de Vi i i v i i t t i Huis HET AVONTUUR IN DE BUS TWEEDE BLAD Werpt uw oude rijwielplaatje niet weg HET KORT VERHAAL ,,Gaat dat NIET zien!" Een beschamend kijkspel! VARIA WAAR DE IJSLANDSCHE BOER ZIJN BOEKEN LEENT Grootere hygiene—een sterker geslacht EEN DRIETAL „HEEREN" r 102 No. 28. 13 JULI 1934. DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT 6 1 Augustus is de datum, Waarop fietsers moeten rijden Met een nieuw belastingplaatje Om bekeuring te vermijden. Millioenen oude plaatjes Kunnen dan geen rijwiel tooien, Maar toch zou het jammer wezen Om ze zoo maar weg te gooien. Voor de fietsers zijn ze nutfloos, Maar wanneer men ze vergaarde Heeft 't metaal der oude plaatjes Nog wel deeg'lijk groote waarde. En die kan ten goede komen Aan uw zieke medemenschen, Die de hulp van alle fietsers Ook dit jaar weer durven wenschen. De Vereen'ging l) roept tot ieder: „Helpt een t.b.c.-patiëntje! Ook uw oude rijwielplaatje Steunt de kas weer met een centje!" Weet u geen adres te vinden, Waar u 't plaatje kwijt kunt raken, Ga dan rechtstreeks de vereen'ging Met uw gift gelukkig maken. Wil dus 't oude rijwielplaatje Niet als waardeloos verstoot en; Net als altijd vormen hier ook Vele kleintjes ééne groote! door JAN DE BREE. D Vereeniging tot bevordering der belangen van t.b.c.-patiënten, Breedeweg 5, Amsterdam-O. Namens het Bestuur der afdeeling Haarlem van den Alg. Ned. Vrouwen-Vredebond en van den Intern. Vrouwenbond v. Vrede en Vrijheid ontvingen wij het volgende ter plaatsing: Op 14 Juli a.s. zal te Soesterberg een „natio nale demonstratie" voor de luchtvaart worden gehouden. Het Hbl. schrijft omtrent hetgeen daar te genieten zal zijn o.m. het volgende: „Nummer zes wordt een „zwaar" nummer, een mooi nummer, een groot nummerDe aanval van een bommeneskader, bestaande uit negen toestellen, die in Hilversum opstijgen, dan naar Soesterberg vliegen, daar hun aanval op zetten om dan na volbrachten arbeid weer terug te keeren, zal met ontzaglijk lawaai en veel show gepaard gaan. De artillerie wordt in het vuur gebracht, mitrailleurs zullen hun oor- verdoovend geknetter ove'r het terrein laten ratelen, kapitein van Weerden Poelman zal uit vliegen met een paar jagers, het bombardements eskader zal niettemin bommen werpen, die brand zullen stichten, kortom het zal een leven zijn als een oordeel en iedereen zal z'n hart vast houden tot hij tenslotte verlicht zal opademen omdat het hier immers maar een spiegelgevecht betreft Daarna volgt er wat licht werk, parachutes werpen, waarbij evenwel geen vliegers zullen springen, omdat dit door den minister verboden is, tenminste wanneer het zooals hier, uit een oogpunt van amusement zou geschieden. Boven dien wordt nog voor een verrassing gezorgd, waarna de middag zal worden besloten met een aanval op een gronddoel. Ook dit laatste nummer zal als de klap op den vuurpijl met veel geraas, gedonder en ge knetter gepaard gaan; weer zullen tenten in vlammen opgaan; een aantal jagers zal om beurten het terrein bestoken, zij zullen bommen laten vallen, het Roode Kruis-vliegtuig komt er tenslotte aan te pas, zoodat niets de „illusie" van een werkelijk gevecht zal verstoren." Tot zoover het Hbl. Is het niet diep beschamend, dat het Neder- landsche volk, dat immers een vredelievend volk heet te zijn, wars van alles wat zweemt naar den massamoord, die „moderne oorlog" heet, geanimeerd wordt om zich te gaan „amuseeren" met die vernietigings-moord-in- schijn? Wat is toch wel het eigenlijke doel van een dergelijk kijkspel? Zou het heusch alleen maar een „nationale demonstratie" zijn? Of zou het een bepaald onderdeel vormen van een weldoor dacht plan om de hoofden en harten van het volk van Nederland langzaam en geleidelijk, doch niet minder zeker, te doortrekken en te bedwelmen met dien geest, die ze gewillig maakt den oorlog als aanvaardbaar en onaf wendbaar te beschouwen? De vraag stellen is haar beantwoorden. Laat ieder weldenkend mensch, die recht spraak en bemiddeling in den geest van de Volkenbondsgedachte, als den eenigen weg ziet ter oplossing van internationale geschillen, zich afzijdig houden van dit „feest"! Bijschrift van de Redactie. Gaarne voldoen wij aan het verzoek van den Alg. Ned. Vrouwen-Vredebond afd. Haarlem tot plaatsing van bovenstaand protest. Ook ons blad schaart zich aan de zijde van diegenen, die den oorlog beschouwen als een misdaad en wij zullen niets nalaten om dien geesel der mensch- heid zooveel mogelijk te bestrijden. Wij kunnen geen bewondering hebben voor de hierboven geciteerde journalistiek van het groote dagblad. Men zou de beschrijving van dat „feest" nog mooier hebben kunnen maken, men zou de menschen zelfs het vallen van slachtoffers kun nen suggereeren. Gewonden, dooden, liggende in de modder van loopgraven en granaat trechters, weduwen en weezen in rouw langs de straten, waar straks de bommen, gevuld met alle soorten gassen zullen neerploffen om alle mogelijke ziektebacillen te verspreiden, zooals pest, cholera Hoe opwindend en sensationeel moet dat feest in Soesterberg worden. En om het geheel nog aantrekkelijker te maken, luidt de slotzin: „dat niets de illusie van een werkelijk gevecht zal verstoren". Wat een amusement en wat een hoogstaande journalistiek! De bus kwam aan in snelle vaart. Er bestond voor Vanrees niet de minste reden om deze bus te prefereeren, maar onwillekeurig zette hij het op een loopen, alsof zijn leven ervan afhing. Hij slaagde en sprong verhit en ontredderd in de bus, juist toen deze stopte voor een jongedame, die met haar tompouce de aandacht van den chauffeur getrokken had. Het was of de ongekende passagiere een on gekende gratie aan het alledaagsche vehikel ver leende en toen Vanrees in het spiegelglas der ruiten zijn vuurrood, opgeblazen gezicht gewaar werd, wist hij niet wat hij doen moest: zijn on- noodige haast verwenschen of blij zijn met zijn reisgenoote. De jongedame deed haar taschje open en zocht naar het een of ander. Vanrees zag kuiltjes in haar wangen en keek in haar bruine oogen, welke hem heelemaal van streek maakten. Ze hadden iets warms en het haar paste precies bij die oogen. Ze bleef zoeken en Vanrees begon al te hopen, dat het tevergeefsch zou zijn en hij voor haar zou mogen betalen, toen zij een einde maakte aan al zijn hoop en vrees, door eenige geld stukken te deponeeren in het geidbusje, dat naast de zitplaats van den chauffeur was aangebracht. „Oooh, chauffeur," zei ze, „ik heb me vergist, ik heb een gouden tientje in het busje laten val len inplaats van een 2%-cts.-stuk. Wilt U het er even uithalen?" „Neen,, juffrouw, dat kan ik niet. Die bus is gesloten en wat er in gedaan wordt, dat blijft er in." Ze keek spijtig, tikte met haar gehandschoende kleine hand tegen de bus, zij tuurde door het vuile glas naar den inhoud, maar de munten daarbinnen lagen eendrachtig dooreen. Vanrees was zich bewust, dat hij kans had om door een gelukkige oplossing van het pro bleem zichzelf in een goed daglicht te plaatsen. Hij wilde niets liever dan deze gelegenheid aan grijpen hem door de goden geboden en toch .kon hij alleen zijn voorhoofd afvegen en nadenken. „Maar je bent toch verplicht er wat aan te doen," zei ze den chauffeur nu half smeekend. „Het spijt me, juffrouw, maar er zit niets anders op dan dat U de rit tot het einde toe meemaakt. Ik zal het dan aan den controleur zeggen en als die het busje open maakt, kunt U het tientje in ontvangst nemen." „Maar ik kan niet meegaan tot het einde," protesteerde zij. „Ik moet naar het station of ik mis mijn trein." „En ik heb me alleen aan de voorschriften te houden." Het was toen, dat Vanrees een ingeving kreeg, wel geen schitterende, maar die van goede be doeling en van welwillendheid getuigde. „Pardon, juffrouw.... het lijkt misschien inge wikkeld, maar zouden we het niet zoo kunnen schikken; ik heb hoegenaamd geen haast en als ik U tien gulden mag aanbieden, dan zal ik mee rijden tot het eindpunt en uw tientje in ontvangst nemen." Ze bloosde, aarzelde en eindigde met het voorstel aan te nemen. „Het was wel heel dom van mij," zei zij op ver- trouwelijken toon, „maar ik heb dat gouden tientje voor een 2%-cent-stuk aangezien. Ik bedacht me te laat dat ik goud in mijn beursje had." Vanrees mompelde zooiets van blij te zijn, haar een dienst bewezen te hebben en de chauf feur verzekerde, dat hij alles wel aan den con troleur zou uitleggen. Zij verliet de bus bij het station en Vanrees zette zijn reis voort. Aan het eindpunt luisterde een controleur met een ongeloovig gezicht naar het relaas van feiten. Maar.... de man opende het busje en ging alle stukjes na. Doch goud kwam er niet te zien. Voor alle securiteit ging hij nogmaals alle munten na, doch het gouden tientje kwam niet. De chauffeur lachte. „Neen, die is goed, om met zoo'n lief gezichtje zoo'n streek uit te halen." Vanrees legde hem het zwijgen op, verzekerde den controleur, dat het natuurlijk een vergissing was en liet zijn kaartje achter. Op die wijze wilde hij de jongedame de gelegenheid bieden, om een schuld af te doen.... die haar anders zou drukken. Hij twijfelde heelemaal niet of zij zou zich schriftelijk tot de maatschappij wenden om haar vergissing mede te deelen en langs dien weg hoopte hij dan meteen te vernemen, wie zij was. Maar toen hij niets hoorde, gaf hij de zaak op! Eenigen tijd later werd Vanrees op een dineetje bij familie Tervaert uitgenoodigd. Hij had het voorrecht naast het bekoorlijke nichtje te zitten. Hélène de Vries, een jongedame met kuiltjes en bruine oogen. Vanrees schrikte. Het avontuur van maanden geleden schoot hem opeens te binnen. Zij maakte een banaal praatje en innerlijk had zij hem al genoteerd als: „een leelijken, zwaar- wichtigen, niet meer heel jonge man, die zijn onverdeelde attentie aan het diner schonk." lntusschen worstelde hij met den demon van gekwetste ijdelheid. Had zij hem dan totaal ver geten? Maar hij was vastbesloten het verhaal op autobussen te brengen. Zij luisterde maar half. Waarom had tante haar zoo'n vervelende tafelbuur gegeven?" Auto's, paarden, autobussen; de man sprak over niets anders; hij was zeker werkzaam in een auto branche. Hij ratelde maar door; hij voelde dat zijn pogingen schipbreuk leden en hij trachtte dat tegelijkertijd voor zichzelf te verbergen. „Ik spreek niet graag over autobussen," zei tenslotte het meisje. „En mag ik weten waarom?", vroeg hij op eens vol belangstellign. „Och, ik heb maandenlang gezocht naar iemand, die eens op een dag tegenover mij in de bus zat...." „De gelukkige," zei Vanrees en hij meende het. „Maar hij was allesbehalve gelukkig", zei Hélène de Vries, „want ik heb hem, zooals mijn broer Jan het noemt, afgezet." „Och, kindlief, begin nu toch weer niet met dat verhaal," sprak tante ertusschen, die het laatste woord opgevangen had. „Maar mevrouw Tervaert, ik ken het nog niet. Ik heb het nooit gehoord." „Wees daar nu maar blij om," zei Jan de Vries over de tafel heen, „we hebben al sedert maanden niets anders gehoord. In den beginne stuurde ze mij achter allerlei menschen aan, om te vragen of zij die personen waren, maar op het laatst heb ik er voor gepast." „Lijk ik nu een beetje op dien gezochten man?" vroeg ik hoopvol. „Dat is nu juist de groote moeilijkheid. Ik heb heelemaal niet op hem gelet. Ik had zoo'n haast." „Als ik mag zal ik U straks een avontuur ver tellen, dat ik in een autobus beleefd heb," zei Vanrees. Na eenigen tijd zat hij met Hélène op een rustig plekje te pratenZij stond te wach ten en had een tompouce bij zich.... ze deed een gouden tientje in het busje, denkende dat het een...." „O.... meneer Vanrees," viel ze hem in de rede.... „Kijk die Vanrees eens, wat ziet hij er goed uit," zei een der jonge mannen; „hij lijkt wel tien jaar jonger." In het voorjaar gingen de verlovingskaarten rond. Wij beschouwen onze taak zij het dan maar als een.klein weekblad nog steeds als een van voorlichting en cultureelen opbouw. Een taak van welker gewicht de Necïerlandsche pers, vooral de groote dagbladpers, zich bewust be hoort te zijn. Een groote verantwoordelijke, maar een mooie taak, die helaas door velen misbruikt wordt. Wij zullen dat feest niet bijwonen! Boekerijen voor walvischvaarders en pelsjagers. De zwemmende Staats-bibliotheek. Een der merkwaardigste uitleenbibliotheken ter wereld is die te Reykjavik, de hoofdstad van IJsland. Ze bevat over de tienduizendbanden, meest schenkingen van den Deenschen ;>taat, die immers de souvereiniteit over IJsland uitoefent. Meer dan negen tiende uit deze bibliotheek is steeds afwezig. Als men een bepaald boek wil hebben, krijgt men het wel, vooropgesteld na tuurlijk dat men rijk gezegend is met de deugd van geduld. Want de mogelijkheid is natuurlijk niet uitgesloten dat het een jaar duren kan, voor men het boek te leen krijgt. Het lezende publiek is namelijk over het heele land verspreid. De boeken moeten soms wel een weg van meerdere maanden afleggen, voor zij den te leen-vrager bereiken. Deze, meestal een IJslandsche boer, leest gedurende de wintermaanden lang en grondig. In de lente, ais de wegen weer begaan- en berijdbaar worden, komt de postbode want voor de bestelling der boeken zorgen de IJslandsche Posterijen en haalt de oude boeken weg en brengt nieuwe, waarmee men het weer een jaar stellen moet. Een bijzonder aantrekke lijk curiosium dezer uitleen-boekerij, die overi gens niet als uitleen- maar als Staatsbibliotheek opgetrokken is, is het feit, dat zij geen leengeld heft. De uitleen geschiedt volkomen gratis; alleen voor het transport is men de posterijen het gewone recht verschuldigd. Een andere, nog veel minder bekende uitleen bibliotheek vindt men aan den oever van de Adventsbaai op Spitsbergen. Zij is voor vele tientallen jaren opgericht door een Amerikaansch zendingsgenootschap en is sindsdien door schen kingen van voorbijgaande schepen gegroeid. Op het oogenblik heeft ze de beschikking over een duizendtal boekwerken in wel twaalf verschil lende talen. De lezers bestaan voor het meerendeel uit walvischvaarders, die hier kolen komen halen en langeren tijd blijven Jiggen, totdat het weer hun weer toelaat uit te varen en hoewel dit bijna ongelooflijk moet klinken de Eskimo's, die immers op Spitsbergen in enkele Missiescholen regelmatig onderricht krijgen en ook op ge vorderden leeftijd nog makkelijk leeren lezen en schrijven. Een andere uitleenboekerij vaart het heele jaar door in de Fransche Zuidzee rond en bereist den heelen Archipel rondom Tahiti. Deze uitleenbiblio theek is staatseigendom en heft een klein bedrag voor het leenen van een boek. Aan boord van het kleine schip dat hoofdzakelijk hospitaalschip is en dat de talrijke zieken, vooral de aan een of andere tropische ziekte lijdenden naar het groote hospitaal van Tahiti brengt bevinden zich ongeveer 2U00 boeken, allemaal geschonken door Fransche instellingen. De lezers zijn natuur lijk bijna zonder uitzondering Europeanen, die hier nun werkkring hebben. Een der grootste uitleenbibliotheken dezer soort is die der Hudson- baai-Maatschappij, die, zooals bekend mag worden verondersteld, de grootste pels-export- onderneming der wereld is. In dienst van déze maatschappij staan duizenden vallenzetters en jagers, over heel het Noorden van Canada ver spreid en die vaak een heel jaar op pad zijn, voordat ze weer op hun uitgangspunt terug gekeerd zijn om den vellen-buit af te leveren en de premie ie incasseeren. Het oponthoud in een dergelijk centraalstation, waarvan er dozijnen bestaan, duurt soms maandenlang en daar hier, zooals de ervaring leerde, de vraag naar alle mogelijke lectuur bijzonder groot is, ging de maatschappij reeds op het eind der vorige eeuw ertoe over om hier uitleenboekerijen op te richten. Tot de geregelde klanten van deze bibliotheken behooren sinds vele jaren in steeds stijgende mate de Indianen der in de nabijheid liggende Indianen-reservaten, die, in zooverre ze niet te oud zijn, bijna allemaal schrijven en lezen kunnen. Een andere niet onberoemde boekerij in Canada is die der bereden politie. Deze politie, die nog niet geheel 2000 manschappen telt, is verdeeld over een gebied dat een oppervlakte heeft van Europa zonder Rusland. Het kost in het geheel geen moeite om te beseffen dat lectuur hier in de eeuwig lange winternachten meer dan welkom is. DE FIJNGEVOELIGE. Arm in arm wandelden de twee geliefden door den boomgaard, waarover het bleeke maanlicht zachtjes scheen. Een oogenblik stond zij stil en hief haar arm omhoog. „Lieveling," fluisterde zij, „hoor je de boomen steunen en zuchten?" „Ja," antwoorde de niet-romantische lieveling, „ik denk dat wij dat ook zouden doen, als we zoo vol hingen met appels en peren." „Hoe vindt u dat lied, moeder?" Moeder (trachtend er iets aardigs van te zeggen)„Heel mooi, kind, maar eh zou je die hooge noten niet wat lager kunnen zingen?" Vroeger meer dienstboden Het razende tempo van onzen tijd Het is aan de ontwikkeling van de medische wetenschap en de hygiëne te danken, dat de menschen thans een betrekkelijk hoogen ouder dom kunnen bereiken. Vooral met betrekking tot de zuigelingensterfte zijn in deze richting belangrijke stappen gedaan. Hierbij moet men bedenken, dat de tegenwoordige wijze van leven véél gróótere eischen aan het menschelijk orga nisme stelt, dan dit vroeger het geval was. Wanneer wij oude boeken inkijken, worden wij dadelijk getroffen door de rustige behaaglijkheid, waarmee alles vroeger gebeurde. Tegenwoordig moet men voortdurend op post staan en op alles voorbereid zijn. Door het razende tempo voor onze dagen leven wij steeds onder een zekeren druk, die niet nalaten zal, zijn nadeeligen invloed op ons lichaam te doen gelden. Dit geldt voor de vrouw evengoed als voor den man. Zeer zeker is het huishouden tegen woordig in vele opzichten gemakkelijker dan vroeger. Wanneer echter de veel geplaagde huisvrouw zich afvraagt, waarom zij tenslotte, niettegenstaande stofzuiger, electrisch licht, cen trale verwarming en duizenden andere gemakken van tegenwoordig, veel minder tijd heeft, dan haar grootmoeder en overgrootmoeders dat hadden, dan mag zij hierbij niet over het hoofd zien, dat men vroeger ook veel meer dienst boden had. Deze deden al het werk, dat thans met machines en andere instrumenten gedaan wordt, zoodat de huisvrouw zelve veel meer „vrijen" tijd had. Overigens hoeven wij echter niet al te veel spijt te gevoelen dat de „goede oude tijd" nu voorbij is. Onze gezondheid werd toentertijd door veel vijanden bedreigd. Denken wij aan de jaren tusschen 1346 en 1351, toen in Europa 25 millioen menschen aan de pest stierven, tezamen een vierde gedeelte der totale bevolking. Nog in 1721 brak in Toulon een geweldige pestepidemie uit, die onder de 26.000 inwoners der stad 20.000 slachtoffers maakte, waarvan er 16.000 stierven. In de 18e eeuw eischten de pokken in Frankrijk jaarlijks 30.000 offers; in 1796 stierven er in Pruisen ongeveer evenveel. De verbreiding der pokken, die vroeger elk jaar optraden, is door de tegenwoordige inentingen geheel stopgezet; men hoort nauwelijks nog van een geval van pokken. Zelfs de tuberculose zal niet lang meer een geheim blijven voor de medische wetenschap. Een der voornaamste oorzaken van de tegen woordige betere gezondheidstoestanden is de hygiëne. Men huivert werkelijk als men terug denkt aan de sanitaire toestanden in vroegere eeuwen. En thans is de waarde en de beteekenis der hygiëne diep in het volk doorgedrongen, zelfs de kinderen op school schrikken terug van onhygiënische inrichtingen. Hierbij komt, dat de uitoefening van sport een goede lichaams verzorging absoluut noodzakelijk maakt. Men schen, die zonnebaden nemen, die veel' in de frissche lucht zijn, die baden en zwemmen, dooden op deze wijze het beste alle ziekte kiemen en geven het lichaam een grooteren weerstand. De nieuwe generatie is veel sterker en gezonder dan de oude. Bijna in iedere familie groeien de kinderen hun ouders over hert hoofd, en iedere moeder is trotsch bij het zien van haar bloeiende kinderen. In ieder geval mag zij er zich in verheugen, dat zij zelve de basis gelegd heeft voor deze bloeiende gezondheid door haar opgroeiende kinderen ver te houden van alles, wat hen eenigszins zou kunnen schaden. De opvoeding der moeder in hygiënisch op zicht is geenszins afgeloopen met het eindigen der kinderjaren. In de critische periode, waarin de jonge mensch zich van moeders rokken losmaakt, en zijn tijd doorbrengt met speelgenooten van zijn eigen leeftijd, mag de moeder de leiding van het kind niet uit de hand geven, maar moet zij de jongens en meisjes wel degelijk leeren hun verstand te laten spreken. Zij moet hierbij heel omzichtig en verstandig te werk gaan, opdat de goedgemeende waar schuwingen niet het tegengestelde effect hebben van wat zij beoogen. Men moet de jongens niet alleen waarschuwen voor de gevaren van de straat, maar ook voor den slechten invloed van een overmatig gebruik van alcohol of sigaretten. De jonge meisjes, die dan juist op een leeftijd komen, dat zij veel in gezelschap verkeeren, moeten opmerkzaam gemaakt worden op de schadelijkheid van te veel koffiedrinken. Koffie immers bevat het bekende vergift, coffeïne, dat een zeer slechten invloed heeft op het zenuw gestel en hiermede op de geheele gezondheid. Juist bij jonge meisjes is koffie een zéér ge liefde drank. De opwekkende invloed echter, die van de geur en het aroma ervan uitgaat, is ge heel onafhankelijk van de schadelijke bestand- deelen, en kan men dus evengoed de onschuldige Koffie-Hag gebruiken. We zijn tegenwoordig zoo ontwikkeld, dat wij niet meer gelooven, dat wij met kwakzalvers middeltjes een hoogen ouderdom kunnen be reiken. Slechts een gezonde levenswijze, een strenge doorvoering en juiste toepassing van de regels der hygiëne en een matig gebruik van prikke lende genotsmiddelen, kunnen ons helpen dit voor velen zoo begeerlijke doel te bereiken. HET ONDERHOUD VAN KLEEDJES EN MATJES. Wanneer de eerste frischheid van matjes en vloerkleedjes af is, worden ze flink afgeborsteld met water en ammoniak of water met zout, waardoor de kleuren weer als nieuw zijn. Vertoonen ze echter sporen van veelvuldig gebruik en zien we hier en daar versleten plekjes, ook dan kunnen ze nog lang mee, indien we de kleine reparatiën bijhouden. Losse franje aan groote zoowel als aan kleine kleedjes moet vastgenaaid worden, hetgeen heel gemakkelijk gaat met behangselgaren en een z.g. behangersnaald. Veel ongelukken worden voorkomen, indien hieraan de hand wordt ge houden, want hoe licht blijft men niet met de hak in de franje hangen. Keukenmatten, waar van het boorband is gesleten, worden opnieuw omgeboord, een werkje, waartegen veelal wordt opgezien, doch dat toch, evenals alle volbrachte reparaties, zoo'n voldoening geeft. Dunne plekken op loopers worden met bijpas sende kleuren Smyrna of andere dikke wol ge stopt, hetgeen de niet ingewijde niet in het oog valt, mits men-zorgt, de kleuren zoo goed moge lijk in de tint uit te zoeken. Oude karpetten kun nen nog uitstekend dienst doen om verknipt te worden voor slaapkamerkleedjes. Het slijten heeft in den regel plaats om de tafel, zoodat er met een scherpe schaar, stevige naald en een mooie tint wol nog inderdaad iets aardigs te maken is. De kanten worden dan met deze wol gefestonneerd en enkele malen doorgeregen. Om kleeden langer te doen meegaan zijn z.g. Nr. 3067. Aardige jas voor jon gons van 2—6 jaai raglan mouwen en kraag met revers. Op gestikte zakken. Het is een vlot jasje dat wij zeer kunnëi; aanbevelen. Nr. 63459. Het aardige jongens pakje, dat wij hier ge ven, kan, behalve na tuurlijk van nieuwe stof, uitstekend van een bestaand costume wor den gemaakt. Het is heel gemakke lijk te maken, veel min der bewerkelijk dan men op het eerste ge zicht zou denken. Liet jasje sluit hoog, slechts even komt 't overhemd met strilcdas te zien, ontlat het warm is aan den hals. Linnen bin nenwerk behoeft men in deze jongenspakjes niet aan te brengen, zoodat men kan vol staan met voering. Slui ting met twee rijen knoopen en opgestikte zakken. Het broekje is met rechte pijpen en wordt met bretels ge dragen. Patronen voor jon gens van 48 jaar. Nr. 63463. De kleine meneer voelt zich heel gewicli tig in zijn kleine, even getailleerde jas en bij passende bood. Het hoedje bestaat uh 6 baantjes, en een rand van dubbele stof, de bo! wordt gevoerd en do voering in hot midden van den bol bevestigd, gelijk met het opzetter van het overtrokken stofknoopje. De rand kan meerdere malen op de machine doorgestik* wordpn. Het jasje heel' knoopsluiting en opge stikte zakken, terwijl men voor de voering liefst een stevige satinet, zooals die vom heeren jassen gebruikt wordt, kan kiezen GOEDE KNIPPA TRONEN. Patronen kunnen pei briel aangevraagd worden met bijsluiting van 0.58 in postzegels aan de Moderedactrice vac dit olad, Roelofsstraat 109 te s-üravenhage. De patronen worden U tegelijk mei een num mer van ons nieuwe Modeblad, waarin ongeveei 50 modellen zijn afgebeeld, toegezonden. Denk1 U er vooral aan. de iuiste maat en het nummer op te peven. effen dekkleeden zeer aan te bevelen, vooral in gezinnen met kinderen. Deze kunnen veel kleiner zijn, dan het vloerkleed, doch ze moeten zoover reiken, dat ze de plaatsen waar voeten en voetjes zich het meest bewegen, bedekken. In geval van bezoek wordt zoo'n kleed dan eenvoudig even opgerold, hetgeen een werk van een oogenblik is. GESTOOFDE KOMKOMMERS. Hoewel hierin de laatste jaren reeds verande ring is gekomen, werd dit gerecht voorheen slechts als sla, toebereid met olie en azijn, opge diend. Toch is gestoofde komkommer de aange name afwisseling op het menu en de smaak ervan zeer fijn. We nemen 4 komkommers, 50 gram boter, 30 gram bloem, 1 dl. room, 2/2 dl. kooknat, peper, zout en 1 dl. gehakte peterselie. De komkommers worden dun geschild, hetgeen we met een z.g. Duitsch aardappelmesje dun doen. Deze mesjes zijn half rond met een lang werpige opening in het midden, waarover een rechte metalen reep gaat. De binnenkanten (midden) zijn een weinig geslepen, zoodat men aardappelen, komkommers e.a. gemakkelijk kan schillen. De vaardigheid heeft men in enkele dagen te pakken. Deze mesjes ken men meest in de huishoude lijke winkels krijgen. We gaan nu echter verder met de bereiding van onze groente. We hebben de komkommers geschild, snijden ze door mid den, verwijderen met een zilveren lepel het zaad, snijden de helften in vieren en desgewenscht in meerdere stukken, die we opzetten met weinig water en zout en ongeveer 15 minuten laten koken, daarna op een vergiet uitlekken en het vocht opvangen voor het sausje, dat we maken van de boter en de bloem, peper, zout en 2/2 dl. van het vocht; hierin stoven we de stukken komkommer nog even door en dienen ze be strooid met peterselie op. HUISHOUDELIJKE WENKEN. Aluminium schoonmaken. Bovenstaande voorwerpen, welke vuil ge worden zijn, maakt men weer schoon met kaliloog. Vastzittende schroeven. Schroeven die tè vastzitten, krijgt men los, door ze te bevochtigen met terpentijn of petroleum. Kwasten zacht maken. Wit- en verfkwasten die hard géworden zijn, worden weer zacht, indien men ze in een op lossing van warm water met zeep en een weinig terpentijn legt. Inktvlekken op wollen goed. Als men inktvlekken op wollen goed heeft, kan men die verwijderen door er met een open gesneden tomaat flink over te wrijven en daarna met lauw water na te spoelen; de kleuren zijn dan helderder dan ooit. Blikken en tinnen voorwerpen. Blikken en tinnen voorwerpen maakt men schoon met sodawater en zand, of met azijn of bier, waarna ze met droog, fijn krijt na- gepoetst worden. Glazen stoppen. Al te stevig zittende glazen stoppen kan men zonder forceeren los maken door een dun touwtje om den hals van de flesch te winden en dit snel eenige malen heen en weer te trekken. Door de wrijving ontstaat warmte, die het glas doet uitzetten, zoodat de stop niet meer klemt. A

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1934 | | pagina 4