David Poindexter's verdwijning. gevolg wilde geven aan de beslissing der Kamer. Ten opzichte van de Billiton-zaak is de Minister het met de Regeering eens hij is voornemens eene nieuwe mijnwet voor te dragen. In zijne door sommige leden bestreden financieele politiek heeft de Mi nister gelet op den finaneieelen toestand. Wat betreft de overgave van de spoorwegen de Min. heeft nog genoeg gunstige ver wachting van de toekomst, en acht den tijd nog niet gekomen, om daartoe reeds over te gaan. Bovendien meent hijdat er voordeeliger voorwaarden zouden moeten bedongen worden, dan de heeren Grolt en Maarschalk aanbieden. De Minister heeft weggelaten van de begrooting wat niet bepaald noodig wasen alleen urgente uitgaven er op geplaatst. Als de Goevemeur- Generaal meer gelden aanvraagt voor de verbetering der politie, dan zal de Mi nister ze toestaan. De Goeverneur-Generaal zal ongetwijfeld de opium-zaak ter harte nemenen uitbreiding van de geneeskun dige dienst is minder noodig daar de be volking er niet van gediend blieft, en alleen maar quinine wil aannemen. Wat betreft 's Ministers plannen tot versterking der middelen, hij wil door invoerrechten den handel niet belemmerende verhooging van percentage zal alleen den konsument treffenmaar ze zal zóó zijndat de in voer er niet door verminderd zal worden. De tabaksbelasting zal hij zóó regelen, dat de geringe man er niet te zwaar door gedrukt wordt. Verhouding moet worden ingevoerd overal waar die nog niet bestaat ook op Billiton. Volgens den Min. hebben de Indiesche officieren, die in 1876 de dienst hebben verlaten, dat niet gedaan in de stellige verwachting op hooger pensioen. Er bestond geen aanleiding toe. Intussehen zou niets hem aangenamer zijn dan naar billijkheid iets te doen voor de gepensio neerde officieren van het Indiesche leger. Bij de aanbesteding van het besproken droogdok heeft men getracht de aanneming door een Engelsche firma te vermijden, maar 'twas ondoenlijk gebleken. Er volg den nu nog eenige replieken en nadere bestrijding door sommige leden van de rede des Ministers. In de zitting van Vrijdag heeft de Ka mer op voorstel van den heer des Amorie van der Hoeven besloten de behandeling der begrooting voor Kolonieënvoor zoo veel betreft de zaken van Atjehin ge heime zitting te behandelen. Dat is Vrijdag dan ook gebeurd, en als met ijverig de- batteeren de Atjeh-oorlog en de Nisèro- kwestie tot een voor Nederland gewenscht einde konden gebracht worden, dan zou er alle reden bestaanom van deze ge- heime zitting onzer tweede Kamer veel goeds te verwachten. De Kamer toch was vergaderd van 111, van half 24, en van 8 uur tot middernacht. In zeldzamen glans schittert tegen woordig de planeet Venus aan den avond hemel. Aan lichtsterkte overtreft zij alle sterren, zöodat men zich bij het opzoe ken er van onmogelijk vergissen kan. (Uit het Engelsch.) 2) Op zekeren winteravond in 'tbegin van December dineerde Poindexter bij den kolonel en Edilh, en toen de heeren aan hunne flesch wijn zaten, bracht de minnaar het onderwerp ter sprake, dat zijne gedachten het meest bezig hield, en vroeg hij zijn gastheer, of er eenige goede reden bestondwaar om het huwlijk nu niet spoedig zou voltrokken worden. „Kerstmis is op handen", merkte de jonge man op; „waarom zouden we niet dat feest dubbel merkwaardig maken, door er deze gelukkige ge beurtenis aan vast te knoopen „Voor een dominee zijt ge al een drommels ongeduldig man, David!" sprak de kolonel." „Dominees zijn menschen", riep de ander met warmte uit. „Nu ja! Ik wil wel geloovendat er zulke onder loopen. Indedaad, Davidals ik gedacht haddat er niets meer in je was dan teksten en litanieën en de Athanaliaansche geloofsbelijde nis, dan wil ik me laten hangen, als ik ooit geduld had, dat gij Edith het hof waart gaan maken. Dat meisken heeft warm bloed in de aderen, en kan zich niet versmijten aan den eer sten den besten uitgeleerdenflauwen Sedert geruimen tijd beweegt zij zich naar de aarde henen en binnenkort zal zij tueschen zon en aarde voorbijgaanom danna eenige dagen onzichtbaar te zijn geweestals morgenster weldra te ver- schijnen. Hoewel thans slechts een vierde gedeel te der naar ons toegekeerde schijf, inde gedaante van een sikkel (ongeveer zoo als de maaneen of twee dagen vóór het eer ste kwartier, er uit ziet), door de zon wordt verlicht, en dit zichtbare gedeelte steeds kleiner wordt, is zij den geheelen dag met het bloote oog aan den hemel te vinden. Den eersten Juni was haar licht 42 maal zoo groot als dat der Wega (de Ly- rae)een ster der eerste grootte. Eerst om 11% verdwijnt Venus onder den gezichts einder; een kwartier vóór Jupiter, die, ook als ster der eerste groottenaast haar in de huurt de tweelingenCastor en Pol lux, schittert. Mars bevindt zich in de nabijheid van Regulus; hij is echter de laatste weken zoozeer aan lichtsterkte af genomen dat zijn glanswelke dien van Jupiter zeer nabij kwam, thans door die van de helderste vaste sterren overtroffen wordt. Mercurius en Saturnus zijnwegens de nabijheid der zon, voor het bloote oog niet zichtbaar. Naar luid van een telegram uit Madrid is een tunnel ter lengte van 200 meter op de spoorweglijn van Asturië in gestort. Twaalf werklieden zijn gedood. - Er is voor eenigen tijd te Parijs een wedloopersclub van jongelieden ge vormd om zich in het loopen te oefenen. Die vereeniging telt omstreeks 100 leden, allen vlug ter been en van welke de meesten niet opzien tegen een marsch van 70 kilometer. De heer Ferdinand de Les- seps, die ondanks zijne 78 jaren nog een onvermoeide voetganger is, is tot eere voorzitter der vereeniging benoemd. Men zegtdat hij den wedloop tegen de kloekste jongelieden nog best kan volhouden. Aan staanden Zondag zal de eerste wedloop te Longchamps plaats hebben. Velen zijn er voor ingeschreven. Het Tentoonstellingsterrein te Am sterdam, voorleden zomer het aangename aantrekkingspunt voor zoovele duizenden stadgenooten en vreemdelingensedert eene ruïne geworden van vervallen grootheid, eene woestenij die met de sterkste ver beeldingskracht spotte, om zich die in zijn vroegeren toestand voor den geest te brengenbegint van lieverlede weer een ordelijker aanzien te vertoonen. Reeds wordt over een deel zijner opper vlakte door afbakening zichtbaar, waar de gazons zullen worden aangelegd en de wandelpaden zich kronkelen zullen. Tal van getimmertenover een groot deel van het terrein verspreid, zijn reeds geheel of ten deele voltooid. Het zijn de stallin gen voor paardenhoorn- en wolveeacht en dertig in getal, in elk waarvan vijf zielendokter, dat verzeker ik je". David hoog het hoofd en scheen niet voornemens te antwoordenmaar plotseling sloeg hij de oogen op, en richtte ze op den kolonel. „Ge weet wat soort van man mijn vader was", sprak hij zachtkens, maar duidelijk; „ik ben de zoon mijns vaders." „Dat denkbeeld is meer dan eens bij me opgekomen, David, en, om je de waarheid te zeggenik heb je er niet minder om lief gehad. Maar als dat zoo is, wat duivel doet een knaap als gij op den kansel? Ik heb zooveel als iemand eerbied voor het geestelijk gewaadwil ik hopenmaar alle theorie er buiten gelatenen al leen met de praktijk rekenende, zijn er niet stumpers en flauwe kerels ge noeg in de wereld om dat baantjen waar te nemen, en is het noodig, dat een jonkman, die zulke gaven bezit als gij, het bekleedt?" „Theorie of geen theorie, er zijn onder de geestelijken even groole man nen geweest, als onder hen, die andere betrekkingen bekleeden"merkte Da vid op somberen toon op. „Ik wil het tegendeel niet beweren en gij kunt de kerkgeschiedenis en ik weet al niet wat meer tot getuige roepen; maar wat ik zeggen wilde, het is dit, dat wanneer iemand een man van beteekenis is in den geeste lijken stand, het jammer is, dat hij niet in een andere betrekking werk zaam iswaarin hij met zijne groote en twintig paarden of runderen onder dak kunnen gebracht worden. Aan het einde van het terrein is men bezig met de bestrating voor de renbaan die, 500 M. lang, zich zal uitstrekken van de P. C. Hooftstraat tot aan de Waskaarsenfabriek. Daar zullen de hard draverijen worden gehouden. Iets verder nog naar achteren, door een vijver er van afgescheiden is reeds voor een goed deel de z.g. »rink«door begrinting van den grondgereed gemaaktwaar de paarden zullen gekeurd worden. De Feesttribunewaaraan druk gearbeid wordt, en die, amphitheatersgewijze in gericht, in drie afdeelingen 1200 zitplaat sen zal bevattenwordt zoodanig samen gesteld dat zij op rollen verplaatsbaar is. Zij zal dus beurtelings bij de hengsten- keuringen en harddraverijen kunnen dienen. Een en ander doet dus reeds aanvan kelijk ziendat ook voor deze Landbouw tentoonstelling vele toebereidselen worden gemaakt, om haar een waardige tegen- hangster van hare koloniale zuster te doen worden. In eene door Lord Granville aan het Engelsche Parlement medegedeelde corres pondentie over de AVsero-kwestie betuigt de Min.in zijn antwoord op de Nota van den Gezant van Bylandt zijn leed weezen over de weigering van Nederland om Engelsche bemiddeling aan te nemen. Lord Granville wil over de motieven geen oordeel uitspreken, doch meent dat deze weigering tot eene wijziging in de vriendschappelijke verhouding met Neder land zou kunnen leiden. De openbare meening in Engeland zegt dat de souvereiniteit over Atjeh, waarop Nederland aanspraak maakt, niet alleen rechten maar ook verplichtingen mede brengt. De Minister biedt dus opnieuw Engeland's tusschenkomst aan. Hij gelooft datwanneer de Nederlanders de blokkade van de haven van Atjeh ophieven, de krijgsgevangenen aanstonds zouden los gelaten worden. Ten slotte verklaart Lord Granville, dat de door Nederland gevolgde politiek in strijd is met den geest van het traktaat van 1824, ja zelfs in zekeren zin met de voornaamste artikelen. Hij hoopt dus, dat de Nederlandsche Re geering alsnog zal gehoor geven aan Enge- lands vriendschappelijke voorstellen om eene vredelievende en eervolle oplossing te geven aan deze kwestie en een einde te maken aan de nadeelige gevolgenwelke Engeland daarvan ondervindt. Een meisje van veertien jaren, dat Vrijdag jl. bezig was veldarbeid op eenige honderden meter afstands van Ambèrieu te verrichtenzag nabij den spoorweg van Bourg een pakje op den grond liggen. Zij ging zien wat het was. Toen zij het pakje geopend had, zag zij er twee armen en handen en eenige andere ledematen van eene vrouw in. Het pakje was een weinig losgegaan en blijkbaar uit den spoortrein geworpen. Het meisje bleef daar staan om gaven beter vooruit kan komen." „Nu", sprak David, op denzelfden somberen toon, „ook ik ben niet te vreden met mijne pozitiedat wil ik wel bekennen ten aanhoore van den vader mijner aanstaande vrouw. Maar gij weet even goed als ikdat men in onze dagen de betrekking van geeste lijke minder tengevolge eener Godde lijke roepingdan wel tengevolge van de toevallige omstandigheden onder welke men geboren is, gaat bekleeden. Bestond het eerstgeboorte-recht niet, kolonel Salline, de Kerk van Engeland zou grootcndeels uit gemeenten zon der geestelijke bestaan". „Ik stem je dat volkomen toe" ant woordde de kolonelmet een ver- achtelijken glimlach; „maar er zijn, gelijk bekend is, twee deuren voor een tweeden zoonom de wereld in te gaan. Heeft hij geen voorliefde voor het geestelijke gewaad, dan kan hij Zijner Majesteit's uniform aantrekken". „Noch de militaire tucht, noch de werkzaamheden van den krijgsman zouden in mijn smaak vallen"ant woordde David. „Voor zoover ik mijn eigen natuur ken, is vrijheid eene le vensvoorwaarde voor me. Alleen in het genot van vrijheid zou ik kunnen toonen wat ik vermag. Met andere woorden," liet hij er lachend op vol gen, „tienduizend pond 'sjaars, dat is de betrekking, welke ik begeerlijk acht." „0"mompelde de kolonel met eene iemand af te wachten en dan de justitie kennis te geven van het geval. Terwijl zij daar voortdurend hare oogen gevestigd hield op deze treurige getuigen eener misdaad, kwam een man, als het ware sluipend, naar haar toe en zeide tot haart „Laat mij dit pakjeik zal den booswicht trachten te ontdekken." En meteen maakte hij zich meester van het pakje en ging ijlings weg. Het meisje ging den kan tonrechter te Ambèrieu waarschuwen deze zond een gendarme af, maar den onbe kenden man, van wien het meisje eene persoonsbeschrijving had gegeven, heeft hij niet gevonden. Omtrent de ontvangst der Transva lere te Berlijn verneemt men nog, dat zij in hofrij tuigen werden afgehaald voor de audiëntie bij den Keizer. De wacht bewees hun vorstelijke eer en Von Bismark leidde hen in persoon naar binnen. De Keizer ontving de heeren uiterst minzaam en had een levendig gesprek met hen, dat ongeveer een kwartier duurde. Krüger's toespraak (in het Afrikaansch Hollandsch) behoefde niet voor hem ver taald te worden, zeide hij. Z. M. ver klaarde te hopendat de reeds bestaande banden des bloeds eerlang nog door han delsbetrekkingen zouden worden versterkt. Na afloop werden de leden der deputatie aan de Keizerlijke familie en de Groot hertogin van Baden voorgesteld en door dezen met de meeste hartelijkheid en sym pathie begroet. Aan het diner, dat hierna, volgdezat Von Bismarck tegenover den keizer en aan des Kanseliers rechterhand Paul Kriiger. Ze praatten drukoom Paul zijn moedertaal en Von Bismarck Plat- Duitsch, en konden blijkbaar uitstekend, met elkander «opschieten. De minister van marine en koloniën in Frankrijk heeft van generaal Millot eene kist ontvangeninhondende zes vlag gen die bij de verovering van Bae-Ninh de Franschen in handen gevallen zijn. Een dezerde vlag van den Chineesehen opperbevelhebberwapperde van den toren te Bae-Ninh. Zij is van gele zijde met violet zijden borduurselaan een bam boestok ter lengte van vijf meter. Eene andere vlag is zwart met wit'e letters. De vier overige zijn van verschillende kleur van zijde. Bijna allen hebben aan het benedeneinde van den stok een ijzeren kegelvormig beslagzoodat zij in den grond geplant kunnen worden. -Het Dresdener vrouwentijdschrift Fur's Haas heeft voor eenigen tijd een prijsvraag voor een melodie hij een wiegelied uitge- geschreven. Er werden 280 muziekstukken ingezonden. De prijs van 100 Mark werd toegekend aan JFrl. Bluhm, te Berlijn, en verscheidene anderenverwierven eervolle vermeldingen. Te Bamberg is een jong meisje tot eene kleine geldboete veroordeeldomdat zij aanhoudend, bij open vensters, uren achtereen op haar piano zat te hakkelen zucht, „ik Iwijfel er niet aan, of dat is eene betrekking, waaraan we allen de voorkeur geven zouden boven de betrekking van predikant. Hoe! Geen wijn meer? 0 ja, Edith dat is ook waar! Nu, ga maar naar haar toe, mijnheer, als gij meent dat te moeten doen; maar wanneer ge op mijn leef tijd zult gekomen zijn, zuil gij te weten zijn gekomenwaar men 't het langst bij uithouden kan bij eene vrouw of bij de flesch. Ik denk straks bij je te komen, en dan kunnen we mis schien zienwat we kunnen doen ten opzichte van die trouwerij." David begaf zich naar Edithen zij mochten ruim een uur samen door brengen, voordat zij de waggelende voestappen van den kolonel hoorden naderen. Even voordat deze de deur opende, had David gezegd: „Soms twijfel ik er wel eens aan of gij mij bij slot van rekening wel waarlijk bemint." En zij had daarop geantwoord „Als ik dat niet doe, dan komt dat, omdat ik soms vermoed, dat ge niet werkelijk je zelf zijt." De kolonel hoorde niets van dit zonderling sluksken samenspraak;maar toen hij onder zijn gewoon gesteun was gaan zitten in zijn armstoel bij den haard, en toen Edith hem zijn voetbankjen en zijn pijp gebrachten hem het iluweelen mutsjen op den kalen schedel gezet had, deed hij een langen haal uit zijn pijp, en zeide:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1884 | | pagina 2