Ingezonden. Mooie theorieën. Nieuwsberichten. Uit bovenstaand kort uittreksel zal het onzen lezers blijken, hoe moeilijk het was een zoodanig onderwerp voor meerendeels oningewijden begrijpelijk en onderhondend te maken. Toch mocht het spreker ge lukken zijne hoorders te boeien en hen dankbaar voor de daaraan besteede moeite zeer voldaan huiswaarts te doen keeren. A.s. Maandag zal de spreekbeurt ver vuld worden door den Heer Mees. Aan de Redactie van 't Haarlemsch Advertentieblad. Mynheer de Redacteur! Als abonné van 't Haarlemsch Adver tentieblad is 't natuurlijk mijne gewoonte na een of ander concert dadelijk eens te zien, hoe Uw Verslaggever over de uit voering oordeeltvan de veronderstelling uitgaande, dat iemand, die als verslaggever optreedt, natuurlijk goed op de hoogte is en zijne critiek ons tot leering kan zijn en ons op 't gebied der muzikale kunst nieuwe gezichtspunten kan aangeven. Zoo greep ik Vrijdagavond naar Uw blad om de beoordeeling te lezen van de uitvoering van Rubinsteins oratorium„Das verlorene Paradies" door de Zangvereeniging van Toonkunst. Hoe gevoelde ik mij echter na de lezing teleurgesteld. Hoe speet het mij, dat zooveel inspanning van DirecteurKoor en Orkest zoo weinig genot had opgeleverd. Mis troostig legde ik het blad neer om geduldig te wachten op „de Opregte Haarlemsche Courant", deze zou toch zeker ook wel iets over de uitvoering zeggen. Zij ver scheen tegen hare gewoonte met een uit voerig verslag van eene bevoegde hand en gelukkig, Directeur, Koor en Orkest waren gered. Ik las eene beoordeeling, die getuigde van veel omvattende kennis en innigewarme waardeering. Toonkunst kan gerust zijndacht ik. Hare Zang- en Orkestvereeniging hebben vanaf October niet vrnchteloos gewerkt. Hu liggen beide verslagen weer voor mij en ik gevoel mij gedrongen M. d. R. over het oordeel, in Uw blad neergeschreven, een enkel woord in het midden te brengen. U zal mij stellig eenige ruimte in het blad van "Woensdag niet weigeren. Uwe bekende onpartijdigheid strekt mij daarvoor ten waarborg. De aanhef van Uwen Verslaggever, wiens naam mij en zeker aan de meesten Uwer lezers helaas onbekend iswekt in ons het vermoeden op, dat wij te doen hebben met iemanddie niet alleen groote liefde voor de muziek bezitmaar tevens kennis van zaken heeft. Wij lezen n. 1. „Hoe goed kon ik mij „de meeste der koren nog voor den geest roepen." Zie, dat te kunnen zeggen van Rubinsteins werk, waarin een-en-twintig koren voorkomen en waarbij er zijn van grooten omvang, beteekent nog al iets, vooral wanneer men bedenkt, dat het zeker een jaar of tien geleden is, sedert het zelfde werk onder de leiding van den Heer L. Schlegel gemaakt werd. Evenwel, men heeft menschen, die door ijverige parti tuurstudie het ver kunnen brengen, al blijft het voor den geest roepen van zooveel (Naar het Engels ch. 9) Dat bij slot van rekening de vrouwen niets anders waren dan slavinnen van de grillen der inannen, en dat, met al deze nieuwerwetsche theorieën, Louise Morley niet half zoo'n knap zneisjen geworden was als hare Fanny. Maar niet onmogelijk was het, dat de wel gevallige blikdien zij nu en dan op het landgoed der Pearmains wierp een met schuld bezwaard landgoed, gelijk het toevallig was een uit vloeisel was van hare verwachting, dat hare Fanny eenmaal koningin over dat schoone erfgoed zou worden. Mrs. Farwell echter, hoewel zij deze dingen in haar hart overlegde, liet daarvan zoo weinig blijken, dat het geen der twee andere moeders ooit in 't hoofd kwam, dat het Noodlot mogelijk de zaken nog een anderen loop zou doen nemen dan zij zich hadden voorgesteld. Zoo groeiden de drie gelukkige kinderen op met elkaar; de raeisjens reden des koren altijd een buitengewoon verschijnsel. Spoedig echter moeten wijbij het verder lezen van het verslagde meening omtrent des Verslaggevers bekwaamheden laten varen. Wij lezen „Nu en dan kwam het „mij voor als een wedstrijd in kracht „tnsschen het koor der Himmlischen en „der Empörten." Zoo iets dwaas, vergeef mij M. d. R. het harde woord, heb ik nog zelden gelezen. Ik moet nu geloovendat Uw Verslaggever nimmer de partituur in handen heeft gehad. Immers dan moest en zou hij weten, dat die strijd de hoofdgedachte van het oratorium uitmaakt, die strijd tnsschen het goede en het booze. In N°. 22 vangen de Empörten met ff aan JubelJubelHöllenjubel Den die Holle hat gesiegt. terwijl daartusschen de Himmlischen hun weeklacht storten: Wehe, wehegesundigt hat der Mensch. Wij noemen slechts dit nommer. Ieder die den tekst van het werk naleest, zal de overtuiging erlangendat er juist duchtig gestreden wordt tusschen de dub bele koren. Wat dus te denken van den opgemerkten „wedstrijd". In 't voorbijgaan wijzen wij hier even op de zonderlinge wijze waarop de Ver slaggever geeft en neemt. Wij lezen„Ik „had te veel gerekend op den goeden naam „van ons koor," en verder: „Niet dat „men groote aanmerkingen mag maken, „maar naar mijn idéé ontbrak de ware „bezielingdie groote vereischte voor de „vertolking. Wel werden de koren flink „gezongen" enz. Wonderlijke tegenstrij digheden „Men mag geen groote aanmer kingen maken." en daarop volgt eene zeer gewichtige aanmerking n. 1. gebrek aan bezieling, „die groote vereischte." „Maar laat ons eerlijk zijn," vervolgt „het verslag, en toestemmen, dat het al „zeer moeielijk is om twee koren tegen „elkaar in, goed geprononceerd en toch „niet ruw weêr te gevenlaat ons beden ken, dat men ook uitsluitend dilettanten „hoort." Wij meenen, dat deze uitspraak dwingt tot meerdere waardeering van 't gehoorde. Wat de dilettanten betreft verzekeren wijdat de beste krachten welke Haarlem bezit, in koor en orkest aanwezig waren. „Bovendien geldt deze aanmerking groo- „tendeels voor de koren en blijven er dus „nog velen over die waarlijk goed gezon gen werden." Hier schiet ons begrip te kort. Hoe wij lezen en herlezen, wij kunnen deze laatste aanhaling maar niet begrijpen. Wij lezen het: „de aanmerking geldt de koren." Deze zijn dus veroordeeld, maar „nu blijven „er nog velen over die goed werden ge zongen." Velenslaat noodwendig op per sonen doch dat kan nietwant die worden niet gezongen. Vele kan slaan op koren maar daarmede is reeds afgerekend. Wie helpt ons hier aan den rechten zin Nadat weêr de voordracht van een paar koren geprezen is, lezen wij „Laat ik mij echter slechts bepalen met dezen beiden der goeden te noemenenz. Hier M. d. R. ontzinkt ons den moed, naar den zin dezer woorden te zoeken, maar voor de eer van Uw blad wagen wij het U in ernstige overweging te geven, winters schaatsen met den jongen, en zochten des zomers eieren met hem, terwijl de jongen ten allen tijde met haar in huis speelde, somtijds haar aan haai' werk hielp en den draad voor haar door de naald stak, en haar verbaasde door zijn vermetele kunststukken in 't paardrijden, schieten en worstelen. Bij hunne beraadsla gingen gaven Louise's groote donkere oogen en schitterend roode wangen haar een zeker overwicht, terwijl Fanny's teedere schroomvalligheid en aanvallige zachtzinnigheid in een an deren zin indruk maakte op Harry's hart. 't Waren gelukkige jaren voor de kinderen; 't waren jaren van blijk bare tevredenheid voor de Pearmains 't waren jaren van gedurige en on verholen tweespalt voor de Morleys. Als Mr. Morley te laat voor een trein was gekomenof door een of andere ontmoeting aan het slation was op gehouden, als hij laat terugkwam van eene vergadering in de stad of van 't kantoor, dan begonnen Mrs. Morley's zenuwen te trillenen ving haar hart aan onrustig te kloppen; nu komt verslaggevers te kiezen, die behalve kennis van de zaak, waarover zij schrijven, tevens iets gedaan hebben aan de Nederlandsche taal, opdat Uwe lezers voor taal als hier boven aangehaald is, gespaard blijven. Tot slot wenschen wij nog even te wijzen op hetgeen gezegd wordt over de H. H. Rogmans en Behrens. „De Heer Rogmans wist niettegenstaan de de weinig dankbare party" enz. Over smaak valt niet te twisten, maar weinigen zullen deze party ondank baar vinden. Wij wijzen slechts op de nommer8 19 en 26. „De Heer Behrens kan men nog weinig beoordeelen." Zonderling! De Heer Behrens was er toch en heeft toch gezongen. Dat men hem wel degelijk kan beoordeelenbewijst zeker de Verslaggever der Haarlemsche Courantmaar daarvoor is noodig kennis van zaken. Ook kan en mag de Heer Behrens voor iemand, die over muziek meepraat, geen vreemdeling zijn. Zijne zangersloopbaan is toch zeker den 7den Februari te Haarlem niet begonnen. U beleefd dankende voor de toegestane ruimte, M. de R. heb ik de eer te zijn: Z7w Dienstw. Dienaar A. B. De Vereeniging van werklieden, onder de zinspreuk Hulp naar vermogen te Zaltbommel in het jaar 1875 opgericht en in het begin slechts uit een onderling ziekenfonds bestaande, heeft dermate de sympathie weggedragendat zij nu reeds ruim 260 gewone leden telt en een 63 tal donateurs. Men is nu zoo ver, een gebouw te kunnen laten verrijzen, dat een sieraad der stad mag genoemd worden en onder den naam van Volks bondshuis den 20 Februari a. s. plechtig zal worden ingewijd. In genoemd huis bevindt zich eene ruime concertzaalbe nevens eene woning voor den huisbewaar der, tevens kastelein en een net winkel huis. Daar het doel der Vereeniging is, den werkman en diens gezin ook in de gelegenheid te stellen hunne vrije uren nuttig en tevens genotvol door te brengen zullen er volksvoordrachtenconcerten tooneelvoorstellingenenz. gehouden wor den, terwijl eene doelmatige leeskamer de leden in de gelegenheid stellen zal, zich van goede en degelijke lectuur te voorzien. Een pensioenfonds voor den werk man zal in eene wezenlijke behoefte voor zien. De dooden-verbranding blijkt in Portu gal zeer gunstige kansen te hebben. De ge meentebesturen van Lissabon en een aantal voorname stedenzoo bericht men aan een Belgisch bladhebben nu bepaald dat men daar, naar goedvindenhet stoifelyk over schot der dooden kan begraven of verbran den maar in geval van het heerschen van besmettelijke ziekten is de lijkverbranding verplicht gesteld. Voorts moetenvolgens de nieuwe decreten om de vyf jaren al de teraarde bestelde lijken opgegraven en ver brand worden. De geestelijkheid verzet zich met hand en tand tegen deze nieuwe verordening. Maar de voorstanders der verbranding hopen die manier, door haar goedkoop en gemakkelijk te makenmeer en meer veld te doen winnen. hij, nu komt hij niet; zij hield het voor zijn voetstappen, totdat ze voorbij wareno ja nu was het toch zeker, en haar hart klopte als een smids hamer op een aambeeld, wanneer zij zich weder zag teleurgesteld. »0, het zal me den dood aandoen 1" sprak zij dan bij zichzelve; sal dit hopen en vreezen en tobben doet me 't bloed door de aderen jagenen 't kan nooit lang meer duren, of ik word het slachtoffer van eene vreeselijke hart kwaal. Ik begin wezentlijk te gelooven, dat het goededat we van onze theorie verwachten, opgewogen wordt door het kwaad, dat zij uitwerkt." En dan nam zij haar werk op en liep naar Mrs. Pear- main, om zich door eenige woorden van deze vriendin te laten versterken. Mrs. Pearmain had altijd zulke woorden klaar. Meer dan eens had zij zich laten ontvallen, dat zij dit als hare taak ten opzichte van de gewichtige aangelegenheid beschouwde, en had ook toegestemddat men van de personenvan wie al de denkbeelden uitgingen, juist niet behoelde te ver wachten, dat zij ook al die denkbeelden Alweer zijn in Mexiconieuwe sporen ontdekt van eene vroegere beschaving. In de Sonoraongeveer 20 mijlen Zuidoost van de stad Madeleinevond men in het hart van een bijna ondoordringbaar woud eene pyramidenagenoeg dubbel zoo groot als de reusachtige pyramide van Cheops in Egypte. Aan den voet meet zij 4350' voet en bereikt een hoogte van 750 voet. Evenals men dat zich voorstelt by den Toren van Babel, loopt er van beneden naar boven een breede wegals een wentel trap omheenwaardoor het bestijgen zelfs met voertuigengeen enkel bezwaar oplevert. De buitenmuren zijn bekleed met graniet platen, alles met de grootste juistheid bewerkt Op weinig afstand vond men nog een dergelijk gevaarte, waarin honderdenkleine kamers zijn uitgespaardde muren zijn bezaaid met hieroglyphen en figuren met menschelijke handen en voeten. Verder deed men een rijke vondst van steenen werktuigen. Voor 'toogenblik is het nog onmogelijk te bepalen wanneer en door wie deze monu menten zijd gebouwd. Wel zoekt men eenig verband tusschen deze gebouwen en het bestaan van een menschenras ten Zuiden van de Sonorade zoogenaamde Mayo's. Door blauwe oogenblonde haren en blanke huid onderscheiden zich deze Mayo's van alle andere Indiaansehe volkstammen in de rondte. Hoe goed het is dat onze jongens leeren zwemmenbleek dezer dagen weder te Sint- Anna Parochie. Daar viel een achtjarig meisje in de diepe Noordervaart, en geen der talrijke toeschouwers had den moed haar na te springentotdat eindelijk een knaap van 14 jaren behoedzaam te water gingzwemmende het reeds zinkende kind bereikte en haar nog levend aan wal bracht. Een gezin te Dies (Nasau) is weer het slachtoffer geworden van de ongelukkige gewoonte om, als zuinigheidsmaatregel, de schuif van de kachel te sluiten. Man vrouw en kind werden voor dood in hun bed gevonden, toen men hun kamer met geweld openbrak. De vrouw en het kind waren reeds gestikt door den kolendamp. De man leefde nog, maar er is weinig hoop op zijn behoud. Een eed per telephoon is dezer dagen voor het gerecht te Frankfort afgelegd. Er werd een zaak behandelddie binnen een half uur afgedaan moest zijn een be- ëedigde verklaring van den eischer was noo dig, maar laatstgenoemde kon niet binnen den gestelden tijd aanwezig zijn. Men nam hem toen echter door middel van den »verrespreker« den eed af, en het proces was binnen eenige oogenblikken afgeloopen^ Voor eenigentijd viel, bij het werken aan de duizelingwekkend hooge brug van den Arlbergspoorweg over de Trisana- beekeen arbeider in de diepte. Hij werd door zijn kameraden, en tot aller verwonde ring nog levend gevondenofschoon aan het hoofd en den arm gewond. In het werk lieden-hospitaal te Strengen verwachtte men aanvankelijk ieder oogenblik dat hij zou sterven. Maar de gewonde herstelde zoo spoedigdat hij reeds na drie dagen weer begon te loopenen nu weldra het hospi taal verlaten zal. in praktijk zouden brengen, en als voorbeeld haalde zij dan aan die ouder- wetsche matigheids-predikers die hunne geestkracht opwekten met eene goede bteug brandewijn," voordat zij hun gehoor gingen bekeeren tot alge- heele afschaffing van den brandewijn. »Laat den moed niet zakken, Emily, o, laat den moed niet zakken!" zeide zij. »'t Is waard, dat men er veel zielelijden voor uitstaat. Och, 't is niet, dat het voor u en voor mij zoo bizonder heilzaam is;ik houd het er voor, dat ons plan er niet erg onder lijden zou, als wij eens een stuksken vleesch nuttigden maar ons voorb.eeld is noodzakelijk om de kinderen in 't goede spoor te houden." »Daar weet ik weinig van af," sprak Mrs. Morley. nLang leven is even wen- schelijk voor ons als voor de kinderen; en wanneer wij door ons dieet den dood op een afstand houden, dan heeft hij in allen gevalle vrij wat tijd noodig, om te pogen ons langs een anderen weg te bereiken." iJa," zeide Mrs. Pearmain, s>dat is waar. Ik stel me voor, dat deze

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1884 | | pagina 2