Nieuwe Avonturen van
Mijnheer Pimpelmans.
Voor de Vrouw.
rBste Jaargang.
Eerste Heemsteedsche Courant. 19 Juni 1931. Tweede Blad
No. 24.
LOSSE BLAADJES.
Verkiezingstijd.
Brokjes Levenswijsheid.
Slapeloosheid.
De redenaar.
SCHAAKRUBR1EK.
Op de groote aanplakborden
En ook elder hier en daar,
Preken de partijbiljetten,
Uiterst vreedzaam naast elkaar,
'tls een symphonie in kleuren:
Zwart en grijs en blauw en rood.
De verdraagzaamheid der buren
Is in 't leven minder groot!
In de kiesvereenigingen
Heerscht een opgewekte geest.
Men maakt hevig propaganda voor het
schoon verkiezingsfeest,
'tls een lust, het aan te kijken!
De besturen, forsch en sterk,
Loopen 't vuur uit hun pantoffels,
Worden mager van het werk.
IJvèrig vangt men nieuwe lieden.
Lauwe worden warm gemaakt,
Er zgn bergen te verzetten
Vóór de groote dag genaakt.
De vergaderingen groeien,
Men is kwistig in critiek,
Spreken, praten, bulderen, loeien,
Alles ademt politiek.
Aan de saamgestroomde kiezgrs
Wordt van allerlei beloofd...
Als je alles aan wil hooren
Gaat 't je draaien in je hoofd!
Ja, men werkt met alle krachten
Eind'ljjk komt de blijde dag,
Dat de kiezer stil en zwijgend
Weer zijn stem uitbrengen mag.
Qualiteit heeft dan geen waarde,
Quantiteit gaat bovenal!
Menigeen is dol nieuwsgierig,
Wat de stembus brengen zal.
Wie eén zetel heeft gewonnen,
Springt van blijdschap drie voet hoog.
Roept uit alle macht victorie
Met een vreugdetraan in 't oog!
Wie. in spijt van alle moeite,
Op 't getal zjjn blijven staan,
Zijn al blij, dat zij tenminste
Niet zijn achteruitgegaan.
En wie in den strijd om zetels
Soms moet boeken een gemis,
Troost zich met de hoop op beter,
Als het weer verkiezing is!
(Nadruk verboden)
Slapeloosheid is als algemeen verschijnsel
een kwaal van den modernen tijd. Men schrijft
hear wel toe aan het drukke en jachtige leven,
en hoogstwaarschijnlijk terecht.
Mocht deze samenhang tusschen slapeloos
heid en levensgedrag inderdaad bestaan, dan
is het de vraag, of wij slapeloosheid eigenlijk
wel als een ziekte mogen beschouwen. Kan het
ook zijn, dat dit voor velen onaangename ver
schijnsel een natuurlijke noodzakelijkheid is?
Men pleegt het leven onzer overbeschaafde
wereld onnatuurlijk te noemen. En elke on-
natuur wreekt zich. De natuur schjjnt met
redelijk vermogen begaafd. Zij laat zich niet op
zij duwen; zij stelt ten opzichte van haar be
strijders geweld tegenover geweld en list tegen
list. In de voortdurende schermutseling tus
schen natuur en cultuur blijft de eerste meest
overwinnaar. Soms schijnt het, alsof de cultuur
het terrein heeft veroverd, maar deze zegepraal
is slechts denkbeeldig. De overwonnene, dien
men krijgsgevangenen gemaakt heeft, begint, als
de soldaten uit het Trojaansche paard, binnen
de stad te spoken, veroorzaakt er onrust en
omwenteling en jaagt tenslotte de overwinnaars
in hun eigen veste op de vlucht.
„Chassez le naturel, il revient au galop."
Zoo zou de slapeloosheid aanvulling kunnen
zijn van een functie, welke wij in het drukke
dagleven hebben verwaarloosd.
De meeste menschen meenen, dat louter eten
en drinken natuurlijke functies zijn. Maar zou
ook het voeden van den geest, het nadenken
over de dingen, geen eisch van de natuur kun
nen wezen?
De oude volken hebben zich toegelegd op
levenswijsheid en onze voorouders, die de kunst
van schemeren nog kenden, hebben bij hun
lange pijp zich des avonds rekenschap gegeven
omtrent de gebeurtenissen van den dag. Zij
kenden den zelfinkeer, die noodig is om het leven
evenwicht en regelmaat te geven. Zij verdiep
ten zich in de mysteries van het bestaan, in
de ondoorgrondelijkheid van het lot, in de pro
blemen, waarvoor hun streven en het toeval
hen stelden. Mijmeren over den zin van hun
leven, vorschen naar de oplossing van het hun
opgegeven raadsel, verband zoeken tusschen
oorzaak en gevolg hunner daden, taxeeren van
verdienste en schuld, de balans opmaken om
trent vooruitgang of terugval in karakter en
levensideaal, dit alles vormde een deel van
hun dagtaak en zij gunden zich hiervoor den
tijd. Met het gevoel van iemand, die zijn dag
werk volbracht, zijn rekening afgesloten en
zijn werkplaats opgeruimd heeft, gingen zij
rustig te bed en zij sliepen den slaap des recht
vaardigen.
Maar wij, arme slaven van het onverbiddelijk
tempo dezer vliegende, hollende eeuw? Wan
neer laten de zaken ons tijd om aan onszelf
te denken en in te keeren in onze ziel? Gelijk
het naar school dravend kind zijn slaapkamer
ordeloos achterlaat, gaan wij aan den arbeid
met een onopgeruimd gemoed. Terwijl wij heel
den dag door tobben en jachten, is het daar
binnen in ons een onordelijke boel; tal van
onafgewerkte problemen, in den steek gelaten
plannen, half doordachte beschouwingen en
nauwelijks ontpakte beginselen liggen daar
bont door elkaar en er is niemand, die er op
let. De winkel, de fabriek, het bureau wachten
ons en afgejakkerd werpen wij ons, na een
avond van opwindende uitspanning, op onze
legerstede.
De natuur wreekt zich. Wat wij overdag na
laten, moeten wij 's nachts inhalen. Onvermij
delijk. Het leven laat zich niet in zijn eischen
te kort doen. Herstel van 't verzuimde beveelt
het, herstel nu of later!
Wat is het onaangenaamste van slapeloos
zijn? Niet het wakker liggen op zichzelf, niet
het negatieve ledig zijn. Slapeloosheid is geen
verveling, integendeel! Het onaangenaamst zijn
de gedachten, die komen spoken en die ons
midden in de uren, welke wij voor rust hebben
bestemd, dwingen tot rusteloozen arbeid.
Het onaangename van slapeloosheid is de on
weerstaanbare dwang tot denken aan. onplei-
zierige dingen. Netelige vraagstukken, onoplos
bare problemen, angstwekkende vooruitzichten,
berouw, schuldgevoel, twijfel, zij komen ons
plagen, en hóe we ons wentelen en keeren, van
hun om antwoord vragende gezichten komen
we niet af.
Zoo vult de natuur aan, wat de cultuur ons
heeft afgenomen. Wat wij in den drift van den
dag van ons afwerpen, keert in de rust van
den nacht tot ons terug en eischt rekenschap.
H. G. CANNEGIETER.
door G. Th. Rotman.
Nadruk verboden.
71. Karó .neemt met de trap de vlucht.
Heer Pimpelmans hangt in de lucht
En wordt door 't water flink besproeid.
Dat langs zijn mouw naar binnen vloeit;
Zijn pak staat bol; met stralen spuit
Het nat zijn broek en mouwen uit!
72.
Daar schiet de haak er uit, o wee!
Heer Pimpelmans gaat naar benêe!
Hij valt o jongens, wat een ramp!
Juist boven op de mooie lamp!
En van den schrik gooit Willemijn
Ook nog de kopjes kort en klein!
DE HERDENKING VAN ONZEN
TROUWDAG.
Het aantal echtscheidingen neemt helaas
steeds toe en zells onder de paren, die niet tot
dien stap overgaan, neemt het aantal gelukkige
en harmonische huwelijken af. Daarom lijkt het
ons op het eerste gezicht vreemd, dat daarte
genover het herdenken van den trouwdag een
veel grootere plaats inneemt dan in vroeger ja
ren. Meer en meer wordt het gewoonte, dien dag
elk jaar te herdenken, evenals wij dit met ver
jaardagen doen. En dikwijls is de wijze van her
denking niet zoo, dat men daardoor tot navol
gen zou worden bewogen. Voor zoovelen is die
dag niets meer dan een aanleiding om weer eens
een dinertje of feestavondje te kunnen geven.
En toch is juist het jaarlijks herdenken van den
trouwdag zoo'n goede gewoonte voor de be
trokkenen zelf.
Wij kunnen het betreuren, doch het feit blijft
bestaan, dat zeer dikwijls de goede verstandhou
ding van den verlovingstijd reeds kort na de
z.g. wittebroodsweken plaats maakt voor een ze
kere verkoeling. En dan worden van jaar tot
jaar de attenties, de liefdebetuigingen zeldzamer.
Er zijn huwelijken, waarin slechts vier of vijf
maal per jaar een kus gewisseld wordt! De on
verschilligheid heeft daar alles verslikt.
Dit is een droevig verschijnsel. En de sleur,
waardoor het langzamerhand ontstaat, kan door
een jaarlijks herdenken in vele gevallen ver
broken worden. Zooals zich op een verjaardag
onze gedachten richten op 'n geliefd persoon, zoo
kunnen op den jaarlijks terugkeerenden trouw
dag de echtgenooten zich bezig houden met her
innering aan hun gevoelens en hun voornemens
bij het begin van hun huwelijk. En evenals bij
het beëindigen van een ander levensjaar is er
ook na afloop van een huwelijksjaar alle aanlei
ding om eens' „de balans op te maken" en zich
af te vragen, door welke tekortkomingen of door
welke omstandigheden van buitenaf die balans
zoo'n nadeelig saldo aanwijst. Dan alleen komt
men er ook toe, de eenmaal bewust geworden
fouten in de toekomst te vermijden.
Hieruit blijkt wel, dat de geregelde herdenking
van den trouwdag alleen een zaak is van de
beide echtgenooten en geen aanleiding is voor
het geven van een gezellig avondje. Het komt er
alleen op aan, dat zy tot zichzelf inkeeren en
dan ook tot een ernstig besluit komen om in
den bestaanden toestand verbetering te brengen.
Zulke uren van inkeer en overleg zyn in het ge.
heele leven van groot belang, dus ook in het
huwelijk. En in dit speciale geval zyn er nog
hyglënischen ondergrond, al kan men dien niet
verklaren aan een eenvoudige vrouw op het plat
teland, die er eenvoudig haar schouders over
zou ophalen met de opmerking, dat zyielf en
haar moeder en haar grootmoeder ook wel groot
geworden zijn zonder al dien onzin. Dezelfde re
den heeft geleid tot het voorschrift, dat het
goed van zuigelingen en volwassenen niet door
elkaar gewasschen mag worden, omdat dan het
kind pas laat of in het geheel niet leert spreken
en zijn verstand leert gebruiken.
Een paedagogische overweging gaf aanleiding
tot het voorschrift om een kind niet te pryzen,
waar het zelf by is, omdat het dan Juist de te
gengestelde eigenschappen zal gaan ontwikkelen.
Zoo zien wij, dat volksgeloof nog niet altyd ge.
ïyk is te stellen met bygeloof. wy, die zoo
trotsch zyn op onze ontwikkeling, zouden .goed
doen, eens een oogenblik bij die overgebleven
resten van oude volksgebruiken te biy'ven stil
staan en de korreltjes wysheld eruit te verzame
len, die ons kunnen helpen om onszelf en onze
kinderen te beschermen.
(Nadruk verboden).
ZIJ DIE ONS DRAGEN.
MOOIE VOETNAGELS.
Als u graag mooie rose teennagels wilt hebben,
wryf dan eiken avond uw nagels met wat oiyf-
olie in en gebruik in plaats van de schaar slechts
een vijl, wat natuuriyk een meermalige behan
deling vereischt. De nagelhuid moet evenzoo
zorgvuldig teruggeschoven worden als by de vin
gernagels. Dat is niet alleen een gebod der kos-
metiek, maar ook der hygiëne.
AFWIJKINGEN VAN DEN VOET.
Een New Yorksch professor heeft de gang van
20.000 vrouwen bestudeerd en is daarna tot de
conclusie gekomen, dat slechts iets meer dan de
helft der vrouwen een normale gang heeft. 41
pCt. zetten haar voeten naar buiten, terwyi 5
pCt. hun voeten naar binnen zetten. De profes
sor meent het toenemen der voetgebreken te
moeten toeschrijven aan het overmatig dansen.
KOSTBARE VOETEN.
Een dame in de Noord.Amerikaansche schoen
metropool Lynn, Miss Mac Moran heeft haar
voeten voor 40.000 dollar verzekerd tegen elke
verwonding, die den vorm van haar voeten ty-
delijk of levenslang zou beïnvloeden. Men zal
deze hooge waarde van Miss Moran's voeten be
grijpen, als men weet, dat zij in dienst is by de
Lynner schoenfabrikanten en haar voet als
model dienst doet voor de te maken schoenen.
(Nadruk verboden).
Oplossingen, bjjdragen, enz. te zenden
den Schaakredacteur,
Ged. Oude Gracht 88, Haarlem.
Dr.
PROBLEEM No. 304.
C. J. Cornells (pl.m.
1887),
Mat in drie zetten.
Stand der stukken:
Wit: Kh6, Ld3, Lf8, Pf4, Pg3, d2, g6
Zwart: Kf6,
PARTIJ No. 181,
gespeeld in het
14 April 1931.
consultatietournool te Nice,
Wit:
Dr. A. Aljechin
(Parys) en
Monosson (Nice).
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
d2d4
c2c4
Pgl—f3
§2g3
Lflg2
0—0
b2b3
Zwart:
G. Stoltz
(Zweden) en
B. Reilly (Nice).
West-Indisch.
PgS—f6
e7e6
b7b6
Lc8b7
Lf8e7
O—O
Meer gebruikelyk is 7. Pc3 of ook 7. Dc2.
7Dd8cS
8. Pblc3 d7d5
Zeer in aanmerking kwam Pe4.
9. c4Xd5 Ff6Xd5
10. Lel—b2 c7c5
11. Tal—cl Pd5Xc3
Beter Td8.
12. Lb2Xc3 Tf8—d8
Thans is dat niet meer krachtig. Zwart moest
Pbü7 spelen.
13. Ddld2! Lb7d5
wijls niet weet, waar het begin en het einde
zulke oneindig schoohê herinneringen aan ver» f-ervan zit. Dat kwam er nu eigeniyk minder op
üsm:
73. Heer Pimpelmans zei na een week,
Toen hy naar Willemyntje keek:
„Zeg, kind. qjs ik dat hoofd van jou
Nog langer zie, dan krtjg ik kou!
Hy riep een kapper uit de stad.
Die veel verstand van pruiken had.
74. Toen 't pruikopzetten was gedaan.
Bood Pimpelmans den kapper aan;
„Kruip achterop mün motorfiets.
Ik breng je thuis, dat kost je niets!
Je kxmt den er nog eens zien,
En soaart. een treinreis bovendien".
bonden.
Toch is er voor zoo'n herdenking ook moed
noodig. Moreele moed, om onder het oog te kun
nen zien, dat er een achteruitgang is geweest en
zichzelf te onderzoeken, in welke opzichten de
eigen tekortkomingen dien achteruitgang heb
ben veroorzaakt. De wederzijdsche aangename
stemming en goede bedoelingen kunnen op de
zen dag natuuriyk ook tastbaren vorm aanne
men, hoewel dat niet altyd mogeiyk zal zün. Het
is ook niet noodig, want de hoofdzaak ligt in het
herzien van de eigen geestesverhouding, en als
de menschen daartoe elk jaar een dag wilden
wijden, zou menig huwelijk beter wezen dan het
nu is.
(Nadruk verboden.
VOLKSGELOOF RONDOM DEN ZUIGELING.
Van de pasgeboren kindertjes in de wieg hangt
de toekomst van een volk af. Het is dan ook
verklaarbaar, dat de meest verschillende ge-
bruiken en opvattingen over de eerste levensda
gen in omloop zün en dat wij daarin by alle
schoone symbolen toch steeds weer de ernst ont
moeten en niet de vroolykheid en zorgeloosheid,
die in de andere volksgebruiken zoo'n groote
plaats innemen. Aan de wieg wordt een rekening
met het lot opgesteld, waarvan de voornaamste
posten leven en dood heeten.
De kinderlijke, maar daarom niet minder be
sliste mensch om de toekomst te leeren kennen,
treedt hier wel zeer sterk naar voren. De baker
voorspelt nog in vele streken het lot van den
nieuwen wereldburger en als zyn kansen niet te
best staan, haalt men het kind tusschen de spa
ken van een wagenrad door. Het rad is n.l. het
oude symbool van de warmte en zegen versprei
dende zon en verdrijft alle booze machten, die
misschien boven het kleine hoofdje zweven. En
als de baker te veel goeds voorspelt, wikkelt de
moeder haar kind in een donker keukenschort en
legt het in een schemerigen hoek om het te
bewaren voor hoogmoed.
De meer ontwikkelde menschen en de bewo
ners der groote steden zien op deze gebruiken
neer als bijgeloof. Toch hebben vele vaij die ge
bruiken een goede reden van bestaan, want door
zich daaraan te houden, wordt vanzelf het voor
naamste in acht genomen wat bij de verzorging
van den zuigeling van belang is. Wij denken b.v.
aan de waarschuwing om een kind van nog geen
jaar nooit na middernacht en een ongedoopt
kind zelfs in het geheel niet alleen te laten, om
dat het anders de zeer onaangename gave van
bet tweede gezicht kan krijgen. Is dit geen ver
standige manier om een jong moedertje, dat an
ders misschien haar plichten aan de wieg zou
vergeten om een dorpsfeest tot het einde toe
mee te maken, daarvan terug te houden?
Zoo is ongetwyfeld voorzichtigheid ook de
dryfveer geweest by het bedenken van de waar
schuwing. dat men niet over een klein kind heen
moet loopen, omdat het dan niet meer groeit.
Hoe licht kan immers een volwassene over de
spelende en krioelende kinderen struikelen en
een groot ongeluk veroorzaken, waardoor mis
schien inderdaad de verdere groei van het kind
wordt belemmerd. Ook de waarschuwing, dat
kinderen niet door vreemde personen mogen
worden aangeraakt, heeft een zeer eenvoudigen,
Karei Zaader was tot zyn groote verwondering
in het bestuur gekozen van zyn vereeniging, welke
hij meende, dat zich wat meer op politiek terrein
moest begeven. Tot dusver bepaalde zy zich tot
het uitoefenen van de hengelsport, biljarten, het
geven van vroolyke avondjes, dammen enz. Met Dit wordt door Wit schitterend weerleg*. Juist
was nog steeds Pd7, zelfs nog by den vol
genden zet.
14. Dd2—f4 Dc8—b7
15. d4Xc5 b6Xc5
Niet Lc5:, want dan zou kunnen volgen 16.
Lg7:, Kg7:; 17. Dg5f.
16. e2e4! Ld5—c6
Le4: faalt na 17. Pg5, met de dubbele dreiging
op f7 en e4, welke ook door Lg5: niet ge-
aan; hoofdzaak bleef: de heilige rechten in hun pareerd kan worden, daar na 18. Dg5: mat op
zijn intrede als bestuurslid ontwaakte in hem
het feu-sacré voor het verkrijgen van meer „rech
ten, die de menschheid toekomen", en nam hy
zich voor daarover te praten, te betoogen, te
schrijven zelfs, als 't-ie-'t noodig vond.
De „rechten van den mensch" zyn weliswaar
vervelend moeilijke onderwerpen, omdat je dik-
algemeenheid aan te pakken, desnoods in de mid
denmoot, kop en staart volgden wel. Karei pie
kerde er al lang over hoe hij zulk kostbaar
materiaal met zoo min mogelyke zelfverheffing
(de menschen leken hem zoo achterdochtig) zou
uitbuiten om een goed figuur te maken. Hij kon
er zich reeds op beroemen van huis uit een
menschenvriend te zijn,, n.l. als zoon van een
voorzichtig scherend barbier en een bakerende
moeder van ryke reputatie.
Kort en goed: Karei kwam in zijn nieuwe
functie ter vergadering en na de installatie had
hu te kennen gegeven om: de geachte vergade
ring met een inleidend woord te willen toe
spreken.
Nu lijkt zooiets voor een buitenstaander heel
aanlokkelijk en gemakkeiyk, maar menigeen
heeft wel eens de gewaarwording gehad alsof
men plotseling voor een hinderlaag staat, waar
zonder kleerscheuren of struikelen, niet overheen
te komen is.
Karei liet zich echter niet afschrikken en begon
zijn „kort woord" aldus:
Geachte vergadering! De mensch heeft in zyn
leven recht op 't menschzyn. Dat wil zeggen,
om met zyn menschelijkheid te woekeren. Daar
voor behoort hem gelegenheid te worden ge
geven. Dat wil zeggen: hij moet de kans krij
gen, om ook zonder hengel of biljartqueue of
ander spel te worden, hetgeen hij graag zou wil
len zijn. Een appel valt niet altijd even ver van
den boom. Toegegeven, maar dat wil ook zeggen,
dat hij moet kunnen willen, wat hy ook niet
wil. Dat wil zeggen
Stem uit de zaal: Wat wil hy nou eigenlijk
zeggen?
Een andere stem: Och, hy wil bedoelen, dat
je, affijn, begrijp je? Dat je je gang kon gaan,
en ook van niet. snap je 'm? Daar zit 'm de
kneep!
Eerste stem: Me gang gaan? Nou geef jij mijn
dan je sigaretten maar. Hoe is-t-ie? Hi-hi.
Voorzitter: Stilte, vergadering. Het woord is
aan den heer Zaader!
Zaader: Geachte vergadering. Ik wil zeggen,
dat men eerst zijn eigen tuintje moet wieden
eer we een ander gaan bespieden.
Een stem: Sproeien, bedoelt-ie.
Zaader: Nee, bespieden.
De stem: Spieën is gooien met spie. Voorzitter
heb ik gelijk of niet.
Voorzitter: Het woord is aan den heer Zaader.
Zaader: Geachte vergadering. Ik constateer,
dat men probeert my in de war te maken, maar
ze zyn van de no-kans. Ik bedoel, dat ieder zyn
eigen boontjes moet doppen, natuuriyk, maar dat
wil niet zegg
Een stem: Daar begint-ie weer met z'n zeggen.
Hy zegt niks. Voorzitter, neem me niet k\Aiyk,
maar de redenaar is in de war. Eerst boonen
en dan spie met doppen!
Voorzitter: Stilte. Meneer, u moet opschieten.
Zaader: Als die geachte ellendelaar daar op
de zesde ry dan maar koest Is. Geachte verga
dering. Waar een wil is, -moet men ook weg kun
nen komen. 'kZal dit met een voorbeeld verdui-
deiyken. Als je by een werkgever gaat weg
nemen, dan moet die niet kunnen zeggen: Kip,
g7 en d8 zou dreigen. (Op 18f6; 19.
Le4:, De4:; 20. Lf6:, enz.),
17. Pf3e5 Lc6—e8
18. Pe5g4 Fb8a6
Er dreigde e4e5.
19. Lc3Xg7 Opgegeven.
Want na Kg7:: 20. Dh6f- Kh8 leidt 21. Pf6
tot mat op h7 of f8 en na 20Kg8; 21.
e5 moet de Dame gered worden en dan volgt
mat na 22. Pf6t (eventueel gevolgd door Le4).
(„Deutsche Schachzeitung")<
OPLOSSING EINDSPELSTUDIE No. 86.
(F. Lazard). v
Stand der stukken:
Wit: Ka3, La8, a6.
Zwart: Kc2, Te2, a5, c3.
1, a6a7, Te2—e8; 2. La8c6, Tc8f8" 3,
a7a8D, Tf8Xa8; 4. Lc6Xa8, Kc2—c3! (Wit
heeft weliswaar den Toren veroverd, maar
schynt nu eerst met recht verloren te zyn);
5. Ka3b3, a5—a4t; 6. Kb3—a2, c3—c2; 7.
La8e4t(een verrassend slot), Kd3Xe4; 8.
Ka2b2, Ke4d3; 9. Kb2cl en na a4a3
of Kd3c3 is Wit pat.
ik heb je! We zyn nu eenmaal geen kippen.
Een stem: Dan hanen misschien?
Voorzitter: Geen namen noemen, as-je-blieft.
Myn baas heet De Haan.
Zaader: U probeert me een spaak in het nj-
wiel te steken, dat is gemeene politiek van nul
ik hou een bokkie, en daar heb ik niet van terug.
Als die geachte opschepper van de zesde ry "t
niet met me eens is, dan is dat niet het recht
van de sterkste, want wie niet sterk is behoort
slim te zyn, en als 2 menschen 't zelfde zeggen,
dan beteekent dat nog niet altyd van 't zelfde
laken een pak bestellen. Wat wil zeggen, dat nie
mand twee heeren kan dienen, ook al meent
men, dat zyn uil een kalf is. Wil men, dat de
geachte vergadering niet mèt my Is, dan nog Is
het geoorloofd om ook wat te zeggen, maar dat
moet ik weten, want wie „hei!" roept moet over
de brug komen als er een schaap over ls. Voor
zitter, ik heb gezegd en vraag stemming over
myn conclusie.
Voorzitter: Vergadering, ik zie, dat nog maar
zes leden aanwezig zyn, van wie er vier zitten
te slapen. Ik dank jullie voor de aandacht en
sluit dus maar (bom!) Zeg Piet, waarschuw jy
in 't voorbijgaan even den bediende. Vyf biertjes!
Voor Zaader.
En even politiekloos als voorheen bleef het be
stuur nog wat gezellig nababbelen over droog-
zand-geredeneer en zware bras j.
B. VAN VRIEZE.
(Nadruk verboden).
Ik kan die rheumatiek maar niet kwyt
worden.
Probeer het eens met baden.
Helpt niets, 't Vorig jaar heb ik er een
genomen, maar het heeft nlete geholpen.