Niemand kent Charlie Chaplin. Overstrooming, pest en kannibalen. Eerste Heemsteedsche Courant. PREDIKBEURTEN. Zijn vriend vertelt. Veel Is er reeds gepubliceerd over Char lie Chaplin, den man die met recht kan zeggen dat hg wereldberoemd is. Meestal echter handelden deze artikelen over de fi guur van Chaplin zooals men die in zijn films waarneemt. John Crooks, een speci ale vriend van den filmacteur, geeft ons ook nog talrijke interessante gegevens om trent den anderen Charlie, ditmaal zon der slobberbroek en afgetrapte schoenen. Niemand kent Charlie Chaplin. De lezer schudt glimlachend het hoofd. Hij heeft immers City Lights gezien en de figuur van Charlie staat hem, meent hij, scherp genoeg voor oogen. Hij weet, dat over de trottoirs, tusschen de haastige menschen een klein mannetje loopt. Dat mannetje ziet er een beetje zonderling uit; hij is wat versleten heerachtig, hij is ook wat mal soms, maar dat komt omdat hij, kind als hij is, zich zijn eigen armzaligheid niet realiseert. Hij weet eigenlijk niet goed wat ellende en slechtheid is, hij beseft zijn beklagenswaardig heid niet en hij zou zich gelukkig voelen als de menschen maar wat vriendelijker tegen hem »a- ren. Ja, dat is zijn grootste zorg: goede vrienden blijven met de menschen, ze niet boos maken en ze vooral niet in den weg loopen. Daarom lacht hij tegen iedereen die hem aankijkt. Hü lacht zachtjes en vergoelijkend en neemt zijn dopje af. een gebaar van handige onhandigheid; hü vraagt al bü voorbaat vergeving omdat hij misschien iets gedaan heeft of iets zal gaan doen wat de menschen kwaad maakt. Als dit kleine mannetje, zooals in „City Lights het geval is, opeens door de dronkeman's verdwazing van een millionair de macht van een geldmagnaat krügt, als hü plotseling in staat is groote sigaren te rooken en in auto's te rüden, dan aanvaardt hü dat zonder meer. Maar de portée van het geval begrijpt hij niet, hij over ziet het niet, hü begrüpt die plotselinge trans formatie maar half en blijft, al zou men hem den hermelijnen mantel omhangen, de zwerver van weleer. Daarom is hij weinig verwonderd als hü later weer dp straat wordt geschopt, wan neer zün „vriend" nuchter is. Ook deze wreede terugval in zün zwervers bestaan, aanvaardt hij als een ietwat zonderlinge uiting van de men schen die je vooral niet moet tegenspreken. Alles neemt deze kleine verschoppeling trou wens als feit, als mededeeling aan. Nu moet hü boksen. Op zichzelf is hü niet eens verwonderd, vraagt hü zich in het geheel niet af; „Hoe kom ik nu in vredesnaam weer hier?" Neen. Als hij de bokskunst machtig geweest zou zijn, zou hij zün tegenstander hebben neergeslagen. Daarna zóu hü zich hebben aangekleed, hü zou vrien- delük hebben gelachen en zijn hoedje hebben af genomen. Om dan weer zwaaiend met zijn wan delstokje de straat op te stappen, de wereld in, tot hij weer, meest tegen zün zin, in een ander avontuur gewikkeld wordt. En den volgenden dag is hü misschien keizer van China of president van Amerika. Maar er is een tweede factor die'hem bij het boksen wel degelük parten speelt. Hij voelt dat men hem pün wil gaan doen. Daarom is hü bang en wil uitknijpen. Men heeft het veelal grof en sentimenteel ge noemd dat Charlie een blind bloemenmeisje ont moette. Neen.Dit kleine mannetje voelt slechts de smart van de hevige feiten aan. Diepzinnige zielkundigheden zou hü niet begrüpen. Maar de Blindheid van dit blonde meisje overweldigt hem, doet zün oogen vol warme medelijdende tranen schieten. Charlie Chaplin, het kind, de arge- looze, zou alles voor dit kleine meisje, het eenige wezen op aarde dat in hem gelooft en zelfs van hem houdt (ze heeft hem immers nog nooit ge zien. willen doen. Hü speelt de gewaagde co- medie van een millionair, hü werkt, hü zwoegt en geeft zün geld aan haar. Zijn gebaar zijn co- medie, zün handkussen zijn alle van een droevi ge voornaamheid die ons aan Don Quichotte doen denken. En als het fatale einde dan is gekomen. De herkenning, de teleurstelling, moet eigenlük nog een groote tragedie beginnen. Charlie zal weer verder zün gegaan. Zooals hij na ieder avontuur verder ging. Zooals hü in „Circus" het stuk pa pier wegschopte en vérder ging. Hij zal weer voortwandelen, een beetje mal, een beetje ver sleten heerachtig vooral nietig en onbevangen. De straten door, de wereld in. Zóó kennen we Charlie. Uit zün films, uit zün kunst.Maar er be staat nog een andere Charlie, dien men niet kent, misschien kent Charles Spencer Chaplin hem zélf niet eens. Ongeveer 15 jaar, zoo vertelt ons John Crooks, ben ik bevriend geweest met den filmacteur, maar juist ik zal de laatste zün om te zeggen dat ik hem ken. Want weinig nog maakte ik zulk een gecompliceerd mensch mede als Charlie Chaplin er een is. Hü hoort niet in deze wereld, deze kleine man met zijn donkere oogen, zün scherpgesneden mond en zün reeds grüzend haar. Ieder die met hem heeft gesproken zal dat weten. Want Chap lin is een idealist. Nu is het begrip Idealist erg ruim. Er zijn menschen die het ideaal koesteren eens rük te worden of eens een rük huwelijk te doen, maar Charlie Chaplin is een idealist in den besten zin des woords. Zün geheele willen is ingesteld op het goede, het reine, het waar achtige. En een compromis duldt hü niet. Maar al weet men dat, ként men daarom Chaplin? Neen! Dan weer zit hü voor U, bewegelük en rad pratend over alles en nog wat, een batterü van duizend volt! Hü is een en al vitaliteit en praat over zün geweldige plannen, raakt in enthousi asme, staat op, loopt heen en weer en zün gö- heele gezicht straalt van kracht. Maar eenige dagen vindt gü dienzelfden Chap lin als een stillen cynicus terug. Dan lacht hü om geestelyke waarden, bespot zün eigen idealen en is volkomen down. Maar juist die spot toont ons wat een fünzinnig mensch Chaplin is. Hij spot wel, hü kerft wel in zün eigen idealen, maar in stilte blüft hü hopen, blüft hü ze koesteren! Ik wil U van deze veranderlükheid een paar voorbeelden geven. Indertüd, het was ongeveer veertien jaar gele den en ik kende Chaplin nog niet lang, woonden wü samen in een oud huis in een achterbuurt. Ik woonde er met kantoorklerkjes, Chaplin woonde er met roodneuzige variété artisten van den derden rang. Op een goeden dag trad ik eens zün kamer binnen en tot mijn groote verwondering vond ik Chaplin daar boven op tafel in Napoleon's cos- tuum! „John," diep hü vol geestdrift uit. „Ik zal Napoleon spelen. Dit is werkelük mün rol! Ge loof me dat wordt iets prachtigs. Ik als Napo leon, denk eens aan!" Den geheelen verderen dag Weef hij daarover spreken, maakte hü plannen. Maar eenige dagen daarna het was guur weer en de regen druilde tegen de ramen kwam hü op mün kamer in een bui van volmaakte neerslachtigheid. Ik wilde hem wat opvroolüken en sprak daarom „Hoe gaat het met je Napoleonrol, Charlie? Hij schudde droevig glimlachend het hoofd. „John" zei hü, „dat was een gekke streek van mü hoor. Het was veel te hoog gegrepen. Ik weet het wel: ik ben nergens toe in staat. Ik heb maar één verlangen John: Ik zou zoo graag een klein jong poesje willen zün!" Ik keek hem verbaasd aan, maar hij vervolgde droomerig: „Toen ik daarnet beneden was heb ik ze ge zien. twee kleine beest jes, heel mollig en zacht als züde. Ze stoeiden samen, ze beten elkaar in de ooren en ze rolden over elkaar heen. Zie je John, het moet toch heerlük zün zoo'n katje te zün. En dan niet te denken. Niet te hopen, niet te verlangen. Alleen maar je melk te drinken en te stoeien, te ravotten door het leven tot de dood onverwacht komt!" Zoo wispelturig büna is de man, die in zün films altüd nauwgezet dezelfde tragie-comische figuur weet te spelen. Zün particuliere leven is een opeenvolging van stemmingen, van verande ringen en men komt nooit „achter" hem. Dan weer denkt men hem te kunnen typeeren als een vitaal werker en eenige weken later staat een slap moedeloos en vermoeid mensch voor U dat niets durft aan te pakken uit vrees zichzelf te overschatten. Het is dus niet mogelük eeen duidelüke schets van hem te maken en dan te zeggen: „Dat is Charlie Chaplin", Wél zou men kunnen zeggen: „Is dat niet die Charlie Chaplin van daarnet?" Want de duizenden facetten van zün wezen ma ken dat niemand kan zeggen: „Ik ken Charlie Chaplin". - (Nadruk verboden). Vreeselijke tooneelen bij den zondvloed in China. Hun eigen kinderen opgegeten. door Overste F. NATVYL te Hankow. Het geruisch water maakt de men schen langzamerhand waanzinnig, 't Eentonige, ononderbroken, klokkende geluid, waarmee de on gehoord watermassa's onweerstaanbaar hun weg vervolgen, velden en bosschen, huizen en men schen onbarmhartig verzwelgend, dat is niet meer te verdragen. Alle oriënteering is op deze uitge strekte zee onmogelük en de vrijwillige hulpko- Ionnes in hun roeibootjes of in de enkele motor barkassen kunnen slechts op goed geluk trachten, de ver afgelegen hellingen der bergen te bereiken. De menschen in den boom. Als wü maar werkelük helpen konden! Doch wat kunnen die honderden kleine vaartuigjes doen, zelfs al werden het er duizenden, in een land waar millioenen menschen schreeuwen en brullen in uiterste doodsangst. Vandaag nog zag ik er eenige dozünen hangen in één zwakke boom, die al bijna onder de last bezweek. Onze boot kon er hoogstens nog een paar opnemen; de anderen zouden moeten wachten. En wachten beteekent een zekere dood Langzaam sturen wü met ons drieën blanken op den boom aan. Wij hebben onze revolvers klaar en houden een paar üzcren stangen op, om een eventueelen aanval op ons bootje te kun nen afslaan. Doch het water is verradelük en sneller dan wü. Voor wü nog bü den boomstam zür., is deze reeds door zwaar rondkolkende tak ken en palen omvergeworpen, Van de menschen. die wij hulp zouden brengen, is niets meer te zien. De gele, slükerige vloeistof heeft hen op gezogen Doch wat zün 'n paar dozijn menschen- levens in deze grootste menschenslachting, die ae wereld ooit heeft beleefd? Wat er in het pak zat. Op een half overstroomd vlot van gevlochten bamboe, waarschünlük het vroegere dak van een armelijk huisje, ontdekken wü twee vrouwen. Zonder een woord te zeggen, laten zü zich in de boot hüschen. Onze aandacht wordt getrokken door een pak, dat een der vrouwen zorgvuldig verborgen houdt. Wü moeten weten wat erin zit; misschien is het wel iets, waardoor pest en andere ziekten kunnen worden overgebracht in 't kamp van de dakloozen. Op ons bevel opent de vrouw zonder aarzelen het pak. Met ontzetting zien wü de overblijfselen van een ongeveer driejarig kind, waarvan alleen het hoofd nog zoo ongeveer in tact is. Uit het vermagerde lichaampje zün groote stukken gebeten en gesneden. Onder de brandende zon, loopt ons een koude rilling over het lüf. „Het was mijn kind, groote heer", zegt de vrouw onbewogen. ,Mün moeder en ik hadden al vier dagen niet te eten gehad." Zün dat nog wel menschen? De Pestlucht. Eindelük komen wü weer in de buurt der ber gen. De bodem is hier reeds hooger en op enkele plaatsen steekt een dorpje op den top van een heuvel, als een klein eilandje uit de zee op. Zoodra onze boot in het gezicht komt verza melen de bewoners zich aan die zijde van het dorp, waar wü zullen landen. Blükbaar is de nood al hoog gestegen, want de menschen schreeuwen en gesticuleeren, iets wat de Chinees anders nooit doet. Het is hard, maar wü zullen toch slechts enkelen van die menschen mee kunnen nemen. Met ons tweeën waden wü reeds de laatste meters door het water, om onze keuze te doen, onder de ongelukkigen een hartver scheurende plicht. Plotseling een schreeuw van den Chinees, die aan het stuur van onze boot zit. Vol ontzetting en afschuw wijst hij op een berg lüken in een der straten van het dorpje. Eén blik en wü keeren terug; de blauwzwarte, vreeselük opgezette ge zichten laten geen twüfel meer omtrent de doods oorzaak en een lichte windvlaag doet nu ook de vreeselijke pestlucht tot ons doordringen. Het is afschuwelijk, om ook de overlevenden te moeten overlaten aan dezen zekeren dood. doch wij kun nen niet riskeeren. dat wij iemand met pest onder de leden in het kamp brengen en zoo den dood van alle reeds geredde personen veroor zaken. Er helpt niets aan, het zou or.verant- woordelük zün en jammerend schikken de on gelukkigen zich in het onvermüdelüke, als zij zien hoe wü ons weer verwüderen.. 1500 menschen in het water gejaagd. In het kamo der vluchtelingen is het een ge krioel van halfnaakte en büna verhongerde men schen. Er is nauwelüks een handvol rüst voor elk. Wü rijn geheel aangewezen op vrijwillige bijdragen uit de steden, die nog gespaard zijn gebleven. Er rijn een paar primitieve hutten ge maakt van bü elkaar gebonden bamboetakken en gescheurde lappen. Daarin liggen de stervenden. Geheele brigades van koelies graven massagra ven voor de ontelbare lijken, die er eiken dag bij komen. Medicijnen hebben wü büna niet; wie zonder dat niet beter kan worden moet sterven. En nu gaat het in ons kamp nog betrekkelük goed. Verleden week hebben de autoriteiten een andere kolonie van ongeveer 1500 personen, ver der stroomopwaarts, eenvoudig in het water laten jagen, omdat er gevallen van cholera waren voorgekomen en mer. vreesde voor een epidemie. In een ander kamp bleef de toevoer van levens middelen dagenlang uit; er onstond onder de ge redden een opstand tegen de kleine politie- bezetting, die eenvoudig uit zelfbehoud gedwon gen werd tot een massaslachting, waarbü 2000 mannen, vrouwen en kinderen werden gedood. Getallen van de ramp als geheel, zün eenvoudig niet te geven, doch het aantal slachtoffers zoo wel als de voorkomende gruwelen zijn veel erger dan den geheelen wereldoorlog. Wü kunnen ons trouwens van den omvang der ramp geen voor stelling makenzelfs van de afzonderlüke kleine episodes kunnen wij niet ten volle het vreese lijke beseffen. Hoe de zondvloed ontstond. De overstrooming was geen verrassing, doch met dat al was er toch niets tegen te doen. De buitengewoon zware sneeuwval van den afgeloo- pen winter, gevolgd door de eindelooze stroomen regen van voorjaar en zomer, waren voor de autoriteiten reeds maanden geleden aanleiding om te waarschuwen tegen het gevaar, dat de Jangtsekiang en de Hoangho buiten hun oevers zouden treden. Ook in normale tüden ligt de waterspiegel der rivieren ver boven het om ringende land, in toom gehouden door reus achtige düken, die echter door de politieke on rust van de laatste jaren verwaarloosd zijn. Bovendien alle menschenwerk staat machte benden kannibalen. Ook zü richten slachtingen aan, verdelgen al wat leeft en eten het dikwüls op; in ieder geval halen zü zelfs de armzaligste lompen nog van de lüken af. Och, wat maakt het uit? Er sterven millioenen in dit land en dan heeft één menschenleven op zichzelf weinig waarde. Bovendien beteekenen zelfs de hjken der naaste familieleden nog wat vleesch, weliswaar krachteloos vleesch van uit gehongerde stumpers, maar toch genoeg om een eigen dood weer een dag uit te stellen. En in- tusschen wordt over internationale hulpmaat regelenonderhandeld! Er sterven eiken dag honderdduizenden door de verwoestingen, welke het water en de typhonen aanrichten. Geheele volkeren lijden on 'tsprekeljjk door honger en ziekten. En er wordt maar steeds onderhandeld! (Nadruk verboden). HET OOGSTEN VAN BEWAAK FR UIT. Ieder die fruit te It, moet zorgen gaaf en zui ver geplukte appels en peren voor bewaring te bestemmen. Het is zoo jammer dat memgeen de vruchten te ruw behandelt. Zoo vaak wordt er zorgeloos geplukt en uitgestort, soms geschud, waardoor meerdere of mindere beschadiging niet uitblüft. De eene soort appel of peer is weliswaar vas ter en beter tegen een klem stootje bestand dan de andere, doch ze lüden allemaal onder een ruwe behandeling, waardoor' veel van smaak, kleur en vooral duurzaamheid verloren gaat. Men moet de vruchten niet behandelen als b.v. aardapplen, maar er voorzichtig mede omgaan als waren het eieren. Het plukken van de vruchten moet dan ook met de meeste zorg geschieden. Het plukken van de vruchten moet stuk voor stuk en met de hand gebeuren. Ook al gaat men den grond onder de boomen met stroo bedekken, de vruchten lüden toch bij het schudden. Zij vallen op de takken en daarna op elkander op den grond en krij gen alzoo toch gekneusde plekken, die gemak kelijk m rotting overgaan. Geschud of ruw behandeld fruit geeft bij be waring altüd veel meer verlies door verrotting dan met zorg geplukte, men kan ze dus min der goed bewaren. Het plukken mag alleen geschieden bü droog weer. ook niet in den voormiddag wanneer de vruchten nog nat aanvoelen van den morgen dauw. Bü het plukken wordt de vrucht niet afge trokken, doch even omhoog gebogen, waardoor de steel heel blijft en juist bij het lid loslaat. Herfstvruchten zijn plukrijp, zoodra de steel gemakkelyk loslaat als men de vrucht half op tilt of half omdraait. Wintervruchten kan men gerust zoo lang mo- deren! V.m. Ned. Herv. Kerk, Wilhelminaplein. 10 uur; Ds. Briët. Kapel Nieuw Vredenhof. Joh. v. Oldenbarneveitlaan. V.m. 10.30 uur: Ds. Korff. Collecte voor de inwendige zending. Gereformeerde Kerk, Heemstede. (Koediepslaan). V.m. 10 uur en n.m. 5 uur, Ds. A. JJondorp. N'ederl. Protestantenbond, Afdeeling HeemstedeBennehrcek. V.m. 10(4 uur, Ds. W. J. Wegerif, Rem. pred. te Utrecht. Met medewerking van het dameskoor.) ADVERTENTIE. Bü het snuffelen in oude couranten vonden wü in de Surinaamsche Courant van 1828 on derstaande curieuze advertentie. „Met een bedroefd gemoed geven wü langs de zen weg kennis van het smartelük overlijden onzes geliefden Zoons en Broeders Adriaan Hen drik Comvalius. Hü ontviel ons op Dinsdag den elfden dezer, des nachts te twaalf ure, in den ouderdom van 40 jaren en 5 maanden; na een hevig lüden ter oorzake van eene wonde op Za terdag den achtste dezer maand bekomen. Elk gevoelig hart, hiervan houden wü ons overtuigd, zal gewis in dit treurig ongeval deelnemen en ligt beseffen in welke bittere droefheid en rouw wü gedompeld zün. Wat ik eerst ondergeteekende als vader, in zonderheid gewaar worde is met geene pen te beschrüven; bü herhaling had de nu afgestor vene, zelfs in züne vroegste jeugd, züne voor beeldige liefde en gehechtheid jegens zün Oude ren en jegens mü vooral aan den dag gelegd, en bü voorkomende gelegenheden ondanks züne jeugdigen leeftüd, daarvan de krachtigste be- wüzen my doen ondervinden. Ook de ongeluk kige omstandigheid, welker gevolgen hem uit onze liefdesannen ontrukt hebben, strekt ten blüke van zün navolgenswaardige ouderliefde; hü poogde zünen grüzen vader te wreken, en werd het offer van die liefde. Hoe diep ter nedergeslagen, berusten wü nog- thans In den gang der Voorzienigheid en zwügen Gode eerbiedig stil; het behage Hem. in zijne jvadelooze goedheid en ontferming ons in dezen druk te sterken en te vertroosten. Vrienden en bekenden! treurt met ons. doch erschoont ons van rouwbeklag; zulks zoude maar alleen strekken om onze droefheid te vermeer- gelük aan den boom laten; juist in de laatste veertien dagen nemen ze nog veel m omvang toe. De harde winterstoofperen kan men zelfs in November nog wel oogsten, van een enkel nachtvorstje lijden ze niet, Een ieder wil natuurhjk gaarne bewaarfruit hebben om in te slaan voor wintergebruik, zoo men dat zelf niet mocht verbouwen. Voor bewaarfruit neemt men vruchten, die geheel gaaf zün, indien mogelük zonder schurft- plekjes. Het behoeven juist niet de allergroot ste vruchten te zün. Leg het fruit na het pluk ken 2 a 3 weken uit op een koele, luchtige, niet te lichte plaats. Denk er aan, al is de soort nog zool best, voor slecht bewaren op 'n onfrisschs Paramaribo. 15 November 1828 ADRIAAN JOHANNIS COMVALIUS Sr. JOHANNA CHRISTINA COMVALIUS. ELIZABETH CATHARINA COMVALIUS. ANDRIES COMVALIUS. ADRIANA COMVALIUS. ADRIAAN JOHANNIS COMVALIUS, Az. HORTENSIA'S. Dezen mooien heester heeft men weer in vol len bloei gezien, hetzij in den tuin aangeplant of in potten of kuipen gekweekt. De Hortensia houdt bü voorkeur van een vooh- plaats, verliest zij haai- waarde. Een frissche be- tigen, humusrijken grond, die bovendien zeer waarplaats is een eerste voorwaarde voor een zuiveren smaak der vruchten. Doordat de vruchten alzoo 'n dag of veertien gelegen hebben zijn ze voldoende uitgewasemd m op hun vaste bewaarplaats gebracht te wor den. Door dat vochtverlies is het suikergehalte gzooter geworden en de smaak beter. Vruchten jhun vaste bewaarplaats gebracht, want deze zouden in een droge lucht spoedig rimpelen. De beste bewaarplaats is een frissche niet chtige kelder, een koele kamer of zolder. Kies1Cor dei winter beschermd worden. Het beste --.immer een bewaarplaats waar gestookt wordt, is met droog turfstrooisel, dat door dennetakken .-'of Tril O er in 7i".n'n iTOrt vrslr niof fnoVif on nlot li/vVit ici„i.t T-v^„» 'Ta ffri'sdfirK Slfür imet een ruwe schU worden echter dadelük naar '2 a U M. stijgt. En de millioenen menschen,hun VRStft hpw9Jim,sats „hrllrht. want Here die hier in de grootste denkbare armoe leven. kunnen geen maatregelen tot afweer nemen of zelfs maar vluchten voor het dreigende gevaar. Zü hebben geen geld of geldswaardige bezittingen in hun kale hutten en de dichtstbüzünde veilige plaats ligt misschien drie- of vierhonderd K.M. verderop. Het is hun onmogclyk, hun uitgemergelde lichamen zoo ver voort te sleepen. Neen, als de ramp komt, dan moet zü maar komen en wien zij treft, dien moet zü maar treffen. En op een zekeren morgen, nadat reeds dagen lang een woedende typhoon tallooze hutten had weggevaagd, werden ook de slükerige golven der rivieren over de düken gedreven. Eerst langzaam en schünbaar zonder gevaar te veroorzaken, dan met toenemende snelheid, zóó, dat vluchten niet eens meer mogelük was. Het alles vernielende water had in enkele uren onafzienbare streken onder water gezet, rüst- en katoen-aanplantingen verwoest, vee en menschen gedood. In tot waan zin gestegen doodsangst vluchtte men op daken en in boomen, als reusachtige bijenzwermen hingen de ten doode opgeschreven menschen voedzaam moet zün. Wie de planten eens een goeden verzorging wil geven, grave op min of meer beschaduwde plaats een gat van een halven meter in het vier kant en vult dit met baggeraarde die goed door vroren is geweest, bladaarde en flink wat ouden koemest. De Hortensia zal in deze compost ge plant en op tijd van het noodige water voor zien, in een paar jaar tot een groote plant uit groeien. Daar de Hortensia een Oostersche plant is en tegen strenge winters niet bestand is, moet ri'. wanneer zy in den vollen grond staat. dagenlang in de takken, totdat honger en ver moeienis de handen verslapten of het steeds wassende water ook het laatste toevluchtsoord bedolf. Hankow zelf staat büna 18 M. onder water. Daar is het water één griezelige golvende massa vol halfvergane menschen- en dierenlijken, die aan huizen en telegraafpalen blüven hangen en door het afschuwelüke gezicht en de ondragelüke stank den overlevenden het leven tot een hel maken. De doorweekte, half bedorven levensmid delen, het ongekookte, vuile drinkwater en de door den stank bedorven lucht hebben reeds thans verontrustend veel gevallen van dysenterie en typhus veroorzaakt Hoe moet het worden, als deze van hulp en toevoer afgesneden stad nu ook nog door een epidemie wordt bezocht? Die verschrikking kan men zich eenvoudig niet indenken. Benden kannibalen. Aan de randen van het overstroomde gebied hebben de tot wanhoop gedreven menschen zich vereenigd tot groote benden om door rooven en moorden in hun onderhoud te voorzien. In hun onderhoud te voorzien? Ja, als men dat zoo wil opvatten. Men vindt nog wel ergens een oude hond, een verdwaald kind, een zieke die moest achterblijven. Misschien zelfs wel een laatste beetje maismeel of rüst. Zoo'n vondst beteekent weer een paar dagen langer leven. De drang naar zelfbehoud schünt alle misdaden onbelang rijk te maken. Eten en het leven rekken, al moet daarvoor ook een medemensch verhongeren of ..vermoord worden. De regeeringstroepen trach ten de benden te bestrijden. Misschien zoeken zü ook voor zichzelf wel het noodige „levens onderhoud", want rantsoenen worden uit den aard der zaak niet verstrekt. De geüniformeerde 'et mag in zoo'n vertrek niet tochten, niet licht wezen (in dit geval kan men afdekken met kran ten I, de temperatuur zoo laag mogelük blüven zonder te veel wisseling, het moet er vorstvrij Zijn. Bij een temperatuur van ongeveer 40 gr. Fahr. houdt het fruit zich gewoonlijk het beste. De beste bewaring is de vruchten uit te sprei den met een kleine tusschenruimte, b.v. op schappen. Deze schappen kunnen op verschillen de manieren gemaakt worden. Wie nu een kel der heeft, die aan bovenstaande eischen vol doet, kan daar een een vaste bewaarplaats tim meren. Men kan er één timmeren van ongeveer 1 meter breed en (4 meter diep. De kanten wor den dunne opstaande regels en zün op 2025 e.M. telkens voorzien van 2 dwarslatten aan de beide zijden. In dit geraamte plaats men losse bakken of kratten, die op beide zijlatten rusten en gemakkelük uit- en ingeschoven kunnen worden. De bodem dezer kratten bestaat uit dunne, niet breede latjes, die ongeveer 5 c.M. vaneen komen. .Voor de zijkanten kan men een dunne plank of een paar latjes nemen. Gemak kelijk is het aan de voorzüde een handvat te maken, waardoor het uit- en intrekken der laden vlugger gaat. Deze laden kan men vullen met 2 a 3 lagen vruchten, men kan zoo op een oppervlakte van één meter breed, 1(4 meter hoog en (4 mater diep verscheiden vruchten leggen. Het geheel is luchtig en frisch en de vruchten rotten niet spoedig. Het is aan te raden om de veertien dagen de laden even uit te schuiven en de vruchten zorg vuldig na te zien en aangestokenen te verwüde ren. Wil men het fruit in een kist bewaren, dan kan dit ook heel goed, mits deze in droog turf molm komen te liggen. Men legt dan eerst op den bodem der kist een dun laagje fün turf strooisel, waarop dan één laagje appels die elkaar niet raken, dus met een kleine tusschenruimte. Daarover weer een laagje strooisel, zoodat ook de ruimte tusschen de vruchten wordt aange vuld. Zoo wordt de geheele kist gevuld. Doordat de vruchten hierin droog, koel en donker lig gen, zullen ze niet spoedig rotten. We geven de voorkeur echter aan het bewaren op schappen, of, indien men over veel ruimte beschikt, ze zoo dun mogelük uit te spreiden. Wanneer de bewaring met de meeste zorg ge schiedt, kan men dan ook den geheelen winter over versch fruit beschikken. Goede duurzame appels kan men gemakke lük bewaren tot MaartApril. De duurzame rei- netten duren zelfs soms wel tot Mei. Peren (handperen) duren (althans de meeste soorten) niet langer dan tot Januari, so- echter ook stoofperen tot Maart. Bewaar uw fruit met de meeste zorg, wilt je kan worden afgedekt. Doet men dit werkje wan neer de plant goed droog is, dan is er weinig kans, dat de scheuten verrotten. De in potten staande planten worden door tal van liefhebbers met succes in den kelder over winterd.. Daar in den winter de groei van deze plant zoo goed als stil staat, moet hoegenaamd geen water gegeven worden, daar zü geduren de de wintermaanden maar weinig water noodig heeft. Wanneer in het voorjaar nieuwe scheuten zich vertoonen, dan geve men nieuwe aarde en wanneer dit noodig mocht blüken, een grooteren pot of kuip. Bü het verplanten moet men zoo veel mogelijk de oude aarde verwüderen. daar die beter door nieuwe vervangen kan worden. Veel liefhebbers zün 'er, die gaarne Horten sia's met blauwe bloemen hebben. In sterk ijzer houdende gronden gebeurt dit blauw kleuren als van zelf, zonder eenig hulpmiddel. Men moet dus beginnen met den grond ijzor- hcudend te maken. Wanneer nu de planten op gepot worden, voegt men aan den grond ijzer vitriool of schilfers van leisteen toe. De hoeveel heid is moeilük op te geven, maar te veel kan niet schaden. In het gietwater doet men 2 gr. ammoniakaluin of 20 gr. üzersulphaat per liter water. Hiermee begint men te gieten, zoodra de knoppen zichtbaar worden en eindigt men wanneer de bloemen gekleurd zün. horden maken inderdaad weinig verschil met deer den geheelen winter over beschikken EEN TANDENSTOKERS-MUSEUM. Een tandheelkundige te Berlün houdt er een eigenaardig museum op na, dat niet in de reis gidsen vermeld staat, maar dat toch voor ieder een toegankelük is en waarheen de tand- en mondspecialisten per circulaire uitgenoodigd worden. Het is een museum van.tanden stokers. Men ziet er tandenstokers uit het Romcinsch tijdvak, fün geciseleerd en met oorlepeltjes ver bonden. Het begin der middeleeuwen heeft geen spe cimens achtergelaten; misschien heeft de tand des tüds om in de vaktaal te blüven ze' heclemaal opgeknaagd. Maar in de elfde eeuw ziet men tandenstokers verschijnen in zilver gedreven met gothische versierselen: in den vorm van een zwaard, vén een dolk, van een kruis, van een jachtmes, met door elkaar gekronkelde slangen of knielende madonna's. In latere dagen Venetiaansche gon dels en portretten van Napoleon er op. Het democratiseeren van het voorwerp, dat nu nog maar een stukje hout, een stukje schildpad of een stukje rtr.- schacht is. heeft een einde aakt ar:: r.:.i' fantasieën, die 'schcn -- riaat he tt. -lien.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 6