DE MOOIE CONCURRENTE. de Vecuw en Huis De Zakenvrouw. TWEEDE BLAD ARME VRIJGEZELLEN! BONT ALLERLEI. HET KORT VERHAAL No. 35. 31 AUGUSTUS 1934. DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT 5 Mussolini hoeft drie ontslagen, omdat zij trouwen. burgemeesters niet wilden Er zijn altijd menschen nog., Die steeds moeten vitten, Als een ander eens iets heeft Wat zij niet bezitten. Mussolini is getrouwd, En kun nu niet velen, Dat er and ren vergenoegd Vrijheidsliedjes kweelen. Ja, het kostelijkst bezit Van de vrijgezellen Dat 's hun vrijheid! Schijnt de man Zeer gering te tellen. Wie een staatsbetrekking heeft En 'm niet wil verliezen, Moet als hij niet is getrouwd Snel een vrouwtje kiezen. Een verstokte vrijgezel Mag je daar niet wezen. D'opperhuwelijksmakelaar Zal j'er van genezen! ji Drietal burgemeesters is Nu alreeds ontslagen, Want zij wenschten geen van drie 't Huwelijksjuk te dragen D'eene sprak: „De ware vrouw Kan ik maar niet vinden." D'ander dacht: een huwelijk Zou veel geld verslinden! En de derde moest er nog Rijplijk over denken, Met 't gevolg: men zal hun baan Aan drie and'ren schenken! Ja, het is een heele toer Vrijgezel te blijven, Wanneer men van hoogerhand 'n Huwelijk voor gaat schrijven. Komt het hier in Nederland Ook tot zulke daden, Dan mug t vrijgezellendom Tijdig zich beraden! Tachtig jaren streden wij Voor de gulden vrijheid; Nu misgunt men 'n vrijgezel Z'n onbezorgde blijheid! EEN MAN IN EEN BOOT. Door VIRGINIA ROLF. Een hond en een kat als eenig gezelschap. Het plaatsje Aucud aan de Westkust van Zuid- Amerika heeft onlangs een buitengewone sen satie beleefd. Uit den door stormweer bewogen Stillen Oceaan dook plotseling een klein zeil bootje op, waarin slechts een man, een hond en een kat zaten. Het had de avontuurlijke vaart om de gevreesde Kaap Hoorn gewaagd, hoewel zelfs oude, ervaren scheepskapiteins bij het noemen van dien naam een lichte huivering voelen. De reis vanaf hun uitgangspunt Buenos Aires naar Aucud heeft reeds meer dan 100 dagen geduurd. Het eigenlijke uitgangspunt was echter de Noorsche hoofdstad Oslo, vanwaar de moedige zeeman Alfons Hansen in Augustus 1932 is vertrokken. Hij heeft tot nu toe ruim 25000 mijlen afgelegd. Ongetwijfeld mag Hansen van geluk spreken, dat hem en zijn reisgezelschap niets overkomen is in de mist en de stormen, die bijna voort durend op dit gevaarlijke punt heerschen. Wel heeft hij meermalen beleefd, hoe zijn zeil in stukken werd gewaaid en wegvloog, wel heeft hij menigen wilden stormnacht doorgemaakt en vaak genoeg had hij alle moeite om het water uit zijn boot te hoozen. Nu zal hij verder reizen, dwars over den Stillen Oceaan naar nieuw, onbekend doel. Hij moet wel veel moed, zelfvertrouwen en geluk hebben gehad, om het reeds tot zoover te heb ben gebracht. Hij heeft het meermalen maanden achtereen moeten stellen zonder menschelijke hulp, geheel aangewezen op het gezelschap van twee dieren. Voor wie aan zulk een onder neming begint, heeft het leven zijn waarde ver loren, of hij zoekt het gevaar om de vreugde die het weten van zijn krachten hem schenkt. Ongetwijfeld bezat hij ook voor het begin van zijn tocht veel ervaring. Het is niet ieders werk om door den mistigen nacht langs onbekende rotskusten, langs riffen en klippen zijn weg af te tasten, voortdurend in gevaar om ergens een onbekend einde te vinden. De hond Felix, die hem vergezelt, is een kruising van alle rassen, die er te vinden zijn. De kat, die naar den mooien naam Sigrid luisterst, heeft gedurende de heele reis stil in haar hoekje gezeten en aandachtig haar meester aangekeken. Zoo zet Alfons Hansen nu vanuit Aucud zijn reis verder voort. Hij weet zelf niet, of hij geluk of tegenspoed heeft te wachten. Doch avonturen zal hij ongetwijfeld weer beleven op zijn eenzame vaart en een avontuur is het, dat hem op den Oceaan heeft gelokt. In Midden-Amerika, waar eens de op zeer hoogen trap van beschaving staande Maya's leefden, heeft men kort geleden een oud wegen- j net ontdekt, dat ten deele nog in goeden staat „En wat zeg je nou van zoo'n idioot," vroeg mevrouw Smith. Mevrouw Smith was nooit erg kieskeurig, wat haar taal betreft, zoodra er geen klanten in de buurt aanwezig waren, doch zoo gauw een klant binnenstapte, die een behandeling aan haar lokken wilde ondergaan, trok mevrouw een pruimelipje en lispelde allerliefst: „Wat wenscht mevrouw gedaan? Zéker damewilt U éven wachten dame? Water niet tè heet dame? Wat zégt U van dien vreeselijken moord, dame. Ja, het wordt maar steeds ruwer." En zoo verder. Terwijl haar echtgenoot de tweede partij ergens tegenzong, ergens in een der kleine damesafdeelingen, waar de dames behandeld werden. Doch onder elkaar spraken ze een taaltje, dat beter bij hen paste. Dat wil zeggen: mevrouw sprak, meneer luisterde en mochtbeamen. Hij beaamde ook nu en ongelijk had zij niet. Zijn kapperszaak „Chez Pauline" (vooral een kapperszaak met een Franschen naam, dat hoorde zoo had mevrouw gezegd) bestond al vele jaren en had een groote, vaste clientèle, die zich, dank zij aanbevelingen, ook steeds meer uitbreidde. Om den hoek was een andere zaak, eveneens goed bekend, alhoewel meneer en mevrouw Smith natuurlijk altijd erg geringschattend erover deden, och, géén slechte kapper, maar voor mindere menschen, begrijpt U? Menschen van een beetje stand merken het onderscheid direct, verzekerde mevrouw met haar pruime- mondje. Nu moest men werkelijk wel erg optimistisch zijn, of zooals mevrouw Smith het minder zacht uitdrukte, idioot, om in deze straat, vlak tegen over „Chez Pauline" wéér een kapperszaak voor dames te beginnen. En het verging die zaak voorloopig, zooals mevrouw Smith voorspeld had: er kwam geen kip. De concurrent, die zich „Dameskapsalon Yvette" noemde, was niet goedkoop, dus bleven de klanten bij Pauline, of gingen om den hoek en mevrouw Smith grijnsde. Meneer toonde echter steeds belangstelling als zij een hoonende opmerking maakte over de zaak van den over kant. Hij deed dan een poging om ook te grijnzen en keek terwijl naar „Dameskapsalon Yvette". Want aan den overkant zat een aller liefst meisje met blond, kort haar, „echte golf" dacht meneer Smith en groote blauwe oogen. Soms verscheen ze ook aan de deur. Het ge beurde eens, dat meneer Smith een glimlach van haar ontving, een glimlach, die hem in de war maaktedagenlang. Hij was altijd een be daard mannetje geweest. Als jongen kwam hij, zoo van school, in de kapperszaak van zijn vader. Kappen was zijn heele leven, knippen, onduleeren, watergolven, manicuren en nu het mode was schoonheidsbehandelingen. Zijn lectuur bestond uit vaktijdschriften, zijn levens- trots was een paar ingelijste diploma's en eerste prijzen en hij had, heel verstandig, zijn beste kapster getrouwd, toen deze opzegde en van plan was een nieuwe zaak te beginnen. Ze had een klein kapitaaltje bij eengespaard. Hij vroeg haar ten huwelijk en hij had géén betere vrouw kunnen treffen, die meer hart voor het kappen had dan zij. Hoe kwam het dan, dat vreemde gevoelens en droomen in meneer Smith's hart begonnen te ontluiken? Het was zoo hij kon het zich niet ontveinzen en over de reden be hoefde hij niet lang te peinzen, die was aan den overkant. Vreeselijke situatie. Meneer Smith beminde zijn concurrente. Meneer Smit beminde zijn concurrente. Zijn hart bloedde over slechtgaande zaken. Hij hoopte vurig, dat er eens wat klanten zouden komen, maar het blééf schraaltjes. En toen beging Smith een vreeselijk verraad. Op een dag zijn vrouw was weg om aan huis te gaan kappen, iets, wat nogal vaak ge beurde belde een dame op. Hij was erg bezet --de dame moest en zou gepermanent worden vandaag vandaag nog en toen kwam de verleiding en blies hem de woorden in, die als vanzelf aan zijn mond weer ontsnapten. En de dame, na zich ettelijke malen te hebben laten herhalen dat meneer Smith de zaak héusch erg kon aanbevelen, besloot zijn laad op te volgen. „Eigenlijk heel aardig van U, om een concur rent aan te bevelen," zei ze nog, en meneer stamelde heel rood en schichtig: „Och, mevrouw, we moeten elkaar helpen in dezen malaisetijd, nietwaar." En van dien dag af begon zijn af schuwelijk verraad steeds grootere en grootere afmetingen aan te nemen. Want zij had tegen hem geglimlacht, toen hij haar voorbij kwam en nu stond hij voor niets meer in. Steeds meer en meer dames dirigeerde hij naar den over kant en toen dat verwondering wekte, verzon hij een fantastisch verhaal over een nichtje van zijn vrouw. De klanten dachten dat twee zaken onder één hoedje speelden en velen wenden zich eraan, inplaats van naar Pauline, naar Yvette ie gaan. Mevrouw Smith keek steeds donkerder, maakte steeds schamperder opmerkingen. Ten slotte werd haar ergernis zoo groot, dat zij ook in het bijzijn van klanten zich niet meer inhield en wat de arme meneer Smith nu uitstond, is niet te beschrijven. Soms hoorde hij zijn vrouw opmerkingen maken over: „die kappers aan den overkant, die zich ook kappers gaan noemen," terwijl zij een dame aan het helpen was, die hij onlangs de zaak aan den overkant had aanbevolen. Eens liet hij uit den treure den haardroger razen aan het oor van zijn klant, om in 's hemels naam de schelle stem van zijn vrouw te over- naam de schelle stem van zijn vrouw teover- treffen, doch de gedachte dat zij binnenkort een klant kon treffen, die haar verbaasd zou ant woorden: „Maar uw man heeft me zelf daarheen gestuurd, toen hij geen tijd had," maakte hem ijskoud. „Waarom zou men elkaar niet iets gunnen?", overpeinsde hij treurig, blij wist beter dan wie ook dat zijn zaak goud opbracht, dat ze al een aardige spaarduit hadden en geen kinderen. Wat deed het ertoe, wanneer de ander ook een goéd stuk brood verdiende? En dan.... zoo'n allerliefste ander? Maanden vergingen en het noodlot was meneer Smith in zooverre gunstig, dat zijn vrouw niets ontdekte van de machinaties, waar aan hij zich schuldig had gemaakt. Hij was er trouwens mee opgehouden en aan den over kant, waar de gang er nu in zat, hadden ze toch niet te klagen. En.toen kwam de noodtotsavond. Het was een kappersconcours, waar mevrouw Smith uitblonk in historische kapsels, terwijl meneer een prijs behaalde voor moderne coiffure. Beiden waren ze in stralende stemming, daar stapte eensklaps op hen af het mooie con- currentje en zei, met haar liefste glimlachje: „Ik moét U even gelukwenschen, het is toch eigen lijk te gek, dat wij elkander nog nooit gesproken hebben. Ja, ons vak is druk, hè? Maar bij deze gelegenheid wil ik U beiden toch hartelijk dan ken, voor wat U gedaan hebt. Dat zul je niet veel aantreffen tegenwoordig, dat menschen elkander helpen! En voor mij hing er zóóveel van af! Mijn verloofde was werkloos geworden, ik stak mijn beetje geld in deze zaak, nu kunnen we trouwen, hij opent een heeren-afdeeling en weet U, dat ik juist begon te twijfelen toen die eerste klant kwam, die U naar me toe had ge zonden? En ik zal het nóóit vergeten, dat kunt U gelooven!" Ze drukte mevrouw en meneer Smith de hand en het wereldwonder gebeurde: mevrouw Smith was sprakeloos. Ze blééf sprake loos. Den heelen weg door naar huis. Toen begon ze te spreken. Het was Zaterdagavond. Ze had den tijd tot Maandagmorgen en ze had dien tijd nóódig, iedere minuut ervan! verkeerde. Men vond zelfs een wals, die gebruikt werd voor het vlak maken der wegen. Ze be stond uit twee samenstelbare deelen, die elk op zich, of aan elkaar bevestigd, gebezigd konden worden. Elk dezer beide stukken had een breedte van 2 M. De doorsnede der wals is 70 c.M. en haar gewicht bedraagt 5000 K.G. Haar ouderdom wordt op tientallen eeuwen geschat. FAMILIEBEROEPEN. Het erfelijke talent. Een professor in de Psychologie van een Midden-Amerikaansche universiteit heeft opzien barende ontdekkingen op het gebied van de erfelijkheid van beroepstalenten gedaan. Terwijl men tot nu toe steeds geneigd was, het feit te ontkennen, dat de gaven van den zoon met die van den vader overeenkomen, bleek uit zijn onderzoekingen het tegendeel. Ook hij geeft toe, dat een genie zelden een even begaafd kind heeft; anderzijds beweert hij echter en wat meer is, hij gelooft het te kunnen bewijzen dat de gemiddelde begaafdheid in een geslacht erfelijk is. Om een voorbeeld te geven: de professor had een jeugdige bekende, die den brandenden wensch had, naar zee te gaan. Hij dacht zelfs aan het beroep van stoker of scheepskok. Naar verstandige redenaties luisterde hij niet meer; zijn groote hartstocht gold het verre, het on bekende. Hoe zijn deze neigingen ontstaan? Zij lagen reeds vroeg in hem; sinds hij lezen kon had hij slechts interesse voor de avontuur lijke geschiedenissen van een Jules Verne, een Karl May. Dus enkel en alleen door lectuur ge prikkeld? Maar moet ook niet de drang tot dergelijk „geestelijk voedsel" ergens op gegrond zijn? Een ingesteld onderzoek naar de familie van den jongen vertoonde een ondubbelzinnig beeld. De jongen heeft een oud-oom, waar hij als twee druppels water op gelijkt. Niet alleen uiterlijk, maar ook in een drang tot reizen en trekken. De kinderen van dezen ouden heer zijn allen in het buitenland. Allen kozen hun aanvangsberoep zóó, dat zij in staat waren, zonder groote geld middelen gemakkelijk aan hun drang tot het verre tegemoet konden komen. Maar ook de grootvader had in zijn leven groote reizen ge maakt en dat hij nu reeds geruimen tijd als boer in een farm zit, vindt heel wat meer zijn oorzaak in de omstandigheden dan in aan geboren neiging. Er schijnt dus in de geheele familie een wensch naar die beroepen te liggen, die hun bewegingsvrijheid verschaffen en hun de moge lijkheid bieden verre streken te bezoeken. WETENSWAARDIG ALLERLEI. De scheeve toren van Pisa week vroeger 4.9 M. van de loodlijn af. Volgens een kort ge leden verrichte meting bedraagt de afwijking thans nog slechts 3.4 M. Het schijnt, dat de toren zich weer opricht, hoewel het mogelijk blijft, dat de vroegere metingen onnauwkeurig waren. Financiëele problemen van den middenstand. Zij beheert de kas. Wat de vrouw daarvan weten moet, door GERRA v. STAVEREN. Er zijn gezinnen, waarin de financieele zorgen bijna uitsluitend op de vrouw drukken. De man denkt alleen -aan het verrichten van zijn werk; hoe het geld, dat hij daarmee verdient, besteed moet worden, laat hij over aan zijn vrouw. In zulke gevallen is het de taak van de vrouw, om steeds voldoende contant geld te hebben, wan neer daaraan behoefte bestaat. Wanneer de huur betaald moet worden en de rekeningen van de leveranciers komen, moet daarop van tevoren zijn gerekend, zoodat het geld klaar ligt. De man is het huis uit om te werken en laat de geldzaken aan zijn vrouw over dan moet zij ook door een goed financieel beleid zich dat ver trouwen waardig maken. Vele koopmansvrouwen bevinden zich in soort gelijke omstandigheden. Zelfs in groote zaken komt het voor, dat de man, die door zijn meer dere ontwikkeling de zaken leidt, juist bij moei lijke en netelige zaken het oordeel van zijn vrouw wil hooren, voordat hij beslissingen neemt over het beheer van de zaak of over geldbeleg gingen. Ook dit legt aan de vrouw een taak op. Onder de tegenwoordige omstandigheden komt het maar al te vaak voor, dat de zaak op een gezonde basis wordt gedreven, doch dat er ge brek is aan bedrijfskapitaal. Wil de vrouw nu werkelijk raad en steun geven, zooals van haar verwacht wordt, of wil zij zelfs haar vrouwelijke tact benutten voor het voeren van onderhande lingen, dan moet zij zorgen, op de hoogte te komen van het moderne bedrijfscrediet, waarvan helaas ook menig zelfstandig werkend zakenman onvoldoende weet. Kan een zaak, die niet bepaald tot de „groote" behoort dan kans hebben op een crediet van een bank? Inderdaad is het een zeer algemeene op vatting dat de banken de groote zoowel als de kleine zich slechts bezig houden met de kapitaalsbehoeften van groote industrieele onder nemingen, terwijl zij zich doof zouden kunnen houden voor de wenschen van de kleinere zaken. Deze meening komt echter niet overeen met de werkelijkheid. De particuliere banken zijn er zich zeer goed van bewust, dat ook zij ten zeerste afhankelijk zijn van de levensbelangen der middenstandsbedrijven. Dit geldt evengoed van den particulieren bankier, die als helper en raadsman staat temidden van de groote familie der handeldrijvenden in zijn stad, als van de provinciale bank. Doch zelfs door de groötè banken wordt de kleine zakenman op elke wijze gesteund. In 1933 heeft één dezer banken bijv. 60.000.000 aan credieten verleend, die geen van alle meer dan ƒ.3000.bedroegen. 80.000.000 werd verleend aan credieten, die varieerden tusschen ƒ3000.tot 12.000. Men heeft kunnen constateeren, dat in het ge heele particuliere bankbedrijf tegenwoordig ruim 80 van alle toegestane credieten verleend worden aan middenstandsbedrijven. Uit zulke cijfers blijkt wel, dat de banken volstrekt niet onwillig zijn om hun medewerking te verleenen. Hier behoort van de zijde der handeldrijvenden tegenover te staan, dat zij ernaar streven om hun verplichtingen tegenover den geldschieter behoorlijk na te komen. Vooral op dit gebied is het moreele peil sterk gedaald; zij moeten het hunne doen om het weer op te voeren. Juist tegenover een bank moet de credietnemer zich bijzonder betrouwbaar toonen, want de bank zelf is op haar beurt weer credietnemer ten op zichte van de menschen, die hun geld bij haar hebben belegd. ONZE KEUKEN. Wat eten we deze week? Zondag: Zalmsla, Biefstuk, Witte Capucijners, Rhum crème. Maandag: Kalfstong, Worteltjes, Aardappelen, Koude rijstebrij. Dinsdag: Tong met toast, Spinazie, Roer eieren, Aardappelen, Vruchten. Woensdag: Tomatensoep, Rauwe groenten- schotel met mayonnaise, Pommes frites. Donderdag: Saucijsjes, Bloemkool, Aard appelen, Bessencompöte. Vrijdag: Gestoofde visch, Kropsla, Aard appelen. Zaterdag: Macaronischotel, Tomatensla, Aard appelsla. MACARONI-GERECHT. 250 gram koud varkensvleesch of 100 gram ham, 225 gram macaroni, 2 tomaten, peper en zout, 3 eieren, 1 eetlepel jus, peterselie, 100 gram kalfsvleesch. We koken de macaroni in water en zout gaar, nadat ze in stukjes gebroken is. Het vleesch wordt gehakt met de ham en de gewasschen peterselie en vermengd met de dunne plakken gesneden tomaten, peper en zout. De eieren worden flink geklopt met de lepel jus. Terwijl de macaroni staat te koken, hetgeen ongeveer 20 minuten duurt, vetten we een vuur vasten vorm in en bestrooien dezen met paneer meel. Is de macaroni gaar, dan gieten we het overtollige water af, b.v. door ze op een zeef uit te laten lekken en vullen de kanten zoo dat het middengèdeelte open blijft, hierin komt het vleesch- en tomatenmengsel, waaroverheen de geklopte eieren gegoten worden, waarna de schotel nog een half uur in den oven geplaatst wordt. JAPON VOOR TWEE DOELEINDEN. 73133 Hierbij geven wij afbeeldingen van een strandjapon, die men ook thuis kan dra gen, door er een driehoekige cape op te knoopen, welke tevens dienst doet in plaats van korte mouwen. Als de strandjapon wit is. kan men een tamelijk donkere, doch frissche tint kiezen voor cape en ceintuur. Knippa tronen verkrijgbaar tot en met maat 48 f 0.58. Voor slanke figuren is deze japon bij zonder aanbevelenswaardig. De cape doet het zeer goed. Indien U spoedig in het bezit van deze japon wenscht te komen, bestel dan nog heden het patroon, dat onder no 73133 verkrijgbaar wordt gesteld. DE BEHANDELING VAN NIKKELEN KANNEN. Nikkelen kannen, die zelden gebruikt worden, hebben vaak een olieachtige reuk en geven een onaangenamen smaak aan hun inhoud. Men giete er meerdere malen heet sodawater in, drooge ze goed af en late ze open staan Heel lang ongebruikte kannen worden op een dag met koffiedik gevuld. GOEDE KNIPPATRONEN. Patronen kunnen per briet aangevraagd worde, met bijsluiting van 0.58 in postzegels aan de Moderedactrice van dit blad. Roelofsstraat lOt te 's-Gravenhage. De patronen worden U tegelijk met een num mer van ons nieuwe Modeblad, waarin ongeveei 50 modellen zijn afgebeeld, toegezonden. Denkt U er vooral aan. de luiste maat en het nummer op te geven. Uj Deze schotel is heel gemakkelijk voor vacantiedagen, omdat we alles 's morgens vroeg al klaar kunnen maken en nadat we thuis komen slechts in den oven te plaatsen hebben. MAYONNAISE. In de warme zomerdagen ontbreekt veel aan den lust tot warm eten en daarbij komt nog, dat we in de vacantie alle voorbereidingen voor ons hoofdmaal reeds vooraf kunnen maken, alleen de saus dóen wij het laatste oogenblik op de gereed gemaakte schotels. We kunnen allerlei variaties op het gebied van slaatjes bedenken en een handige huisvrouw weet deze bijna tot in het oneindige te varieeren. Wij hebben reeds ver schillende malen recepten voor mayonnaise ge geven, doch op veelvuldig verzoek voldoen wij hieraan nogmaals en geven de bereiding van mayonnaise: 1 rauwe eierdooier, zout, peper. Droge mosterpoeder en 2 eetlepels goede azijn worden gedurende eenige minuten flink geklopt in een steenen kom of emaille steelpan, indien men dit handiger vindt. We meten nu 2]/2 d.L. slaolie af en laten de eerste helft hier van druppel bij druppel bij het eiermengsel vallen, steeds flink kloppende, voegen daarna zoo noodig als de saus te dik wordt een weinig azijn bij, om vervolgens de rest van de olie met een zeer dun straaltje in de mayonnaise te laten loopen. Hoofdzaak is, dat we steeds flink klop pen en de olie in den aanvang druppelsgewijs bijvoegen. We hebben niet alle mayonnaise, die we maakten, noodig en bewaren de rest in een goed gesloten jampot. GEVULDE MELOEN. 1 meloen, 200 gram aalbessen, 200 gram frambozen, 3 perziken, 3 bananen, stukjes meloen, klein blikje ananas, fijne suiker, des verkiezend likeur en gehakte noten. We snijden van den meloen het bovenste kapje af en hollen hem voorzichtig met een zilveren lepel uit, nadat eerst het vocht en zaad ver wijderd is. Het vruchtvleesch dat gedeeltelijk gebruikt wordt doen we in een slabak, voegen er de afgeriste bessen, de frambozen, de af geschilde en aan stukjes gesneden perziken en bananen alsmede de fijne gesneden ananas bij, strooien over het geheel fijne poedersuiker en drppelen desverkiezende wat likeur over de vruchten. We laten de vruchtensla een half uurtje staan en vullen er den uitgeholden meloen mede, terwijl we er desgewenscht nog gehakte noten bijvoegen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1934 | | pagina 4