TWEEDE BLAD. GEMENGD NIEUWS 9RB KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWEN.! ACHT. EEN KERSTAFSPRAAK. k, ALS DE LICHTJES STRALEN. Als de lichtjes stralen Is er vreugde in 'I gezin. En de Kerstgedachte Dringt de harten in. Brengt een sfeer van vrede Buiten mag het somber zijn, Bus tig staat ae Kerstboom In een lichten schijn. Als de lichtjes stralen, Klinken kinderstemmen zacht. Zingen 't lied der Eng'len In den stdleri nacht: ..Vrede zij den volken, Welbehagen in den mensch!" Woorden, die vertolken 'n Diepgevoelden wensch. Als de lichtjes stralen. Peinst men soms met droefeni - Zal de tijd ooit komen. Dat 't echt vrede isV Waren menschenllefdc En vertrouwen niet zoo klein. Dan zou de Kerstgedachte EintTlijk waarheid zijn' (Nadruk verboden.) DE WERKLOOSHEIDSCOMMISSIE. De S.D.A.P.-fractie stelt uitbreiding van de Commissie voor. Bij den Raad is een voorstel ingediend door de heeren H. Disselkoen en W. de Tello (S.D. A.P.) betreffende uitbreiding van de Gemeente lijke Commissie van Advies voor de Werkloos heidsverzekering. In de toelichting wordt er op gewezen, dat in de laatste raadsvergadering in een vacature in deze commissie werd voorzien, doordat met 7 tegen 6 stemmen een lid der Prot.-Christ. vak beweging werd benoemd, terwijl 6 stemmen werden uitgebracht op een lid der moderne vakbeweging Namens de R.-K. fractie, dus namens 6 van de 7 raadsleden, die dien keer nog niet op een lid der moderne vakbeweging stemden, werd verklaard, dat zij bereid waren, de commissie uit te breiden, opdat ook de stem der moderne vakbeweging daarin zou worden gehoord. Het is den voorstellers echter gebleken, dat Burg. een Weth. voor de eerstvolgende raads vergadering nog niet met een voorstel tot uit breiding der commissie zullen komen, zoodat in dit winterseizoen, met zijn schrikbarende werk loosheid, de moderne vakbeweging in Heem stede verstoken zou blijven van de mogelijkheid, in deze commissie haar adviezen te doen kennen. Immers, zelfs wanneer de Raad op 29 December tot uitbreiding besluit, kan eerst in de vergadering van einde Januari iemand be noemd worden en kan deze dus pas in Februari 1932 aan het werk der commissie deelnemen. Nog langer uitstel achten de voorstellers niet alleen ongewenscht, maar ook niet in overeen stemming met de opvattingen van den Raad, zooals die op 24 November j.l. tot uitdrukking zijn gekomen. GEVONDEN VOORWERPEN. I erug te bekomen bij: Koelemeij, Zandvoort- schelaan 156, een glacé handschoen; P. v. d. Meer, Borneostraat 26, een paar handbescher mers; Does, Lindelaan 22, een bankbiljet; P. Stokman, Binnenweg 142, een vulpen; Sloof, Drieheerenlaan 11. een damesportemonnaie met inhoud; Mevr. Vollers, Zandvoortschelaan 167 een wollen das; R Pronk, Kerklaan 50, een tienrittenkaart; Th. A. Warmerdam, Heerenweg 23, een rijwielbelastingmerk; P. A Hesse, 't Haantje 1 A, Delft, een bankbiljet; G. Dal huizen, Zandvoortkade 12, een wollen kinder schoentje; v. Dongen, Zandvoortschelaan 4, een vulpen; Booms, Balistraat 3, een zilveren manchetknoop; Bureau van Politie, Raadhuis straat, een kindertaschje met inhoud, een bal, een gedeelte van een leesboek en een kinder handschoen. AANRIJDING. Maandagavond had een aanrijding plaats op den Meerweg alhier. Een bespannen voertuig werd aangereden door een auto die uit de tegenovergestelde richting kwam, doordat de bestuurder van de auto blijkbaar niet begreep welken kant het be spannen voertuig wilde uitrijden, haalde hij maar naar links uit, met het gevolg dat de auto tegen het gespan botste, waardoor het tuig en lemoen werden beschadigd. Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor. VAN HET VERMISTE RIJWIEL. tiet rijwiel, de vorige week aan de Zand voortschelaan als vermist opgegeven, bleek niet ontvreemd te zijn Het werd teruggevonden op j een stuk land in de nabijheid van de plaats van I vermissing. PIETER JELLES TROELSTRA EN DE ARBEIDERSBEWEGING Referaat van H. Quarles van Ufford. Voor de afdceling Heemstede van het Ins i- 1 tuut voor Arbeidersontwikkeling sprak Vrijdag- j avond H. Quarles van Ufford over de beteekenis van Mr. Troelstra voor de arbeidersbeweging. Spr. begon met een beschouwing van Troel- stra's milieu; Friesland. Het is van het grootste belang, dat men steeds als achtergrond van Troelstra's geheele ontwikkeling ziet dit land bouwgebied. Immers, het platteland was tot om streeks 1880 gebleven buiten de aanraking met de kapitalistische produktiewijze,. en buiten de burgerlijke kuituur. Juist toen Troelstra zich als jong advocaat ging vestigen, kwam de groote kentering: de industrieele revolutie deed zich gelden in het Friesche landbouwgebied met alle gevolgen van dien, in eerste instantie een ver arming en proletariseering op groote schaal van de boeren. Troelstra krijgt dan bij herhaling „gevallen" te verdedigen van boerenarbeiders, die uit armoede tot diefstal komen, en wij mogen wel zeggen, dat juist deze processen zijn gewor den tot de hoogere leerschool, die hem tot socialist maakte. Vooral, wanneer hij dan den eersten Eén Mei-dag meemaakt in Heerenveen. waar hij met diepe intuïtie voelt het herstel van dit door het kapitalisme ontwortelde landbouw- proletariaat, dan worden zijn laatste vooroor- deelen doorbroken, en hij kiest bewust partij. Deze keuze voor het socialisme en de arbei dersbeweging, die zijn levenskeuze is geworden, wordt, en dat is voor ons zeer merkwaardig, ge formuleerd met religieuse termen. Troelstra teekent datgene, wat hem tot deze keus bracht, als „roeping", als gehoorzaamheid aan een hocgere macht. En ook later, ja eigenlijk in Troelstra's geheele verdere levensgang komt dit beginsel terug. Dit beteekent echter absoluut niet, dat Troelstra nu mag worden ingedeeld bij de religieuse of zelfs bij de Christen-socia listen. Maar dit staat vast: de vraag naar God is zijn geheele leven voor hem brandend geweest. Troelstra's persoonlijkheid demonstreert zich al direkt, als hij in botsing komt met de óude leider, met Domela Nieuwenhuis. Deze maakt dan juist zijn ontwikkeling tot anarchist door, en het is op dat oogenblik, dat Troelstra hem de leiding der arbeidersbeweging ontneenrt. Het is de groote beteekenis van D. N„ de arbeiders klasse tot ontwaken te hebben gebracht, Troel stra's beteekenis is, dat hij haar ekoncmische en politieke organisaties heeft geschapen. Zij ver tegenwoordigen twee tijdperken, het eerst van geloof in de katastrofe, het tweede van geloof in langzame opbouw. Troelstra is in deze jaren gerijpt, en hij staat voor ons als een, die eerbied afdwingt, vóór alles door zijn karaktergrootheid. Hij woont enkele jaren in Amsterdam, machteloos tegen het anarchisme, leeft in de grootste armoede; dan in Utrecht, waar er een beetje beweging in begint te komen, maar nog steeds in zoo groote armoede, dat de arbeiders uit eigen beweging hem financieel gaan steunen, en in dien tijd schept hij een kader van leiders, waarmee in 1894 de S.D.A.P. wordt opgericht, die hem in 1897 in de Kamer brengt. Het is in deze periode, dat het vertrouwen van de arbeiders in hem wordt bevestigd; hij doet wat nauwelijks één deed: hij is met hen solidair, zelfs in hun armoede. Nu komen de jaren die het hoogtepunt zullen zijn van Troelstra's leven, als partijleider, en aanvoerder der sociaal-demokratie in de Kamer. Reeds spoedig wordt dat leiderschap op den proef gesteld: als bij de staking van 1903 tegen over de aktie om de aktie der anarchisten door hem gesteld wordt de verantwoorde aktie om bereikbare resultaten. Spr. behandelt deze periode uitvoerig aan de hand van Troelstra's Gedenkschriften. In de partij zelf komen nu tegenstellingen: één groep, de Tribunisten, Henriette Roland Holst, Herman Gorter achten de beweging een verwerkelijking van de theorie; Troelstra acht de beweging de verwerkelijking van een levens recht. Hier komt de tegenstelling tusschen de intellektueeien en de leider van dé arbeiders partij, die eindigt en eindigen moest met het royement van de eersten. Het aspect was im mers geheel veranderd: de beweging met haar organisaties bestónd, en moest in haar eigen waarde worden erkend. Zonder twijfel echter moet thans ook worden erkend, dat Troelstra in die jaren zijn grootheid en zijn kracht, maar tevens ook zijn grenzen toonde. Want de toenmalige linkervleugel zag veel scherper dan hij de begrenzingen van de beweging als zoodanig, zag de grenzen van het geen bereikt was veel duidelijker dan hij. Tal van vragen: de stijging der oorlogsbegroo- tingen, de koloniale vragen, ook al de vraag der arbeidsvreugde, en zoo meer, werd door hen gesteld. En erkend moet worden, dat Troelstra in die jaren njgt meer bij machte is geweest zich geheel om te schakelen op de nieuwe stroom, en dat hij veel V3n dit alles niet meer gezien heeft. Het blijkt het duidelijkst in 1914, als Troelstra zijn bekende rede houdt over de nationale een heid. Weliswaar heeft hij toen geen woordbreuk gepleegd, want de beweging had zich toen nog niet vastgelegd op oorlogsdienstweigering, maar desondanks mag ons de nadrukkelijke vaderlandslievende toon blijven verhazen. Spr. eindigt met de „vergissing" van 1918, en gaat de loop der omstandigheden na. Troelstra's revolutionnair élan had hem de werkelijke toe stand in het land doen vergeten. Maar het be langrijkste van de vergissing was niet de ver gissing, maar dit: de liquidatie van de vergis sing van 1914. Het zelfrespect der arbeiders beweging was hersteld, en de beweging heeft Troelstra toen en later'bij herhaling haar dank- baarheid uitgesproken. Zoo staat dan Pieter Jelles Troelstra voor ons, als de socialistische leider, die in alles één was en bleef met de arbeidersklasse, en die daardoor het onbeperkte vertrouwen genoot van de massa's. En dat is wellicht zijn allergrootste beteekenis. VERGADERING R.K. VOETBALCLUB H.B.C. Maandagavond hield bovengenoemde club eene ledenvergadering van „Senioren", welke vergadering zeer goed bezocht was. Om kwart over 8 opende de waarn. voorz,. dé heer Th. v. d. Horst, de vergadering met den chr. groet, waarna notulen werden gelezen en goedgekeurd Onder de ingekomen stukken was o.m. de mededeeling dat Santpoort 1 a.s. Zondag den wedstrijd komt spelen tegen H.B.C. I. Daar Santpoort een leidende plaats inneemt in de andere le klasse kan dit een goede meeting worden. Ook deelt de heer D. v. d. Horst, naar aan leiding-van een onderhoud met het kerkbestuur, mede, dat de quaestie van het terrein wat betreft de „leergangen" tot volle tevredenheid is opgelost. Door den geweldigen groei der vereeniging, die nu al ver over de 100 leden telt, was bestuursuitbreiding tot 9 leden noodig. Daar ook de voorzitterszetel vacant was. werd nu in deze ook voorzien door de verkiezing als zoo danig van den heer J. v. d. Horst Jr., terwijl de heeren P. de Wildt en J. v. d. Zwan als nieuwe bestuursleden werden gekozen. Betreffende de reisvergoeding werd na uit voerige besprekingen het bestuursvoorstel aan genomen. De rondvraag leverde nog enkele belangrijke organisatorische besprekingen op, waarna deze zeer geanimeerde vergadering werd gesloten met den chr. groet. ALCOHOL EN KANKER. üp het internationaal Congres voor homoeo- pathie en andere biologische geneeswijzen, dat korten tijd geleden te Dresden gehouden werd, sprak Prof. Dr. Kiilz over suikerziekte en kanker. Hij wees erop, dat in de vrije natuur geen kanker bij dieren bestaat en dat het zeer de vraag is, of laboratorium-kanker, aan dieren toegebracht, wel vergelijkbaar is met de men- schelijke kanker. Naar zijn meening ontstaat het degeneratieve kankerbeeld in onze cultuur door algemeene chronische schadelijkheden, n.l. alcohol, tabak en vooral keukenzout. Kanker willen bestrijden door operatie alleen, is van biologisch standpunt verkeerd. Vooral de kankerconstitutie moet behandeld worden door versterking der natuurlijke afweerkrachten van het organisme. Men moet de schadelijkheid op zoeken, die de kanker veroorzaakt; dan eerst kan men tot een wijziging van cellen en lichaamsvochten komen, een en ander volgens het biologische beginsel: Similia similibis curan- tur (het gelijksoortige geneest het gelijk soortige. („Wegw.") HEEMSTEDE IN BEELD. j' «r».r n rrrtr fg ,1 irwir Hl i LuL I MMl -.i'j: - si De Openbare School voor Gewoon Lager Onderwijs aan de Dreef. Door Th. ROTMAN. 65. Tegen zonsondergang kreeg de veel geplaagde kapitein eindelijk rust; het jeugdige gebroed ging naar kooi en papa ging tegen den boomstam zitten dutten. Daar hadden de jongens, die hun oom achterna gerend waren en alles gezien hadden, op gewacht. Met 't oog op het leeuwentemmen was er in de vlieg machine een groote flesch chloroform; die werd, tegelijk met 'n grooten zak, gehaald en ver volgens Koosje's zakdoek flink met chloroform besprenkeld. 66. Gewapend met zak en touw en met 't verdoovende goedje slopen de twee jongens naar den snurkenden aap. Koos duwde hem den zakdoek onder z'n neus en Kees gooide hem heel handig den zak over z'n kop. Met stevige touwen, die de slimme neven evenmin v.ergeten hadden, werd hij nu zoo stevig ge boeid, dat hij, als hij bijkwam, zeker geen vin zou kunnen verroeren Daarop werd kapitein Klakkebos, niet zonder veel moeite, weer op den beganen grond geholpen. 67. „Dat was '11 benauwd uurtje!" zei de kapitein. „Maar hoe krijgen we dien aap mee?" Op datzelfde oogenblik werden de struiken opzij geduwd en twee negers kwamen te voor schijn. Ze waren aan 't kruiden zoeken voor hun opperhoofd; deze stakker verging van kiespijn, en de negers dachten: „Nou, als die lui zoo knap zijn, om zoo maar hokus-pokus ,zoo'n grooten aap te vangen, zullen ze ook wel raad voor de kiespijn weten!" 68. Ze wenkten den kapitein en de twee jongens dus, om mee te gaan. Spoedig waren ze in de negerkraal, waar het brave opperhoofd Kookmebotje bezig was, zijn geteisterde wang met een brandenden fakkel te blakeren, om dan vervolgens zijn hoofd onder water te dompelen. Naar het hevige gebrul van Zijne Doorluchtig heid te oordeelen. scheen de kunstbewerking echter niet veel te helpen. Naar het Engelsch. (Slot.) „Ik vind het heerlijk voor Tante, juffrouw Whithers, dat zij is, zooals zij is! Dat doet haar hopen, dat hij ééns zal komen. Nu voelt zij zich niet ongelukkig." „Dat denk ik ook, juffrouw. Gisterenavond is mijnheer Chester niet gekomen en vandaag zal hij ook niet komen. Nu wacht zij rustig tot een volgenden Kerstdag, want zij verwacht hem nooit op een anderen tijd." De ontbijtbel luidde en Penelope ging vlug naar beneden. Juffrouw Warden zat al op haar plaats en keek naar den ledigen stoel aan tafel. Voor het eerst sprak zij over den verwachten gast. „Ik verwacht een oud-vriend in den loop van den dag, Penelope. Ik had gedacht, dat hij gisteren zou zijn gekomen. Hij kan nu ieder oogenblik hier zijn en het is prettig, dan klaar te zijn." Dit was alles; maar het deed het jonge meisje pijn, de oude vrouw te zien wachten, al die jaren lang, op de vervulling van haar wenschen. Den heelen dag door ging het zoo; het bord op de leege plaats werd met de verschillende spijzen gevuld en weer weggenomen door den bottelier. Penelope verwonderde er zich over, dat juffrouw Warden niet onrustig en verdrietig werd; zij nam de teleurstelling zeker als iets vanzelfsprekends op en was er aan gewoon. Slechts eenmaal merkte Penelope een blik van smart en teleurstelling in de doffe oogen van de oude vrouw en zij meende, dat juffrouw Warden veel niet het geratel van wielen in de oprijlaan, Penelope?" Penelope was opgestaan en naar het venster toegegaan; zij wist echter, dat er geen rijtuig te zien was en geen geluid te hooren. „Neen, Tante." antwoordde zij zacht, „er komt niets aan." Eindelijk was ook deze lange dag bijna ten einde; er zou nu geen bezoeker meer komen. De klok wees langzamerhand het uur aan, om naar bed te gaan. Toen werd juffrouw Warden onrustig; zij liep de kamer heen en weer en keek telkens naar de klok. Haar oogen glinsterden zoo vreemd en haar lippen trilden zoo, dat het jonge meisje blij was, dat Graham weldra zou binnenkomen. Toen hij verscheen, vroeg juffrouw Warden scherp: „Mijnheer Chester is vandaag niet gekomen, wel Graham?" „Neen, juffrouw," zei de oude man, kaimee- rend. „Op dezen Kerstdag nog niet." „Neen, dezen Kerstdag nog niet! En hij zal nooit op eenigen Kerstdag komen. Dat hebt jullie allen geweten en je hebt tegenover mij gedaan, alsof je het wel geloofde. Je hebt ge logen en comedie gespeeld, zooals ik tegenover mijzelf heb gelogen en comedie gespeeld. Het zijn allemaal leugens, leugens!" Haar stem geluid werd hoe langer hoe hooger. „Maar het volgende Kerstfeest zullen er geen leugens meer zijn. Hij zal ïooit komen, nooit!" Zij zou voorover gevallen zijn, als Penelope haar niet had opgevangen, waarna zij haar, met behulp van juffrouw Whithers, naar bed bracht. Vlug liep een van de bedienden naar het dorp om den dokter. Penelope ging in den salon, om de komst van den dokter af te wachten. Lang zat zij te soezen over hetgeen gebeurd was en, daar zij erg vermoeid was, viel zij in slaap, j Hoe lang zij geslapen had, wist zij niet, maar i opeens werd zij wakker. Half-droomend nog, sloeg zij de oogen op; zij hoorde voet- stappen bij de deur en zij meende, dat het de dokter moest zijn. Nog vóór zij bij de deur was, kwam er iemand binnen, die op haar toeliep. De kamer t u/ai clprht ril 1, an O1„1- nientand anders dan mijnheer Chester! Het1 sprekend evenbeeld van het portret! Het waren dezelfde lachende oogen, het mooie, donkere haar; dezelfde jeugdige gestalte. Toen bedacht Penelope opeens het tijdsverloop van vijftig jaar en zij was er van overtuigd, dat zij dit alles gedroomd had. Toen hij naderbij kwam,merkte zij, tot haar geruststelling, op, dat de .snit van zijn jas en kraag volgens de laatste mode was. Ik moet mijn verontschuldiging aanbieden, dat ik zoo laat kom. Ik vrees, dat ik vanavond juffrouw Warden niet zal zien. De bottelier vertelde mij, dat zij plotseling ziek was ge worden. U is zeker de andere juffrouw Warden? Ik heet Anthony Chester." „Mijnheer Chester!" riep Penelope. „Tante verwacht u; zij heeft u al den heelen dag ver wacht!" „Ik kan mij niet begrijpen, hoe dat mogelijk is! Ik twijfel, of zij ooit over mij heeft hooren spreken!" „Zij heeft u ai vijftig jaar lang verwacht, mijnheer Chester." „Juist; naar aanleiding van die vijftig jaar kwam ik vandaag hier. Maar toch ben ik, helaas, niet de man, die zij verwacht. Ik hoopte, hier op tijd aan te komen, maar alle treinen waren te laat Ik had zoo gewenscht op Kerst mis te komen." „Ik begrijp het no£ niet heel goed," hernam het jonge meisje, „tenzij u. uit naam van dien anderen mijnheer Chester komt waarop Tante zoo lang gewacht heeft. En ik vrees, dat het nu te laat is!" De oogen van het jonge meisje vulden zich met tranen. „U hebt gelijk: die andere mijnheer Chester was de oom van mijn vader. Het plotseling ver dwijnen van mijn oudoom is een wonderlijke geschiedenis en ik ben die nu pas te weten gekomen. Mag ik ze u vertellen?" Zij zaten voor het vuur en de jonge man vertelde haar het verhaal, dat hij anders de oude dame zou hebben meegedeeld. „Ik kom juist uit een afgelegen stadje in Duitschland en daar vond ik de oplossing, van wat altijd een geheimzinnig iets in onze familie kleine herberg, waar ik mijn intrek had ge nomen. De waard vertelde mij den volgenden aag, dat, in zijn vaders tijd, een Engelschman daar een nacht gelogeerd had. Hij had verteld, dat hij op weg was naar een vriend, die ster vende was. In het vreemdelingenboek zag ik duidelijk, dat hij heette: Anthony Chester. Ik was er toen van overtuigd, dat dit mijn oud oom was en liet den waard zijn verhaal ver tellen. Mijn oudoom was dien nacht, onver wacht, overleden. Waaraan, dat kon de waard niet zeggen, maar dat hij overleden was, was zeker. Mijn oom droeg geen papieren bij zich, waaruit bleek, waar hij thuis hoorde, of tot welke familie hij behoorde. In onze dagen zou alles opgehelderd zijn, maar in die tijden, met di slechte verkeersmiddelen, was zooiets on mogelijk. Eerst dacht ik even aan moord; maar zijn bagage, die nog in het bezit van den waard was en die ik heb meegebracht, was keurig in orde." „Ja. dan kan dat niet," stemde het meisje toe. „Gaat u voort, als 't u blieft." „Toen ik in dezelfde kamer was, waarin indertijd mijn oudoom logeerde, moest ik voort durend aan hem denken, zoodat ik niet slapen kon. Ik stond op en ging bij het vuur zitten lezen Toen alles in huis in rust was, voelde ik een plotselingen aandrang, om het oude schrijf bureau, waarnaast ik zat, te onderzoeken. In elk hoekje en gaatje zocht ik en eindelijk vond ik, achterin een van de laadjes, een pakje ver geelde brieven. En een brief, dien hij begonnen was, toen de dood hem overviel." „Gaf die brief een verklaring?" vroeg Pene lope. „Het was een antwoord op een anderen hrief, op dien van uw oudtante, juffrouw Warden. In dien brief stond de reden, waarom oom zoo plotseling op reis moest en de herhaalde ver zekering, dat hij op Kerstavond terug zou zijn. Toen ik weer in Engeland kwam, hoorde, ik dat juffrouw Warden nog leefde en ik voelde er behoefte aan, haar te komen vertellen, dat mijn oudoom zijn belofte jegens haar niet verbroken had, maar dat de Dood hem hierin verhinderd had. Misschien heeft zij hem al lang vergeten, Penelope zachtjes. „Zij heeft er nooit aan ge twijfeld, of hij zou terugkomen." Toen vertelde het jonge meisje, op haar beurt, alles, wat zij van haar oudtante wist en zij beiden betreurden den ongelukkige!! samen loop van omstandigheden. Plotseling wendden zich beider oogen naar de deur. „Ik hoorde iets," mompelde Penelope. „Het kan de dokter zijn. Ik moet nu gaan." De deur stond op een kier en het meisje deed ze wijd open. Toen stond zij verschrikt stil en 1 wees naar de trap. „St.! fluisterde zij tegen den man naast haar. „Ziet u het niet? Daar komen zij!" Het scheen Penelope inderdaad, of ze hen beiden,- hand in hand, de breede trap zag af komen, die iwee geliefden, die meer dan een halve eeuw gescheiden waren geweest; de man op het portret, Anthony Chester, en daarnaast, verrukt naar hem opkijkende, Penelope Warden zelf. Niet, zooals haar nichtje haar kende, maar jong en mooi een gelukkig. Hand in hand kwamen zij beneden; elkaar gelukzalig aan kijkend. Penelope houdt vol, hoewel niemand dan haar echtgenoot, Anthony, het gelooft, dat zij het geritsel van haar tante's zijden japon ge hoord heeft, toen zij langs haar heen kwam. Op den drempel keek de oudere Penelope Warden nog eens om naar het huis, waar zij zoo lang geleefd en gehoopt had en toen ver dwenen zij beiden. Juffrouw Whithers had niet behoeven te ver tellen, dat de oude dame zoo juist overleden was; dat zij vredig en kalm was heengegaan! „Niet werkelijk dood!' zei het jonge meisje tot den man naast haar. „U begrijpt het. U zaagt liet ook! Zij is eindelijk met hem heengegaan, voor altijd! O, ik ben blij, dat hij zich, na al die jaren, aan zijn Kerstafspraak toch gehouden heeft!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1931 | | pagina 5