Niemand kent Charlie Chaplin.
Overstrooming, pest en kannibalen.
Eerste Heemsteedsche Courant.
PREDIKBEURTEN.
Zijn vriend vertelt.
Veel Is er reeds gepubliceerd over Char
lie Chaplin, den man die met recht kan
zeggen dat hg wereldberoemd is. Meestal
echter handelden deze artikelen over de fi
guur van Chaplin zooals men die in zijn
films waarneemt. John Crooks, een speci
ale vriend van den filmacteur, geeft ons
ook nog talrijke interessante gegevens om
trent den anderen Charlie, ditmaal zon
der slobberbroek en afgetrapte schoenen.
Niemand kent Charlie Chaplin.
De lezer schudt glimlachend het hoofd. Hij
heeft immers City Lights gezien en de figuur
van Charlie staat hem, meent hij, scherp genoeg
voor oogen.
Hij weet, dat over de trottoirs, tusschen de
haastige menschen een klein mannetje loopt.
Dat mannetje ziet er een beetje zonderling uit;
hij is wat versleten heerachtig, hij is ook wat
mal soms, maar dat komt omdat hij, kind als hij
is, zich zijn eigen armzaligheid niet realiseert.
Hij weet eigenlijk niet goed wat ellende en
slechtheid is, hij beseft zijn beklagenswaardig
heid niet en hij zou zich gelukkig voelen als de
menschen maar wat vriendelijker tegen hem »a-
ren. Ja, dat is zijn grootste zorg: goede vrienden
blijven met de menschen, ze niet boos maken en
ze vooral niet in den weg loopen. Daarom lacht
hij tegen iedereen die hem aankijkt. Hü lacht
zachtjes en vergoelijkend en neemt zijn dopje af.
een gebaar van handige onhandigheid; hü vraagt
al bü voorbaat vergeving omdat hij misschien
iets gedaan heeft of iets zal gaan doen wat de
menschen kwaad maakt.
Als dit kleine mannetje, zooals in „City
Lights het geval is, opeens door de dronkeman's
verdwazing van een millionair de macht van een
geldmagnaat krügt, als hü plotseling in staat is
groote sigaren te rooken en in auto's te rüden,
dan aanvaardt hü dat zonder meer. Maar de
portée van het geval begrijpt hij niet, hij over
ziet het niet, hü begrüpt die plotselinge trans
formatie maar half en blijft, al zou men hem
den hermelijnen mantel omhangen, de zwerver
van weleer. Daarom is hij weinig verwonderd als
hü later weer dp straat wordt geschopt, wan
neer zün „vriend" nuchter is. Ook deze wreede
terugval in zün zwervers bestaan, aanvaardt hij
als een ietwat zonderlinge uiting van de men
schen die je vooral niet moet tegenspreken.
Alles neemt deze kleine verschoppeling trou
wens als feit, als mededeeling aan. Nu moet hü
boksen. Op zichzelf is hü niet eens verwonderd,
vraagt hü zich in het geheel niet af; „Hoe kom
ik nu in vredesnaam weer hier?" Neen. Als hij
de bokskunst machtig geweest zou zijn, zou hij
zün tegenstander hebben neergeslagen. Daarna
zóu hü zich hebben aangekleed, hü zou vrien-
delük hebben gelachen en zijn hoedje hebben af
genomen. Om dan weer zwaaiend met zijn wan
delstokje de straat op te stappen, de wereld in,
tot hij weer, meest tegen zün zin, in een ander
avontuur gewikkeld wordt. En den volgenden dag
is hü misschien keizer van China of president
van Amerika.
Maar er is een tweede factor die'hem bij het
boksen wel degelük parten speelt. Hij voelt dat
men hem pün wil gaan doen. Daarom is hü bang
en wil uitknijpen.
Men heeft het veelal grof en sentimenteel ge
noemd dat Charlie een blind bloemenmeisje ont
moette. Neen.Dit kleine mannetje voelt slechts
de smart van de hevige feiten aan. Diepzinnige
zielkundigheden zou hü niet begrüpen. Maar de
Blindheid van dit blonde meisje overweldigt hem,
doet zün oogen vol warme medelijdende tranen
schieten. Charlie Chaplin, het kind, de arge-
looze, zou alles voor dit kleine meisje, het eenige
wezen op aarde dat in hem gelooft en zelfs van
hem houdt (ze heeft hem immers nog nooit ge
zien. willen doen. Hü speelt de gewaagde co-
medie van een millionair, hü werkt, hü zwoegt
en geeft zün geld aan haar. Zijn gebaar zijn co-
medie, zün handkussen zijn alle van een droevi
ge voornaamheid die ons aan Don Quichotte
doen denken.
En als het fatale einde dan is gekomen. De
herkenning, de teleurstelling, moet eigenlük nog
een groote tragedie beginnen. Charlie zal weer
verder zün gegaan. Zooals hij na ieder avontuur
verder ging. Zooals hü in „Circus" het stuk pa
pier wegschopte en vérder ging. Hij zal weer
voortwandelen, een beetje mal, een beetje ver
sleten heerachtig vooral nietig en onbevangen.
De straten door, de wereld in.
Zóó kennen we Charlie.
Uit zün films, uit zün kunst.Maar er be
staat nog een andere Charlie, dien men niet
kent, misschien kent Charles Spencer Chaplin
hem zélf niet eens.
Ongeveer 15 jaar, zoo vertelt ons John Crooks,
ben ik bevriend geweest met den filmacteur,
maar juist ik zal de laatste zün om te zeggen
dat ik hem ken. Want weinig nog maakte ik zulk
een gecompliceerd mensch mede als Charlie
Chaplin er een is.
Hü hoort niet in deze wereld, deze kleine man
met zijn donkere oogen, zün scherpgesneden
mond en zün reeds grüzend haar. Ieder die met
hem heeft gesproken zal dat weten. Want Chap
lin is een idealist. Nu is het begrip Idealist erg
ruim. Er zijn menschen die het ideaal koesteren
eens rük te worden of eens een rük huwelijk te
doen, maar Charlie Chaplin is een idealist in
den besten zin des woords. Zün geheele willen
is ingesteld op het goede, het reine, het waar
achtige. En een compromis duldt hü niet.
Maar al weet men dat, ként men daarom
Chaplin?
Neen!
Dan weer zit hü voor U, bewegelük en rad
pratend over alles en nog wat, een batterü van
duizend volt! Hü is een en al vitaliteit en praat
over zün geweldige plannen, raakt in enthousi
asme, staat op, loopt heen en weer en zün gö-
heele gezicht straalt van kracht.
Maar eenige dagen vindt gü dienzelfden Chap
lin als een stillen cynicus terug. Dan lacht hü
om geestelyke waarden, bespot zün eigen idealen
en is volkomen down. Maar juist die spot toont
ons wat een fünzinnig mensch Chaplin is. Hij
spot wel, hü kerft wel in zün eigen idealen, maar
in stilte blüft hü hopen, blüft hü ze koesteren!
Ik wil U van deze veranderlükheid een paar
voorbeelden geven.
Indertüd, het was ongeveer veertien jaar gele
den en ik kende Chaplin nog niet lang, woonden
wü samen in een oud huis in een achterbuurt.
Ik woonde er met kantoorklerkjes, Chaplin
woonde er met roodneuzige variété artisten van
den derden rang.
Op een goeden dag trad ik eens zün kamer
binnen en tot mijn groote verwondering vond ik
Chaplin daar boven op tafel in Napoleon's cos-
tuum! „John," diep hü vol geestdrift uit. „Ik zal
Napoleon spelen. Dit is werkelük mün rol! Ge
loof me dat wordt iets prachtigs. Ik als Napo
leon, denk eens aan!"
Den geheelen verderen dag Weef hij daarover
spreken, maakte hü plannen. Maar eenige dagen
daarna het was guur weer en de regen druilde
tegen de ramen kwam hü op mün kamer in
een bui van volmaakte neerslachtigheid.
Ik wilde hem wat opvroolüken en sprak
daarom
„Hoe gaat het met je Napoleonrol, Charlie?
Hij schudde droevig glimlachend het hoofd.
„John" zei hü, „dat was een gekke streek van
mü hoor. Het was veel te hoog gegrepen. Ik
weet het wel: ik ben nergens toe in staat. Ik heb
maar één verlangen John: Ik zou zoo graag een
klein jong poesje willen zün!"
Ik keek hem verbaasd aan, maar hij vervolgde
droomerig:
„Toen ik daarnet beneden was heb ik ze ge
zien. twee kleine beest jes, heel mollig en zacht
als züde. Ze stoeiden samen, ze beten elkaar in
de ooren en ze rolden over elkaar heen. Zie je
John, het moet toch heerlük zün zoo'n katje te
zün. En dan niet te denken. Niet te hopen, niet
te verlangen. Alleen maar je melk te drinken en
te stoeien, te ravotten door het leven tot de dood
onverwacht komt!"
Zoo wispelturig büna is de man, die in zün
films altüd nauwgezet dezelfde tragie-comische
figuur weet te spelen. Zün particuliere leven is
een opeenvolging van stemmingen, van verande
ringen en men komt nooit „achter" hem. Dan
weer denkt men hem te kunnen typeeren als een
vitaal werker en eenige weken later staat een
slap moedeloos en vermoeid mensch voor U dat
niets durft aan te pakken uit vrees zichzelf te
overschatten.
Het is dus niet mogelük eeen duidelüke schets
van hem te maken en dan te zeggen: „Dat is
Charlie Chaplin", Wél zou men kunnen zeggen:
„Is dat niet die Charlie Chaplin van daarnet?"
Want de duizenden facetten van zün wezen ma
ken dat niemand kan zeggen: „Ik ken Charlie
Chaplin". -
(Nadruk verboden).
Vreeselijke tooneelen bij den zondvloed in China.
Hun eigen kinderen opgegeten.
door
Overste F. NATVYL te Hankow.
Het geruisch water maakt de men
schen langzamerhand waanzinnig, 't Eentonige,
ononderbroken, klokkende geluid, waarmee de on
gehoord watermassa's onweerstaanbaar hun weg
vervolgen, velden en bosschen, huizen en men
schen onbarmhartig verzwelgend, dat is niet meer
te verdragen. Alle oriënteering is op deze uitge
strekte zee onmogelük en de vrijwillige hulpko-
Ionnes in hun roeibootjes of in de enkele motor
barkassen kunnen slechts op goed geluk trachten,
de ver afgelegen hellingen der bergen te bereiken.
De menschen in den boom.
Als wü maar werkelük helpen konden! Doch
wat kunnen die honderden kleine vaartuigjes
doen, zelfs al werden het er duizenden, in een
land waar millioenen menschen schreeuwen en
brullen in uiterste doodsangst. Vandaag nog zag
ik er eenige dozünen hangen in één zwakke
boom, die al bijna onder de last bezweek. Onze
boot kon er hoogstens nog een paar opnemen;
de anderen zouden moeten wachten. En wachten
beteekent een zekere dood
Langzaam sturen wü met ons drieën blanken
op den boom aan. Wij hebben onze revolvers
klaar en houden een paar üzcren stangen op,
om een eventueelen aanval op ons bootje te kun
nen afslaan. Doch het water is verradelük en
sneller dan wü. Voor wü nog bü den boomstam
zür., is deze reeds door zwaar rondkolkende tak
ken en palen omvergeworpen, Van de menschen.
die wij hulp zouden brengen, is niets meer te
zien. De gele, slükerige vloeistof heeft hen op
gezogen Doch wat zün 'n paar dozijn menschen-
levens in deze grootste menschenslachting, die
ae wereld ooit heeft beleefd?
Wat er in het pak zat.
Op een half overstroomd vlot van gevlochten
bamboe, waarschünlük het vroegere dak van een
armelijk huisje, ontdekken wü twee vrouwen.
Zonder een woord te zeggen, laten zü zich in de
boot hüschen. Onze aandacht wordt getrokken
door een pak, dat een der vrouwen zorgvuldig
verborgen houdt. Wü moeten weten wat erin zit;
misschien is het wel iets, waardoor pest en andere
ziekten kunnen worden overgebracht in 't kamp
van de dakloozen. Op ons bevel opent de vrouw
zonder aarzelen het pak. Met ontzetting zien wü
de overblijfselen van een ongeveer driejarig kind,
waarvan alleen het hoofd nog zoo ongeveer in
tact is. Uit het vermagerde lichaampje zün
groote stukken gebeten en gesneden. Onder de
brandende zon, loopt ons een koude rilling over
het lüf. „Het was mijn kind, groote heer", zegt
de vrouw onbewogen. ,Mün moeder en ik hadden
al vier dagen niet te eten gehad."
Zün dat nog wel menschen?
De Pestlucht.
Eindelük komen wü weer in de buurt der ber
gen. De bodem is hier reeds hooger en op enkele
plaatsen steekt een dorpje op den top van een
heuvel, als een klein eilandje uit de zee op.
Zoodra onze boot in het gezicht komt verza
melen de bewoners zich aan die zijde van het
dorp, waar wü zullen landen. Blükbaar is de
nood al hoog gestegen, want de menschen
schreeuwen en gesticuleeren, iets wat de Chinees
anders nooit doet. Het is hard, maar wü zullen
toch slechts enkelen van die menschen mee
kunnen nemen. Met ons tweeën waden wü reeds
de laatste meters door het water, om onze keuze
te doen, onder de ongelukkigen een hartver
scheurende plicht.
Plotseling een schreeuw van den Chinees, die
aan het stuur van onze boot zit. Vol ontzetting
en afschuw wijst hij op een berg lüken in een
der straten van het dorpje. Eén blik en wü keeren
terug; de blauwzwarte, vreeselük opgezette ge
zichten laten geen twüfel meer omtrent de doods
oorzaak en een lichte windvlaag doet nu ook de
vreeselijke pestlucht tot ons doordringen. Het is
afschuwelijk, om ook de overlevenden te moeten
overlaten aan dezen zekeren dood. doch wij kun
nen niet riskeeren. dat wij iemand met pest
onder de leden in het kamp brengen en zoo den
dood van alle reeds geredde personen veroor
zaken. Er helpt niets aan, het zou or.verant-
woordelük zün en jammerend schikken de on
gelukkigen zich in het onvermüdelüke, als zij
zien hoe wü ons weer verwüderen..
1500 menschen in het water gejaagd.
In het kamo der vluchtelingen is het een ge
krioel van halfnaakte en büna verhongerde men
schen. Er is nauwelüks een handvol rüst voor
elk. Wü rijn geheel aangewezen op vrijwillige
bijdragen uit de steden, die nog gespaard zijn
gebleven. Er rijn een paar primitieve hutten ge
maakt van bü elkaar gebonden bamboetakken en
gescheurde lappen. Daarin liggen de stervenden.
Geheele brigades van koelies graven massagra
ven voor de ontelbare lijken, die er eiken dag bij
komen. Medicijnen hebben wü büna niet; wie
zonder dat niet beter kan worden moet sterven.
En nu gaat het in ons kamp nog betrekkelük
goed. Verleden week hebben de autoriteiten een
andere kolonie van ongeveer 1500 personen, ver
der stroomopwaarts, eenvoudig in het water
laten jagen, omdat er gevallen van cholera waren
voorgekomen en mer. vreesde voor een epidemie.
In een ander kamp bleef de toevoer van levens
middelen dagenlang uit; er onstond onder de ge
redden een opstand tegen de kleine politie-
bezetting, die eenvoudig uit zelfbehoud gedwon
gen werd tot een massaslachting, waarbü 2000
mannen, vrouwen en kinderen werden gedood.
Getallen van de ramp als geheel, zün eenvoudig
niet te geven, doch het aantal slachtoffers zoo
wel als de voorkomende gruwelen zijn veel erger
dan den geheelen wereldoorlog. Wü kunnen ons
trouwens van den omvang der ramp geen voor
stelling makenzelfs van de afzonderlüke kleine
episodes kunnen wij niet ten volle het vreese
lijke beseffen.
Hoe de zondvloed ontstond.
De overstrooming was geen verrassing, doch
met dat al was er toch niets tegen te doen. De
buitengewoon zware sneeuwval van den afgeloo-
pen winter, gevolgd door de eindelooze stroomen
regen van voorjaar en zomer, waren voor de
autoriteiten reeds maanden geleden aanleiding
om te waarschuwen tegen het gevaar, dat de
Jangtsekiang en de Hoangho buiten hun oevers
zouden treden. Ook in normale tüden ligt de
waterspiegel der rivieren ver boven het om
ringende land, in toom gehouden door reus
achtige düken, die echter door de politieke on
rust van de laatste jaren verwaarloosd zijn.
Bovendien alle menschenwerk staat machte
benden kannibalen. Ook zü richten slachtingen
aan, verdelgen al wat leeft en eten het dikwüls
op; in ieder geval halen zü zelfs de armzaligste
lompen nog van de lüken af.
Och, wat maakt het uit? Er sterven millioenen
in dit land en dan heeft één menschenleven op
zichzelf weinig waarde. Bovendien beteekenen
zelfs de hjken der naaste familieleden nog wat
vleesch, weliswaar krachteloos vleesch van uit
gehongerde stumpers, maar toch genoeg om een
eigen dood weer een dag uit te stellen. En in-
tusschen wordt over internationale hulpmaat
regelenonderhandeld! Er sterven eiken dag
honderdduizenden door de verwoestingen, welke
het water en de typhonen aanrichten. Geheele
volkeren lijden on 'tsprekeljjk door honger en
ziekten. En er wordt maar steeds onderhandeld!
(Nadruk verboden).
HET OOGSTEN VAN BEWAAK FR UIT.
Ieder die fruit te It, moet zorgen gaaf en zui
ver geplukte appels en peren voor bewaring te
bestemmen. Het is zoo jammer dat memgeen
de vruchten te ruw behandelt. Zoo vaak wordt
er zorgeloos geplukt en uitgestort, soms geschud,
waardoor meerdere of mindere beschadiging
niet uitblüft.
De eene soort appel of peer is weliswaar vas
ter en beter tegen een klem stootje bestand
dan de andere, doch ze lüden allemaal onder een
ruwe behandeling, waardoor' veel van smaak,
kleur en vooral duurzaamheid verloren gaat. Men
moet de vruchten niet behandelen als b.v.
aardapplen, maar er voorzichtig mede omgaan
als waren het eieren.
Het plukken van de vruchten moet dan ook
met de meeste zorg geschieden. Het plukken van
de vruchten moet stuk voor stuk en met de hand
gebeuren. Ook al gaat men den grond onder de
boomen met stroo bedekken, de vruchten lüden
toch bij het schudden. Zij vallen op de takken
en daarna op elkander op den grond en krij
gen alzoo toch gekneusde plekken, die gemak
kelijk m rotting overgaan.
Geschud of ruw behandeld fruit geeft bij be
waring altüd veel meer verlies door verrotting
dan met zorg geplukte, men kan ze dus min
der goed bewaren.
Het plukken mag alleen geschieden bü droog
weer. ook niet in den voormiddag wanneer de
vruchten nog nat aanvoelen van den morgen
dauw.
Bü het plukken wordt de vrucht niet afge
trokken, doch even omhoog gebogen, waardoor
de steel heel blijft en juist bij het lid loslaat.
Herfstvruchten zijn plukrijp, zoodra de steel
gemakkelyk loslaat als men de vrucht half op
tilt of half omdraait.
Wintervruchten kan men gerust zoo lang mo- deren!
V.m.
Ned. Herv. Kerk, Wilhelminaplein.
10 uur; Ds. Briët.
Kapel Nieuw Vredenhof.
Joh. v. Oldenbarneveitlaan.
V.m. 10.30 uur: Ds. Korff.
Collecte voor de inwendige zending.
Gereformeerde Kerk, Heemstede.
(Koediepslaan).
V.m. 10 uur en n.m. 5 uur, Ds. A. JJondorp.
N'ederl. Protestantenbond,
Afdeeling HeemstedeBennehrcek.
V.m. 10(4 uur, Ds. W. J. Wegerif, Rem. pred.
te Utrecht. Met medewerking van het
dameskoor.)
ADVERTENTIE.
Bü het snuffelen in oude couranten vonden
wü in de Surinaamsche Courant van 1828 on
derstaande curieuze advertentie.
„Met een bedroefd gemoed geven wü langs de
zen weg kennis van het smartelük overlijden
onzes geliefden Zoons en Broeders Adriaan Hen
drik Comvalius. Hü ontviel ons op Dinsdag den
elfden dezer, des nachts te twaalf ure, in den
ouderdom van 40 jaren en 5 maanden; na een
hevig lüden ter oorzake van eene wonde op Za
terdag den achtste dezer maand bekomen. Elk
gevoelig hart, hiervan houden wü ons overtuigd,
zal gewis in dit treurig ongeval deelnemen en
ligt beseffen in welke bittere droefheid en rouw
wü gedompeld zün.
Wat ik eerst ondergeteekende als vader, in
zonderheid gewaar worde is met geene pen te
beschrüven; bü herhaling had de nu afgestor
vene, zelfs in züne vroegste jeugd, züne voor
beeldige liefde en gehechtheid jegens zün Oude
ren en jegens mü vooral aan den dag gelegd, en
bü voorkomende gelegenheden ondanks züne
jeugdigen leeftüd, daarvan de krachtigste be-
wüzen my doen ondervinden. Ook de ongeluk
kige omstandigheid, welker gevolgen hem uit
onze liefdesannen ontrukt hebben, strekt ten
blüke van zün navolgenswaardige ouderliefde;
hü poogde zünen grüzen vader te wreken, en
werd het offer van die liefde.
Hoe diep ter nedergeslagen, berusten wü nog-
thans In den gang der Voorzienigheid en zwügen
Gode eerbiedig stil; het behage Hem. in zijne
jvadelooze goedheid en ontferming ons in dezen
druk te sterken en te vertroosten.
Vrienden en bekenden! treurt met ons. doch
erschoont ons van rouwbeklag; zulks zoude maar
alleen strekken om onze droefheid te vermeer-
gelük aan den boom laten; juist in de laatste
veertien dagen nemen ze nog veel m omvang
toe. De harde winterstoofperen kan men zelfs
in November nog wel oogsten, van een enkel
nachtvorstje lijden ze niet,
Een ieder wil natuurhjk gaarne bewaarfruit
hebben om in te slaan voor wintergebruik, zoo
men dat zelf niet mocht verbouwen.
Voor bewaarfruit neemt men vruchten, die
geheel gaaf zün, indien mogelük zonder schurft-
plekjes. Het behoeven juist niet de allergroot
ste vruchten te zün. Leg het fruit na het pluk
ken 2 a 3 weken uit op een koele, luchtige, niet
te lichte plaats. Denk er aan, al is de soort nog
zool best, voor slecht bewaren op 'n onfrisschs
Paramaribo. 15 November 1828
ADRIAAN JOHANNIS COMVALIUS Sr.
JOHANNA CHRISTINA COMVALIUS.
ELIZABETH CATHARINA COMVALIUS.
ANDRIES COMVALIUS.
ADRIANA COMVALIUS.
ADRIAAN JOHANNIS COMVALIUS, Az.
HORTENSIA'S.
Dezen mooien heester heeft men weer in vol
len bloei gezien, hetzij in den tuin aangeplant
of in potten of kuipen gekweekt.
De Hortensia houdt bü voorkeur van een vooh-
plaats, verliest zij haai- waarde. Een frissche be- tigen, humusrijken grond, die bovendien zeer
waarplaats is een eerste voorwaarde voor een
zuiveren smaak der vruchten.
Doordat de vruchten alzoo 'n dag of veertien
gelegen hebben zijn ze voldoende uitgewasemd
m op hun vaste bewaarplaats gebracht te wor
den.
Door dat vochtverlies is het suikergehalte
gzooter geworden en de smaak beter. Vruchten
jhun vaste bewaarplaats gebracht, want deze
zouden in een droge lucht spoedig rimpelen.
De beste bewaarplaats is een frissche niet
chtige kelder, een koele kamer of zolder. Kies1Cor dei winter beschermd worden. Het beste
--.immer een bewaarplaats waar gestookt wordt, is met droog turfstrooisel, dat door dennetakken
.-'of Tril O er in 7i".n'n iTOrt vrslr niof fnoVif on nlot li/vVit ici„i.t T-v^„»
'Ta ffri'sdfirK Slfür imet een ruwe schU worden echter dadelük naar
'2 a U M. stijgt. En de millioenen menschen,hun VRStft hpw9Jim,sats „hrllrht. want Here
die hier in de grootste denkbare armoe leven.
kunnen geen maatregelen tot afweer nemen of
zelfs maar vluchten voor het dreigende gevaar.
Zü hebben geen geld of geldswaardige bezittingen
in hun kale hutten en de dichtstbüzünde veilige
plaats ligt misschien drie- of vierhonderd K.M.
verderop.
Het is hun onmogclyk, hun uitgemergelde
lichamen zoo ver voort te sleepen. Neen, als de
ramp komt, dan moet zü maar komen en wien
zij treft, dien moet zü maar treffen.
En op een zekeren morgen, nadat reeds dagen
lang een woedende typhoon tallooze hutten had
weggevaagd, werden ook de slükerige golven der
rivieren over de düken gedreven. Eerst langzaam
en schünbaar zonder gevaar te veroorzaken, dan
met toenemende snelheid, zóó, dat vluchten niet
eens meer mogelük was. Het alles vernielende
water had in enkele uren onafzienbare streken
onder water gezet, rüst- en katoen-aanplantingen
verwoest, vee en menschen gedood. In tot waan
zin gestegen doodsangst vluchtte men op daken
en in boomen, als reusachtige bijenzwermen
hingen de ten doode opgeschreven menschen
voedzaam moet zün.
Wie de planten eens een goeden verzorging
wil geven, grave op min of meer beschaduwde
plaats een gat van een halven meter in het vier
kant en vult dit met baggeraarde die goed door
vroren is geweest, bladaarde en flink wat ouden
koemest. De Hortensia zal in deze compost ge
plant en op tijd van het noodige water voor
zien, in een paar jaar tot een groote plant uit
groeien. Daar de Hortensia een Oostersche plant
is en tegen strenge winters niet bestand is,
moet ri'. wanneer zy in den vollen grond staat.
dagenlang in de takken, totdat honger en ver
moeienis de handen verslapten of het steeds
wassende water ook het laatste toevluchtsoord
bedolf.
Hankow zelf staat büna 18 M. onder water.
Daar is het water één griezelige golvende massa
vol halfvergane menschen- en dierenlijken, die
aan huizen en telegraafpalen blüven hangen en
door het afschuwelüke gezicht en de ondragelüke
stank den overlevenden het leven tot een hel
maken. De doorweekte, half bedorven levensmid
delen, het ongekookte, vuile drinkwater en de
door den stank bedorven lucht hebben reeds
thans verontrustend veel gevallen van dysenterie
en typhus veroorzaakt Hoe moet het worden,
als deze van hulp en toevoer afgesneden stad
nu ook nog door een epidemie wordt bezocht?
Die verschrikking kan men zich eenvoudig niet
indenken.
Benden kannibalen.
Aan de randen van het overstroomde gebied
hebben de tot wanhoop gedreven menschen zich
vereenigd tot groote benden om door rooven en
moorden in hun onderhoud te voorzien. In hun
onderhoud te voorzien? Ja, als men dat zoo wil
opvatten. Men vindt nog wel ergens een oude
hond, een verdwaald kind, een zieke die moest
achterblijven. Misschien zelfs wel een laatste
beetje maismeel of rüst. Zoo'n vondst beteekent
weer een paar dagen langer leven. De drang
naar zelfbehoud schünt alle misdaden onbelang
rijk te maken. Eten en het leven rekken, al moet
daarvoor ook een medemensch verhongeren of
..vermoord worden. De regeeringstroepen trach
ten de benden te bestrijden. Misschien zoeken
zü ook voor zichzelf wel het noodige „levens
onderhoud", want rantsoenen worden uit den
aard der zaak niet verstrekt. De geüniformeerde
'et mag in zoo'n vertrek niet tochten, niet licht
wezen (in dit geval kan men afdekken met kran
ten I, de temperatuur zoo laag mogelük blüven
zonder te veel wisseling, het moet er vorstvrij
Zijn. Bij een temperatuur van ongeveer 40 gr.
Fahr. houdt het fruit zich gewoonlijk het beste.
De beste bewaring is de vruchten uit te sprei
den met een kleine tusschenruimte, b.v. op
schappen. Deze schappen kunnen op verschillen
de manieren gemaakt worden. Wie nu een kel
der heeft, die aan bovenstaande eischen vol
doet, kan daar een een vaste bewaarplaats tim
meren. Men kan er één timmeren van ongeveer
1 meter breed en (4 meter diep. De kanten wor
den dunne opstaande regels en zün op 2025
e.M. telkens voorzien van 2 dwarslatten aan de
beide zijden. In dit geraamte plaats men losse
bakken of kratten, die op beide zijlatten rusten
en gemakkelük uit- en ingeschoven kunnen
worden. De bodem dezer kratten bestaat uit
dunne, niet breede latjes, die ongeveer 5 c.M.
vaneen komen. .Voor de zijkanten kan men een
dunne plank of een paar latjes nemen. Gemak
kelijk is het aan de voorzüde een handvat te
maken, waardoor het uit- en intrekken der laden
vlugger gaat.
Deze laden kan men vullen met 2 a 3 lagen
vruchten, men kan zoo op een oppervlakte van
één meter breed, 1(4 meter hoog en (4 mater
diep verscheiden vruchten leggen. Het geheel
is luchtig en frisch en de vruchten rotten niet
spoedig.
Het is aan te raden om de veertien dagen de
laden even uit te schuiven en de vruchten zorg
vuldig na te zien en aangestokenen te verwüde
ren.
Wil men het fruit in een kist bewaren, dan
kan dit ook heel goed, mits deze in droog turf
molm komen te liggen. Men legt dan eerst op
den bodem der kist een dun laagje fün turf
strooisel, waarop dan één laagje appels die elkaar
niet raken, dus met een kleine tusschenruimte.
Daarover weer een laagje strooisel, zoodat ook
de ruimte tusschen de vruchten wordt aange
vuld. Zoo wordt de geheele kist gevuld. Doordat
de vruchten hierin droog, koel en donker lig
gen, zullen ze niet spoedig rotten.
We geven de voorkeur echter aan het bewaren
op schappen, of, indien men over veel ruimte
beschikt, ze zoo dun mogelük uit te spreiden.
Wanneer de bewaring met de meeste zorg ge
schiedt, kan men dan ook den geheelen winter
over versch fruit beschikken.
Goede duurzame appels kan men gemakke
lük bewaren tot MaartApril. De duurzame rei-
netten duren zelfs soms wel tot Mei.
Peren (handperen) duren (althans de meeste
soorten) niet langer dan tot Januari, so-
echter ook stoofperen tot Maart.
Bewaar uw fruit met de meeste zorg, wilt je
kan worden afgedekt. Doet men dit werkje wan
neer de plant goed droog is, dan is er weinig kans,
dat de scheuten verrotten.
De in potten staande planten worden door tal
van liefhebbers met succes in den kelder over
winterd.. Daar in den winter de groei van deze
plant zoo goed als stil staat, moet hoegenaamd
geen water gegeven worden, daar zü geduren
de de wintermaanden maar weinig water noodig
heeft.
Wanneer in het voorjaar nieuwe scheuten
zich vertoonen, dan geve men nieuwe aarde en
wanneer dit noodig mocht blüken, een grooteren
pot of kuip. Bü het verplanten moet men zoo
veel mogelijk de oude aarde verwüderen. daar
die beter door nieuwe vervangen kan worden.
Veel liefhebbers zün 'er, die gaarne Horten
sia's met blauwe bloemen hebben. In sterk ijzer
houdende gronden gebeurt dit blauw kleuren als
van zelf, zonder eenig hulpmiddel.
Men moet dus beginnen met den grond ijzor-
hcudend te maken. Wanneer nu de planten op
gepot worden, voegt men aan den grond ijzer
vitriool of schilfers van leisteen toe. De hoeveel
heid is moeilük op te geven, maar te veel kan
niet schaden. In het gietwater doet men 2 gr.
ammoniakaluin of 20 gr. üzersulphaat per liter
water. Hiermee begint men te gieten, zoodra
de knoppen zichtbaar worden en eindigt men
wanneer de bloemen gekleurd zün.
horden maken inderdaad weinig verschil met deer den geheelen winter over beschikken
EEN TANDENSTOKERS-MUSEUM.
Een tandheelkundige te Berlün houdt er een
eigenaardig museum op na, dat niet in de reis
gidsen vermeld staat, maar dat toch voor ieder
een toegankelük is en waarheen de tand- en
mondspecialisten per circulaire uitgenoodigd
worden. Het is een museum van.tanden
stokers.
Men ziet er tandenstokers uit het Romcinsch
tijdvak, fün geciseleerd en met oorlepeltjes ver
bonden.
Het begin der middeleeuwen heeft geen spe
cimens achtergelaten; misschien heeft de tand
des tüds om in de vaktaal te blüven ze'
heclemaal opgeknaagd.
Maar in de elfde eeuw ziet men tandenstokers
verschijnen in zilver gedreven met gothische
versierselen: in den vorm van een zwaard, vén
een dolk, van een kruis, van een jachtmes, met
door elkaar gekronkelde slangen of knielende
madonna's. In latere dagen Venetiaansche gon
dels en portretten van Napoleon er op.
Het democratiseeren van het voorwerp, dat nu
nog maar een stukje hout, een stukje schildpad
of een stukje rtr.- schacht is. heeft een einde
aakt ar:: r.:.i' fantasieën, die
'schcn -- riaat he
tt. -lien.