n herdenking ook moed noodig. Moreele moed, om onder het oog te kun nen zien, dat er een achteruitgang is geweest en zichzelf te onderzoeken, in welke opzichten de eigen tekortkomingen dien achteruitgang heb ben veroorzaakt. De wederzijdsche aangename stemming en goede bedoelingen kunnen op de zen dag natuuriyk ook tastbaren vorm aanne men, hoewel dat niet altyd mogeiyk zal zün. Het is ook niet noodig, want de hoofdzaak ligt in het herzien van de eigen geestesverhouding, en als de menschen daartoe elk jaar een dag wilden wijden, zou menig huwelijk beter wezen dan het nu is. (Nadruk verboden. VOLKSGELOOF RONDOM DEN ZUIGELING. Van de pasgeboren kindertjes in de wieg hangt de toekomst van een volk af. Het is dan ook verklaarbaar, dat de meest verschillende ge- bruiken en opvattingen over de eerste levensda gen in omloop zün en dat wij daarin by alle schoone symbolen toch steeds weer de ernst ont moeten en niet de vroolykheid en zorgeloosheid, die in de andere volksgebruiken zoo'n groote plaats innemen. Aan de wieg wordt een rekening met het lot opgesteld, waarvan de voornaamste posten leven en dood heeten. De kinderlijke, maar daarom niet minder be sliste mensch om de toekomst te leeren kennen, treedt hier wel zeer sterk naar voren. De baker voorspelt nog in vele streken het lot van den nieuwen wereldburger en als zyn kansen niet te best staan, haalt men het kind tusschen de spa ken van een wagenrad door. Het rad is n.l. het oude symbool van de warmte en zegen versprei dende zon en verdrijft alle booze machten, die misschien boven het kleine hoofdje zweven. En als de baker te veel goeds voorspelt, wikkelt de moeder haar kind in een donker keukenschort en legt het in een schemerigen hoek om het te bewaren voor hoogmoed. De meer ontwikkelde menschen en de bewo ners der groote steden zien op deze gebruiken neer als bijgeloof. Toch hebben vele vaij die ge bruiken een goede reden van bestaan, want door zich daaraan te houden, wordt vanzelf het voor naamste in acht genomen wat bij de verzorging van den zuigeling van belang is. Wij denken b.v. aan de waarschuwing om een kind van nog geen jaar nooit na middernacht en een ongedoopt kind zelfs in het geheel niet alleen te laten, om dat het anders de zeer onaangename gave van bet tweede gezicht kan krijgen. Is dit geen ver standige manier om een jong moedertje, dat an ders misschien haar plichten aan de wieg zou vergeten om een dorpsfeest tot het einde toe mee te maken, daarvan terug te houden? Zoo is ongetwyfeld voorzichtigheid ook de dryfveer geweest by het bedenken van de waar schuwing. dat men niet over een klein kind heen moet loopen, omdat het dan niet meer groeit. Hoe licht kan immers een volwassene over de spelende en krioelende kinderen struikelen en een groot ongeluk veroorzaken, waardoor mis schien inderdaad de verdere groei van het kind wordt belemmerd. Ook de waarschuwing, dat kinderen niet door vreemde personen mogen worden aangeraakt, heeft een zeer eenvoudigen, Karei Zaader was tot zyn groote verwondering in het bestuur gekozen van zyn vereeniging, welke hij meende, dat zich wat meer op politiek terrein moest begeven. Tot dusver bepaalde zy zich tot het uitoefenen van de hengelsport, biljarten, het geven van vroolyke avondjes, dammen enz. Met Dit wordt door Wit schitterend weerleg*. Juist was nog steeds Pd7, zelfs nog by den vol genden zet. 14. Dd2—f4 Dc8—b7 15. d4Xc5 b6Xc5 Niet Lc5:, want dan zou kunnen volgen 16. Lg7:, Kg7:; 17. Dg5f. 16. e2e4! Ld5—c6 Le4: faalt na 17. Pg5, met de dubbele dreiging op f7 en e4, welke ook door Lg5: niet ge- aan; hoofdzaak bleef: de heilige rechten in hun pareerd kan worden, daar na 18. Dg5: mat op zijn intrede als bestuurslid ontwaakte in hem het feu-sacré voor het verkrijgen van meer „rech ten, die de menschheid toekomen", en nam hy zich voor daarover te praten, te betoogen, te schrijven zelfs, als 't-ie-'t noodig vond. De „rechten van den mensch" zyn weliswaar vervelend moeilijke onderwerpen, omdat je dik- algemeenheid aan te pakken, desnoods in de mid denmoot, kop en staart volgden wel. Karei pie kerde er al lang over hoe hij zulk kostbaar materiaal met zoo min mogelyke zelfverheffing (de menschen leken hem zoo achterdochtig) zou uitbuiten om een goed figuur te maken. Hij kon er zich reeds op beroemen van huis uit een menschenvriend te zijn,, n.l. als zoon van een voorzichtig scherend barbier en een bakerende moeder van ryke reputatie. Kort en goed: Karei kwam in zijn nieuwe functie ter vergadering en na de installatie had hu te kennen gegeven om: de geachte vergade ring met een inleidend woord te willen toe spreken. Nu lijkt zooiets voor een buitenstaander heel aanlokkelijk en gemakkeiyk, maar menigeen heeft wel eens de gewaarwording gehad alsof men plotseling voor een hinderlaag staat, waar zonder kleerscheuren of struikelen, niet overheen te komen is. Karei liet zich echter niet afschrikken en begon zijn „kort woord" aldus: Geachte vergadering! De mensch heeft in zyn leven recht op 't menschzyn. Dat wil zeggen, om met zyn menschelijkheid te woekeren. Daar voor behoort hem gelegenheid te worden ge geven. Dat wil zeggen: hij moet de kans krij gen, om ook zonder hengel of biljartqueue of ander spel te worden, hetgeen hij graag zou wil len zijn. Een appel valt niet altijd even ver van den boom. Toegegeven, maar dat wil ook zeggen, dat hij moet kunnen willen, wat hy ook niet wil. Dat wil zeggen Stem uit de zaal: Wat wil hy nou eigenlijk zeggen? Een andere stem: Och, hy wil bedoelen, dat je, affijn, begrijp je? Dat je je gang kon gaan, en ook van niet. snap je 'm? Daar zit 'm de kneep! Eerste stem: Me gang gaan? Nou geef jij mijn dan je sigaretten maar. Hoe is-t-ie? Hi-hi. Voorzitter: Stilte, vergadering. Het woord is aan den heer Zaader! Zaader: Geachte vergadering. Ik wil zeggen, dat men eerst zijn eigen tuintje moet wieden eer we een ander gaan bespieden. Een stem: Sproeien, bedoelt-ie. Zaader: Nee, bespieden. De stem: Spieën is gooien met spie. Voorzitter heb ik gelijk of niet. Voorzitter: Het woord is aan den heer Zaader. Zaader: Geachte vergadering. Ik constateer, dat men probeert my in de war te maken, maar ze zyn van de no-kans. Ik bedoel, dat ieder zyn eigen boontjes moet doppen, natuuriyk, maar dat wil niet zegg Een stem: Daar begint-ie weer met z'n zeggen. Hy zegt niks. Voorzitter, neem me niet k\Aiyk, maar de redenaar is in de war. Eerst boonen en dan spie met doppen! Voorzitter: Stilte. Meneer, u moet opschieten. Zaader: Als die geachte ellendelaar daar op de zesde ry dan maar koest Is. Geachte verga dering. Waar een wil is, -moet men ook weg kun nen komen. 'kZal dit met een voorbeeld verdui- deiyken. Als je by een werkgever gaat weg nemen, dan moet die niet kunnen zeggen: Kip, g7 en d8 zou dreigen. (Op 18f6; 19. Le4:, De4:; 20. Lf6:, enz.), 17. Pf3e5 Lc6—e8 18. Pe5g4 Fb8a6 Er dreigde e4e5. 19. Lc3Xg7 Opgegeven. Want na Kg7:: 20. Dh6f- Kh8 leidt 21. Pf6 tot mat op h7 of f8 en na 20Kg8; 21. e5 moet de Dame gered worden en dan volgt mat na 22. Pf6t (eventueel gevolgd door Le4). („Deutsche Schachzeitung")< OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 86. (F. Lazard). v Stand der stukken: Wit: Ka3, La8, a6. Zwart: Kc2, Te2, a5, c3. 1, a6a7, Te2—e8; 2. La8c6, Tc8f8" 3, a7a8D, Tf8Xa8; 4. Lc6Xa8, Kc2—c3! (Wit heeft weliswaar den Toren veroverd, maar schynt nu eerst met recht verloren te zyn); 5. Ka3b3, a5—a4t; 6. Kb3—a2, c3—c2; 7. La8e4t(een verrassend slot), Kd3Xe4; 8. Ka2b2, Ke4d3; 9. Kb2cl en na a4a3 of Kd3c3 is Wit pat. ik heb je! We zyn nu eenmaal geen kippen. Een stem: Dan hanen misschien? Voorzitter: Geen namen noemen, as-je-blieft. Myn baas heet De Haan. Zaader: U probeert me een spaak in het nj- wiel te steken, dat is gemeene politiek van nul ik hou een bokkie, en daar heb ik niet van terug. Als die geachte opschepper van de zesde ry "t niet met me eens is, dan is dat niet het recht van de sterkste, want wie niet sterk is behoort slim te zyn, en als 2 menschen 't zelfde zeggen, dan beteekent dat nog niet altyd van 't zelfde laken een pak bestellen. Wat wil zeggen, dat nie mand twee heeren kan dienen, ook al meent men, dat zyn uil een kalf is. Wil men, dat de geachte vergadering niet mèt my Is, dan nog Is het geoorloofd om ook wat te zeggen, maar dat moet ik weten, want wie „hei!" roept moet over de brug komen als er een schaap over ls. Voor zitter, ik heb gezegd en vraag stemming over myn conclusie. Voorzitter: Vergadering, ik zie, dat nog maar zes leden aanwezig zyn, van wie er vier zitten te slapen. Ik dank jullie voor de aandacht en sluit dus maar (bom!) Zeg Piet, waarschuw jy in 't voorbijgaan even den bediende. Vyf biertjes! Voor Zaader. En even politiekloos als voorheen bleef het be stuur nog wat gezellig nababbelen over droog- zand-geredeneer en zware bras j. B. VAN VRIEZE. (Nadruk verboden). Ik kan die rheumatiek maar niet kwyt worden. Probeer het eens met baden. Helpt niets, 't Vorig jaar heb ik er een genomen, maar het heeft nlete geholpen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 6