VIDA CAROLAN.
Een Engelsche Roman.
Vertaald door T. A. MELICK.
3)
„Monsieur Devereuxwaarmede
heb ik ubeleedigd? Waarom brengt
gij schande en verderf over mijn naam
en mijn huis?"
„Vraag om vraag madame. Hebt gij
Percival Claremont reeds vergeten
Een vreemde gil kwam over de
lippen der schoone vrouwtwee, drie
schreden deinsde zij terug, vermande
zich echter spoedig en riep met
vastheid
„Zeg mij eerst, wat gij zelf uit
staande hebt met Percival Claremont.
Ik heb hem nooit iets slechts aange
daan
„Hij was mijn innigste, trouwste
vriend. Ik heb hem liever gehad dan
mijn eigen leven. Gij hebt hem ten
gronde gericht en prijs gegeven aan
den dood!"
Na dit gezegd te hebben, keerde
zich Dare Devereux naar de deur
om Hester Ransome verder alleen te
laten, doch deze trad hem in den weg
en met hare zwarte oogen den jongen
man vlak in de diep blauwe oogen
ziendevroeg zij
„Moet het een strijd worden op
leven en doodtusschen u en mij
„Op leven en dood!»
„Goed, op leven en dood!" her
haalde zij met dezelfde vastheid als
haar tegenpartij. „We zullen zien
Dare Devereux, wie van ons beiden
uit dezen strijd als overwinnaar zal
optreden!... Gij of ik!"
„Ik neem den strijd aanant
woordde de jonge man bedaard en
vertrouw op den goeden uitslag.
Vaarwel, madame!1'
En hij verwijderde zich met eene
buiging.
Den volgenden voormiddag be
hoorde onder de bewoners van 't park
Monceau Hester Ransome niet meer.
Het voorval werd een paar weken
algemeen besproken, doch raakte
daarna in het vergeetboek. Vergeten
door de wereld, bleef het echter be
sloten in de gedachten van een man
en van een vrouw, die elkander als
doodvijanden hadden verlaten. Strijd
op leven en dood! Welke hand zal
den doodelijken slag toebrengen De
hand des mans of de hand der vrouw?
IH.
„En wie is Vida Carolon eigenlijk?"
Veertien jaren is 't reeds geleden,
dat Percival Claremont in het „Mor
gue» van Parijs werd gebracht en
dat Dare Devereux met een paar
woorden slechts het geheele leven van
madame Hester Ransome verontrust
had.
We zijn nu niet te Parijs en niet in
Juni, doch in Mei.
Mei in Londen Bloeimaand,
hoewel die eerenaam haar al zeer
weinig toekomt in Engelands hoofd
stad is een tijdperk van regen,
hagel en wind. Heden is het toevallig
een zonnige Meidag en de menschen
maken elkander reeds wijs, dat de
zomer thans voor goed zijn intocht
heeft gemaakt.
Misschien hadden de Horen, die
gezegd worden voor Jupiter de wol
kenpoorten te sluiten en ontsluiten
zooveel gevoel voor kunst, dat zij een
koesterend zonnestraaltje lieten door
dringen op dezen dag, die was aange
wezen als de openingsdag eener ten
toonstelling van kunst in Grosvenor-
House en 't zou toch wel jammer zijn
geweestzoo de dames bij deze plech
tige gelegenheid niet in hare nieuwe
zomertoiletten hadden kunnen ver
schijnen.
Geleund tegen een der marmer
zuilen in de galerij stelde Rokeby
Danvers bovengenoemde vraag aan
zijn vriend Laurence Summers, die
kort te voren bij het door zijn lorgnet
glas opnemen der toestroomende
menigte gezegd had:
„Ik hoop toch maar, dat Vida
Carolan zal komen!"
„Laurence zag zoo vreemd naar
den vrager opals had deze bij hem
geïnformeerdwie lord Byron eigen
lijk was. Daarna begon hij te lachen
en zeide medelijdend
„Arme drommel, ik was werkelijk
geheel en al vergetendat ge zoo pas
van Berlijn komt, dat Vida Carolan
eerst sedert een maand aan onzen
hemel schittert en dat gij dus onmo
gelijk kunt weten, wie zij is. Nu, met
een enkel woord kan ik u de zaak
niet ophelderen en ik twijfel zelfs of
iemand in Londen daartoe in staat
zal zijn. Die Vida Carolan is een
geheimeen wandelend raadsel. Geen
sterveling kan u inlichting geven
omtrent hare oudersdoch wat ove
rigens van haar bekend is, ben ik in
de gelegenheid u mede te deelen."
„Ja, dat kan ik wel begrijpen"
antwoordde Rokeby met een eigen
aardig lachje, „want ge zijt immers
van ouds bekend als het levend
Nieuwsblad. Ha, daar is Beatrice
Mansfield ook. wat ziet ze er
bekoorlijk uit!.Maar om nu weder
op uwe Vida Carolan terug te komen,
wat is zij, madame of miss of made
moiselle
„Gelukkig is zij nog ongehuwd, ge
moogt dus uw kans wagen. Verder is
zij miss Carolan en niet mademoiselle,
want zij is eene Engelsche ofsohoon
zij even goed kan doorgaan voor eene
PranscheItaliaansche of Duitsche
jonge dame, of wel voor dat alles te
gelijkwant zij spreekt die vreemde
talen even vloeiendzoo niet gemak
kelijker dan de Engelsche taal."
„Dan houd ik haar voor eene
Amerikaansche schoone, die een
kunstreis door Europa doet!" gaf
Danvers als zijne meening te kennen.
„Zij? Eene Amerikaansche? Met
zulk een zoete harmonische stem?
Neen neen, spot maar niet, Danvers;
even als ieder ander, zult gij tot over
de ooren op haar verliefd raken. Zij
is in één woord, verrukkelijk, 't Klinkt
veel te flauw, te onbeduidend om
haar kortweg eene schoonheid te
noemen, want zij is oneindig meer
dan men gewoonlijk door dat woord
wil te kennen geven. Zij zal wel
dadelijk verschijnen, denk ik, en zoo
ge niet op het eerste gezicht smoorlijk
verliefd wordtverklaar ikdat ge
geen man, maar een stuk steen zijt."
„Op mijn woord, Summer, ge
prikkelt mijne nieuwsgierigheid al te
zeer. Spreek toch, ik ben geheel oor.
Vertel mij toch alles, wat u van die
geheimzinnige godin bekend is."
„Luister: Zij is geheel anders
dan anderen zij is excentriek zij
is kosmopoliet zij is alles, wat ge
wilt. Zij leeft op eleganten voet in de
Herkford-Street, geheel op zich zelve,
want zij heeft in hare onmiddelijke
nabijheid niemand anders dan een
dame van leeftijd, die, zoo als gij
begrijpt, veel eer dient om den schijn
te behouden dan om de deugd te
beschermen. "Welnu, niettegenstaande
die leefwijze wordt ze door alle man
nen van de wereld als een ster van de
eerste grootte bewonderdof liever,
zij heeft in hare genade die mannen
gegund dit te doen. Men beweert, dat
zij van goede familie is en ongetwijfeld
moet zij van gedistingeerde afkomst
zijnwant zij is fijn beschaafdspeelt
uitmuntend piano en wordt door de
heele beschaafde wereld zelfs door
de dames van aanziendie haar be
nijden op de handen gedragen."
„Bij Jupiter, die vrouw moet ik
leeren kennenriep Rokeby. „'t Zal
denkelijk niet zoo moeielijk zijn om
aan haar te worden voorgesteld?"
„Neen, ik zelf zal u met haar in
kennis brengen. Onlangs heb ik de
eer gehad aan haar voorgesteld te
worden bij Mrs. Staunton."
Danvers dankte zijn vriend voor
die belofte en begon thans met meer
belangstelling der menigte bezoekers
te monsterenin de hoop spoedig den
nieuwen meteoor van den Londen-
schen hemel te ontdekken.
En 's was inderdaad eene vreemde
menigtedie bij deze gelegenheid de
kunstschatten kwam bewonderen. De
vrouwen waren oogenschijnlijk allen
lang en magermet rood of rosachtig
haar en nauw sluitende japonnen van
opbepaalde kleur en met wangen be
dekt door een laag „poudre de riz."
Was de gelaatskleur verzacht, de
weinige lachjes en de stemmen waren
het niet minderzoodat een toeschou
wer niet veel verbeeldingskracht noo-
dig hadom zicheven als Ulysses
verplaatst te wanen in het rijk der
schimmen.
„Wat zegt Dare Devereux van de
nieuwe schoonheid vroeg Danvers
weer, na een oogenblik van stilte.
Hij heeft haar nog niet gezien. Hij
was van de vorige maand op het vaste
land en keert eerst aanstaanden Maan
dag naar Londen terug."
„Stil!" viel de spreker zich zeiven
in de rede en gaf den arm zijns vriends
een geweldigen ruk.
„StilDaar is ze. Ze komt hierheen.
Als ge een minuut geduld hebtzult
ge haar van nabij kunnen zien!"
Dat ergers een persoon van aanzien
moest binnengetreden zijn, werd ge
noegzaam aangeduid door de golvende
menigtedie op eens haar gewonen
loop stakendzich in eene tegenover
gestelde richting ging verdringen om
toch zoo spoedig mogelijk de nieuw
aangekomene in het oog te krijgen
en zeker zou Danvers het voorbeeld
der menigte hebben gevolgdzoo hij
niet bij zich zeiven overlegd hadde
dat hijzoo hij een oogenblik geduld
bleef oefenen, Miss Carolan veel beter
zou kunnen waarnemen van de plaats,
waar hij zich thans bevond.
„Wij kunnen hier even goed zien
zei hijalsof er sprake was van eene
processie„ofschoon uw wonderfee
thans nog achter de wolken verbor
gen is."
„Zij zal dadelijk te voorschijn ko
men. Ik meendat zij in gezelschap
is van Sir Thomas en Lad Morvyn
ten minsteals ik mij niet vergist heb,
liep zij tusschen beiden in."
Langzaam kwam de dringende me
nigte naderzonder een oog te hebben
voor de schilderstukken aan den muur.
Ieder zag om naar het slanke meisje
welke het middelpunt scheen te vor
men van elks bewondering en die
niettemin onbevangen voortwandelde,
terwijl zij vroolijk met haar gezelschap
bleef doorpraten. Hare bekenden
groette zij met een minzame beweging
van de handen de huldedie haar
allerwege ten deel vielverdroeg zij
met eene kennelijke waardigheid of
nam althans daarvan den schijn aan.
En zoo naderde zij ten slotte de
plaatswaar Rokeby Danvers met zijn
vriend stond en de eerste kon een
kreet van bewondering niet weerhou
den bij het zien van miss Carolan.
„Hemel!" riep hij uit. „Welkeen
pracht! Welk een schoonheid! dat
meisje is goddelijk
Eene groote slankeveerkrachtige
gestalteharmonisch in houding en
bewegingeneen ovaal gevormd ge
laat, zoo blank en schitterend als
opaal, fijn gepenseelde, donkere
wenkbrauwengrootekastanje-brui
ne oogenoverschaduwd door lange
zijden, half omgekrulde wimpers;
zachte kersroode lippentegelijk vast
en bewegelijk, die bij 't lachen een
paar rijen blinkend witte tanden lieten
zieneen rijkdom van weelderig
donkerbruin haardat in kleine lok
jes op 't voorhoofd en in breede gol
ven langs den welgevormden hals
viel. Zoo was in korte trekken
het beeld van Vida Carolandie
zooveel opgang maakte in de Londen-
sche groote wereld en geen enkel
man misschien ook slechts weinige
vrouwen kon het een wonder noe
men dat zij niettegenstaande al
het geheimzinnige, dat aan hare
persoonlijkheid verbonden scheen
alles aan hare voeten zag en allen be-
heerschte. Want de harten beheersch-
te zij, inderdaad, zij overwon hen niet;
zij was meer gelijk aan Yasthi dan
aan Esther; en toch was zij eene
zwakketeedere vrouwternauwer
nood de kinderschoenen ontwassen.
Hare kleeding was ongekunsteld,
maar smaakvol.
Zij droeg een amazonen-hoed van
satijn, in dofgouden kleur met af
hangende veders en een zwart zijden
kleed met gepofte mouwen. Om den
hals droeg zij een kanten kraag met
een eenvoudig gouden slot als eeni^»5
versiering.
Terwijl Rokeby Danvers met zoo
veel bewondering het schoone beeld
bleef aanstarendat hij alle beleefd
heidsvormen scheen te vergetenijlde
Summers naar voren om de jonge
dame en haar gezelschap te gaan
begroeten.
Miss Carolan stak dadelijk hare
hand toe en zeide met een verrukkelijk
lachje, dat evenwel niets meer was
dan eene gewone beleefdheidslach
„Wel Mr. Summershebt ge nog
al veel ondervondensedert wij el
kaar de laatste maal ontmoetten?"
Zoowel haar tongval als hare wijze
van spreken duidde dadelijk aandat
zij gewoon was zich van vreemde
talen te bedienen.
„Waart ge gisteren niet op de
promenade P" ging zij voort, 't Kwam
mij voordat ik u ergens in de verte
moet gezien hebben."
„'t Spijt mij u te moeten zeggen
miss Carolandat ge u vergist hebt.
Ware ik daar geweest, dan had ik
ongetwijfeld u moeten zien," ant
woordde hij met eene lichte buiging.
„Bravo!" lachte zij. „Ik geloof,
dat de heeren altijd een voorraad
komplimenten mee van huis nemen
om ze bij elke gelegenheid voor de
hand te hebben. Alleen voor 't geval
er iets zeer buitengewoon plaats grijpt,
laten al die komplimenten de heeren
in den steek. Is 't niet zoo lady
Marvyn?"
„Gij gaat met die arme mannen
vreeselijk ombarmhartig te werk,"
meende deze dame.
„En vergeet bovendien" voegde
Summers er dadelijk bij„ook de
macht der oogenblikkelijke inspiratie!
„Al welal wel!" zeide mis Carolan.
„Bedenk toch, Mr. Summersdat de
vrouw alleen bij zoetigheid niet leven
kanofschoon zij die bij tijd en wijle
niet versmaadtge zult dus in 't ge
volg met iets degelijkers te berde
moeten komen of ik zal 't vriendelijk
verzoek tot u richten, om met uw
grooten voorraad komplimenten an
dere dames te gaan begunstigen."
„Ik smeek om genademissgun
mij als teeken van uwe vergeving het
genoegen u een mijner vrienden voor
te stellendie sterft van verlangen om
een vriendeljjk lachje van uwe lippen
op te vangen."
„Met genoegen wil ikindien zulk
eene eenvoudige zaak als eene voor
stelling van twee menschen aan elkan
der een leven kan behoudenin uw
verzoek bewilligen."
De arme Rokeby Danversdie
gewoonlijk zich overal gemakkelijk
bewoog, werd plotseling rood, toen
hij voor dit prachtvolle meisje eene
min of meer stijve buiging maakte.
Hij gevoelde iets van dezelfde ver
legenheid, die hij had moeten over
winnen toen hij voor 't eerst in ge
zelschap kwam.
Hoewel aan Vida Carolan de ont-
hutsheid van den mandie voor haar
stond, niet ontging, was zij noch
gestreeld, noch bewogen door den
indrukdien zij had teweeg gebracht
misschien ook was zij gewoon om de
mannen bij eene eerste kennismaking
met haar te zien blozenen zij begon
met Danvers dadelijk te praten met
een losheiddie onder Engelsche
dames in het geheel niet voorkomt,
en toonde daarbijhoever zij de zoo
genaamde superioriteit der mannen
verwierp.
[Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ER YEN LOOSJES, te Haarlem