Het 121/2 jarig bestaan der Saarlemsche Bachvereeniging. N ieu wsberichten. werks-Nij verheid in Nederland in de gelegenheid gesteld bijna vierhonderd gul den aan prijzen te besteden. Wie zich in staat gevoelt om iets te vervaardigen dat zich in bovengenoemde opzichten gunstig onderscheidt, heeft dus nu de kans, even als toen, om zijn ver dienste erkend en beloond te zien. Tot het verkrijgen van alle verdere in lichtingen wordt men verzocht zich te wenden tot de leden van het bestuur of der Commissie tot regeling en ordening dezer Tentoonstelling, de Heeren: G. C. W. BohnensiegJ. C. CramerW. van Cuyk, J. van EkD. EmrikMr. Joh. Enschedé F. Erdtsieck, Th. Figee, H. J. Geijl, J. P. C. van Gurtzgen, J. Kerrebijn, Dr. H. D. Kruseman, W. H. Lemkes, J. Leyh, W. M. Logeman, P. van Loop Jr., P. de Nobel, H. F. PeltenbnrgA. RandoeP. Rouwen- horst MulderA. van der Steur Jr.J. H. StoelA. J. StoelJ. W. Veldheer, Dr. E. van der Ven of tot de Commissarissen der Vereenigingde HeerenJhr. Mr. A. V. Teding van Berkhout en A. L. Dyserinek. Zooals blijkt uit de invitatie, die wij in den loop der vorige week ontvingen, zal voor hare leden het 12Vs-jarig be staan der Bachvereeniging niet ongemerkt voorbijgaan. Op dien gedenkdag (16 Juni) wordt ons n.l. een buitengewoon concert aangeboden door eenige eereleden dier Vereeniging. Het is een eigenaardig denk beeld en der leden voorzeker hoogst wel kom dat wij bij deze gelegenheid uit sluitend zullen hoorendie bij ons zoo welbekende muzikale talenten, die meer dan anderen door hunne schoone voor drachten bij onze gewone concerten, ons steeds in enthousiasme wisten te brengen en als blijk van hooge waardeering het eerelidmaatschap der Vereeniging ver wierven. Ik acht het bij deze gelegenheid niet misplaatsteen en ander te vertellenwat ik uit goede bron vernam over deze concert- vereeniging, waarvan zoovele Haarlem mers lid zijn. Waarschijnlijk zullen slechts weinige leden weten waarom deze Ver eeniging, waarin slechts zelden muziek van Bach ten gehoore wordt gebracht, den naam van dien componist draagt. Bij gelegenheid van een orgelconcert, dat de heer Joh. Bastiaans in den nazomer van 1871 gaf, besprak hij met een paar kunstvrienden hoezeer het te betreuren was, dat de muziek van Bach, die toch zoo heerlijk mooi is, zoo weinig wordt gekend en begrepen. Waarom zoo meende de heer Bastiaanszou ook hier ter stede evenals elders, deze klassieke muziek niet meer gehoord en beoefend kunnen worden Wanneer er in Haarlem b.v. eene afdeeling werd gesticht van de Bach-vereeniging waardoor de muziekliefhebbers Bach zou den leeren kennendan kon het niet anders of men moest hoe langer hoe meer het tref fende, het ernstige en het verheven schoone leeren apprecieerenwaardoor Bach's com posities zich kenmerken. Ten einde het wenschelijke te hespreken voor het vestigen eener afdeeling der B.V. hier ter stedewerden door den heer Bas tiaans, met medewerking van de heeren W. Jager Gerlings en P. J. L. Huët eenige bekende muzikale krachten uitgenoodigd tot het bijwonen eener vergadering, te honden in de korenbeurs den 16 December 1871. In deze vergadering werd besloten zich bij het hoofdbestuur, gevestigd te Rotterdam, aan te melden als eene afdee ling der B. V., zooals reeds afdeelingen waren gevestigd in den Haag, Delft en Utrecht. Een 16 tal leden traden dien avond toe waaruit gelijkertijd een bestuur van drie leden werd gekozente wetende heeren D. L. van der Heide, president; Joh. Bastiaans, vice-president en E. A. Kruse man secretaris-penningmeester. Twee jaar later werd aan de Vereeniging een kunstenaarsfonds verbondenten doel hebbende om bij overly den van een lid- toonknnstenaar eene uitkeering te doen aan zijne weduwe of, bij ontstentenis van deze aan zijne erfgenamen. Dit fonds bestaat hoofdzakelijk uit eigen contributiën en uit toevallige baten. Intusschen vonden de voorstanders der Bachmuziek zoowel hier als elders zoo weinig sympathie bij het muzikale publiek, dat meermalen de kosten der concerten niet uit de contributie der leden en de entrée- gelden konden worden bestreden. Dien tengevolge waren reeds in 1876 de meesten der hierboven genoemde afdeelingen der B. V. successievelijk opgeheven en werd ook door het bestuur der Haarlemsche afdeeling in ernstige overweging genomen of het niet beter zou zijn dat voorbeeld te volgen. In de daarop gevolgde algemeene vergadering van 12 Jan. 1876 werd echter besloten (ook met het oog op het kunste naarsfonds) de Vereeniging niet op te hef fen maar haar met een gewijzigd muzikaal programdoch onder denzelfden naam in stand te houden. Het oorspronkelijke doel der Vereeniging, om de oude klassieke muziek van Bach opnieuw ingang te doen vindenwerd opgegeven. In plaats daarvan zon men trachten voortaan artisten van naam te engageerenwaardoor ons Haar lemmers de gelegenheid werd gegeven hier ter plaatse groote kunstenaars te hooren hetgeen vroeger zelden of nooit gebeurde. Dat er door dezen maatregel werkelijk in eene behoefte werd voorzien bleek uit het groote ledental, dat nu reeds dadelijk tot de Vereeniging toetrad; het eerste jaar na deze verandering toch steeg het aantal leden tot 100, welk getal met ieder jaar vermeerderdezoodat de B. V. nu 650 contribueerende leden telt. Bij dezen steeds toenemenden bloei werd in de algemeene vergadering van 31 Oct. '83 besloten de B. V. als rechtspersoon te doen erkennen, waartoe dan ook de Koninklijke goedkeu ring werd verkregen. Volgens de statuten bestaat deze Vereening uit leden-toonkun stenaren, gewone ledendonateurs, dona trices en eindelijk uit eereleden. Zijdie om buitengewone redenen successivelijk tot eerelid werden benoemd, en dit lid maatschap aanvaardden zijn de volgenden De heeren E. Skalitzky, C. Thole, Florentijner strijkkwartet, A. J. Wetrens, F. Allan, J. A. Klerk (overleden), S. de Lange (overleden), J. Bastiaans Jr.Dr. J. Bramhs, Jozef Cramer, Carl Heymann, Carl HillF. KiisterAugust Wilhelmj Dr. Gunz, Richard Holl en de dames Adfele Asmann en Marie Fillunger. Gedurende het 12% jarig tijdsverloop onderging het bestuur de volgende ver anderingen Het aantal bestuurders werd successivelijk van 3 tot 5 gebracht en daarbij verkozen de heeren Schmölling in 1873 en J. Bastiaans Jr. in 1876. Laatst genoemde, die in 1879 bedankte, werd vervangen door den heer D. Merens Dz. In 1875 leed de Vereeniging een treurig verlies door den dood van den oprichter en medebestuurder, de heer Joh. Basti aans die als ijverig voorstander was werk-1 zaam geweest. Zijne ledige plaats werd gelukkig spoedig op waardige wijze in genomen door den heer L. Schlegel. Alzoo zijn twee der bestuurders, n.l. president en secretaris-penningmeester reeds van de oprichting der B. V. af aan deze inrichting werkzaam en hebben gedurende dien tijd met de meest mogelijke toewijding hunne betrekking waargenomen. Aan het krachtig en ijverig optreden van het bestuur is het grootendeels te danken dat deze vereeniging zulk eene vlucht heeft genomen. Welke moeielijk- heden zich, vooral in den aanvang, mochten voordoen, de vijf wakkere mannen, die aan het hoofd onzer Vereeniging staan, wisten steeds door flink en doortastend handelen alle bezwaren te overwinnen, zoodat het teere plantje tot een krachtigen hoorn opgroeide, waarvan wij Haarlemmers de vruchten plukken. Ik meen daarom in den geest der mede leden te handelendoor te besluiten met een woord van oprechte hulde en warmen dank uit te spreken voor de heeren Van der Heide, Krnseman, Schmölling, Schle gel en Merensdie op zulk een uitstekende wijze de B. V. geheel belangeloos hebben bestuurd. Tevens uit ik den wenschdat genoemde heeren nog lang opgewektheid cn lust mogen gevoelen om aan het hoofd te blijven dezer muzikale inrichtingdan kunnen wij ons overtuigd houdendat al het mogelijke in het werk wordt gesteld dat deze bloeitijd lang voortduurt. - Omtrent Z. K. H. den Prins van Oranje wordt in de laatste dagen gemeld dat zijne ziekte een geregelden loop neemt doch dat Z. H. hoogst zwak is. Gisteren heeft Z. K. H. hevig gehoest wat eene toenemende zwakte veroorzaakte tegen den avond kwam er meer kalmte en verminderde de hoestzoodat de genees- heeren grond hadden om te vermoeden dat de Prins gedurende den nacht eenige rust zal nemen. Eerst Zondag of Maandag ver wacht men een keerpunt in de ziekte. Heden nacht ruim 1 uur werd aan de N. R. C. nog gemeld, dat de verwach ting, in het laatste bulletin uitgesproken, zich tot dusverre heeft verwezenlijkt. De prins heeft inderdaadhoewel nu en dan hoestende, eenige rust genoten. In de laatste zittingen der Tweede Ka mer is een onderwerp behandelddathoe belangrijk ook, niet zeer aantrekkelijk mocht heeten voor niet-deskundigenvoor al ook omdat het bleekdat de deskundigen die er 't woord over voerdener zoo wei nig licht over deden opgaan. Aan de orde was namentlijk het ontwerp, houdende nadere bepalingen aangaande de suiker- akcijns. Gebleken was, dat de kleur der suiker geen voldoende maatstaf is voor be lastingheffing ontduiking is gemakkelijk en de fiscus krijgt niet wat hem toekomt. Nadat al lang de zaak beschouwd was als een bijna onoplosbaar probleem, heeft de Minister van Financieësp een autoriteit op dit gebied een ontwerp ingediend waaraan het stelsel van titrage belas ting naar het werkelijk gehalte ten grondslag ligt. Daartegen is nagenoeg de geheele suiker-industrie opgekomen, en als men de argumenten hoort van hare vertegenwoordigers en verdedigers, dan zou een gewoon burgerman zeggendat ook op deze wijze het probleem niet op te lossen is. In de Kamer is er druk over gedebatteerd, en de indruk, welken de debatten hebben gemaakt moet geweest zijn, wat de heer Buma wenschte af schaffing van den akcijns--by slot van rekening het wenschelijkst zou zijn, in dien de schatkist maar in minder nood lijdenden toestand verkeerde. Misschien had de heer Rutgers van Rozenburg ge lijk, toen hij beweerdedat het protektie- vraagstuk de geheele zaak beheerscht. In tusschen hij wilde, en anderen met hem, zijne stem aan het ontwerp wel geven, dat hijofschoon in beginsel tegen titrage als eene proefneming beschouwde. De heer Bahlmann bestreed het ontwerp als onze delijk: hij noemde het schadelijk voor de beetwortelsuiker-fabriekanten en was er van overtuigddat het de suiker-industrie met ondergang bedreigde. De heer Tak van Poortvliet wilde zelfs niet de proef nemen met het titragestelsel, dat natuurlijk door den Minister verdedigd werd. In de zitting van Maandag werd de suikerdiskussie ge schorst ten behoeve van de interpellatie van den heer Brantsen v. d. Zijp over de Nisero-kwestie. Terecht wekt deze kwestie algemeene belangstelling. De interpellant, alvorens zijne vragen tot de Regeering te richten, gewaagde met deelneming van de ziekte van den Prins van Oranje en uitte de bededat het God mocht behagen den doorluchtigen vorstenzoon in 't leven te sparen. De Min. van Buitenl. Zaken sloot zich namens de Regeering bij deze betuiging en bede aan. De interpellant, krachtig protesteerende tegen elke inmen ging eener vreemde Mogendheid, vroeg: welke is de stand der zaak betreffende de invrijheidstelling der aangehouden schip breukelingen van de Nisero door den Radja van Tenom? Wil de Regeering de met het Britsche Kabinet gewisselde stukken overleggen? welke maatregelen stelt de Regeering zich voor verder te nemen, om de invrijheidstelling der schipbreu kelingen te bevorderen? De Min. van Buitenl. Zaken verklaarde, dat de Regeering alles doet en zal doen tot bevrijding der ongelukkige bemanning van de Nisero en legde alle stukkenook de Nederlandsche, die in den Engelschen bundel gemist wordenover voor de leden en deed voorlezing van een belangrijk schrijven van den Nederlandschen gezant te Londen aan den Engelschen Minister van Buitenl. Zaken. De Min. van Kol. las een uitvoerige nota voor betreffende de feiten. In deze nota wordt verklaard, dat de Goeverneur-Generaal in de afgeloo- pen maand machtiging heeft verleend om aan sommige inlandsche hoofdendie krachtig willen optreden, hulpmiddelen te verstrekken en aanzienlijke voordeelen te verzekeren, ingeval zij slagen. De toestand der gevangenen wasvolgens de jongste berichten, goed. In den door den Min. van Buitenl. Zaken voorgelezen brief van onzen gezant aan Lord Granville werd Engelsche tusschenkomst afgewezendaar niets meer aan de belangen der schipbreu kelingen zou kunnen schaden. De heer des Amorie van der Hoeven verheugde zich zeer over het afwijzen der bemiddeling en stelde schorsing voorwaartoe besloten is nadat de heer Kenchenius en de Minister van der Does de Willebois de welwillende houding van Engeland geroemd hadden, en besloten was de overgelegde stukken te doen drukken voor deleden. Uit alles is gebleken, dat men hier met een teère kwestie te doen heeft. Hoe de Nisero ergens kwam en schipbreuk leed, waar zij niets te maken had, ligt nog in 't duister. De Radjah spekuleert op Engelschen steun, en 't heeft al veel kwaad aan de zaak ge daan, dat die hem voorgespiegeld is. De Engelsche bemoeiing moest met nadruk afgewezen wordenomdat we aan geen vreemde Mogendheid het recht kunnen toekennen, zich te werpen tusschen ons en onzen oproerigen vazal. Bij voortzetting van de behandeling der suikerwet zijn na korte diskussie de twee eerste artiekelen goedgekeurd. Op art. 3 werden amende menten voorgesteld door de heeren Gilde- meester, Mees en van Delden, waarover in de zitting van Dinsdag een uitvoerige diskussie plaats had. De Min. van Fin. bestreed al die amendementenwelke ver worpen werdenwaarna art. 3 onveranderd werd aangenomen- Het geheele ontwerp invoering van het Fransche systeem van Saccharemetrie is ten slotte aangenomen met 48 tegen 18 stemmen. Aan het collation, dat te Wage- ningen aan de Transvaalsche Deputatie werd aangeboden, sprak de Heer C. Honigh de volgende woorden als afscheid Tot u geen breede stroom van woorden, O wakk're mannen van de daad Maar zoo we ook klank en kreten smoorden Ons harte sprak door ons gelaat. Ons hart klopt hoogonze oogen glanzen Die elk bewondrend op u richt, U sieren de onverwelkbre kransen Der vrijheiddie niet hebt gezwicht. Nog pas maar mochten we u begroeten En 't woord van afscheid klinkt reeds nu Wij brengennu wij scheiden moeten Een heil- en zegenbede aan u. Gezegend zij uw moeite en streven, O dat uw grootste taak eenmaal De rijkste vruchten moge geven, Tot heil en zegen der Transvaal! Het voetstuk van het gedenkteeken te Leidenter herinnering aan Leiden's ontzet, nadert zijne voltooiing; thans zijn reeds de vier bas-reliefs aangebracht. Dat aan de frontzijde geeft eene voor stelling van den eed van trouweenmaal door Van der Werff den prins gezworen,, waaronder gegrift is: Het vaderland getrouwe Blijf ik tot in den dood. Ter rechterzijde zien wij een gevecht tusschen belegerden en belegeraarswaar onder Zoolang wij hebben handenziet Om 't eten een een om te vechten Zoo komen wij tot schande niet. De linkerzijde vertoont eene prediking in de kerk, ter dankzegging van Leiden's- ontzetwaaronder Ik zal met al mijn hart den Heer, Blijmoedig geven lof en eer. Terwijl eindelijk de achterzijde ons het ontzet aanschouwelijk maakt, waaronder! Nu mogen wij afdrogen, Ons lang bekreten oogen, Want Leiden is ontzet. Nog zien wij op de voorzijde gegraveerd: Ter gedachtenis van de verdediging en verlossing van Leiden, De bevestiging van Nederlands vrijheid en ter eere van den Burgemeester Pieter Adriaansz. van der Werff. En op het benedengedeelte: Juich Holland, dat door Leiden's moed Uw roem, uw vrijheid ziet behoed. -- Zondag werd tusschen Helmond en Aarle-Rikstel een jongen door de tram overreden. Naar men vermoedt lag hij in het lange gras te slapen, en was dien tengevolge aan het oog van den machinist onttrokken. Ontwakende, tengevolge van het geraas der wielen, sprong hij op en werd door den eersten personen-wagen gegrepen en zoodoende onder de wielen ge trokken. Geheel vermorseld en als lijk werd hij er onder uitgehaald. Maandag middag waren een paar straatschenders op den Oudendijk te Kra lingen bezig met het vernielen van huisbel len en het stuk laten vallen van een gegoten ijzeren buis van de waterleiding, welke daar aan den weg lag. Door een Kralingschen politieagent werden zij betraptdie het nood zakelijk achtte een hunner voorloopig in bewaring te nemen. De ander verzette zich tegen die arrestatie van zyn kameraad, en wierp toennadat het hem bleek dat dit niet gelukte, den agent in de watering. De agent echter liet zijn prooi niet los, maar sleepte hem in het water mede. Beide trachtten toen met zwemmen den overkant van de watering te bereiken en klauter den tegen den kant op het droge. De po litie heeft tegen de beide straatschenders (uit Rotterdam afkomstig) procesverbaal opgemaakt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1884 | | pagina 2