TWEEDE BLAD.
GEMENGD NIEUWS
9RB
KAPITEIN KLAKKEBOS OP DE LEEUWEN.! ACHT.
EEN KERSTAFSPRAAK.
k,
ALS DE LICHTJES STRALEN.
Als de lichtjes stralen
Is er vreugde in 'I gezin.
En de Kerstgedachte
Dringt de harten in.
Brengt een sfeer van vrede
Buiten mag het somber zijn,
Bus tig staat ae Kerstboom
In een lichten schijn.
Als de lichtjes stralen,
Klinken kinderstemmen zacht.
Zingen 't lied der Eng'len
In den stdleri nacht:
..Vrede zij den volken,
Welbehagen in den mensch!"
Woorden, die vertolken
'n Diepgevoelden wensch.
Als de lichtjes stralen.
Peinst men soms met droefeni -
Zal de tijd ooit komen.
Dat 't echt vrede isV
Waren menschenllefdc
En vertrouwen niet zoo klein.
Dan zou de Kerstgedachte
EintTlijk waarheid zijn'
(Nadruk verboden.)
DE WERKLOOSHEIDSCOMMISSIE.
De S.D.A.P.-fractie stelt uitbreiding van de
Commissie voor.
Bij den Raad is een voorstel ingediend door
de heeren H. Disselkoen en W. de Tello (S.D.
A.P.) betreffende uitbreiding van de Gemeente
lijke Commissie van Advies voor de Werkloos
heidsverzekering.
In de toelichting wordt er op gewezen, dat in
de laatste raadsvergadering in een vacature in
deze commissie werd voorzien, doordat met 7
tegen 6 stemmen een lid der Prot.-Christ. vak
beweging werd benoemd, terwijl 6 stemmen
werden uitgebracht op een lid der moderne
vakbeweging
Namens de R.-K. fractie, dus namens 6 van
de 7 raadsleden, die dien keer nog niet op een
lid der moderne vakbeweging stemden, werd
verklaard, dat zij bereid waren, de commissie
uit te breiden, opdat ook de stem der moderne
vakbeweging daarin zou worden gehoord.
Het is den voorstellers echter gebleken, dat
Burg. een Weth. voor de eerstvolgende raads
vergadering nog niet met een voorstel tot uit
breiding der commissie zullen komen, zoodat in
dit winterseizoen, met zijn schrikbarende werk
loosheid, de moderne vakbeweging in Heem
stede verstoken zou blijven van de mogelijkheid,
in deze commissie haar adviezen te doen
kennen. Immers, zelfs wanneer de Raad op 29
December tot uitbreiding besluit, kan eerst in
de vergadering van einde Januari iemand be
noemd worden en kan deze dus pas in Februari
1932 aan het werk der commissie deelnemen.
Nog langer uitstel achten de voorstellers niet
alleen ongewenscht, maar ook niet in overeen
stemming met de opvattingen van den Raad,
zooals die op 24 November j.l. tot uitdrukking
zijn gekomen.
GEVONDEN VOORWERPEN.
I erug te bekomen bij: Koelemeij, Zandvoort-
schelaan 156, een glacé handschoen; P. v. d.
Meer, Borneostraat 26, een paar handbescher
mers; Does, Lindelaan 22, een bankbiljet;
P. Stokman, Binnenweg 142, een vulpen; Sloof,
Drieheerenlaan 11. een damesportemonnaie met
inhoud; Mevr. Vollers, Zandvoortschelaan 167
een wollen das; R Pronk, Kerklaan 50, een
tienrittenkaart; Th. A. Warmerdam, Heerenweg
23, een rijwielbelastingmerk; P. A Hesse,
't Haantje 1 A, Delft, een bankbiljet; G. Dal
huizen, Zandvoortkade 12, een wollen kinder
schoentje; v. Dongen, Zandvoortschelaan 4, een
vulpen; Booms, Balistraat 3, een zilveren
manchetknoop; Bureau van Politie, Raadhuis
straat, een kindertaschje met inhoud, een bal,
een gedeelte van een leesboek en een kinder
handschoen.
AANRIJDING.
Maandagavond had een aanrijding plaats op
den Meerweg alhier.
Een bespannen voertuig werd aangereden
door een auto die uit de tegenovergestelde
richting kwam, doordat de bestuurder van de
auto blijkbaar niet begreep welken kant het be
spannen voertuig wilde uitrijden, haalde hij
maar naar links uit, met het gevolg dat de
auto tegen het gespan botste, waardoor het
tuig en lemoen werden beschadigd.
Persoonlijke ongelukken kwamen niet voor.
VAN HET VERMISTE RIJWIEL.
tiet rijwiel, de vorige week aan de Zand
voortschelaan als vermist opgegeven, bleek niet
ontvreemd te zijn Het werd teruggevonden op j
een stuk land in de nabijheid van de plaats van I
vermissing.
PIETER JELLES TROELSTRA EN DE
ARBEIDERSBEWEGING
Referaat van H. Quarles van Ufford.
Voor de afdceling Heemstede van het Ins i- 1
tuut voor Arbeidersontwikkeling sprak Vrijdag- j
avond H. Quarles van Ufford over de beteekenis
van Mr. Troelstra voor de arbeidersbeweging.
Spr. begon met een beschouwing van Troel-
stra's milieu; Friesland. Het is van het grootste
belang, dat men steeds als achtergrond van
Troelstra's geheele ontwikkeling ziet dit land
bouwgebied. Immers, het platteland was tot om
streeks 1880 gebleven buiten de aanraking met
de kapitalistische produktiewijze,. en buiten de
burgerlijke kuituur. Juist toen Troelstra zich als
jong advocaat ging vestigen, kwam de groote
kentering: de industrieele revolutie deed zich
gelden in het Friesche landbouwgebied met alle
gevolgen van dien, in eerste instantie een ver
arming en proletariseering op groote schaal van
de boeren. Troelstra krijgt dan bij herhaling
„gevallen" te verdedigen van boerenarbeiders,
die uit armoede tot diefstal komen, en wij mogen
wel zeggen, dat juist deze processen zijn gewor
den tot de hoogere leerschool, die hem tot
socialist maakte. Vooral, wanneer hij dan den
eersten Eén Mei-dag meemaakt in Heerenveen.
waar hij met diepe intuïtie voelt het herstel van
dit door het kapitalisme ontwortelde landbouw-
proletariaat, dan worden zijn laatste vooroor-
deelen doorbroken, en hij kiest bewust partij.
Deze keuze voor het socialisme en de arbei
dersbeweging, die zijn levenskeuze is geworden,
wordt, en dat is voor ons zeer merkwaardig, ge
formuleerd met religieuse termen. Troelstra
teekent datgene, wat hem tot deze keus bracht,
als „roeping", als gehoorzaamheid aan een
hocgere macht. En ook later, ja eigenlijk in
Troelstra's geheele verdere levensgang komt dit
beginsel terug. Dit beteekent echter absoluut
niet, dat Troelstra nu mag worden ingedeeld
bij de religieuse of zelfs bij de Christen-socia
listen. Maar dit staat vast: de vraag naar God
is zijn geheele leven voor hem brandend
geweest.
Troelstra's persoonlijkheid demonstreert zich
al direkt, als hij in botsing komt met de óude
leider, met Domela Nieuwenhuis. Deze maakt
dan juist zijn ontwikkeling tot anarchist door,
en het is op dat oogenblik, dat Troelstra hem
de leiding der arbeidersbeweging ontneenrt. Het
is de groote beteekenis van D. N„ de arbeiders
klasse tot ontwaken te hebben gebracht, Troel
stra's beteekenis is, dat hij haar ekoncmische en
politieke organisaties heeft geschapen. Zij ver
tegenwoordigen twee tijdperken, het eerst van
geloof in de katastrofe, het tweede van geloof
in langzame opbouw.
Troelstra is in deze jaren gerijpt, en hij staat
voor ons als een, die eerbied afdwingt, vóór
alles door zijn karaktergrootheid. Hij woont
enkele jaren in Amsterdam, machteloos tegen
het anarchisme, leeft in de grootste armoede;
dan in Utrecht, waar er een beetje beweging in
begint te komen, maar nog steeds in zoo groote
armoede, dat de arbeiders uit eigen beweging
hem financieel gaan steunen, en in dien tijd
schept hij een kader van leiders, waarmee in
1894 de S.D.A.P. wordt opgericht, die hem in
1897 in de Kamer brengt. Het is in deze periode,
dat het vertrouwen van de arbeiders in hem
wordt bevestigd; hij doet wat nauwelijks één
deed: hij is met hen solidair, zelfs in hun
armoede.
Nu komen de jaren die het hoogtepunt zullen
zijn van Troelstra's leven, als partijleider, en
aanvoerder der sociaal-demokratie in de Kamer.
Reeds spoedig wordt dat leiderschap op den
proef gesteld: als bij de staking van 1903 tegen
over de aktie om de aktie der anarchisten door
hem gesteld wordt de verantwoorde aktie om
bereikbare resultaten. Spr. behandelt deze
periode uitvoerig aan de hand van Troelstra's
Gedenkschriften.
In de partij zelf komen nu tegenstellingen:
één groep, de Tribunisten, Henriette Roland
Holst, Herman Gorter achten de beweging een
verwerkelijking van de theorie; Troelstra acht
de beweging de verwerkelijking van een levens
recht. Hier komt de tegenstelling tusschen de
intellektueeien en de leider van dé arbeiders
partij, die eindigt en eindigen moest met het
royement van de eersten. Het aspect was im
mers geheel veranderd: de beweging met haar
organisaties bestónd, en moest in haar eigen
waarde worden erkend.
Zonder twijfel echter moet thans ook worden
erkend, dat Troelstra in die jaren zijn grootheid
en zijn kracht, maar tevens ook zijn grenzen
toonde. Want de toenmalige linkervleugel zag
veel scherper dan hij de begrenzingen van de
beweging als zoodanig, zag de grenzen van het
geen bereikt was veel duidelijker dan hij. Tal
van vragen: de stijging der oorlogsbegroo-
tingen, de koloniale vragen, ook al de vraag der
arbeidsvreugde, en zoo meer, werd door hen
gesteld. En erkend moet worden, dat Troelstra
in die jaren njgt meer bij machte is geweest zich
geheel om te schakelen op de nieuwe stroom, en
dat hij veel V3n dit alles niet meer gezien heeft.
Het blijkt het duidelijkst in 1914, als Troelstra
zijn bekende rede houdt over de nationale een
heid. Weliswaar heeft hij toen geen woordbreuk
gepleegd, want de beweging had zich toen nog
niet vastgelegd op oorlogsdienstweigering,
maar desondanks mag ons de nadrukkelijke
vaderlandslievende toon blijven verhazen.
Spr. eindigt met de „vergissing" van 1918, en
gaat de loop der omstandigheden na. Troelstra's
revolutionnair élan had hem de werkelijke toe
stand in het land doen vergeten. Maar het be
langrijkste van de vergissing was niet de ver
gissing, maar dit: de liquidatie van de vergis
sing van 1914. Het zelfrespect der arbeiders
beweging was hersteld, en de beweging heeft
Troelstra toen en later'bij herhaling haar dank-
baarheid uitgesproken.
Zoo staat dan Pieter Jelles Troelstra voor
ons, als de socialistische leider, die in alles één
was en bleef met de arbeidersklasse, en die
daardoor het onbeperkte vertrouwen genoot van
de massa's. En dat is wellicht zijn allergrootste
beteekenis.
VERGADERING R.K. VOETBALCLUB H.B.C.
Maandagavond hield bovengenoemde club
eene ledenvergadering van „Senioren", welke
vergadering zeer goed bezocht was. Om kwart
over 8 opende de waarn. voorz,. dé heer Th.
v. d. Horst, de vergadering met den chr. groet,
waarna notulen werden gelezen en goedgekeurd
Onder de ingekomen stukken was o.m. de
mededeeling dat Santpoort 1 a.s. Zondag den
wedstrijd komt spelen tegen H.B.C. I. Daar
Santpoort een leidende plaats inneemt in de
andere le klasse kan dit een goede meeting
worden.
Ook deelt de heer D. v. d. Horst, naar aan
leiding-van een onderhoud met het kerkbestuur,
mede, dat de quaestie van het terrein wat
betreft de „leergangen" tot volle tevredenheid
is opgelost.
Door den geweldigen groei der vereeniging,
die nu al ver over de 100 leden telt, was
bestuursuitbreiding tot 9 leden noodig. Daar
ook de voorzitterszetel vacant was. werd nu in
deze ook voorzien door de verkiezing als zoo
danig van den heer J. v. d. Horst Jr., terwijl
de heeren P. de Wildt en J. v. d. Zwan als
nieuwe bestuursleden werden gekozen.
Betreffende de reisvergoeding werd na uit
voerige besprekingen het bestuursvoorstel aan
genomen.
De rondvraag leverde nog enkele belangrijke
organisatorische besprekingen op, waarna deze
zeer geanimeerde vergadering werd gesloten
met den chr. groet.
ALCOHOL EN KANKER.
üp het internationaal Congres voor homoeo-
pathie en andere biologische geneeswijzen, dat
korten tijd geleden te Dresden gehouden werd,
sprak Prof. Dr. Kiilz over suikerziekte en
kanker.
Hij wees erop, dat in de vrije natuur geen
kanker bij dieren bestaat en dat het zeer de
vraag is, of laboratorium-kanker, aan dieren
toegebracht, wel vergelijkbaar is met de men-
schelijke kanker. Naar zijn meening ontstaat
het degeneratieve kankerbeeld in onze cultuur
door algemeene chronische schadelijkheden, n.l.
alcohol, tabak en vooral keukenzout.
Kanker willen bestrijden door operatie alleen,
is van biologisch standpunt verkeerd. Vooral de
kankerconstitutie moet behandeld worden door
versterking der natuurlijke afweerkrachten van
het organisme. Men moet de schadelijkheid op
zoeken, die de kanker veroorzaakt; dan eerst
kan men tot een wijziging van cellen en
lichaamsvochten komen, een en ander volgens
het biologische beginsel: Similia similibis curan-
tur (het gelijksoortige geneest het gelijk
soortige. („Wegw.")
HEEMSTEDE IN BEELD.
j' «r».r
n rrrtr fg ,1
irwir Hl i LuL
I MMl
-.i'j: - si
De Openbare School voor Gewoon Lager Onderwijs aan de Dreef.
Door Th. ROTMAN.
65. Tegen zonsondergang kreeg de veel
geplaagde kapitein eindelijk rust; het jeugdige
gebroed ging naar kooi en papa ging tegen den
boomstam zitten dutten. Daar hadden de
jongens, die hun oom achterna gerend waren
en alles gezien hadden, op gewacht. Met 't oog
op het leeuwentemmen was er in de vlieg
machine een groote flesch chloroform; die werd,
tegelijk met 'n grooten zak, gehaald en ver
volgens Koosje's zakdoek flink met chloroform
besprenkeld.
66. Gewapend met zak en touw en met 't
verdoovende goedje slopen de twee jongens
naar den snurkenden aap. Koos duwde hem
den zakdoek onder z'n neus en Kees gooide
hem heel handig den zak over z'n kop. Met
stevige touwen, die de slimme neven evenmin
v.ergeten hadden, werd hij nu zoo stevig ge
boeid, dat hij, als hij bijkwam, zeker geen vin
zou kunnen verroeren Daarop werd kapitein
Klakkebos, niet zonder veel moeite, weer op
den beganen grond geholpen.
67. „Dat was '11 benauwd uurtje!" zei de
kapitein. „Maar hoe krijgen we dien aap mee?"
Op datzelfde oogenblik werden de struiken
opzij geduwd en twee negers kwamen te voor
schijn. Ze waren aan 't kruiden zoeken voor
hun opperhoofd; deze stakker verging van
kiespijn, en de negers dachten: „Nou, als die
lui zoo knap zijn, om zoo maar hokus-pokus
,zoo'n grooten aap te vangen, zullen ze ook
wel raad voor de kiespijn weten!"
68. Ze wenkten den kapitein en de twee
jongens dus, om mee te gaan. Spoedig waren
ze in de negerkraal, waar het brave opperhoofd
Kookmebotje bezig was, zijn geteisterde wang
met een brandenden fakkel te blakeren, om dan
vervolgens zijn hoofd onder water te dompelen.
Naar het hevige gebrul van Zijne Doorluchtig
heid te oordeelen. scheen de kunstbewerking
echter niet veel te helpen.
Naar het Engelsch.
(Slot.)
„Ik vind het heerlijk voor Tante, juffrouw
Whithers, dat zij is, zooals zij is! Dat doet haar
hopen, dat hij ééns zal komen. Nu voelt zij zich
niet ongelukkig."
„Dat denk ik ook, juffrouw. Gisterenavond is
mijnheer Chester niet gekomen en vandaag zal
hij ook niet komen. Nu wacht zij rustig tot een
volgenden Kerstdag, want zij verwacht hem
nooit op een anderen tijd."
De ontbijtbel luidde en Penelope ging vlug
naar beneden.
Juffrouw Warden zat al op haar plaats en
keek naar den ledigen stoel aan tafel. Voor het
eerst sprak zij over den verwachten gast.
„Ik verwacht een oud-vriend in den loop van
den dag, Penelope. Ik had gedacht, dat hij
gisteren zou zijn gekomen. Hij kan nu ieder
oogenblik hier zijn en het is prettig, dan klaar
te zijn."
Dit was alles; maar het deed het jonge
meisje pijn, de oude vrouw te zien wachten,
al die jaren lang, op de vervulling van haar
wenschen.
Den heelen dag door ging het zoo; het bord
op de leege plaats werd met de verschillende
spijzen gevuld en weer weggenomen door den
bottelier. Penelope verwonderde er zich over,
dat juffrouw Warden niet onrustig en verdrietig
werd; zij nam de teleurstelling zeker als iets
vanzelfsprekends op en was er aan gewoon.
Slechts eenmaal merkte Penelope een blik van
smart en teleurstelling in de doffe oogen van
de oude vrouw en zij meende, dat juffrouw
Warden veel
niet het geratel van wielen in de oprijlaan,
Penelope?"
Penelope was opgestaan en naar het venster
toegegaan; zij wist echter, dat er geen rijtuig
te zien was en geen geluid te hooren.
„Neen, Tante." antwoordde zij zacht, „er
komt niets aan."
Eindelijk was ook deze lange dag bijna ten
einde; er zou nu geen bezoeker meer komen.
De klok wees langzamerhand het uur aan, om
naar bed te gaan.
Toen werd juffrouw Warden onrustig; zij liep
de kamer heen en weer en keek telkens naar de
klok. Haar oogen glinsterden zoo vreemd en
haar lippen trilden zoo, dat het jonge meisje
blij was, dat Graham weldra zou binnenkomen.
Toen hij verscheen, vroeg juffrouw Warden
scherp:
„Mijnheer Chester is vandaag niet gekomen,
wel Graham?"
„Neen, juffrouw," zei de oude man, kaimee-
rend. „Op dezen Kerstdag nog niet."
„Neen, dezen Kerstdag nog niet! En hij zal
nooit op eenigen Kerstdag komen. Dat hebt
jullie allen geweten en je hebt tegenover mij
gedaan, alsof je het wel geloofde. Je hebt ge
logen en comedie gespeeld, zooals ik tegenover
mijzelf heb gelogen en comedie gespeeld. Het
zijn allemaal leugens, leugens!" Haar stem
geluid werd hoe langer hoe hooger. „Maar het
volgende Kerstfeest zullen er geen leugens meer
zijn. Hij zal ïooit komen, nooit!"
Zij zou voorover gevallen zijn, als Penelope
haar niet had opgevangen, waarna zij haar,
met behulp van juffrouw Whithers, naar bed
bracht. Vlug liep een van de bedienden naar het
dorp om den dokter.
Penelope ging in den salon, om de komst van
den dokter af te wachten. Lang zat zij te
soezen over hetgeen gebeurd was en, daar zij
erg vermoeid was, viel zij in slaap,
j Hoe lang zij geslapen had, wist zij niet, maar
i opeens werd zij wakker. Half-droomend nog,
sloeg zij de oogen op; zij hoorde voet-
stappen bij de deur en zij meende, dat het de
dokter moest zijn.
Nog vóór zij bij de deur was, kwam er
iemand binnen, die op haar toeliep. De kamer
t u/ai clprht ril 1, an O1„1-
nientand anders dan mijnheer Chester! Het1
sprekend evenbeeld van het portret!
Het waren dezelfde lachende oogen, het
mooie, donkere haar; dezelfde jeugdige gestalte.
Toen bedacht Penelope opeens het tijdsverloop
van vijftig jaar en zij was er van overtuigd,
dat zij dit alles gedroomd had.
Toen hij naderbij kwam,merkte zij, tot haar
geruststelling, op, dat de .snit van zijn jas en
kraag volgens de laatste mode was.
Ik moet mijn verontschuldiging aanbieden,
dat ik zoo laat kom. Ik vrees, dat ik vanavond
juffrouw Warden niet zal zien. De bottelier
vertelde mij, dat zij plotseling ziek was ge
worden. U is zeker de andere juffrouw Warden?
Ik heet Anthony Chester."
„Mijnheer Chester!" riep Penelope. „Tante
verwacht u; zij heeft u al den heelen dag ver
wacht!"
„Ik kan mij niet begrijpen, hoe dat mogelijk
is! Ik twijfel, of zij ooit over mij heeft hooren
spreken!"
„Zij heeft u ai vijftig jaar lang verwacht,
mijnheer Chester."
„Juist; naar aanleiding van die vijftig jaar
kwam ik vandaag hier. Maar toch ben ik,
helaas, niet de man, die zij verwacht. Ik hoopte,
hier op tijd aan te komen, maar alle treinen
waren te laat Ik had zoo gewenscht op Kerst
mis te komen."
„Ik begrijp het no£ niet heel goed," hernam
het jonge meisje, „tenzij u. uit naam van dien
anderen mijnheer Chester komt waarop Tante
zoo lang gewacht heeft. En ik vrees, dat het
nu te laat is!"
De oogen van het jonge meisje vulden zich
met tranen.
„U hebt gelijk: die andere mijnheer Chester
was de oom van mijn vader. Het plotseling ver
dwijnen van mijn oudoom is een wonderlijke
geschiedenis en ik ben die nu pas te weten
gekomen. Mag ik ze u vertellen?"
Zij zaten voor het vuur en de jonge man
vertelde haar het verhaal, dat hij anders de
oude dame zou hebben meegedeeld.
„Ik kom juist uit een afgelegen stadje in
Duitschland en daar vond ik de oplossing, van
wat altijd een geheimzinnig iets in onze familie
kleine herberg, waar ik mijn intrek had ge
nomen. De waard vertelde mij den volgenden
aag, dat, in zijn vaders tijd, een Engelschman
daar een nacht gelogeerd had. Hij had verteld,
dat hij op weg was naar een vriend, die ster
vende was. In het vreemdelingenboek zag ik
duidelijk, dat hij heette: Anthony Chester. Ik
was er toen van overtuigd, dat dit mijn oud
oom was en liet den waard zijn verhaal ver
tellen. Mijn oudoom was dien nacht, onver
wacht, overleden. Waaraan, dat kon de waard
niet zeggen, maar dat hij overleden was, was
zeker. Mijn oom droeg geen papieren bij zich,
waaruit bleek, waar hij thuis hoorde, of tot
welke familie hij behoorde. In onze dagen zou
alles opgehelderd zijn, maar in die tijden, met
di slechte verkeersmiddelen, was zooiets on
mogelijk. Eerst dacht ik even aan moord; maar
zijn bagage, die nog in het bezit van den waard
was en die ik heb meegebracht, was keurig in
orde."
„Ja. dan kan dat niet," stemde het meisje toe.
„Gaat u voort, als 't u blieft."
„Toen ik in dezelfde kamer was, waarin
indertijd mijn oudoom logeerde, moest ik voort
durend aan hem denken, zoodat ik niet slapen
kon. Ik stond op en ging bij het vuur zitten
lezen Toen alles in huis in rust was, voelde ik
een plotselingen aandrang, om het oude schrijf
bureau, waarnaast ik zat, te onderzoeken. In
elk hoekje en gaatje zocht ik en eindelijk vond
ik, achterin een van de laadjes, een pakje ver
geelde brieven. En een brief, dien hij begonnen
was, toen de dood hem overviel."
„Gaf die brief een verklaring?" vroeg Pene
lope.
„Het was een antwoord op een anderen hrief,
op dien van uw oudtante, juffrouw Warden. In
dien brief stond de reden, waarom oom zoo
plotseling op reis moest en de herhaalde ver
zekering, dat hij op Kerstavond terug zou zijn.
Toen ik weer in Engeland kwam, hoorde, ik dat
juffrouw Warden nog leefde en ik voelde er
behoefte aan, haar te komen vertellen, dat mijn
oudoom zijn belofte jegens haar niet verbroken
had, maar dat de Dood hem hierin verhinderd
had. Misschien heeft zij hem al lang vergeten,
Penelope zachtjes. „Zij heeft er nooit aan ge
twijfeld, of hij zou terugkomen."
Toen vertelde het jonge meisje, op haar
beurt, alles, wat zij van haar oudtante wist en
zij beiden betreurden den ongelukkige!! samen
loop van omstandigheden.
Plotseling wendden zich beider oogen naar
de deur.
„Ik hoorde iets," mompelde Penelope. „Het
kan de dokter zijn. Ik moet nu gaan."
De deur stond op een kier en het meisje deed
ze wijd open. Toen stond zij verschrikt stil en
1 wees naar de trap.
„St.! fluisterde zij tegen den man naast
haar. „Ziet u het niet? Daar komen zij!"
Het scheen Penelope inderdaad, of ze hen
beiden,- hand in hand, de breede trap zag af
komen, die iwee geliefden, die meer dan een
halve eeuw gescheiden waren geweest; de man
op het portret, Anthony Chester, en daarnaast,
verrukt naar hem opkijkende, Penelope Warden
zelf. Niet, zooals haar nichtje haar kende, maar
jong en mooi een gelukkig. Hand in hand
kwamen zij beneden; elkaar gelukzalig aan
kijkend.
Penelope houdt vol, hoewel niemand dan
haar echtgenoot, Anthony, het gelooft, dat
zij het geritsel van haar tante's zijden japon ge
hoord heeft, toen zij langs haar heen kwam.
Op den drempel keek de oudere Penelope
Warden nog eens om naar het huis, waar zij
zoo lang geleefd en gehoopt had en toen ver
dwenen zij beiden.
Juffrouw Whithers had niet behoeven te ver
tellen, dat de oude dame zoo juist overleden
was; dat zij vredig en kalm was heengegaan!
„Niet werkelijk dood!' zei het jonge meisje
tot den man naast haar. „U begrijpt het. U zaagt
liet ook! Zij is eindelijk met hem heengegaan,
voor altijd! O, ik ben blij, dat hij zich, na al
die jaren, aan zijn Kerstafspraak toch gehouden
heeft!"