VIDA CAROLAN. Een Engelsche Roman. Vertaald door T. A. MELICK. 8) „Och ik dacht alleen. omdat ze van haren kant u zeer genegen scheen. „Stil, stil!" riep Devereux min of meer ontstemd. Gifford West zweeg, doch had niet te min de ontdekking gedaan, dat het laatst door hem uitgesproken ver moeden niet ongegrond was. Toch was het inderdaad niet waarschijn lijk, dat Devereux zijn hart aan Helena Leicester zou verliezen, vooral nietnadat deze zelf haar geheim had verraden. 't Gesprek over dit teedere punt was hiermede geëindigd en het onder houd, dat nu volgde over hunne wederzijdsche kennissen, werd al spoedig afgebroken door de komst van een patiëntdie den geneesheer dringend deed verzoeken om dadelijk tot hem te worden toegelaten. De beide vrienden schudden el kander de hand en Devereux ver wijderde zich den dokter aan zijn praktijk overlatende. Aan de huisdeur gekomenzag hij, dat de koetsier van zijn huurrijtuig zich van zijn bok voorover boog om naar de vraag eener dame te luiste ren die in de Fransche taal naar den weg informeerde. Zij stond met den rug naar De vereux toen deze des dokters woning verliet. Ofschoon hare kleeding verre van nieuw of schitterend was, her kende men in haar toch dadelijk de dame en ook haar stem was beschaafd en welluidend. „Daar," riep de huurkoetsier, merkbaar verlicht op de komst van Devereux, „deze heer zal u veel beter kunnen begrijpen, dan ik het doe,' madame." De dame keerde zich snel om en vertoonde een lief gezicht met schit terend zwarte oogen en zwaardon ker haar. „Waarmede kan ik u van dienst zijn, madame?" vroeg Devereux be leefd in het Fransch. Hoe verhelderde op eens het ietwat angstige voorkomen der dame op het s hooren harer moedertaaldie nog wel met het zuiverste accent werd ge sproken. „Ah, monsieur," sprak zij schie lijk, maar toch met al de kenmerken eener vrouw van de wereld, „ge zoudt mij zeer verplichtenindien ge mij den weg wildet wijzen naar de Mortiner-Street. Ik kan mij hier zoo moeielijk verstaanbaar maken". „Niets is gemakkelijker uit te dui den dan de straat, die gij bedoelt, madamezij is hier vlak bij." En met enkele woordenverklaarde Devereux aan de Frangaise den weg dien zij te volgen had. „Merci, monsieur, ik blijf u ten- zeerste verplicht." En met eene kleine buiging gingen de twee menschendie elkaar geheel vreemd warenuiteenzij oost-, hij zuidwaartswaarschijnlijk om elkan der nooit weder te zien zoo dachten ten minste beiden. De dame dacht nog een oogenblik aan de onberispelijke wijze, waarop de bereidwillige Engelschman, Fran sche taal had gesproken hij aan hare beschaafde manieren maar spoedig daarop waren beiden de korte ontmoeting vergeten. Devereux dacht veel meer aan zijne „schoone gelukzoekster" en vroeg zich zelf af, of hij haar ook op het bal van Mrs. Staunton zou ontmoeten. Hij moest noodzake lijk er heen, doch wat zou hij er uitvoeren, indien zij afwezig ware? VII. 't Is mij zeer aangenaam u te zien miss Carolan. Ik vreesde reeds, dat wij heden dat genoegen moesten mis sen," zeide Mrs. Staunton tot Vida, die zij nabij de deur van haarmet een schitterend gezelschap gevuld, salon te gemoet trad. ,,'t Spijt me zeer, dat het onwille keurig iets te laat is geworden antwoordde Vida, maar ons rijtuig geraakte op den tocht hierheen in gedrang en had wel een half uur noodigomzoo als de koetsier zei weder vlot te worden." Vida was op deze partij verschenen met hare „duenna," als men namelijk eene dame, die weinig of geen toe zicht uitoefent op de schoonheid die zij vergezelt, zoo mag betitelen. Mrs. Hargrave, de weduwe van een huzarenofficierwas eene blonde bedaardevrij wel onbeduidende vrouwwel opgevoed en niet misdeeld van konversatie-toonmaar gemak- lievend en het stille huiselijke leven verreweg de voorkeur gevend boven het verkeer in do groote wereld, waaraan zij reeds lang vreemd was, toen zij op eene advertentie schreef, met het gunstig gevolgdat zij werd verkozen tot gezelschapsdametevens belast met het toezicht over de huis houding, van de mode-schoonheid van Londen. Miss Carolan betaalde de weduwe een goed jaargeld en hield zichalsof zij Mrs. Hargrave uiterst dankbaar was voor hare bescherming en de „deunna" had het schoone meisje met haar sterken wil spoedig lief gekregen, voor zooverre haar koel temparement ertoe in staat was om iemand lief te hebben. Bij hare beleefde ontvangst zeide ook Mrs. Staunton: „Nu, lieve miss Carolan, uwe afwe zigheid had gewis een tal van harten tot vertwijfeling gebracht. Denzil be klaagt zich ook, dat ge hem vroeger geen enkelen dans voor dezen avond hebt toegezegd." „Ik heb niemand een dans beloofd," antwoordde Yida, „omdat ik mij niet vooraf wilde verbinden. "Waar is Mr. Staunton Ik moet dadelijk vrede met hem sluiten Geen minuut bleef Yida mot de voorkomende gastvrouw alleen in ge sprek maar zag zich weldra omringd door eene schare vroolijk pratende gasten. Haar scherpe blik zocht naar Dare Devereux en weldra ontdekte zij hem in de nabijheid van de muziek-kamer in druk gesprek met Beatrice Mans- field. Hij mengde zich niet onder den zwerm harer bewonderaars en scheen niet eens hare komst te hebben be merkt, hoewel dit laatste toch niet denkelijk was. De trotsche terughou ding die zeer zeker de meeste vrou wen in Yida's plaats, zou geërgerd hebben, deed hem in hare achting stijgen. Zij begreep zeer goed, dat Dare Devereux spoedig aan hare zijde zou zijnmaar liever een intern gesprek met haar wilde voerendan deel uit te maken van de fattenwier grootste triomf bestond in een van te voren bedacht komplimentje of eene min of meer gewaagde woordspeling. Toen haar balboekje voor dezen avond reeds voor drie vierde met namen was ingeschrevenzette zij zich op een sofadie niet verre van de muziek-kamer verwijderd was en ontsloeg daar het meerendeel harer volgelingen met koninklijke gratie. „Ge kunt u niet voorstellen," sprak zij tot Denzil Stauntondie haar een oogenblik als voorwendsel gediend hadom al de hofmakers te verwij deren, „ge kunt u niet voorstellen, hoe zeer mij al dat geklomplimenteer vermoeit. Het leven in onze kringen is niet alleen afmattendmaar in zekeren zin zelf eentonig, niettegen staande al de opgewektheiddie wij rondom ons waarnemen maar laten wij liever niet gaan filosofeeren. Mag ik u beleefd verzoeken, Mr. Staunton, eens aan uw vriend Devereux te zeg gen dat ik hem even wenschte te spreken Denzil, die, als hij verkoos, een zeer verstandig man kon zijn, begreep, dat ook hij door de koningin van het feest ontslagen was, beet zich op de lippen en kweet zich van zijn last, zonder een al te ontevreden gezicht te vertoonen. Eenige oogenblikken later boog Devereux zich voor de kleinehem welwillend toegereikte hand van Yida Carolan. „Ik had niet gedacht," begon zij en sloeg daarbij hare sterk-sprekende, bruine oogen tot de zijnon op, „dat ik het verzoek om tot mij te komen tot u had moeten richten, om niet den geheelen avond door u over 't hoofd gezien te worden." „Dat gelooft ge zelve nietmiss. Carolanantwoorde Devereux en nam nevens Vida op de sofa plaats. „Ik wachtte alleen op eene gele genheid, zooals die zich thans aan bood." „Moet ik maar gelooven en u ver giffenis schenken? Of zijt ge mis schien te hoogmoedig van aard om eene vergiffenis van mij te begeeren". „Als ik uwe vergiffenis aanneem geschied dit waarachtig alleen omdat ik mij van geen fout tegenover u bewust ben." Yida lachte. „Mr. Devereux"sprak zij,,'t is werkelijk eene verkwikking om eens met u te kunnen praten. Ge gelijkt zoo weinig op die anderen waarvan elkeen zonder uitzondering, gaarne met vreugde schuld zou heb ben bekendom zich daarna recht hartelijk met mij te kunnen verzoe nen." Dare Devereux veranderde van houding, hij bleef naar den grond staren en een min of meer bittere glimlach speelde om zijn mond. Nau welijks had Vida den indruk ont waard of het bloed steeg haar naar de wangen. Zij had werkelijk gespro ken met het plan om Devereux te vleien. hoewel zij daarbij geen onwaarheid had gezegd, want hij was inderdaad geheel anders dan de andere heeren en zij zou zich in zijne nabijheid steeds gelukkig hebben ge voeld indien zij hem niet had moeten haten; maar hij, hij had een af keer van alle vleierijomdat hij ze in den regel beschouwde als niet minder eerlijke bedoelingen geuit. Misschien nog nooit in haar leven had Vida zich zoo geschaamdvooral omdat haar geweten haar niet geheel en al vrijsprak. Zij kon geen woor den vinden, wende het hoofd af en het jagen van haar boezem werd zichtbaar. Het denkbeelddat deze man, dien zij in 't verderf wilde storten, haar minder eerlijke bedoe lingen kon toeschrijven veroorzaakte een pijnlijk gevoel in haar hart, maar niets ware in staat geweest om dat beeldschoone meisje meer onwederstaanbaar te maken dan juist die onwillekeurige opwelling harer betere natuur. Dare Devereux gevoelde zich eens klaps ontwapend. „Miss Carolan," bad hij zacht en teeder, „vergeving! Schenk mij ver giffenis, ik smeek u er om! Gij hebt mij verkeerd begrepen. Ik dacht slechtsik moet u nederig bekennen, dat gij een banaal komplimetje wildet zeggenzooals men die in een dans zaal bij duizenden hoorten ik kan het niet ontveinzen zulke woorden door u geuitbrachten mij in eene minder aangename stemming." „Maar ik meende, wat ik zei", viel het meisje hem snel in de rede. "Weder betrok zijn gelaat. Gevoel de hij dat zij wel de waarheid sprak doch niet om waar te zijn? „Miss Carolan", zuchte hij, „geloof mij toch, als ik u zeg, dat ik uit uwe mond liever eene harde waar heid zou willen hooren, dan alles, wat zweemt naar vleierijdan alles, wat niet voorkomt uit uw hart." „Merci! weet gij wel, dat hetgeen ge thans zegt voor mij een zeer groot kompliment is?" zei Vida weder schijnbaar kalmwant inwendig sid derde zij van den indruk, dien dit gespek op haar had gemaakt. Met gemaakte luchthartigheid ging zij voort: „"Wij zullen elkander dus voortaan nooit iets zeggenwat op een kom pliment gelijkt Als wij van weers zijden ons daartoe verbinden wil ik met genoegen mijn zegel aan het besluit hechten." „Ik wil eerlijk belovenu nimmer een logenachtig kompliment te maken, hoewel het soms ja veelal een kom pliment moet schijnenindien men tegenover u eenvoudig de waarheid huldigd." „Daar verbreekt gij waarlijk reeds het kontrakt" zei Vidavroolijk met den vinger dreigend. „Ik had mij nog tot niets verbon den." „En schijnt dat ook voor het ge volg niet te willen doen. Heel goed Dan zal ik mij zoo goed mogelijk trachtte te redden en uindien gij onzin verkiest te sprekenmet dezelf de maat terugbetalen." „De straf zou niet al te zwaar zijndaar ik dan toch het voorrecht bleef genieten om mij met u te on derhouden." „Mr. Devereuxik trek alles terug, wat ik zooeven tot u lof heb gezegd. Ge zijt even dwaas als de anderen. Ik wil in 't geheel niet meer praten." Vida zag hem schalkachtig aan en reikte hem, zonder iets te zeggen, haar balboekje toe. Hij doorliep de volgorde der dansen en schreef daarna zijn initialen bij twee achtereenvol gende dansen. Maar Vida schudde het hoofd, nadat zij het balboekje had overgenomen en wilde het tweede „D. D." doorhalen toen Devereux met eene mengeling van komische verontwaardiging en innig gevoelden ernstwaartegen zeker weinig vrou wen zouden bestand zijnhaar hand terughield zeggende: „'t Zijn er maar twee! Wees toch genadig. Is het niets meer? Is het al geen straf genoeg voor mij dat gij in 't geheel niets meer zegt 1 Is daar mede uwe wraak nog niet bevredigd?" Bij de lichte aanraking zijner hand en bij de losse woordendie hij sprak, sidderde Vidaals hadde haar een adder gebeten. Zij begreep, dat zij wel zou doen bij haar voornemen te volharden, doch spoedig gaf zij ook die overtuiging prijs. Zij mocht Dare Devereux niet afstootenmaar hem tot zich trekken. Hij was veel te trotsch, dan dat zij met hem zooals met de andere heereneen hachelijk spel zou kunnen wagen. Zoo gaf zij lachend en schertsend aan zijne bede gehoor. „Ge verdient eigenlijk geen vergif fenis." sprak ze, „doch nu mijne „genade" u tot twee dansen veroor deelt zoo is hiermede u zaak beëin digd, zonder recht van appèl. Wees nu op uw beurt ook grootmoedig en werp mij niet tegendat ik evenmin als iedere andere vrouw een eens genomen besluit kan ten uitvoer brengen." „Dat zou van mijn kant al zeer ondankbaar gehandeld zijn. Ik geloof trouwensdat wij mannen al even gaarne praten als de vrouwendie er den naam van hebben „Niet waar? Daar komt reeds als een levend bewijs van uwe laatste stelling mijn danser voor den eerst- volgenden wals. O, o, wat kan die Mr. Summers praten ofschoon men hem tot zijn eer moet nagevendat hij het alleramusante weet te doen!" „Wij noemen hem onder ons dan ook altijd „het wandelende nieuwsblad zei Devereux lachend. „Zijn tong is een „perpetuum moblemaar hij is een besten kerel en een goed kame raad. Toch geloof ik, dat zijn vrien- schap voor mij op het oogenblik op een al te zware proef wordt ge steld nu hij ons in zulk een druk ge sprek vindt. Zie maar eens met welke nijdige blikken hij naar mij omziet [Wordt vervolgd.) Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1885 | | pagina 6