N ieuwsberichten. David Poindexter's verdwijning, gekleede jas en den ronden hoed lezen: een kanten mantille en een koket hoedje op donkere lokken en de zaak is eene uitgemaakte kwestie. Voor ons. Niet voor de betrokken partijen, wier kwestiën dagelijks weer van nienws af aan beginnen. 't Is aardighoe de harddravergen in de verschillende plaatsen van ons gezegend land samenvallen met de eindexamens op gymnasiums en hoogere burgerscholen insgelijks harddraverijen met zweetkuur en dat alles in zoo'n warmte. Men zegt dat de bestierder der Lampongs, die zijn hoofd verloor bij de vreeselijke ramp van aard- en zeebeving, nog altijd nonactief te Batavia rondloopt. Als hij het ver loren hoofd nog niet teruggevonden heeft is dit, dunkt me, al heel wèl. Gelijk men weetis de laatste Prins van Oranje gestorven, zonder eene uiter ste wilsbeschikking achter te latenthans verneemt men dat onze Koning persoonlijk afstand heeft gedaan van alle rechten op 's Prinsen nalatenschap en wel ten behoeve van de mede-erfgename, ons prinsesje Wilhelmina. Van het op eenige millioenen geschatte vermogen (inschrijvingen op het Grootboek en buitenlandsche fondsen) is reeds een inventaris aan den thesaurier ter hand gesteld. Wat de roerende goederen meubilair enz. betreft, deze zullen ten overstaan van den notaris Ligtenberg onder den hamer worden gebrachtmet uitzonde ring van de prachtige collectie diamanten van wijlen koningin Sophia en van enkele familiestukken en reliqnien. Waarschijnlijk zal de verkooping plaats hebben in de Gothisehe zaal en wel reeds in het begin der volgende maand. Er wordt beweerd dat de Nederl. Regeering, aangaande de maatregelen tot bevrijding van de bemanning der Nisero, Engelands voorstel zon hebben aangeno men. Aan den Radj ah van Tenom zon worden medegedeeld, dat, indien de ge vangenen niet op een bepaalden dag in vrijheid werden gesteld, Engeland en Nederland hem en zijn volk verantwoor delijk zouden stellen en gezamenlijk han delen om hem te straffendoch voor 't geval aan den eisch van Engeland en Nederland zou worden voldaan, konden zijn havens voor den handel heropend worden en zou hij bovendien een bepaalde som gelds ontvangen. Zijn die berichten, komende van Engelsche zijde, geheel over eenkomstig de waarheid? Ieder schorte zijn oordeel op. Menschenroof te beloonen met vrijheid van handel, terwijl de overige staten van Atjeh zich in hun handelsver keer blijven belemmerd zien, komt ieder weldenkend menseh onverantwoordelijk voor. Waar moet het heen als een inlandsch vorstje op die wijze munt leert slaan uit de min of meer spannende verhouding tusschen twee Europeesche machten? (Uit het Engelsch.) 7) Werkelijk waren dan ook zijne voorma lige gemeenteleden erh verlegen ten aanzien van de houding,welke zij tegen over hem zouden aannemen, wilden zij aan den eenen kant gaarne op eene goeden voet staan met den rijksten inwoner hunner woonplaatsaan den anderen kant ergerden zij zich over de geringschatting, welke die rijke inwoner had aan den dag gelegd ten opzichte van zijn voormalig ambt. Da vid glimlachte daarover, maar het ont stemde hem toch eenigermate. Meer dan eens was hij van plan geweest de gemeente bijeen te roepen en haar de redenen, goed of kwaad, bloot te leggen, welke hem hadden bewogen zich aan de dienst der kerk te ont trekken. Doch nu besloot hij daarom trent een hooghartig en onverschillig stilzwijgen te bewaren. Maar één per soon was erdie er recht op hadhem tot verantwoording te roepenen 't was niet zonder ongerustheid, dat hij naar een ontmoeting met haar uitzag. Hoe spoediger evenwel aan deze ongerust heid een einde werd gemaakt, des te beter zou het wezen; en reeds des avonds na zijne terugkomst legde hij een bezoek af bij Edith. Haar vader was sedert een paar dagen bedlegerig In het kerkgebouw der Ev. Luthersche gemeente te Rotterdam heeft gisteren mid dag het jaarlijksch openbaar examen van de Inrichting van Doofstommen-Onderwijs in tegenwoordigheid van den Beschermheer Joost van Yollenhoven, Gemeenteraads leden en verschillende genoodigden plaats gevonden. De heer R. Mees, voorzitter van 't bestuur heette de aanwezigen welkom en vermeldde onder anderen, dat dit jaar de cursus sloot met 156 leerlingen, 81 jongens en 75 meisjes. Twaalf leerlingen konden heden ontslagen worden, doch verscheidene nieuwe hadden zich reeds voor den volgen den cursus aangemeld. Kon over de meeste zaken een zeer gunstig oordeel worden geveld, niet alzoo over den finantieelen toestand. Hoe dankbaar 't bestuur ook was voor verschillende giften en legaten, er waren geen fondsen genoeg om het te kort in de kas te dekken enót was te voorzien dat niettegenstaande de meeste zuinigheid wordt in acht genomenmen bij het einde van 't jaar als er geen verbetering komt zich zou geplaatst zien voor een te kort van f 10.000. „Wij kunnen ons niet voorstellen," zeide de heer Mees, „dat eene instelling algemeen als zoo nuttig erkend, door ge brek aan ondersteuning zou te niet gaan en we willen hopen dat onze zorgen be schaamd worden. De belangen onzer school worden intusschen dringend in uw aller medewerking aanbevolen." Na deze redevoering werd het woord gegeven aan D. Hirsch, den directeur- hoofdonderwijzer die in schoone woorden het doel en de werkkring der inrichting uiteen zette. „Is er," sprak hij onder meer, „eene wel dadiger aandoening denkbaar dan die wij ondervinden bij den aanblik van een kind dat uit de golven of de vlammen gered, ongedeerd in de armen zijner moeder ligt Welnu, even weldadig doet ons het schouw spel aan van eene schaar kinderen, die vroeger verwaarloosd werden, ja in een poel van jammer verkeerden, en thans in eene doofstommenschool* de hartelijkste zorgen der humaniteitde voorrechten der beschaving genieten. „Het zaligst Iood en de dank der mensch- heid zal zeker het deel zijn van degenen die zich het treurig lot van dien onge lukkige aantrekt en hem eene plaats in eene inrichting tot opleiding van doofstom men bezorgt. Wij staren niet zonder bezorgdheid onze scheidende leerlingen na. Tot nu toe heeft de Inrichting voor hen gezorgd, thans moeten zij zeiven den „strijd om het be staan" beginnen, een strijd, welke dik wijls voor hen, die een zintuig missen, bijzonder hard is. „Moge de Algoede hen verder in zijne bescherming nemen en hen op hun levens pad edele menschenvrienden doen ontmoeten die hun bereidvaardig de hand reiken, waar hun krachten te kort schieten voor het stoffelijke en moreele doel van hun leven en streven." tengevolge van gevatte koudeen zij zat alleen in de kleine zijkamer. Toen hij binnenkwamstond zij op een donkere blos kleurde haar gelaat; waarop zich eene gemengde uitdruk king van vreugde en bezorgdheid ver toonde. Haar oog merkte dadelijk de verandering opwelke zijne kleeding had ondergaanwant hij had de uiter lijke kenteekenen van zijn ambt aan merkelijk gewijzigd, hoewel nog niet geheel verwijderd. Zij hield zich met vreemden schroom op eenigen afstand van hem, zoodat hij haar slechts een kus op de hand kon drukken. De eerste begroeting was gedwongen en weinig hartelijk, maar eindelijk sprak hij: „Alles is anders geworden, Edith, behalve onze liefde voor elkander." „Wat mij betreft, behoeft ge u daar aan niet gebonden te rekenenhaastte zij zich te antwoorden. „Maar ge kunt niet verhinderen, dat ik me daaraan gebonden reken," hernam hij met een glimlach. „Ik weet echter niet, wat ik aan u heb," sprak zijde oogen van hem afwendende. "Toen ik de laatste maal met u sprak beweerdet gij te twijfelen, of ik wel werkelijk me zelf was. Nu ben ik wer kelijk me zelf geworden." „Uit de omstandigheid, dat ge niet meer zijt wat ge waart, volgt nog niet dat ge zijt wat ge moest zijn," merkte zij op. „Zeker Edith, dat is niet redelijk. Alsnu werd overgegaan tot het examen. Gelijk gewoonlijk had dit niet zoozeer ten doel, de leerlingen proeven te doen afleggen van hunne vorderingen in de verschillende leervakkenmaar bewijzen te doen leveren van hunne geoefendheid in het afzien en spreken. En die bewij zen waren afdoende. Vlug en vaardig volgden de antwoorden op de vragen, hun over verschillende onderwerpen gedaanen met gepaste vrijmoedigheid zag men hen de enkele kleine misvattin gen verbeterendie de een of ander in zijn grooten ijver soms onwillekeurig had begaan, en vooral was het aardig,^ op welk een echt vroolijken toon de kleinste i leerlingen elkaar nu en dan terechtwezen, en hoe levendig bij de grootere en klei nere het „dank u wel, mijnheer!" klonk, toen zij van den voorzitter de boek- en prentwerken ontvingendie hun ter ver dere aanmoediging in het leeren werden toegekend. De werkzaamheden werden gesloten met het reciteeren van dichtstukjes, waarna Maarten Blenk uit naam der afscheid ne mende leerlingen het Bestuur en de on derwijzers aldus toesprak: „Hooggeachtegeliefde weldoenersMet blijdschap zien wij ieder jaar den dag van het examen te gemoet. Wij die gereed staan om de Inrichting te verlaten, wij waren ditmaal dubbel verheugd door het vooruitzicht om thans voorgoed tot onze geliefde betrekkingen terug te keeren. En toch worden wij door die gedachte ook droe vig aangedaanomdat wij afscheid moeten nemen van de plaatswaar wij de grootste weldaden hebben genoten. Wij kunnen thans spreken en onze medemenschen ver staan door de woorden van hunne lippen te lezen. Wij hebben kundigheden ver kregen, welke onmisbaar zijn om nuttige en brave leden der maatschappij te worden. Wij zullen u altijd dankbaar big ven, hooggeachte heeren bestuurdersonderwij zers en weldoeners voor al het goede dat wij aan de Inrichting ontvingen. Wij hopen dat de goede God u lang zal sparen en heerlijk beloonen." Nadat nu aan de twaalf ontslagen leer lingen casettes en andere fraaie voorwer pen waren uitgereiktrichtte de ^voorzitter tot hen eene toespraakwaarin hij hun met enkele nuttige wenken omtrent hunne optreding in de maatschappijeen hartelijk vaarwel toeriep. Tevens bracht hij hulde aan de verdiensten van den heer Hirsch en het onderwijzend personeel, met den wensch dat het allen moge gegeven zijn met dienzelfden lust en ijver de taak voort te zetten en daarvan heerlijke resultaten te zien. Onder dankbetuiging aan alle be langstellenden voor hunne opkomst te dezer plaatseeindigde de spreker met nogmaals de inrichting in verdere algemeene belang stelling aan te bevelen. Over de Deemster heeft 1.1. Zaterdag een zwaar onweder gewoed. Vier molens werden door den bliksem getroffen, twee Ik was wat omstandigheden mij nood zaakten te zijnvan nu aan zal ik zijn wat God heeft gewild dat ik wezen zou". „Had God die omstandigheden niet beschikt"? „Niet meer, in allen gevalle, dan Hij het de tegenwoordige omstandig heden gedaan heeft." Edith schudde het hoofd. „God ont slaat ons niet van heilige geloften." „Maar hoe, indien ik niet, gehoor zamende aan de stem mijns gewetens getrouw kan blijven aan die geloften „riep David warm wordend uit. „Ik heb lang gevoeld, dat ik niet geschikt was voor het geestelijke ambt. Voor de hei lige rechtbank mijner zelfkennis heb ik terecht gestaan, beladen met de zonde der huichelarij, 'tls Gods wil geweest, dat ik van die zonde bevrijd werd." „Waarom hebt ge dat niet vroeger gezegd, David?" vroeg zij, de oogen naar hem opslaande. „Waarom zijt ge een huichelaar gebleven, totdat we- reldsch belang u noopte uwe betrekking vaarwel te zeggen? Kunt ge op uw woord van eer verzekerendat ge staan zoudt waar ge thans staat, indien ge arm in plaats van rijk waart „'s Menschen oog is tot op zekere hoogte geopend voor de waarheiden zijn inzichten worden bevestigd door de gebeurtenissen. Deze doen onze droomen en voorgevoelens werkelijk heid worden. Op de vragen, die in aan den Beemsterringdijk nabij Rijp ec nabij Kwadijk, benevens de meelmolen van den beer E. E. Vrijdag en de houtzaag molen van den heer B. Kissen. Van de watermachine in de Beemster werd de bliksemafleider neergeslagen, doch aan 't gebouw zelf geen schade toegebracht. Te Kwadijk is bovendien eene vrouw door den bliksem getroffen en aan eene zijde geheel verlamd. Te Edam is f 1300 beschikbaar ge steld voor het uitdiepen van grachten en het verrichten van andere werken in het belang der reinheid. Ds. Schoutenpredikant te Utrecht heeft een nabootsing vervaardigd van den Tabernakel, zooals die in Exodus en Numeri wordt beschreven. Reeds in zijn jeugd ig hij er aan begonnen te arbeiden en hij heeft de bouwstoffen er voor uit het land laten komen waar de oorspronkelijke Tabernakel verrees. Een sohat van kennis, tijd en volharding is er voor noodig geweest. Hij is nog voortdurend bezig, het kunstwerk te omringen met allerlei merkwaardigheden uit Palestina, die hij niet schroomt met groote kosten aan te schaffen. De Tabernakel is op '/5 van de ware grootte vervaardigd. In den voorhof zijn geplaatst: eenige Levieten met hun muziek-instumenten offerdieren voor den Grooten Verzoendag bestemdpriesters die hun dienstwerk verrichten, gewone Israëlieten, die hun offer brengen, enz. Ook bevindt zich ten huize van ds. Schouten een model van den Tempelberg te Jerusalem, vervaardigd naar den maat staf van 1 op 200 door den architect Conrad Schick. De Tabernakel is te bezichtigen des Donderdags om de 14dagen, Nieuwegraeht wijk A, No. 896. Er zijn te Londen weer twee poli - tie-agenten bij de uitoefening van hun beroep gewond. Zij betrapten drie inbrekers, vervolgden hen en de vluohtelingen losten plotseling eenige schoten op hun vervolgers. Beiden vielen, maar zij maakten alarm, en met behulp van andere gerechtsdie naren werden twee der dieven gevat. Den derden hoopt men ook spoedig in handen te hebben. De beide politie-agenten ver- keeren in een bedenkelijken toestand. De hertog van Marlborough wil, zooals men weet, zijne zeldzame verzame ling kostbaarheden, bekend onder den naam van de Blenheim Collectionte gelde maken. Er zijn reeds groote sommen genoemd, die door de Pruisische regeering zouden ge boden zijn, en niet minder groote voor welke de edele Lord genegen zou zijn te zorgen, dat de kunstwerken zijn vaderland niet verlieten, als namelijk de regee ring ze wilde koopen. Dat hier veel speculatie onder loopt is duidelijk. De Academy meldt thans, dat de Lord-koopman één Rafael en één Van onze ziel gedaan worden, geven de gebeurtenissen het antwoord." „Zulk een redeneering zou tot ver ontschuldiging voor elke laaghartige handeling kunnen strekken," sprak Edith, met verontwaardiging het hoofd opheffende. „Laaghartige handeling! Gebruikt ge dat woord met het oog op mij?" riep David uit. „Neentenzij uw eigen hart me mocht noodzaken dat te doenen ik ken uw hart niet." „Omdat gij mij niet bemint „Misschien hebt ge gelijk,"antwoordde Edithen zij deed haar best om haar ontroering te verbergen; „maar ik heb voor 't minst geloofd dat ik u be minde." „Ge zijt van dat geloof genezen, naar het schijnt evenals ik genezen ben van velerlei dwaas geloofsprak David op somberen toon. „Welnu, het zij zoo! De liefde, die een volkomen zuiver geweten als voorwaarde stelt, is nooit de innigste liefde. Mijne liefde is van dien aard. Ware 't mogelijk, dat de schaduw van zonde, of zelfs van misdaad over u kon nederdalen ge zoudt me daardoor slechts dierbaar der worden dan te voren." „Ge kunt me 't hart breken, als ge dat wilt, David", riep het meisjen uit, met trillende stemmaar toch op vast beraden toon; „doch mijn eerbied voor de liefde is grooter dan mijne liefde voor u!" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1884 | | pagina 2