Hans
Sint Nicolaas-
geschenken
SINT NICOLAASGEBRUIKEN.
6
DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT
No. 48 29 NOVEMBER 1935.
Zooals je allemaal weet, zijn er elk jaar
een heeleboel ondeugende kinderen, die
door Zwarte Piet in de zak worden ge
stopt.
Misschien heb je je wel eens afgevraagd
wat er eigenlijk wel met die stoute kinde
ren gebéurt.
Ja, dat hangt er grootendeels van af wat
die kinderen op hun kerfstok hebben. Het
grootste gedeelte bestaat uit kinderen die
niet zoo heel erg stout zijn geweest en die
aanstonds beterschap beloven. Die worden
in de meeste gevallen al na een paar uur
tjes weer losgelaten.
Maar de heel erge stouterds moeten mee
naar Spanje tot ze blijk hebben gegeven
dat ze voortaan beter zullen oppassen.
Kr zijn natuurlijk een heele hoop men-
schen die graag eens eens foto zouden wil
len zien van de kinderbewaarplaatsen ach
ter in den tuin van het Sinterklaas-paleis,
maar dat gaat niet.
Sint Nicolaas heeft het fotografeeren
streng verboden en er komt niemand met
een fototoestel binnen.
Thans is het echter onzen teekenaar ge
lukt in deze kinderbewaarplaatsen door te
dringen en enkele schetsen te maken van
de dingen die zich daar afspelen.
Zoo zien jullie op een van de plaatjes
een zoogenaamde geluiddemper voor de
schreeuwers. Daar komen de meeste kin-
Een verhaal van jongens,
die een goed hart hadden.
Vier uur.De schooljongens stormden
letterlijk uit de klas! Meester kon hen dit
vandaag niet kwalijk nemen. St. Nicolaas-
feest zat hen in het hoofd. Overmorgen.
nog zooveel nachtjes slapen, nog zooveel
uur en het feest was daar! Het feest, waar
iedereen al wekenlang naar verlangde.
Iedereen? Nee toch niet. Wie dan wel niet?
Wel, Hans Greve in ieder geval niet. Inte
gendeel, hij wilde feitelijk maar, dat het
feest al weer achter den rug was. Niet dat
Hans Greve niet van het St. Nicolaasfeest
hield, maar eenvoudig, omdat het voor hem
toch geen feestje zijn zou. Vader ziek en
lang zonder werk. Het was voor de fami
lie Greve geen feest. Waar zouden zij ook
het geld vandaan halen om geschenkjes te
koopen? Geschenkjes, al zijn zij nog zoo
klein? Er was immers nauwelijks genoeg
geld om het noodige voedsel en melk en
eieren voor Vader te koopen. Verdrietig
slenterend liep Hans Greve de straat uit.
Hij wachtte nu maar niet op zijn vriendjes
Ed en Wim. Die zouden het den heelen weg
wel druk over het feest hebben. En dat
deed hom noig meer verdriet.
„Hallo Hans", riep een vroolijke stem.
de stem van Wim, achter hem. „Wat loop
jij in je eentje! Had je niet op ons kun
nen wachten". „Ach, ik wou gauw thuis
zijn", stotterde Hans een beetje verlegen.
„Nou zeg, wacht eventjes, daar komt Ed
al aan". De jongens bleven even staan om
op Ed te wachten en gedrieën volgden zij
den weg naar huis. „Zeg Wim, je weet toch,
dat ik zoo graag die tooverlantaam zou
willen hebben", begon Ed, „maar ik krijg
'm niet. Moeder vindt het te gevaarlijk,
met zoo'n kaarsje bij wijze van lampje.
Jammer hè". „Nou", vond Wim, „zeker
jammer. Je hebt er zoo wat 't heele jaar
naar verlangd. Non ja, misschien met je
verjaardag", voegde Wim er troostend ach
ter. „Maar weet je", begon Wim dan weer,
„dat ik zoo graag een nieuwe voetbal had?
Nou, die krijg ook niet, omdat ik in de
laatste veertien dagen driemaal mijn Zon-
dagsche schoenen kapot heb getrapt!" De
jongens lachten nu alle drie. Die wilde
Wim. Zijn moeder had wat met 'm te stel
len!
„Zoo, ik ben er ai weer", zei Ed na
een poosje en nam met een „besjoer" af
scheid van zijn vriendjesEen poosje
later was ook Hansje bij zijn woning. Hans
woonde in een klein, smal straatje, waar
het niet erg frisch rook, maar Wim was
een echt vriendje voor Hansje en bracht
hem altijd heelemaal tot aan zijn huisdeur.
„Dag Wim", klonk het ietwat treurige
kuip. die je eveneens op een der plaatjes
ziet afgebeeld
Dat zijn dan meestal de zoetste kinderen
die weer heel spoedig naar huis zullen mo
gen.
Naar de teekenaar ons mededeelde moet
het heelemaal geen pretje zijn om naar
Spanje te worden meegenomen en de kin
deren doen dan ook verstandig met zoo
veel mogelijk uit de handen van Zwarte
Piet weg te blijven.
Een enkel woord ook over de roede of
gard, Sinterklaas, St. Maarten, Ruprecht
en diens varianten, alle die persoonlijk
heden, welke geschenken uitdeelen, zijn
ook gewapend met het bewuste tuchtmid
del, waarvoor men de kinderwereld zulk
een heilzaam ontzag weet in te boezemen.
Gewoonlijk is deze roede van berkenhout;
in Tirol vindt men de hazelaarsgard, met
welke de Butzemann, behoorlijk in erwten-
stroo gewikkeld, alwie hij op zijn weg
ontmoet onmeedoogend kastijdt.
In Zwitserland draagt de H. Nikolaas
plaatselijk een opgesmukt boompje, in
Hamburg voorheen een groene twijg. Hier
mee komt de z.g. Martinsgarte overeen,
die de Beiersche herder den lOden Novem-
deren het eerst in terecht omdat ze dan nog
zooveel lawaai maken. Het is een soort van
hokje van heel dik glas, waar geen enkel
geluid doorheen komt. In ieder hokje zit
ten meestal vier kinderen met een hulp-
Zwarte Piet. Deze hulp-Zwarte Piet is in
den loop der jaren al doof geworden van al
dat geschreeuw, maar dat neemt niet weg
dat hij bijna steeds met zijn vingers in zijn
ooren zit.
Zijn de kinderen eindelijk stil, dan gaan
ze met heele rijtjes naar de machinale wieg.
Dat is een heele rij van bedjes naast
elkaar, die, door een stoomketel in bewe
ging worden gebracht. Binnenkort zal de
stoomketel vermoedelijk wel vervangen
worden door een electrische installatie.
Heel vroeg in den ochtend komt Sint Ni
colaas door de tuin om eens rond te kijken
of er geen kinderen bij zijn die alweer zoet
genoeg zijn om naar hun vader en moeder
teruggestuurd te worden. Inmiddels wor
den de kinderen door Zwarte Pieten in
tobbes gestopt en flink afgeboend. Wie
daarbij niet schreeuwt mag dan later
plaats nemen aan de beroemde limonade-
stemmetje van Hans. „Nou dag! Tot mor
gen, droom maar van Sinterklaas!" riep
Wim Hans nog na. „Droom maar van Sin
terklaas", klonk het lang daarna nog in
Hansje's ooren. Hij lachte een beetje bit
ter. Wat had hij daaraan.
De nacht ging voorbij en het werd mor
gen. De meeste schooljongens hadden reeds
een deel van hun geschenkjes gekregen. Zc
vonden het in hun schoen. Velen hadden
hun cadeautjes al meegebracht. De
schooltasschen puilden letterlijk uit! Hans'
tasch alleen was leeg. Hij ontliep iederen
jongen; bleef maar een beetje rondslen
teren in de buurt van de speelplaats. Hè,
daar had je 't alweer! „Dag Hans", riepen
Ed en Wim, „kijk 'ns wat wij gekregen
hebben! En zal ik je 'ns wat vertellen?"
voegde Wim er geheimzinnig aan toe. „Ed
kreeg toch immers geen tooverlantaam en
toen wilde ik hem verrassen en gaf mijn
lantaarn aan hem, maar 't mooiste is, hij
hééft een lantaarn gekregen. Zijn moeder
vond, dat hij 't toch wel verdiende...."
„En weet je wel", schreeuwde Ed tegen
Hans, „dat hij geen nieuwen voetbal kreeg?
Nou, ik wilde hem verrassen en stuurde
hem mijn nieuwen voetbal, maar het gekste
is, dat hij toch een voetbal kreeg. En nu
hebben wij allebei twee dezelfde cadeaux1"
De jongens lachten.... Hans ook. Het
idee. twee dezelfde cadeaux. Hij had er niet
eens één. Hans was blij, dat de schoolbel
ditmaal vroeger luidde dan anders. Druk
redeneerend liepen de jongens het pleintje
over, de klassen in
O ja, vandaag, die vervelende aardrijks
kundeles. Wim zat maar wat naar zijn be
kladde inktvingers te turen. Eigenlijk
dacht hij heel diep naJa, hij zou 't
maar doen. Dat zou leuk voor Hans zijn.
Ongemerkt haalde Wim een stukje papier,
dat eens wit geweest was, uit zijn zak en
schreef met een stompje potlood aan Ed.
„Vanavond voetbal en lantaarn naar Hans
brengen. Goed?" Dit briefje in telegramstijl
werd doorgegeven aan den jongen, die ach
ter Wim zat en deze gaf het weer door aan
Ed. „Opletten daar!" klonk meesters stren
ge stem. O hemeltje! Als hij 't briefje maar
niet opvraagt. Nee, meester had geen brief
je gezien. Vlug maakte Ed het papieren
strookje open en las den inhoud.... Hij
glimlachte. Datzelfde had hij al gedacht,
toen zij elkaar het voorval van de twee
geschenken verteldenToch fideel, van
die Wim, om óók hetzelfde te denken. Na
tuurlijk vond Ed 't goed! Het zou leuk zijn
voor Hans, twee cadeaux te krijgen, waar
iedere jongen naar verlangen zou. Op de
aphterzijde van het briefje schreef Ed dus
met groote letters „Ja", en gaf het stukje
papier aan Wim terug.
Twee virendjes van Hans liepen dien
avond in het donker door het nauwe,
smalle steegjeEr was niet eens een
lantaarn in het straatje, maar Wim kende
den weg wel. Zachtjes, heel zachtjes, zetten
zij hun geschenken op het versleten stoepje.
Dan belden zij luid en holden het straatje
uit.... Juist, toen zij den hoek waren ge
naderd, zagen zij, dat de deur van Hans'
woning langzaam openging
„Ziezoo", zei Wim, om wat te zeggen,
„nu heeft hij ook wat!" „Ja!" zuchtte Ed,
en voelde zich even gelukkig als Wim
Op den terugweg zeiden de beide jongens
niet veel. Wat zouden zij ook zeggen. In
hun gedachten zagen zij reeds de groote
oogen van Hans, die hij zou opzetten, zoo
dra hij zijn pakjes kreegWim lachte
eens en Ed lachte mee. „Toch wel prettig,
om iets weg te geven", zei Ed een beetje
schuchter. ,Ja, vind ik ook", antwoordde
Wim en bedden vervolgden hun weg naar
huis
bar zijn meester ter hand stelt: achter krib
of staldeur gestoken beschermt zij geduren
de den winter het vee tegen alle onheil, en
in de lente drijft men er de koeien mee
naar de weide.
De komst van Sinterklaas wordt te Frie-
drichstadt a/d Eider door belgeklingel aan
gekondigd. Knapen doen dit reeds een
week van te voren in het kanton Bern: in
Holenzollern trekken op den vooravond
van het feest mannen en vrouwen, z.g.
Niclause, onder ketting- en belgerinkel
door de straten: in het kanton Unterwal-
den gaat eenige dagen tevoren een als
hansworst gekleed man Samichlausen-
Geigel genaamd, met bellen van huis tot
huis.
Dat de bel den Heilige ook in ons land
niet vreemd is, blijkt uit het volgende
rijmpje:
Sint Niclaes Bisschop, goed heylich man,
Wil je wat in mijn schoentje geven,
God loont U dan,
Geefftemen een beurs met bellen,
Soo sal ickje niet meer quellen,
So langhe als het God geliefft,
Heb ik Sinte Niclaesje lieff.
Jantje, het zoontje van meneer Breed-
veld, had het heele gesprek bijgewoond.
Nu was Jantje wel een aardig jongetje,
maar hij was óók een wijsneus.
's Avonds kroop hij stilletjes uit zijn bed
om in de schoorsteen te kijken of daar dat
wonderlijk flasohje lag.
En ja hoor, vader had er goed voor ge
zorgd.
Maar nu beging Jantje Breedveld een
domme streak.
Hij dacht: „Och kom, voorloopig is Sint
Nicolaas toch nog niet terug, laat ik dat
haargroeimiddeltje ook maar eens probee-
ren. Wie weet wat ik voor mooie krullende
lokken krijg".
Hij klom voor de spiegelkast en gooide
de helft van het fleschje over zijn hoofd.
Daarna verstopte hij de rest weer gauw in
de schoorsteen.
Meneer Breedveld had Jantje wel hooren
loopen, maar eerst dacht hij dat het Sint
Nicolaas was die vandaag een beetje eer
der dan anders thuiskwam. Toen het loo
pen echter aanhield ging hij eens kijken in
de kamer van Jantje en daar was hij er
juist getuige van hoe de ondeugd weer
haastig in zijn bedje terugkroop.
Jantje Breedveld had een reusachtige
Sint Nico laas-baard gekregen en op zijn
hoofd groeiden lange, woeste grijze haren.
Nou, je begrijpt dat de vader en moeder
van Jantje heel erg schrokken, toen ze
hem binnen zagen komen. Vader was boos
en hij zei, dat hij heelemaal geen medelij
den met Jantje had.
Een uurtje later moest Jantje naar
school. Op straat keek iedereen hem na
en alle jongens lachten hem uit.
Maar dat was nog het ergste niet. Het
was vandaag juist de dag, dat Sint Nico
laas de school van Jantje zou bezoeken.
Toen deze den deugniet zag binnenstappen
begreep hij terstond wat er gebeurd was.
Sint Nicolaas had het al zoo vreemd gevon
den, dat het fleschje met het haargroeimid
del half leeg was geweest. Mopperend was
de goede Sint naar zijn kamer gegaan en
hij had het middeltje over zijn haar en
Bij de familie Breedveld was het Sint
Nicolaasfeest een heel bizonder feest. Dat
is het natuurlijk overal, maar bij hen nog
veel meer dan bij andere menschen. Dat
zat namelijk zoo.
Meneer Breedveld had vroeger heel lang
in Spanje gewoond. Door een heel toeval
lige omstandigheid was hij op zekeren dag
met Sint Nicolaas in aanraking gekomen.
De goede Sint nu vond meneer Breedveld
een erg aardige man met het gevolg, dat
die twee dikke vrienden werden.
Zooals jullie weten komt Sint Nicolaas
bij de meeste menschen maar een keer.
Bij de Breedvelds echter kwam hij geduren
de zijn verblijf hier in het land voortdurend
over den vloer. Telkens als de goede Sint
een beetje moe werd, ging hij naar zijn
ouden vriend om wat uit te rusten en soms
logeerde hij er ook eenige dagen achter
een, tot het weer tijd werd om naar Spanje
terug te keeren.
Meneer Breedveld had ook een zoontje,
dat er heel erg mee was ingenomen, dat
zijn vader zoo'n goede maatjes was met den
heiligen man uit het verre land. Iederen
keer, dat Sint Nicolaas bij hem thuis kwam,
ging hij gauw kijken of er niet iets in de
zak was blijven liggen, dat de Sint weer
mee had teruggenomen, omdat de kinderen
ergens niet zoet waren geweest.
Zooals je weet, wordt Sint Nicolaas nooit
oud, maar toch viel het meneer Breedveld
op zekeren dag op, dat de witte baard van
den goeden man zoo dun begon te worden
„Sint Nicolaas", zei meneer Breedveld,
„uw baard begint uit te vallen".
„Dat weet ik wel", bromde Sint Nico
laas, „dat is erg genoeg".
„Nou, ik weet er wel wat op", antwoord
de meneer Breedveld, „ik weet een middel
tje dat u op uw baard moet doen. Dan
groeit ie weer als kool. Weet u wat: van
middag zal ik gauw een fleschje ervan koo
pen. Ik zal het in de schoorsteen leggen er.
als u dan vanavond een beetje laat thuis
komt dan kunt u het daar vinden".
„Gauw.... slapen hoor", zei meneer
Breedveld.
„Ja Pa", antwoordde Jantje.
Maar toen Jantje den volgenden morgen
wakker werd. deed hij een vreeselijke ont
dekking.
Het middeltje, dat heel sterk was en dat
voor de baard van Sint Nicolaas was be
doeld, had zijn uitwerking niet gemist.
baard gesmeerd. Maar er was niet genoeg
meer geweest en daarom had het middel
tje niets geholpen.... Jantje had HU de
baard die eigenlijk aan Sint Nicolaas toe
behoorde. De heilige sprak geen woord,
maar hij keek den kleinen boosdoener heel
kwaad aan. En toen Sint Nicolaas begon
uit te deelen, sloeg hij Jantje Breedveld
over. Hij deed eenvoudig of Jantje niet be
stond.
Nou dat was het ergste wat hem gebeu
ren kon. Dien middag om twaalf uur ging
Jantje snikkend naar huis. Hij had zoo'n
verdriet dat vader en moeder medelijden
met hem kregen. Jantje deed alles om weer
goed te maken wat hij misdreven had. Niet
alleen vader en moeder schonken Jantje
vergiffenis, maar ook Sint Nicolaas toen hy
dien middag even bij de familie Breedveld
binnenwipte. Maar eerst moest Jantje be
loven, dat hij nooit meer de haargroeimid
del tj es van Sint Nicolaas zou gebruiken.
En nu was alles weer goed, behalve dat
Jantje Breedveld zijn heele leven een Sint
Nicolaasbaaid moest blijven dragen.
Maar in den Dantziger Werder is de bel
een attribuut van den Zaligmaker; daar
hoort men:
Heilige Krist du göde mann,
trek din besten tabbert an,
komm veer onse deer,
klinger ons wat veer.
i