jlm, de zoon van Bobby boor de brouw. »«fe No. 30. 28 JULI 1933. DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT TWEEDE BLAD. LOSSE BLAADJES. Vervolg Plaatselijk Nieuws. VOOR ONZE LEZERESSEN. INGEZONDEN 5 VACANTIE! „Ha, het is vacantietijd!" Klinkt uit alle monden, leder vindt het even fijn, Om eens waarlijk vrij te zijn, Door geen plicht gebonden. 't Zij in tent of in pension Of hotel gezeten, leder wenscht thans met een lach Het bestaan van allen dag 'n Poosje te vergeten. Nu eens even niet gedacht Aan de donk're tijden! Zet de zorgen aan den kant; Zoek vermaak aan zee en strand Of in bosch en heide! Heb je in vacantietijd Nieuwe kracht gekregen. Dan, vervuld van levenslust Kun j'er weer, goed uitgerust. Voor een poosje tegen! JUBILEUM BIJ DE POLITIE. Zaterdag herdacht de heer R. Silvis, hoofd- igent van politie, den dag dat hij vóór 25 jaar bij de politie in functie trad. Het corps had bijzonder veel werk gemaakt om van dezen dag een feestdag te maken voor den jubilaris. De hal zag er met een planten en bloemenversiering keurig uit. Maar de inspecteurskamer, waar de jubilaris door supe rieuren, collega's en ondergeschikten gecompli menteerd zou worden, was als in een bloemen winkel herschapen. Om half 11 werd de jubilaris met zijn familie per auto van zijn woning gehaald. Bij aankomst op het politiebureau werden zij in de hal door het corps ontvangen, terwijl aan Mevr. Silvis bloemen werden aangeboden. Nadat zij vervolgens in de versierde inspec teurskamer hadden plaats genomen en zich bij het corps ook nog gevoegd hadden de gemeente en Rijkspolitie van Bennebroek en afgevaar digden van de afd. Haarlem en O. van den Bond van Chr. Politiepersoneel „Sursum Corda", voerde allereerst het woord de loco-burge meester Jhr. A. v. d. Poll, bij afwezigheid wegens vacantie van burgemeester Jhr. J. P. W. v. Doorn. Het is mij, als loco-burgemeester, aldus spr., een aangename taak, U, mijnheer Silvis, geluk te wenschen met dit jubileum. Toen ik, omdat ik in den qualiteit als wet houder en loco-burgemeester niet zooveel met U in takt kom, een en ander over uwen arbeid vroeg bij uwe superieuren, bleek mij, dat het antwoord vrijwel overeenkwam met mijn eigen ondervindingen. U staat bekend als een kalm en bezadigd politieman, vol plichtsbetrachting, maar altijd bereid het publiek behulpzaam te zijn. De geest onder dit corps is goed. U, Silvis, die reeds 21 jaar een deel van dit corps uit maakt, hebt aan dezen goeden geest veel bij gedragen Als loco-burgemeester, maar ook als wet houder, dank ik U voor wat U voor Heemstede gedaan hebt en hoop, dat het U gegeven zij, nog vele jaren uw krachten voor Heemstede te geven. Inspecteur C. Kemper sprak eveneens waar- deerende woorden. Toen in 1912 het corps zou worden uitgebreid en ik drie agenten koos uit het Haarlemsche corps, sprak de Commissaris, de heer v. Qoor: „Je haalt mijn 3 beste kerels weg." Spr. heeft van deze keuze geen spijt gehad. Zij zijn met het corps saamgegroeid, en hebben ons vertrouwen niet beschaamd. Ook de heer Kemper hoopt op een nog lang durige samenwerking. De heer Veen, sprekende namens het geheele corps, zeide den jubilaris te kennen als een strikt eerlijk en volijverig politieman, waarbij altijd de dienst voor alles ging. Een bijzonder kenmerk van U was, dat U inzake uw werk bijna nooit mistastte. U was een goed politieman, maar vooral ook een goed kameraad. En dit wordt door ons allen zeer gewaardeerd. En deze waardeering vooral willen wij van daag doen blijken. Spr. bood hierna den jubilaris een pendule aan. Namens de afd. van den Chr. politiebond „Sursum Corda", waarvan de jubilaris vanaf de oprichting lid is geweest, sprak de voorzitter dier afd., de heer v. d. Hout, een gelukwensch tot den jubilaris en bood hem een gemakkelijken stoel aan. De jubilaris dankte voor de hartelijke woorden en blijken van belangstelling en besloot met den wensch, dat de goede verstandhouding onderling nog toe moge nemen, waaraan hij gaarne zijn krachten wil geven. De echtgenoote van den Inspecteur, Mevr. Kemper, richtte een gelukwensch meer speciaal aan Mevr. Silvis, die zeker veel liefs, maar ook veel leed heeft medegemaakt, omdat het leven van de vrouw van een politieman niet tot het aangenaamste behoort. Vervolgens werden ververschingen aange boden, waarna het jubileum in huiselijken kring werd voortgezet, waarbij nog velen den jubilaris kwamen compiimenteeren. Des avonds bracht het fanfarecorps „Excel sior" den jubilaris een serenade. KINDERVERTELLING DOOR Q. TH. ROTMAN „Dat heb ik netjes opgeknapt!" Denkt Sijmen als hij huiswaarts stapt, „Me dunkt, na zulke zware zaken Zal wel een fijn sigaartje smaken". Dus stapt hij, tastend in zijn zakken, Om vast de lucifers te pakken, Met trots geheven borst in huis Maar ach, daar is het ook niet pluis! Want, daar de lamp gesneuveld was, Was heel het huis gevuld met gas; Toen hij dus zijn sigaar ontstak, Vloog hij meteen met pak en zak En met een vreeselijken knal De straat weer op met deur en al! Ja, zelfs mevrouw kwam mee naar buiten, Zoomaar subiet dwars door de ruiten! Twee dagen na dien onheilsdag Wist Jim opeens niet, wat hij zag: 't Was Konninginnedag, dus deden De menschen druk aan feest'lijkheden, En bij zulk feestbetoon behoort Vaak ook het wand'len op een koord. Jim kijkt er naar en denkt -daarbij „Dat kan ik net zoo goed als hij!" Zijn zoekend oog ontdekt al gauw Een aan een auto hangend touw; De stadsmuziek staat vlak er bij En toetert van „Wij leven blij", 't Gestoelte van den dirigent Wordt nu door Jimmy aangewend Om daar hij anders niets kan vinden, Het touw er fluks aan vast te binden. VLOTTE ZOMERJAPON. Nr. 809. Zoowel bedrukt wollen mousseline als kunstzijden stoffen maken een buiten gewoon aardig geheel van dit vlotte model, dat echter voor meer gekleed van mat crêpe of craque- lè gemaakt kan worden. De mouwen zijn vervan gen door klei ne vleugel - tjes, die den bovenarm bedekken en aange knipt zijn, terwijl het mid den-gedeelte van het lijfje apart geknipt en op gestikt wordt. De rok bestaat uit 4 banen en is naar onderen toe slechts weinig klokkend. Ook de rugzijde heeft een schuin ge knipt opgestikt middenstuk. Om 't middel wordt 'n ceintuur van dezelfde stof gedragen, die op zijde ge stikt wordt. Patronen kunnen naar verkiezing ook met aansluitende mouw geleverd wor den en maken het hierdoor ook voor gezette dames geschikt. Aanvragen dienen te geschieden on der nr. 809. De prijs bedraagt 0.58. Patronen worden toegezonden na ontvangst van het bedrag op postrekening 62626 van dan Modedienst, Den Haag. of na Inzending pei postwissel of in postzegels aan de Mode redactrice, Roelofstraat 109, Den Haag Ge ■•"schte maat en nummer vermeiden 19 NOG EEN JUBILEUM BIJ DE POLITIE. Donderdag 3 Augustus zal de hoofdagent J. Visser den dag herdenken, dat hij vóór 30 jaar in dienst kwam bij de politie. Toen destijds bleek, dat in het Noordelijk deel van groot-Heemstede een vaste politiepost moest komen en in de Boekenrodestraat een politieposthuis werd gebouwd, werd de heer Visser, behoorende bij de drie agenten waarmee het corps werd uitgebreid, daarin geplaatst, doch met de annexatie verhuisde hij weer naar oud-Heemstede, Javalaan 3. Dit is, al is het dan geen gebruikelijk jubileum, de laatste „mijlpaal" in zijn politioneele loop baan, want naar wij vernemen is aan den heer Visser tegen 1 Januari 1934 op zijn verzoek eervol ontslag verleend uit den dienst. Op een kwaden ochtend ging mijn telefoon apparaat hevig te keer. Althans het belletje. Ik nam den hoorn van den haak en luisterde. Een stem zei: „Hoe vaak heb ik je nu al verteld, dat ze eerst gezeefd en dan gekookt moeten worden? Als je het nog eens verkeerd doet, zoek je maar een ander.... Hallo, met den poelier?" „Hallo," zei ik. „Met wie?" DE GRATIS TELEFOON VOOR RAADSLEDEN. M. de R. In uw blad van 21 Juli is onder het hoofd „Ingezonden Stukken" een „Heemsteder" aan het woord, die zijn inzichten kenbaar maakt over het raadsvoorstel Meeuwenoord (R.K.) om gratis telefoon te verkrijgen. Het is al buiten gewoon onsympathiek indien werkelijke Heem stedenaren zich achter anonimiteit gaan ver schuilen om personen en zaken aan te vallen, die in volle openbaarheid in publieke lichamen worden behandeld, maar bedoelde „Heemsteder" meent met alle geweld zeer positieve aan duidingen te moeten doen in zijn artikel, n.l. daar waar hij zegt: „Waar echter, behalve op den steun van de beide socialisten, voor wie op het gebied van gemeente-uitgaven iets niet gauw te dol is, vermoedelijk ook op den steun van de geheele R.K.-fractie gerekend kan worden, bestaat er groote kans op aanneming." Allereerst zullen ondergeteekenden als zijnde de „beide socialisten" het op prijs stellen indien de scribent den moed heeft zijn anonieme schuil hoek te verlaten, opdat wij weten uit welke gezaghebbende bronnen deze Heemsteder zijn inzichten ontleent, doch bovendien tarten wij den inzender om te bewijzen, waar en wanneer de „beide socialisten" in de vervulling van hun raadslidmaatschap de zuinigheid en de ge meente-uitgaven dermate uit het oog zouden hebben verloren, dat men van „dolheid" zou kunnen spreken. Mocht één en ander achterwege blijven, dan zullen wij het geschrijf van dezen Heemsteder van hetzelfde allooi beschouwen als al het laffe ondergrondsche gescheld op vertegenwoordigers in openbare lichamen, een geschrijf wat eigenlijk in een blad als „De Eerste Heemsteedsche Courant" dat steeds met prijzenswaardige objectiviteit het werk der raadsleden beoordeelt, niet thuis hoort zelfs niet als „ingezonden stuk" en dan nog anonym! De „beide socialisten": DE TELLO. DISSELKOEN. Ik nam den hoorn van den haak. „Met den poelier? Waar blijven de eenden? Moet ik u soms driemaal vragen waar die dieren blijven? Of moeten ze nog geschoten worden?" „U bent verkeerd aangeslo...." „Ja, dat smoesje kennen we. Maar ik weet goed raad. We zullen ze bij een ander bestellen. We hebben u met uw eenden niet meer noodig." ,,U moet ze eerst zeven, dan koken!", zei ik woedend en legde den hoorn op het toestel. Hoewel ik doorgaans in een goed humeur ben, bleef het dien' ochtend slecht, want fijdens het gesprek was mijn kat er van door met het laat ste sardientje, dat ik zuinig bewaard had. Ik wilde juist de huishoudster bellen om de ontbijttafel af te ruimen, toen de telefoon op nieuw ratelde. „Zeg, Johanna," zei een schrille vrouwestem, „die lamme vischboer is alweer niet geweest. Geef me even het adres van den jouwe, ja?" „U bent verkeerd," zei ik, met een poging om vriendelijk te praten. „Ik ben heelemaal niet verkeerd. De vischboer is verkeerd," was het antwoord. „Waar woont de jouwe, Johanna?" „In Lugano," zei ik kwaad. „In Lu-ga-no?" Het werd eensklaps stil, maar toen ik de microfoon wilde wegleggen, kwam de stem van een der beambten van het telefoonkantoor. „Met 3500?" „Daar spreekt u mee." „Meerenberg voor u." „Meerenberg? Wat heb ik daar mee te maken?" „Er wordt opgebeld uit Meerenberg voor u," zei het lieve kind. Ik wachtte. Natuurlijk kwam er niets. Wat moet een eerzame verhalenpleger als ik uit Meerenberg verwachten? Toen ik zeven en driekwart minuut gewacht had, legde ik den hoorn opnieuw, maar nu zeer voorzichtig op het toestel en ziet.... daar ratelde de bel. - „Hallo?" „Met 3500?" „Soms weer Meerenberg?" „Ik wou u even zeggen, dat het een ver gissing was." „Zeer verplicht, maar geeft u mij nu even het klachtenbureau!" „In gesprek, mijnheer." Ik smeet den hoor neer en begon de kamer te be-ijsbeeren. Wat scheelde dat verwenschte toestel? Twee minuten later.... de telefoon. „U spreekt met den storingsdienst. Mag ik u verzoeken voortaan geen interlocale gesprekken aan te vragen, die u later niet wenscht te voeren?" „Mijnheer, u bent mesjogge!" „Wat b'lieft u?" „U bent mesjogge! Als ik uit Meerenberg word opgebeld, heb ik het dan aangevraagd? Ik zal een klacht sturen. Geeft u mij het klach tenbureau." „In gesprek, mijnheer." „Geeft u me dan de directie!" „In gesprek, mijnheer. Ginneken voor u aan het toestel!" „Ginneken? Weet ik veel van Ginneken?" „Met mijnheer Box?" Alweer een vrouw. Zou mijn ochtend heele maal verknoeid moeten worden? „Daar spreekt u mee." „Hebt u mijn brief niet ontvangen?" „Een brief? Geachte dame, ik ontvang iederen dag tientallen brieven. Hoe heet u?" „Suze." „Suze. Mooie naam, maar u bent verkeerd aangesloten. Ik weet van geen brief uit Ginneken." „Ik heb hem vanuit Boxtel gestuurd, daar logeer ik. Toe, wilt u even schriftelijk antwoorden? Het gaat over dat leuke verhaaltje, u weet wel. Reuze aardig. Ik lees ze altijd van u." „Spreekt u nog?", kwam de telefoonjuffrouw vriendelijk, terwijl ik bloed zweette. „Dat hoort u toch," riep Suze uit Ginneken. „Wat een ka....," mompelde de telefoonjuf frouw iets te hard. „Hallo?" Suze K.? Die ken ik niet. Ik drukte den haak van het toestel neer en legde den hoorn op mijn schrijfbureau. Toen het stil bleef loosde ik een zucht en tien minuten later besloot ik het klach tenbureau aan te vragen. „Klachtenkantoor," beet ik de juffrouw toe. Ik denk, dat de tefeloondraden voor mijn huis krijgertje speelden. In plaats van het klachten kantoor kwam ik midden in een gesprek, door twee dames gevoerd. „Ik zeg je, dat ik 'm zal doodslaan!" „Heb 't hart eens...." „Altijd vuile pooten naar binnen loopen...." „Als j'm wat doet, krijg je met mij te doen." „Wat heb ik voor plezier van 'm. Als ik 's avonds thuis ben, sjouwt hij langs de straat. Een mormel is 't. Hij stikt van de vlooien." Ik luisterde met open mond. „Je bent geen hond waard!", schrilde de andere stem. Ranggg, ging ergens een hoorn op een haak. En het klachtenbureau was in gesprek. HANS DE LA RIVE BOX. EEN INTERESSANTE VISSCH EN FAMILIE. Bondgenooten der menschheid. Door Dr. G. S. M1JERS, Assistent Smithsonian Institution te Washington. Groote deelen der aarde zijn alleen bewoon baar, doordat er soorten voorkomen van een familie van kleine vischjes, die insecten ver delgen. Het is de familie der Cyprinodonten en het meest bekende vischje, dat hiertoe behoort, is de Gambusia, het levendbarende muskieten- vangertje, dat in het Zuiden der Vereenigde Staten letterlijk bij billioenen voorkomt. Was dit niet het geval, dan zeu een groot gedeelte van het kustgebied, van Noord-Carolina tot Texas toe, vrijwel onbewoonbaar zijn door de malaria. De meeste visschen van deze soort leven uit sluitend in zoet water en gaan spoedig dood, wanneer zij in zeewater worden gebracht. Het is dus ondenkbaar, dat zij ooit een oceaan zijn overgestoken. Toch komen zij zoowel' in Europa en Afrika voor als in Noord- en Zuid- Amerika. Vooral tusschen de Europeesche en Noord-Amerikaansche vormen bestaat een groote overeenkomst. Ook de Afrikaansche en Zuid-Amerikaansche vormen vertoonen overeen komst met elkaar, doch daarentegen groote ver schillen met de vormen der Noordelijke conti nenten. Dit alles wijst er dus wel op, dat deze continenten eenmaal met elkaar verbonden waren, zooals dan ook de theorie van Wegener leert. De levendbarende soorten komen daarentegen wel in Noord- en Zuid-Amerika, niet in Europa en Afrika voor. Hier hebben wij te doen met een in lateren tijd opgetreden ontwikkeling, die zich vermoedelijk vanuit Centraal-Amerika zoo wel naar het Noorden als naar het Zuiden heett verspreid. Wij moeten ons deze verspreiding voorstellen, dat de beter tegen het leven op gewassen, levendbarende variëteiten de andere, die nu eieren legden, verdrongen. De levend barende Cyprinodonten brengen n.l. 10 a 15 jongen tegelijk ter wereld, welke dan al tamelijk goed ontwikkeld zijn en voor zichzelf kunnen zorgen, zoodat de meeste ook volwassen worden. De voortplanting der soort is dus minder in 1 gevaar dan wanneer zij geschiedt door middel van gemakkelijk te vernietigen eieren. En voor den mensch is dit een geluk, want hoe meer visschen er zijn, hoe meer muskieten in het water opgegeten worden. De vischjes zijn de grootste vijanden der ziekteverspreidende in- secten en daarom worden zij in menige streek I gekweekt voor de malariabestrijding. In sommige Zuid-Amerikaansche havens hebben zij de gele koorts verdreven, die in verband met plaatselijke omstandigheden op geen andere wijze kon worden bestreden. Zooals bekend, wordt n.l. ook de gele koorts door muskieten overgebracht. MIS. Onderwijzer: „Wie kan mij vertellen hoe het i voormalige hoofd van het Russische Rijk heette?" De leerlingen (in koor): „De Czaar, mijnheer!" Onderwijzer: „Mooi! En hoe werd zijn vrouw genoemd?" De leerlingen: Czarina!" Onderwijzer: „Uitstekend! En hoe noemde men de kinderen?" Op deze vraag volgde eenige oogenblikken stilte. Toen klonk van achter uit de klas een zacht stemmetje: „Sardines, mijnheer!"

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1933 | | pagina 5