HOE SAM EN SLOKKIE OP REIS GINGEN HEEREN COSTUMES 1 1 VcwA dt NIC. GROENLAND HEENK MARION'S GROTE AVONTUUR PREDIKBEURTEN BURGERLIJKE STAND BONT ALLERLEI Goede voornemens. Voorkomen van verkoudheid. Mijn kind is zoo onzelfstandig. GASFORNUIZEN FEUILLETON t DE EERSTE HEEMSTEEDSCHE COURANT ZONDAG 11 FEBRUARI. Ned. Herv. Kerk, Wilhelminaplein. V.m. 10 uur: Ds. A. T. W. de Kluis, Rotterdam. Met medewerking van het kerkkoor. Kapel Nieuw-Vredenhof. V.m. 10.30 uur: Ds. Barger. In beide diensten extra collecte voor Fonds Wijkgebouwen. Gebouw „Samuel", De Glip. N.m. 7 uur: Diakoon G. van Eijk. Evangelisatie-samenkomst. Gereformeerde Kerk, Koediefslaan. V.m. 10 uur: Ds. Dondorp. N.m. 5 uur: Ds. v. d. Bom. (Zondag 4). 3e collecte voor Theol. Hogeschool en Theol. facult. V. Univ. Camplaan. V.m. 10 uur: Ds. v. d. Born. N.M. 5 uur: Ds. Dondorp. (Zondag 3). 3e collecte voor Theol. Hogeschool en Theol. facult. V. Univ. Eglise Réformé Wallonne. (Begijnhof.) Dimanche 11 Fevriér. a 10 h. 30: Service et Sermon présidé par Mr. Ie pasteur J. Arnal, d'Amsterdam. 3e Collecte pour la restauration. a 9 h. 15: Ecöle du Dimanche. SOEFI BEWEGING. (Centrum Bloemendaal) V.m. 11 uur: Universele Eredienst, bovenzaal, Vreeburg, Kerkplein 16. Spreekster: Mej. S. A. van Braam. Onderwerp: „Het levende woord". Engelsche Import Steeds voorhanden H/0R. H0UTSTR. Ondertrouwd: Th. v. Kesteren en F. v. d. Lubbe; Dr. A. J. Verhage en W. J. Kruijmel; S. Paap en M. Meijer. Getrouwd: A. A. J. C. Reeders met M. Th. Leuven; J. K. van Keeken met H. K. Timmers; C. Th. Juffermans met C. Schoenmaker. Bevallen: L. W. de RuigAvis z.; A. Velde— Pellenbarg z.; R. Plantinga—Lischka z. Overleden: J. H. Rosier 76 j., geh. IS DE „WATERMOTOR" EINDELIJK UITGEVONDEN? Uit Milaan. Meermalen hebben buiten landse bladen reeds melding gemaakt van het feit, dat een of ander technisch genie er in ge slaagd was een motor te constuëren, welke niet op benzine of olie, maar op water liep. Tot nog toe bleken deze berichten deels op bedrog en deels op voorbarigheid te berusten. Een meer positief bericht komt thans uit het plaatsje Bergamo in Italië, alwaar, volgens de bladen, een monteur, Fasoli genaamd, de langverwachte „watermotor" heeft uitgevonden. Fasoli beweert een toestel geconstrueerd te hebben, dat in serie-bouw niet meer dan dui zend lire zal kosten. Het bestaat uit drie tanks, welke achter op een auto geplaatst kunnen wor den. Een der tanks bevat water en de beide anderen bevatten de stoffen, waarmede de elec- trolytische ontbinding van het water bereikt wordt. Terwijl de zuurstof wordt afgescheiden, vermengt de waterstof zich met verscheidene chemische praeparaten. Hierdoor ontstaat een gas, dat, vermengd met lucht, in staat is de wagen voort te bewegen. Fasoli heeft met zijn proefwagen reeds ver scheidene ritten over grote afstanden gemaakt en is zeer tevreden over de bereikte resultaten. Reeds zijn enige officieele en deskundige instan ties van de uitvinding op de hoogte gebracht. De burgemeester van Bergamo maakte een der proefritten mede. De uitvinder verklaart, dat zijn uitvinding nog niet geheel rijp is om in de practijk te worden toegepast. Hij hoopt de laat ste moeilijkheden evenwel spoedig overwonnen te hebben. i j !rouw Men heeft soms vele goede voornemens, die de bedoeling hebben een of ander te verbeteren. Hoe menigmaal blijft het echter bij het voor nemen, dat nimmer in daden wordt omgezet. Wanneer men steeds van plan is iets te doen, doch er nimmer toe komt, dan komt men lang zamerhand in toestand van verslapping. Het ene goede voornemen volgt op het andere en zij vormen ten slotte een lange reeks, zodat we op een gegeven ogenblik niet weten, wat het eerst gedaan moet worden. Hoogstens kunnen we al die goede voornemens de revue laten passeren en overleggen, wat we het eerst zullen doen, doch daar blijft het dan ook menigmaal bij. Wie onzer heeft dit reeds niet doorgemaakt? Wij geloven niet, dat er iemand is, die zich hieraan nimmer schuldig maakte. Natuurlijk zijn er krachtige persoonlijkheden, die niet lang overleggen, wanneer zij van plan zijn iets te doen, doch „de daad bij het woord voegen". Bij ons vrouwen is het meermalen een tikje nalatigheid, of gebrek aan orde, die ons allerlei goede voornemens doet maken. Wanneer we ons b.v. ergeren omdat we iets zoeken in een hope loos rommelige Iade of kast, nemen we ons stel lig voor hierin verandering te brengen. Maar dit goede voornemen wordt steeds weer van de ene tot de andere dag uitgesteld en dan is er weer iets, dat we ons voornemen en zo blijft het maar uitstellen.... Het gaat dezelfde weg met kleine aanwen sels, waarvan we weten, dat ze verkeerd zijn, we nemen ons heilig voor om ze af te leren, blijven bij dit voornemen en stellen het uit, tot dat we meer tijd hebben! Wij noemen b.v. het avondeten, een uurtje, dat voor alle gezinsleden het hoogtepunt van de dag moet zijn. Rustig moet men zich aan tafel zetten en op dezelfde wijze dient ook gegeten te worden. Wanneer de huisvrouw niet zorgt, dat alles op tijd klaar is, komt er een nerveuse stemming, want zijzelf moet zich onnodig haasten en de gezinsleden, die moe en hongerig thuis komen, vinden hun tafeltje gaarne gedekt. Het is geen moeite om vroeg te beginnen met koken en te zorgen, dat alles klaar is om te be ginnen als man en kinderen thuis zijn. „Stipt heid is de hoffelijkheid der vorsten" is een spreekwoord, dat meermalen gebruikt wordt en ook de huisvrouw moet zich hieraan houden. Zij moet zich niet alleen voornemen om op tijd klaar te zijn, doch het daadwerkelijk uitvoeren. Bij de middagdis komen de tongen der huis genoten los en wisselt men de ervaringen van de dag uit. Menige huisvrouw neemt zich voor om niet van ondervonden moeilijkheden of er gernissen aan tafel te spreken met haar echt genoot, doch later, op een rustig avonduur. Hoe vaak blijft het niet bij dit voornemen en wordt een of ander gezegd, dat de stemming volkomen bederft, hetgeen toch niet de bedoeling is ge weest. Berouw komt steeds te laat en men neemt zich voor een volgend maal de tong meer in bedwang te houden. Het zijn schijnbare kleinigheden, die wij noe men, doch zij kunnen veelal grote gevolgen hebben en slechts wanneer wij herinnerd wor den aan de heilzame werking van het uitvoeren ervan, zullen wij zeker trachten de daad bij het woord te voegen. Stellen wij daarom nimmer uit tot morgen, wat heden gedaan kan worden en laat ons motto zijn: „doe het nu". Vele mensen begaan de fout te geloven, dat zij genoeg gehard zijn om kouvatten te voor komen. Zij laten alle voorzorgsmaatregelen achterwege, vinden deze ten enenmale overbodig en zijn dan hoogst verwonderd als zij op een goede dag flink verhouden zijn of griep hebben. In ons land, met zijn wisselvallig klimaat, moet men steeds denken aan de mogelijkheid van kouvatten, vooral in de grote steden. De lucht aan land of aan zee is veel minder be zwangerd met ziektekiemen dan in overbevolkte steden, waar de mensen menigmaal in volle zalen vertoeven en elkander infecteren. Om griep en verkoudheidsziekten zoveel mo gelijk te voorkomen, zal men de volgende wen ken ter harte moeten nemen. 1. Lichamelijke en geestelijke oververmoeid heid maken, dat men minder weerstand kan bie den aan de inwerking van ziektekiemen, aan gezien het organisme door te groote inspanning te zeer verzwakt. 2. De zorg voor warme kleding en water dicht schoeisel is noodzakelijk; dunne zijden kousen zijn ongeschikt om 's winters gedragen te worden en menigmaal oorzaak van allerlei verkoudheidsziekten, evenals de kniekousen, die de schoolgaande jeugd veelal draagt. 3. Het vertoeven in oververhitte kamers is verkeerd, zij maken het lichaam overgevoelig en ontvankelijk voor ziektekiemen. Een kamer temperatuur van 65 gr. F. en voor slaapkamers 62 gr. F. kan als normaal worden beschouwd. 4. Het lichaam heeft ook 's winters behoefte aan beweging en daarom is een dagelijkse wan deling noodzakelijk, ook om de circulatie van het bloed te bevorderen. Werkende vrouwen, die met een tram naar kantoor of winkel gaan, doen verstandig geheel of gedeeltelijk te lopen. 5. Een regelmatige leefwijze en verstandige voeding, alsmede een kleding, die zich aan het jaargetijde aanpast, zijn factoren, die er in hoge mate toe bijdragen kouvatten te voorkomen. Gedipl. horlogemaker Binnenweg 10 - Telef. 28429 Waarom wil moeder toch alles zelf doen? Vele moeders klagen-fer over, dat hun kind zo onzelfstandig is. Opmerkelijk is daarbij, dat vrijwel al deze klachten het eerste en oudste kind betreffen en dat bij de jongere broertjes en zusjes van onzelfstandigheid vrijwel geen sprake is. Het antwoord op deze vraag is even logisch als voor de hand liggend, want iedere moeder heeft nu eenmaal de neiging om het haar eerste kind veel te gemakkelijk te maken. Zij neemt haar oudste spruit alles uit handen, zodat deze niet in de gelegenheid is zichzelf te leren helpen. Onderwijzeressen en onderwijzers klagen er dikwijls over, dat hun pupillen uit de eerste klasse voor een deel niet in staat zijn om zelf hun manteltje uit of aan te trekken, dat vele kinderen zelf hun schoenveters niet kunnen vast maken en dat zij zelfs bij hun gang naar een zekere plaats nog assistentie behoeven. Kinderrijke moeders en ook wel moeders met twee of drie kinderen kennen al deze zorgen niet en wel om de doodeenvoudige reden, dat zij geen tijd meer hebben om aan alle problemen en probleempjes van hun kroost aandacht te schenken. Hierdoor leert het kind automatisch hoe het zichzelf moet behelpen, iedere moeder moet eigenlijk reeds bij het eerste kind voor ge woonte houden het niet overal de helpende hand te bieden. Spelender-wijs kan het kind veel leren, zoals bijvoorbeeld uit- en aankleden, de handen wassen, behoorlijk eten en netheid. Door het kind zo op te voeden bespaart de Moderne zuinigbrandende Gr. Houtstraat 99 Haarlem Telef. 13926 moeder zich naderhand veel moeite en arbeid. Een vierjarig kind, dat zich reeds kan wassen en aankleden, bespaart moeder een vermoeiend kwartiertje. Van veel belang is het ook, dat het kind netjes leert eten en drinken. Ook dit kan in de vorm van een spelletje worden bijgebracht, waarbij men bijvoorbeeld een appel uitlooft als premie voor het kind, dat eet zonder te morsen. Zelfstandigheid is voor het kind een groote hulp in het leven. "Het is ook goed om de kin deren met allerlei werkjes vertrouwd te maken en hun kleine opdrachten te geven. Een bood schap bij den bakker of naar den groentenman zijn hiervoor zeer geschikt. Eerst schrijft men de boodschap op een stukje papier en naderhand leert men het kind dan, dat het de opdracht moet onthouden. Ook in dit opzicht kan het kind reeds op jeugdige leeftijd een hele hulp in de huishou ding worden. DOPERWTJES MET SPEK EN TOMATEN. 1 groot blik doperwten, 100 gr. doo'regen spek, een glas water, waarin een bouillonblokje is opgelost, 3 kleine tomaten, 40 gr. boter, 1 eetlepel bloem, 1 grote en 8 kleine uitjes, half bosje peterselie, 1 klein mespunt saffraan poeder. Boter smelten en dobbelsteentjes spek uit braden, echter niet donker laten worden. Uien schoonmaken en fijn hakken; tomaten in heet water leggen en het huidje afnemen, daarna aan kleine stukjes verdelen. Inmiddels het spek op een bordje leggen en de bloem vermengen met boter en spekvet, steeds roerende het glas bouil lon toevoegen en enige minuten zachtjes laten koken, peper en zout naar smaak. Gehakte uien en fijngesneden tomaten bijvoegen, de gewassen peterselie toevoegen, nadat deze met een draad je samengebonden is, zodat men ze gemakke- MODKRNE NACHTKUSEDING. Twee in één patroon 3351. Prjjs 40 eend Moderne dessons worden evenals japon nen met opgeknipte rokken gemaakt waarboven het ingehaalde, verkorte UJfj* elegant kleedt. Inplaats van mouwen wor den ruime volants in bovendeel armsgat gezet. Halsafwerking rechts in puntvorm met kant, terwijl de hals links een ieta wijdere halsuitsnijding heeft, terwijl deze nachtjapon van effen waschzijde is ge maakt en strikjes van lint als garneering heeft. Op het patroon voorpand is deze laatste afgeteekend. Zeer coquet is het morgen- of bed jasje van hetzelfde mate riaal, afgezet met smalle kant. Ben. stof nachtjapon 3 M. en jasje 1.71 M. van pl.m. 90 c.M. Patronen in de maten 424440—Ml GOEDE KNIPPATRONEN Patronen kunnen per brief aangevraagd wor den met bijsluiting van ƒ0.40 in postzegels aas de Moderedactrice, Muzenstraat 5 B, Den Haag. lijk kan verwijderen vóór het opdienen. Kleine uitjes schoonmaken en eveneens bijvoegen met de dobbelsteentjes spek. Saus zachtjes laten koken gedurende drie kwartier, liefst pan op asbestplaatje plaatsen. Doperwten overgieten met water, uit laten lekken en vijf minuten in de saus verwarmen. Opdienen op platte schaal. door G. Th. Rotman (Nadruk verboden) 93. Op de terugweg beleefden ze nog een avontuur, of liever, Sam beleefde er in z'n eentje twee tegelijk. Dat zal ik nog even vertellen. Toen ze zich n.l. de tweede dag, vermoeid van de ondraaglijke zonnehitte, aan de oever van een meer te slapen gelegd hadden, ontdekte Sam opeens, hoe een ver vaarlijk grote krokodil uit het water gekro pen was en zich gereed maakte, Slokkie te grijpen, die, niets kwaads vermoedend, rustig lag te slapen.... 94. Snel handelen was geboden. Sam greep de zware steen, die hem tot hoofd kussen had gediend, tilde hem hoog boven z'n hoofd op en liep naar de krokodil, om hem de kop er mee te verbrijzelen. Nu keerde deze echter zijn dreigende kaken naar Sam, die, terwijl hij in de gapende muil met scherpe tanden keek, plotseling bedacht, dat de kop van het ondier voor zijn kracht véél te hard was.... 95. Toen kreeg hij als bij toverslag een ingeving. Hij stopte één, twee, drie de steen in de wijd geopende muil van de krokodil. Hij zat er zo stevig in, dat hij er vooreerst niet meer uit zou kunnen. In die tussentijd maakten Slokkie en Stapman, die natuurlijk wakker geworden waren, dat ze weg kwamen. 96. Dit voorbeeld werd door Sam spoe dig gevolgd. Terwijl de krokodil verwoede doch vruchteloze pogingen aanwendde om de steen kwijt te raken, rende Sam de woestijn in; waarheen, dat wist hij zelf niet; de hoofdzaak was, zo ver mogelijk van de krokodil vandaan te komen. Ach, hij besefte niet, wat hem nog meer boven z'n hoofd hing.... Roman van I. F. J. GROOTHEDDE (N a druk verboden.) 24) De eerste nacht van zijn vlucht bracht hij in de open lucht door, gewikkeld in een paar dekens. Door de ongewoonte was hij bij het och tendgloren al wakker, een beetje stijf van het liggen, maar toch met frisse kracht en met het plan, om die dag een flink stuk af te leggen. De paarden deden hun uiterste best, de rusten waren kort en zo wist hij ruim 90 mijl af te leg gen. Volgens berekening bevond hij zich nu juist in de staat Nebraska. Joe had de slimheid gehad, hem behalve het gevraagde, ook nog een uitgebreide kaart mee te geven van de Ver enigde Staten en Canada. Hij was er hem dank baar voor, want het stelde hem in de gelegen heid te bepalen hoeveel hij had afgelegd en waar hij zich zo ongeveer bevond. Weer sliep hij in het lange prairiegras en nu reeds zo gerust en gemakkelijk, alsof hij op een veren bed lag. De hardende training bij Walter kwam hem nu goed van pas. Feeds vroeg zette hij zijn tocht weer voort, steeds door eindeloze prariën, grasvelden als zeeën, met de horizont aan alle kanten om hem heen. Hier en daar doken ranches op, huizen met vee en cow boys, die hem onweerstaanbaar trokken. Maar terwilie van de veiligheid reed hij er in een grote boog omheen. Het was beter, dat niemand wist, dat hij naar het Noorden ging. Als het terrein heuvelachtig was, liet hij de paarden stapvoets gaan, maar als alles vlak was moesten ze hun poten strekken en galopperen. Vijftig mijl dien dag! Hij was tevreden. De rit eindigde aan de oever van de Nebraska of Platte Rivier. Hij aarzelde geen moment, kleedde zich uit en nam een heerlijk bad in een van de bijna stroomloze inhammen. Een sterk geplas achter hem deed hem schielijk omzien. Hij schoot in de lach. Black-Devil en het pakpaard spartelden even lustig rond als hij en dronken het water met lange teugen. Gelukkig, dat hij het pakpaard de last reeds afgenomen had. Het bad verfriste hem door en door en ook de dieren zagen er helderder uit, nu het sof van de lange weg van hen afgespoeld was. De dagen, die nu volgden, verliepen zonder enige bijzondere gebeurtenis. Hij bereikte Zuid-Dacota en ging van hier uit Noordwaarts, door steeds de oevers van de Missouri te volgen, passeerde de Zwarte Ber gen, reed dwars door Noord-Dacota en zette eindelijk voet op Canadees grondgebied In het geheel had hij nu veertien dagreizen achter zich, steeds door de prairiën, een een tonige reis, door niets afgewisseld. Geen kogel had hij afgeschoten, geen groot stuk wild had zich vertoond. In Regina, de eerste plaats, die hij aandeed in Canada, sliep hij weer op een gewoon bed in een klein hotel. Of het kwam door het bed, dat niet al te fris was, of door de benauwende kleine omvang van de kamer, hij zou het niet kunnen zeggen, maar hij sliep slecht en was blij, dat de ochtend aanbrak en hij weer in de vrije buitenlucht kon komen. Toen hij de kleine gelagkamer binnen trad, om er zijn ontbijt te gebruiken, zag hij drie mannen, die in een heftig gevecht gewikkeld waren. De twee grootsten trachtten den derde iets te ontrukken, maar deze, een klein bolrond mannetje, verdedigde zich met de moed der wanhoop, krabde, beet, sloeg en gilde onophou delijk: „Laat los, smerige dieven, boeven, op lichters. Laat los, ik net zoveel als jullie, dat is recht." Maar recht of geen recht, hij was tegen de de twee niet opgewassen en scheen het onder spit te moeten delven. De waard sprong heen ten weer en bulkte ook, dat de kleine in zijn recht was, maar hij stak geen vinger uit, om hem te heipen. Toen greep Hall, snel besloten, de twee aanvallers bij de kraag, rukte ze achter over, sleepte ze naar de deur, die de waard al gedienstig voor hem openhield en smeet eerst den een en toen den ander naar buiten. De twee krabbelden verbijsterd overeind, maar toen ze zagen, dat ze maar met één tegenstander te doen hadden, kwamen ze huilend en vloekend op hem afgestormd. Hall lachte van louter ge noegen, dat hij weer eens zijn handen kon ge bruiken. Hij wachtte de aanval niet af, maar sprong naar buiten. Een welgemikte vuistslag deed den eerste in het stof tuimelen, de tweede onderging een seconde later hetzelfde lot. Weer sprongen ze op hem toe. Vlug als water danste Hall tussen lien in en liet zijn vuistslagen op hen neerregenen, maar zorgde wel, dat ze niet te hard aankwamen. Het kleine slachtoffer klapte juichend in zijn handen, maar bleef wijselijk een beetje uit de buurt. De strijd was in een paar minuten beslist, doordat de twee helden jam merend het hazenpad kozen. Hall keerde in de gelagkamer terug en bestelde kalm zijn ontbijt, alsof er niets gebeurd was. De kleine man kwam met uitgestoken handen op hem toe en begon in een vleiende woordenstroom zijn dank te betuigen. Plotseling echter zweeg hij, keek verschrikt naar de deur en sprong achter de tafel, of hij door een wesp gestoken was. Hall keek op, om oorzaak van die vreemde handeling te ontdek ken. Achter de half-geopende cafédeur hoorde hij gedempt stemmengeluid en een ogenblik later schoven de twee vechtersbazen achter elkaar binnen, kwamen aarzelend tot bij zijn tafel, bogen diep en staken tegelijk hun hand uit. Een weinig verbaasd reikte Hall ze eveneens de hand. De oudste, een lange, schrale man van ongeveer vijftig jaar, nam het woord: „Ik ben Long Pat, mijn maat hier is Big Tom en dat kleine gedrocht daar hij wees verachtelijk op den kleinen man, die vlak naast Hall kwam staan wordt Baby genoemd in de wandeling. Hij is een akelig misbaksel der natuur, nog te gierig om .ons een glas absinth te geven, of schoon we daar recht op hebben." Het „misbaksel" stoof woedend op. „Ze liegen alles, edele heer, ik heet Fred en ze hebben alleen recht op een pak slaag, wat ik ze gegeven zou hebben, als u niet tussenbeide was gekomen." Hall schoot in een bulderende lach en het duurde niet lang of de drie mannen lachten even hartelijk mee. „Hallo," riep Hall tot den waard, die al drie stoelen bijgeschoven had, „vraag, wat de heren willen drinken, ik betaal." De Pelsjagers. „Ieren?", vroeg Hall, toen ze een glas geest rijk vocht voor zich hadden staan. „Zwijg!", bulderde Long Pat, zijn glas ia één teug ledigend. Hall keek hem verbaasd aan en Pat knikte met het hoofd in de richting van Baby. „Dat kleine kreatuur wil altijd het grootste woord hebben. Dat komt mij als oudste, alleen toe. Jullie zwijgen. Ik zal onze weldoener wel vertellen, wie we zijn." „Geloof hem niet, edele heer, hij liegt de dui vels van de hel tot engelen om!", flapte Baby eruit, maar een trap tegen zijn schenen klapte zijn mond toe en Pat vervolgde, met een droef geestige blik in zijn leeg glas: „Ieren, zoals de edele heer opmerkte, wij tenminste, Tom en ik en hij daar, ja, hij ook, teft mijn schande moet ik het bekennen. Wij verlieten tezamen ons goed, oud Ierland en beloofden elkaar steeds bij te staan en winst en verlies samen te delen. We zijn pelsjagers. De winter brengen we in het Noorden door, 's zomers verhuren we ons als knecht op een farm of als cowboy op een ranch. Van het geld, dat we verdienen, kopen we ons nieuwe vallen en wat we verder nodig hebben. Hij daar, Baby, bewaart het geld. Nu beweert hij, dat onze winst al naar de maan is. Het kan best, maar dan heeft hij het zelf verdronken. We hébben tot nu toe geen werk kunnen vinden ea dat is zijn schuld. Wie wil er nu zo'n mirakel als knecht! Nu wilden we een glas absinth drin ken van zijn aandeel, is dat recht of niet? We zijn de goedheid zelf, maar toen hij dat weiger de, maakten we ons kwaad en.... toen kwam u, om hem te helpen." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

De Eerste Heemsteedsche Courant | 1940 | | pagina 2