VIDA CAROLAN.
Een Engelsche Roman.
Vertaald door T. A. MELICK.
7)
„"Welnu," zeide Vida, het onder
werp van het stuk is dit: De heldin,
Angelaheeft om haar vader van den
ondergang te reddenhaar hand af
gestaan aan een schurk. Zij laat zich
naar de kerk geleiden en de slechte
man gaat daarna zijn eigen weg, zij
den haren. Langen tijd daarna ont
moet Angela een zekeren Temple,
den held van het tooneelwerk, en
zooals van zelf spreekt, raken deze
twee op elkander verliefd. Angela
gevoelt zich niet sterk genoeg om
het aangeboden geluk van zich tc
stooten en zij huwt met Templehoe
wel zij gelooftdat haar eerste echt
genoot nog in leven is. 't Komt later
uitdat de schurk op het oogenblik
van de voltrekking van 't huwelijk
reeds overleden waswaardoor, vol
gens mijne meening, geen verandering
komt in 't geen Angela deed. Ik be
weer dat hare handeling moreel even
onverantwoordelijk blijft. Hoe denkt
gij hierover?"
„Ik geloof met u, dat de heldin
van het stuk van een moreel stand
punt niet te verdedigen isluidde
de meening van Devereux.
„Miss Oarolan houdt echter vol
zeide Mr. Staunton„dat Temple wel
deed met haar vergiffenis te schenken.
Sir Harry en ik beweren integendeel,
dat de zondedie Angela beging
onvergeeflijk is."
Devereux wierp een enkelen blik
op Vidazag evenwel dadelijk voor
zich en zeide:
„Gij zult toch wel niet staande
houdenmiss Carolandat Angela's
gedrag vergeving verdient!"
„Neen, maar bedenk toch eens
hoeveel zij geleden hadvoor welke
moeielijkheid zij stond haar geheele
levensgeluk hing van een paar woor
den af, die zij spreken of zwijgen
moest."
„Maar die paar woorden maken
juist den scheidsmuur tusschen waar
heid en valschheidtusschen een
leven van bedrog en een schuldeloos
bestaan."
„Daar worden in de wereld vrij
wat grootere zonden gedreven dan
deze daad van Angela," zei Vida
half in zich zelve.
„O, zeker," antwoorde Devereux
en in zijne oogen lag iets vreemds,
iets dat getuigde hoe pijnlijk hem
deze opmerking was. „Het staat ons
vrij om ons oordeel over elke minder
goede daad te verzachten, doch geheel
vrij pleiten mogen wij die daad nooit.
Zoo denk ik er over."
„Gij zoudt dus Angela nooit ver
giftenis hebben geschonken?" vroeg
Vida opeens.
„Dat is een moeielijk te beant
woorden vraag, miss Carolan. Geen
mensch vindt het aangenaam om
bedrogen en misleid te worden en
minder wanneer het bedrog uitgaat
van een vrouw, die men bemindt.
Misschien- is de liefde in staat om
vergiffenis te schenken voor een
foutdie uit liefde gedreven werd
doch ik zou zeer ongaarne op zulk
een harde proef worden gesteld."
„Vida slaakte een langen, maar
schier onhoorbare zucht.
O, hoe ellendig herrinnerde zij
zich later dit geheele tooneel, dien
heerlijken tuin, die .fraaie kleurscha-
keering, dien schat van bloemen,
die spraakzame gasten en vooral die
edele gestaltedie aan hare voeten
lag, dat teruggetrokken hoofd met
die goud-blonden haartooi, en elk
woord, 't welk die zachte en heldere
stem gesproken had, woorden die als
een doodklok in haar eigen binnenste
hadden weerklonken.
't Gesprek had eene wending ge
nomen, die al spoedig tot andere
opmerkingen en verhalen aanleiding
gat en kort daarop waren Angela
en Temble beide vergeten door de
personendie aan de woordewisseling
hadden deelgenomenbehalve door
Dare Devereux en door Vida Carolan.
Devereux was boos op zich zelf,
omdat hij zich nog bekommerde over
't geen Vida dacht en gevoelde.
„Wat gaat me die vrouw ook
eigelijk aan?" vroeg, hij mokkend
zich zelf af. Toch was 't hem on
doenlijk om de herrinnering aan haar
en aan hare zoele stenTte vernietigen.
Hij gevoelde aanhoudend dien zachten
druk van het kleine handje en de
waarschuwingen van Helena waren
vergeten en voorbij getrokken als
zohnenwolken. Hoe zou dit alles af-
loopen
VL
Een huurrijtuig met een paard
hield stil voor een groot huis in Ca-
vendisch Square en Dare Devereux
sprong uit het rijtuig en liet de bel
overgaan naast de deur, waar een
koperen plaat prijkte met den naam
„Mr. Gifford West."
Mr. West was een beroemde dokter
van Engeland, doch 't was heden
niet zijne medische kennis, welke
Dare Devereux kwam raadplegen.
„Is Mr. West thuis?" vroeg hij
aan den statig gerokte bediendedie
in de wieg scheen te zijn bestemd
voor de betrekking, welke bij be-
kleede.
„Ja, sir, juist te thuis gekomen."
„Dankje. Zeg mij nu maar, waar
hij is, dan is het onnoodig mij aan
te dienewant ik ben Mr. Devereux
een oud vriend van den dokter".
„Op zijn bureau, sir, aan 'teind
van den gang."
„Heel goed!"
Én Dare Devereux kloptena met
vluggen tred door den marmeren
gang te hebben geloopen aan de
aangewezen deurwaarop een vrien
delijke en klankrijke stem hem het
„binnen" toeriep.
„Wel lieve hemel, daar hebben
wij Dare Devereux 1" riep de ge
neesheer nadat zijn vriend was bin
nengetreden en de hand van Deve
reux werd met kracht geklemd tus
schen de handen van een blijmoedig,
gezond en knap heer van ruim veertig
jarigen leeftijddie er evenwel veel
jonger uitzag.
„Waar komt ge vandaan infor
meerde Mr. Griffort West.
„Ja de eerste plaats uit eeii huur
rijtuig," antwoorde Devereux lachend,
„en in de tweede uit Cartlton Gardes.
Ik ware dadelijk na mijn aankomst
te Londen naar uwe woning geleid
dat was Maandag indien ik niet
uit de nieuwsbladen vermomen had
dat ge tijdelijk afwezig waart."
Nu't verheugt mij buitengemeen
u reeds den dag van mijne terug
komst ten mijnent te zienzei Gif
fort West. „Ga zitten en laat ons
eens gezellig praten, ik heb geluk
kig juist wat gelegen tijd, omdat
de meeste menschen nog niet weten,
dat ik reeds terug ben."
„Dat tref ik inderdaad goed,"
zeide Devereuxplaats nemende
„want ik maakte mij al ongerust,
dat ik u niet eens te zien zou krij
gen. Beroemde doktersals gijwor
den bijna gestaag door hunne pa
tiënten in beslag genomen. Voor alle
dingen, hoe maakt gij 't Zijt ge
na uw laatste schrijven soms ook op
het een of ander aardig kopje ver
liefd geraakt?"
West schudde het hoofd, doch
veranderde daarbij schier onmerkbaar
van kleur, 't geen evenwel aan de
opmerkzamehelderblauwe oogen
zijns bezoekers niet ontging.
„Neen," zei hij, „nog met, doch
moet men u de zelfde vraag niet
doen?"
„O, ik? Ik ben, geloof ikte veel
eischend om ooit te trouwen. Ik ver
lang van mijne toekomstige weder
helft meer volkomenheden dan eenig
menschelijk wezen bezit."
„Dan hebt ge zeker onze nieuwe
Londensche schoonheid nog niet ge
zien."
„O ja," antwoorde Devereux,
terwijl hij een sigaar nam uit den
koker, dien Dr. West hem voorhield.
Gij bedoelt waarschijnlijk Miss Caro
lan? Ik heb haar gepasseerden Don
derdag in den tuin van lady Mansfield
ontmoed. Hebt gij haar al gezien
„Wat kan men anders van haar
zeggen, dan dat zij een beeldschoon
meisje iseen ideaalzooals men
zeldem-in Jt werkelijk leven, maar
des te meer in romans vindt."
„Wees voorzichtig riep Devereux!"
spotte de dokter. „Ik weet hoe' trotsch
gijvan nature zijtdoch trotschheid
is een zwak wapen tegen vrouwen-
oogen, als zij zoo schoon zijn, als
van deze jonge dame wordt beweerd."
„Wel mogelijk," zeide Devereux
voor zich heen. „Vroeg of laat moet
toch ieder man verliefd worden."
„En dat zal bij u ook wel niet
uitblijven, Devereux," zei West
lachende: Ge zijt veel te goed voor
het eentonige leven van een ouden
vrijer doch om op iets anders te
komen: ik vermoed, dat gij't spoor
van Hester Ransome zijt bijster ge
worden sedert zij ruim een paar jaar
geleden, door uw toedoen uit Weenen
verdreven werd."
„Zeker niet," luide het antwoord
van Devereux. „Ik vond het niet heel
goed om u die geschiedenis over te
brieven en daarom heb ik gewacht
tot ik ze u mondeling konmededeelen.
Ik vond te Praag haar spoor terug.
Die vrouw kent slechts één genoegen
namelijk omeven als eene Zigeun-
sche vrouwvan de eene plaats naar
de andere te trekken. Te Praag hield
zijals naar gewoonteweder een
speelhol en deed ook veel aan waar
zeggerij. Ik liet haar niets van mijne
tegenwoordigheid bemerken. Na dien
bewusten nacht in 't park Monceau
toen ik haar voor de eerste maal zag
heb ik geene persoonlijke ontmoeting
meer met haar gehad; toch weet zij,
dat ik haar schrede voor schrede ver
volg. Ik gaf de politie van Praag een
wenk en madame zocht weder een
goed heenkomen. Sedert dien tijd heb
ik niets van haar gehoord, doch ik
zal niet rusten voor ze mij de geheele
waarheid heeft opgebiecht. We ken
nen thans allen het feitdoch weten
niet hoe het zich heeft toegedragen.
Te parijs kon ik geene oplossing van
het raadsel vinden, hoe ijverig ik,
zoo ge weetdaarnaar heb gezocht."
„Wie weet of't niet altijd een diep
geheim zal blijven zei Gifford West.
„Ik bekendat ik indertijd uwe vaste
overtuiging, dat alles eens aan 't
licht moest komengedeeld hebmaar
langzamerhand is dat geloof ver
zwakt."
„Bij mij nietgaf Dare Devereux
ten antwoord, „bij mij niet, ofschoon
ik in al die jaren geen enkel punt
van overeenkomst gevonden heb tus
schen de ontdekking indertijd door u
gedaan en die Hester Ransome."
„Hebt ge volstrekt geen denkbeeld,
waar zij zich thans bevinden mag?"
vroeg de dokter, nadat beiden een
oogenblik gezwegen hadden.
„Ik vermoeddat zij op het oogen
blik te Londen is en wel om de
volgende redenen alle schelmen
die van hun bedrog moeten leven,
trekken ten slotte naar Parijs of Lon
den zij mogen met een grooten om
weg naar die steden gaan, zij mogen
er zelfs zeer kort vertoeven, het
noodlot brengt hen er steeds weder
terug. Nu is 't evenwel voor madame
Ransome te Parijs niet bizonder vei
lig Weenen werd haar ook te be
nauwend en zoo veronderstel ikdat
zij te Londen moet wezen."
„En indien of laat mij liever
zeggen, wanneer gij haar gevonden
hebt", zeide West, „wat denkt ge
dan te doen? Haar ook uit haar
laatste verschansing jagen
Dare Devereux leunde met het
blonde hoofd tegen de rugleuning van
den stoel, waarop hij gezeten was
en zeide zacht en langzaamdoch met
een scherpte in toon en blikdie aan
de vrouwover wie hij sprakweinig
goeds voorspelde:
„Beste vriend, geloof toch niet,
dat ik in al die jaren geen ander
doel voor oogen gehad hebdan om
die ellendige vrouw van stad tot stad
te drijvenZulk een wraak is in 't
geheel niet voldoendebovendien zoek
ik niet alleen naar wraak, maar naar
vergelding. Indien Hester Ransome
te Londen mocht zijndan ben ik
mijn doel nabij.
Laat haarmijnentwege droomen
dat zij hier in volle veiligheid is."
„Wat bedoeld ge toch, Devereux?"
„Dit," luidde 't antwoord van De
vereux terwijl hij zich voorover boog
en zijne fijne hand op den arm zijns
vriends legde. „Op 't vaste land wor
den de wetten niet met zooveel ge
strengheid gehandhaafdik weet, dat
de uitspraken der rechtbank vaak
willekeurig zijn en 't laatste tooneel
van mijn werk moest dus in Engeland
worden afgespeeld. Met het ergste
moest ik eerst hier te voorschijn ko
men. Zoodra ik zal ontdekt hebben
waar zij zich schuil houdtzal ik hare
gangen laten nagaan en in stilte
handelen. Bedenk tevensdat het ook
van belang is, de zaak door eene
Engelsche rechtbank te doen beslissen,
omdat zoowei Hester Ransome als
Percival Claremont tot de Engelsche
onderdanen behoorden."
„Weet ge wel, Dare Devereux," sprak
Gifford West met een ernstig gezicht,
„dat gij een vreeselijke vijand zijt
Devereux klemde zijn tanden vast
te zamen.
„Dit is ook het doel mijns levens
voer hij voort. „Dit is eene nalaten
schap, mij vermaakt door de doode
hand van Percival Claremont en niets
is in staat mij in mijn besluit te doen
wankelen. Hester Ransome zelf heeft
mij den handschoen toegeworpen, zon
der de macht te kennen van haar
vijand."
„Zeker niet, anders had zij de
breedte van den oceaan tusschen zich
en u gebracht."
„Ik zou haar vervolgd hebben,
waarheen zij ook gevlucht ware. Gij
kent mij nog niet ten volle, West!"
„Dat stem ik dadelijk toe. Ik ge
loof nietdat ooit een man in staat
zal zijn uwe ziel geheel te begrijpen
een vrouw misschien wel, maar 't zou
eene vrouw van zeldzame hoedanig
heden moeten wezen. Ik hoop van
harte, Devereuxdat gij eenmaal dien
schat moogt vinden."
„Altijd het oude liedje!" zei De
vereux met eene plotselinge veran
dering in zijn geheele voorkomen,
zoodat dezelfde mandie met zooveel
ernst van 't vreeselijke doel zijns levens
had gesproken, thans een luchthar
tige prater scheen.
„Vertel mij eens, West," ging hij
voort, „waarom ge mij toch altijd wilt
laten trouwen?"
„Wel, omdat ik zeker weet, dat
gij een uitstekend en gelukkig echt
genoot zoudt zijn, altijd in de veron
derstelling, dat gij uwe keuze niet
liet vallen op een afledaagsch meisje,
zooalstot hun ongelukzooveel man
nen van geest en genie plegen te doen."
„'t Zou mij niet verwonderen, West,
of ge had met uwe redeneering toch
een bepaald alledaagsch meisje op het
oog," zei Devereux glimlachendter
wijl hij de asch van zijn sigaar afstiet.
West lachte overluid.
„Moet ik het ronduit zeggen? Nu
dan, ik dacht misschien daarbij.
heel toevallig natuurlijkaan
Helena Leicester." t
„Ja, dat vermoedde ik," luidde
het antwoord van Devereuxen een
sombere wolk trok daarbij even langs
zijn schoon gelaat. „Ge kunt daarom
trent volkomen gerust zijnging hij
voort. „Daar bestaat niet het minste
gevaar, dat mijne zeer oppervlakkige
vriendschap voor Helena ooit in iets
anders zal overgaan. Zelden raakt
men trouwens verliefd op een meisje
dat men nog in de kinderschoenen
gekend heeft." Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN DOOSJES, te Haarlem.