VIDA CAROLAN.
Eeri Engelsche Roman.
Vertaald door T. A. MELICK.
16)
„Miss Preston belast zich met het
plaatsen van Engelsche en Buiten-
landsclie gouvernantes."
Miss Preston bewoonde een bene
den-gedeelte van 't huis en bezat,
volgens hare circulaire, het groote
voordeel van eene langdurige kennis
met de meeste familieën, die niet
oorspronkelijk in Engeland te huis
behoorden.
Den morgen na Vida's vluchtzat
zij aan haar lessenaartoen een licht
getik aan de deur haar het woord
„binnenontlokte.
Eene Frangaise gehoorzaamde aan
dien roep. Het was dezelfde dame
die Yida aan het Saint-Pankras-station
had aangesproken en kortelings bij
Dare Devereux naar den weg had
geinformeerd.
„Hamadame Mervilleriep miss
Preston uit, sprong van haar lesse
naar op en vervolgde in erbarmelijk
Fransch
„Nu, welke ontvangst hebt gij ge
had
„Zeer slecht," antwoordde madame
Merville, terwijl zij plaats nam op den
aangeboden stoel. „Men verlangt ie
mand die ook Latijn en teekenen kan
onderwijzen en ik kan daarin geen on
derricht geven."
„Maar dat had men mij ook niet ge
meld zeide miss Preston. „Dat is niet
zoo als 't behoort en ik vind, dat die
menschen bovendien niet het recht heb
ben om zoo veeleischend te zijn voor 't
salaris, dat zij wenschen te geven. Ik
weethelaasvoor 't oogenblik niets
wat u convenieert. Zoodra ik iets voor
u weetzal ik u schrijven. Nog steeds
hetzelfde adres F"
„Neenmorgen moet ik een ander
kwartier betrekken. Het tegenwoordi
ge ligt veel te ver van hier en boven
dien heb ik burendie in gestadige dis
harmonie schijnen te leven. Zijn de
kamers in Piccadilly nog al billijk in
huurprijs?"
„Neen't is hier zeer duur wonen
antwoordde miss Preston.„In de gehee-
leDuke-Street zult gij niet zulke goed-
koope kamers krijgen, als die gij nu
bewoont."
„Ik vind toch, dat de huizen hier
vlak tegenover er toch niet zoo voor
naam uitzienmeende madame Mer
ville.
„Meent gij 't huisnumero 5waar
men den naam van Goodman aan de
deur leest? Dat huis mag ik u niet
rekommandeeren."
„Hoe zoo niet?" vroeg de frangaise
en zag daarbij miss Preston onderzoe
kend in 't gelaat. „Is daar iets slechts
aan 't huis?"
„Aan 't huis zelf niet, voor zoover
ik weet," gaf miss Preston ten ant
woord doch met gretigheid de gele
genheid aangrijpend om eens te pra
ten, vooral daar het onderwerp iets
verdachtsiets geheimzinnigs behels
de, vervolgde zij
„Neenik moet u ernstig ontraden
om bij de Goodmans naar kamers om
te zien!"
„Waarlijk?"
„Yan de Goodmans zelf wordt niet
veel fraais verteld en zij hebben boven
dien eene zeerzeer verdachte huur
ster op de bel etage eene zekere
Mrs. Busselzooals zij zich laat noe
men ofschoon ik niet gaarne zou
beweren, dat dit haar ware naam is.
Men ziet haar uiterst zeldzaam. Zij
is eene vrouw op leeftijd en ik geloof,
dat zij er een speel-salon op na houdt."
De Frangaise verschoot van kleur,
doch miss Preston was zoozeer in haar
schik van alles wat zij wist of ver
onderstelde aan een ander te kunnen
mededeelen, dat haar de uitwerking
van hare laatste woorden ten eene-
male ontging.
„Eerst vermoedde menhernam
zij „dat daar eene galante dame
woonde, voor wie Mrs. Bussel tot
dekmantel moest dienen, doch 'tbleek
weldradat dit praatje geheel uit de
lucht was gegrepen. Neenuit alles
wat ik hoor en zie, kom ik tot de
overtuigingdat daar een geheim
speelhol is."
„Gelooft ge dat werkelijk? Hoe zijt
ge tot die overtuiging gekomen?"
„Door het zien van een menigte
heerendie in de ochtendschemering
't huis in- en uitgaanzeide miss
Preston, „en dan nog wel dooreen
zijdeur naast het huis."
„Wat zijn 't voor heeren?"
„Uit den eersten stand. Kortom
ik weet, wat ik weet, en ik ben
zeker, dat mijn vermoeden juist is."
„En weet gij niets van Mrs. Bussel
zelf?"
„Niet het minst. Ik geloof, dat zij
uit het buitenland komt, zij heeft ten
minste eene Fransche kamenier mee
gebrachteene zekere Eanchette,
maar Fanchette laat niets los. Zij
kent geen Engelschof houdt zich
alsof zij 't niet kent. Maar bok, al
spreekt men Fransch met haar, blijft
zij gesloten als een boek."
„Dan is die kamenier zeker niet
jong meer."
„O, neen, ze heeft de jeugd reeds
lang achter den rug. Zij doet de
dagelijksehe inkoopen en ook uit 't
geen zij kooptis te merkendat Mrs.
Bussel meer de Fransche, dan de
Engelsche leefwijze volgt."
Op dit oogenblik werd weder aan
de deur geklopt en een paar gouver
nantes die de bemiddeling van miss
Preston kwamen zoeken tot het ver
krijgen eener betrekking, traden
binnen.
Madame Merville stond op.
„Ik mag u niet langer ophouden
madame," sprak zij, terwijl zij bui
gend afscheid nam.
„Dat blijft dus zoo bepaald zei
miss Preston met een innemend lachje.
„Ik hoor spoedig iets van u?"
„Zeker. Zoodra ik u mijn nieuw
adres kan opgevenzal ik 't u melden.
Ik zal toch maar eens hier tegenover
gaan informeeren. Wat gaat mij aan
't geen de menschen, die daar wonen,
uitvoeren, zoo ze mij slechts geen
overlast doen
„Maar 'tis toch, dunkt me, niet
geschikt voor uom zulk eene om
geving te hebben."
Madame Merville trok lachend de
schouders op.
„Om de verschillende meeningen,"
zei ze, „kan ik lachen en een verblijf
in deze nabuurschap is mij om vele
redenen het aangenaamst. Adieu,
madame!"
Nogmaals boog zij tot afscheid en
vertrok.
Nadat zij de deur achter zich had
dichtgetrokken, bleef zij een oogen
blik staan, drukte haar hand tegen
't hartterwijl hare bevendebleeke
lippen eenige woorden schenen te
vormendoch de klank der stem werd
niet gehoord.
„Misschien is 't niet zoo, als ik
denk", dacht zij„misschien ben ik
geheel op een dwaalspoor, doch ik
wil geen steen op mijn weg ondoor-
zocht laten!"
Vast besloten stapte zij de straat
over en bij de Goodmans binnen.
De oudste Goodmaneen ineen
gedrongen man met een gemeen
ongunstig voorkomen, sprak geen
Fransch, maar liet zijn zoon roepen
die wel de vreemde taal kende, doch
haar uitspraak, alsof het Engelsch
ware.
„Wenscht madame een kamer?
Één kamer is nog vrij op de bovenste
verdieping en madame moest altijd
een maand huur vooruit betalen."
Dit alles werd niet op de hoffelijkste
wijze medegedeeld, doch madame
Merville scheen, ofschoon zij eene
trotsche dame kon genoemd worden
hare goede redenen te hebben om alle
moeielijkheden over het hoofd te zien.
Zij antwoordde, dat zij met de voor
uitbetaling genoegen nam en niette
genstaande de opgegevene huurprijs
hooger was dan die zij gewoon was
te betalen verlangde zij de kamer
te zien.
De kamer viel niet tegenze werd
op staanden voet gehuurd en 't be
dongen geld betaald. Hierop verwij
derde zij zich om voor 't overbrengen
harer goederen te gaan zorgen.
Welke redenen had toch madame
Merville om tot eiken prijs onder 't
zelfde dak te willen zijn met Mrs.
Busselvan wie haarzoo als wij
gezien hebbenniets naders bekend
was
XV.
„Yida Carolan Londen ontvlucht
Onmogelijk!" zoo klonk de uitroep
van iederwien dit nieuwste nieuws
ter oore kwam, maar de vertellers
wisten zoovele bizonderlieaen mede te
deelendat zelfs de ongeloovigste
toehoorder van de waarheid van het
feit doordrongen werd. Het was zoo.
Yida Carolan had hare woning in de
Hertford-Street plotseling en op eene
geheimzinnige wijze verlatenen nie
mand wist waarom of waarheen zij
gevlogen was.
Mrs. Hargrave, hare dame van
gezelschaphad wel beproefd de zaak
zooveel mogelijk te verbloemen en
gesproken vnn een onverwacht tele
gram, maar geen menscli sloeg daar
aan geloof.
De overijldenachtelijke vlucht van
Yida Carolan konvolgens het oordeel
der menigte, door geen enkel telegram
gerechtvaardigd worden en de onver
schilligheid waarmede zij het oordeel
der wereld had durven trotseeren,
deed veeleer denken aan de een of
andere slechte daad. De slotsom der
meeste redeneeringen wasdat zij niet
alleen de stad had verlaten.
Sommigen echter bekeken de zaak
van een zeer prozaïsch standpunt en
meendendat het huis in de Herford-
Street wel spoedig door klagende en
jammerende schuldeischers zou be
stormd worden. Volgens hunne mee
ning had Vida alleen van oplichterij
weten te leven en de nachtelijke vlucht
moest daarover als bewijs gelden. Zij
had alles op krediet genomentot
eindelijk de bom moest losbarsten. Bij
tijds had zij zich evenwel uit de voe
ten weten te maken.
Anderen weder wilden wetendat
Yida in 't geheim een dubbel huwe
lijk had aangegaan en dat nu de
eerste eohtgenoot plotseling was te
voorschijn gekomen.
Kortomde geschiedenis werd van
vele kanten bezien, doch niet van
de lichtzijde.
Natuurlijk werden er wel vijf of
zes aanbidders met namen genoemd,
met wie Yida kon ontvlucht zijn en
onder hen in de eerste plaats, Dare
Devereux.
Vreemd zagen velen op, toen zij
tot de ontdekking kwamen, dat Mr.
Devereux nog altijd te Londen was
maar eene eenmaal opgevatte meening
pleegt men niet zoo spoedig te laten
glippen.
Dat Devereux zich nog steeds te
Londen ophield, was niets dan een
list om de menschen zand in de oogen
te werpen. Men zou spoedig ziendat
ook hij verdwenen was om haar te
gaan opzoeken op de plaatsdie zij
te zamen daarvoor hadden bepaald.
Vida Carolan was het slachtoffer
van alle lastertongen in Londens
groote wereld.
Lucille had natuurlijk het eerst 't
verdwijnen van miss Carolan ontdekt.
Dikwijls stond Vida vroeg op en
kleedde zich dan zonder hulp harer
kamenier. Zoo werd het middag eer
Lucille, over 't lange stilzwijgen van
hare meesteres verwonderd, hare
slaapkamer betrad en de waarheid
ontdekte.
Was mademoiselle misschien vroeg
tijdig te paard of te voet uitgegaan?
Spoedig verkeerde men daaromtrent
in zekerheid door het vinden van den
brief aan Mrs. Hargrave, dien Vida
in 't salon op tafel had gelegd.
Mrs. Hargrave had in hare ont
steltenis nog niet eens een plan ge
vormd over 't geen haar te doen stond,
toen een ander persoon ten tooneelo
verscheen.
Dare Devereux had de gewoonte,
eiken morgen een wandelrit temaken
en was dezen morgen te paard naar
Bichmond geweest.
Bij zijne tehuiskomst trad Ellis hem
reeds in de vestibule tegen. Devereux
zag duidelijk aan zijn gezichtdat er
iets belangrijks moest gebeurd zijn,
en vroeg daarom, min of meer on
gerust
„Wat is er, Ellis?"
„Ik dacht, Sir," antwoordde Ellis,
„dat gij reeds alles zoudt gehoord
hebben."
De stem des trouwen kamerdie
naars stokte en Devereux opende
haastig de deur van een zijkamer,
Ellis een wenk gevend om hem te
volgen. Nadat hij de deur gesloten
had vroeg hij met rustige stemof
schoon zijn hart schier hoorbaar
klopte
„Ellis, wat is er gebeurd?"
„'tls het beste, Sirdacht ik, dat
gij 't nieuws het eerst van mij ver
neemt. Ik heb gehoord men heeft
het mij zooeven verteld datdat
miss Carolan van nacht uit hare
woning verdwenen is."
„WatWat zegt ge daar?"
Met lieesche en bevende stem bracht
Devereux deze weinige woorden uit
terwijl zijn hand zwaar op Ellis schou
der viel.
Deze hernam blijkbaar ontroerd:
„Mr. Devereux, gij weet, dat ik
u met hart en ziel ben toegedaan,
en ik weet vergeef mij die vrij
postigheid ik dacht ten minste,
dat gij veel belang steldet in miss
Carolanen daarom mocht ik u niet
verzwijgen't geen ik vernomen heb.
Ik hoorde het nieuws van uw rijknecht
Sir. Alles wat men weetbepaalt zich
tot 'tgeen ik u gezegd heb, nl. dat
miss Carolan heden nacht hare woning
heimelijk heeft verlaten de rij
knecht althans wist niets anders te
vermelden."
„'t Is goed, Ellis. Ik ben u zeer
dankbaar, dat gij mij 't eerst vertelt,
wat gij vernomen hebt. Ik moet on-
middelijk weten wat ervan aan is en
ga dadelijk naar de Herford-Street.
Ik wil het juiste weten."
Hij zag doodsbleektoen hij weder
in de vestibule kwam en het huis
verliet.
Droomend doorliep hij de verschil
lende straten, en vond niet door zijn
verstand maar door zijn instinkt den
te volgen weg naar Herford-Street.
„Vida weg! Vida is weg!"
Dit was alles, waaraan hij voor-
loopig kon denken en ontelbare malen
werden die weinige woorden in ge
dachten herhaald. Hij had nu wel het
recht gehad aan haar te gaan twij
felen maar zijn eerlijke liefde werd
niet door zulk een denkbeeld vergif
tigd. Eene bepaalde meening kon hij
zich niet vormen hij kon niet geloo-
venhetgeen hij gehoord had. Daar
moest een misverstand in 't spel zijn.
„Yida weg!"
In Herford-Street kreeg hij, helaas!
de verschrikkelijke zekerheid van het
gebeurde.
Nauwelijks had hij de schel doen
overgaan of de deur werd geopend
en een mannelijke bediende, blijkbaar
zeer ontdaanzeideterwijl hij in zijne
ontsteltenis de gewone beleefdheids
vormen vergat
„Mr. DevereuxMrs. Hargrave wou
u dadeljjk spreken. Hierheen
als 't u belieft."
Dare Devereux volgde stilzwijgend
den knecht naar 't salonwaarna deze
zich verwijderdezeggende„Mrs.
Hargrave zal dadelijk bij u komen."
Dadelijk kwam ook de gezelschaps
dame van miss Carolan, Devereux
ijlde op haar toe en greep onstuimig
hare handmet den uitroep
Wordt vervolgd
Gedrukt bij DE EBYEN LOOSJES, te Haarlem.