VIDA CAROLAN.
Een Engelsche Roman.
Vertaald door T. A. MELICK.
20)
„Ik heb zelf dikwijls aan zoo iets
gedachtwant het boeken schrijven is
niet zoo moeielijk als de meeste men-
schen wel denken. Dat kan ik wel zien
aan de romanschrijversdie hier van
tijd tot tijd hun intrek komen nemen.
Ja, ja, we krijgen hier lieel wat te
zien!" 'tYorige jaar hebben we hier
zelfs een moordenaar gehaddeze had
te Londen zijn vrouw om 't leven
gebracht, maar zijn portret was
hierheen gestuurd en nauwelijks had
hij een voet over den drempel gezet,
of hij werd herkendgepakten aan
de justitie overgeleverd."
„Ja, met een portret is de gelijkenis
goed waar te nemendoch met sig
nalementen zooals men die nog dik
wijls zendt," zeide Devereux „is het
bijna onmogelijk, om den juisten
persoon te vinden ten minste wan
neer hij niet een uiterlijk kenteeken
heeftdat hem van anderen onder
scheidt. Ook eene vrouw, die opvallend
schoon is kan moeielijk onopgemerkt
voorbijgaan, is 'tniet? Ge zult mij
als man van ondervindingdenkelijk
wel dadelijk gewonnen geven, dat
men tegenwoordig al bizonder weinig
schoone vrouwen te zien krijgt."
„Dat is volkomen waarsir", ant
woordde Thomas niet weinig gestreeld
met het feitdat hij als autoriteit in
't kennen der vrouwelijke schoonheid
werd geraadpleegd.
„En toch", hernam hijregelrecht
in de uitgezette val loopend, „toch
heb ik onlangs zulk een opvallende
schoonheid gezien 't was een jonge,
schoone damezeer schoonzoo
schoon dat het niet om te zeggen
is. Ik dachtdat er zulke schoonheden
alleen in romans voorkwamenSir
doch nu heb ik er dan een gezien.
Ik kon mijn oogen haast niet van
haar afhouden Sirdat is de zui
vere waarheid."
„Ge waart dus van top tot teen
betooverd en verliefdlachte De
vereux.
Betooverd wel, Sir maar niet ver
liefd", lachtte de kellner op zijn beurt
en zijn lach had niets oneerbiedigs,
want hij wist, hoe hij met deftige
lieden moest omgaan. „Neen, verliefd
durfde ik niet worden, maar als ik
in plaats van een kellner een groot
heer was geweestdan zou ik zeker
tot over mijn ooren op haar verliefd
zijn geraakt. Zij was niet alleen ver
rukkelijk schoon ze was tevens zeer
voornaam. Een echte dameeene
Italiaansche dame SirDaar was ook
iets geheimzinnigs aan haar."
„Hoe zoo F"
„Wel't was haar wel aan te zien
dat zij niet tot die soort van dames be
hoorde, welke gewoonlijk alleen op
reis gaat, en bovendien kwam zij met
een nachttrein hieraan. Zij had slechts
een handtaschje bij zich en ging 's
morgensna hare rekening betaald
te hebben vroeg weder heen. Curieus,
niet waar Sir
„Ja zeer vreemd. Waarvoor hebt
ge haar aangezien
„Nergens voorSir. Ik kon mij
geen begrip vormen wie of wat zij
eigenlijk was. Zij zag er veel te jong
uit voer een getrouwde dame en zij
droeg ook geen trouwringhoewel
ze die wel kon hebben afgelegd. Zij
liet zich mademoiselle noemen. Hare
kleeding, zij was geheel in't zwart,
was van de fijnste stof."
„Arm kindsprak Devereux. „Mis
schien heeft zij een sterfgeval in hare
naaste omgeving gehad en kwam zij
hier zoeken naar andere bloedver
wanten
„Dat geloof ik nietSir zij zeide
dat zij te Manchester slechts door
trekkend was en ik vermoed dat zij
naar Liverpool is gereisd."
„Naar Liverpool!"
Devereux voelde zijn hart stilstaan,
maar bracht niettemin zoo bedaard
mogelijk uit
„Hoe komt ge op die gedachte
„Een onzer dienstmeisjes heeft haar
den zelfden morgenwaarop zij van
hier vertrokken is aan het station
gezien."
Heeft dat dienstmeisje de dame zien
wegrijden
„Neen. Zij was op het bureau
misschien wel om dadelijk plaats te
nemen naar Amerika."
„Misschien welherhaalde Deve
reux en brak hiermede onder een
vriendelijk knikjehet gesprek met
den kellner af. Kort daarop begaf hij
zich naar de restauratiezaal van 't
hotelwaar hij Ellis vond.
„Ellis zei hij en al zijne zelf-
beheerscliing belette nietdat zijn
stem merkbaar beefde „Ellis als
er van nacht nog een trein naar
Liverpool afreistmoeten wij mee.
Ik heb zooeven iets gehoordwat
mij overtuigtdat miss Carolan in
dit hotel is geweestom kort daarop
naar Liverpool te vertrekken."
„Hemelriep Ellis „als zij maar
niet is afgereisd naar"Hij
voltooide den zin niet die trouwens
al duidelijk genoeg was.
„Dat is niet mogelijk sprak De
vereux als om zich zelf van die on
mogelijkheid te doordringen.
„Ze kan nog niet verder zijn. Ze
moetdunkt megeaarzeld hebben;
ze moet voor zich zelf tijd tot beraad
hebben genomenDoch wij hebben
geen tijd te verliezen."
Hij nam de op tafel liggende reisgids
ter hand en had spoedig gevonden
't geen hij zocht.
„Binnen een uur gaat de trein
weg", zei hij „Ga gij vast vooruit
Ellis om plaatsen te nemenik zal
hier even afrekenenen volg onmid
dellijk."
De bediende deed wat hem gelast
werd en de kellner Thomas was zeer
verwonderd dat Mr. Grahame oogen-
blikkelijk zijne nota begeerde, die
betaalde en binnen twintig minuten
het hotel verliet.
„'t Ging te Liverpool niet gemak
kelijk om Vida te ontdekken, gesteld,
dat zij in die stad verblijf hield. Zij
was in geen enkel hötel afgestapt.
Devereux verkeerde daaromtrent reeds
spoedig in treurige zekerheid. Hij zelf
nam zijn intrek in een logement in
de nabijheid der haven en zond Ellis
naar de verschillende kantoren voor
de vaart op Amerikaom te onder
zoeken of eene dame wier persoon
lijkheid overeen kwam met miss Ca
rolan met een der stoombooten ver
trokken wasof wel vertrekken ging."
Ellis begon zijn onderzoekingstocht
en gaf zich nu eens uit voor een
angstig en bedroefd familielid der
vermiste dame dan weder voor een
rechercheur der Londensche geheime
politie.
In de beide eerste agenturen der
stoomvaartmaatschappijen die hij be
zocht kon men hem geen inlichting
geven.
„Dan in 's hemels naam mijn geluk
gaan beproeven bij numero drie
sprak Ellis in zich zelf en spoedde
zich naar het Stoomboot-agentschap
in de Water-street.
„Eene slanke dame met donker
haar zeer schoon met ietsdat de
vreemdelinge kenmerkt herhaalde
de bureaulist op de vraag van Ellis
of zoo iemand ook op een der booten
had plaats genomen. „Neen hier is
die dame niet geweesttoch ben ik
zekerdat ik dezelfde persoon heb
gezien die gij bedoeltwant zij was
zoo geheel anders dan andere dames,
dat er hier van geen vergissing sprake
kan zijn."
„Waar denkt ge haar gezien te
hebben
„Ik denk het nietik weet het
zeker. Ik heb haar hier buiten gezien.
Zij stond de berichten der Stoomvaart-
Maatschappij te lezen. Zij heeft den
kelijk plan om naar Amerika te gaan.
Zij zag er juist zoo uit als de dame
door u geschreven krullend haar op
het voorhoofd lange zwarte sluier
op den hoed. Jazij was het onge
twijfeld. Zoekt gij liaar Zij behoort
toch niet tot uwe familiewil ik
wedden F"
„Neen zij is geen bloedverwant van
mij. Zij heeft hare familie in Italië
verlaten en ik ben uitgezonden om
haar spoor machtig te worden en als
het kan haar tot de haren terug te
voeren. Kunt gij mij verder niets
bizonders mededeelen F"
„Neen. Ik heb verder niets meer
van haar gehoord of gezien. Zij is
ook veel te schoon om alleen langs
de straten te loopen dwalen."
„Wanneer vertrekt er een stoom
boot naar New-York."
„Over vijf dagen."
„Ik dank u zeer voor uwe wel-
willenheid. Zoo de dame hier mocht
komen doe mij dan het genoegen en
spreek niet over mij."
„'t Zal mij niet in de gedachten
komen sir", antwoordde de bureau
list die met snellen blik ontdekt had
dat zijn bezoeker op den lessenaar
een souverein „vergat."
„Nu hebben wij haar daar zou ik
op durven zweren dacht Ellister
wijl hij zich naar het logement be
gaf waar Devereux zijn intrek had
genomen.
Dare was op zijn kamer en liep
daar heen en weder. Hij bleef staan
toen Ellis binnentrad en zag dadelijk
aan diens voorkomen dat het onder
zoek niet vruchteloos was geweest.
„Ellis, ge weet wat!" riep hij.
„Ja, Sir, ik weet wat!"
Devereux luisterde zwijgend naar
het verslag van zijn kamerdienaar en
nadat deze uitgesproken had zeide
hij
„Ellisgij moet bij het agentschap
of ten minste niet ver van daarde
wacht houdenzoo gij miss Carolan
zietmoet ge haar volgenzij kent
u nietzij heeft u nooit gezien. Als
gij merktdat het achtervolgen haar
verdacht voorkomt, en daarop juist
moet gij het toeleggen, treedt gij flink
weg op haar toe, zegt liaar, wie ge zijt,
en deelt haar mede dat ik te Liver
pool ben en dat ik haar zien en spre
ken moet. Weigert zij om haar adres
op te gevenneenom u te
wijzen waar zij woontzoo be
dreigt ge haar met de politie De
vrees voor het ondergaan eener ver
nedering zal haar doen besluiten om
mij te ontvangenen indien zij in
't eerst in toorn mocht ontsteken over
eene handelwijze, die ontegenzeglijk
wel iets heeft van eene bandieten
aanranding ten laatste schenkt zij
toch vergiffenis want zoo zij een man
warezou zij misschien eveneens
doen
Aldus keerde Ellis naar zijn obser
vatie-post en wachtte Dare Devereux,
zoo geduldig als hem mogelijk was
den uitslag af.
Besluiteloosheid lag niet in Yida's
karakter maar de stap waartoe zij
thans moest overgaan kon toch niet
zonder aarzelen genomen worden.
In de binnenkamer eener stille
woning gezetenhad zij voor zich
zelf naar voorwendsels gezocht tot
het uitstellen der voltrekking van het
groote plan.
Nog gisteren had zij een passagiers
boot naar Amerika zien stoomende
reizigers op het dek met hoeden en
zakdoeken zien wuiven en de achter-
gelatene vrienden en kennissen den
afscheidsgroet half lachend half met
tranen in de oogen zien beantwoor
den. In hare gedachten had zij toen
zich reeds zelf op een schip gezien
dat het land verliet en dat haar elk
uur mijlen verder bracht van hem
dien zij liefhaddie gedachte was
even troosteloos geweest als eene
scheiding voor eeuwig.
Maar toen de stoomboot uit het
gezicht was had zij zich hare eigene
lafheid verweten zij had tot zich
zelf gezegddat geen oceaan in staat
kon zijn om haar verder te scheiden
van den geliefde dan de daad die
zij nu reeds had ten uitvoer gelegd.
En nu terwijl zij bedaard in hare
kamer zathad zij alles nog eens
rijpelijk overwogen en was zij tot een
stellig besluit geraakt.
Zij stond op kleedde zich en liep
naar het stoomboot-agentschap in de
Water-Street. Terwijl zij het bedoelde
huis naderde trad een mantot haar
toe en zag haar met opmerkzaamheid
in het gelaatmaar Vida was te zeer
gewoon om de aandacht te trekken
dan dat zij zich thans daarover zou
verwonderd hebben. Zij ging het kan
toor van het agentschap binnen en
informeerde daar wanneer de eerste
boot naar Amerika vertrok.
De mandie bij de deur gestaan
had was insgelijks het kantoor binnen
getreden terwijl Vida met een der
schrijvers in gesprek stondhij las
de verschillendestoomvaart-berichten,
die aan den muur hingen zonder zoo
het scheen voor iets anders oogen
of ooren te hebben. Eerst toen de
dame het kantoor verlietzag hij op
en volgde haar oogenblikkelijk.
De jonge dame verhaastte hare
schreden haar vervolger insgelijks.
Daarop sloeg zij een zijstraat in, die
geheel leeg was en Ellis deed hetzelfde.
Op eens zag Vida om. Zij bleef
niet verschrikt staan gaf geen enkel
blijkdat haar iets verdacht voor
kwam maar liep met denzelfden
haastigen tred door en sloeg weder
een zijstraat in.
Ellis was de dame een oogenblik
kwijten bevreesd dat zij onopge
merkt in een der huizen van de pas
ingeslagene zijstraat mocht verdwij
nen liep hij met verdubbelde snel
heid haar achterna en wel met zulk
een vaartdat hij haar reeds vlak
bij den hoek der straat had ingehaald.
Nu bleef Vida staan en zag op hare
beurt den vervolger onverschrokken
in 't gezicht.
De straat was zoo somber en uit
gestorven dat Vida het verkieslijker
achtte om den mandie haar met
zooveel hardnekkigheid naliephet
hoofd te bieden dan om zich alleen
verder te wagen
Trotsch was hare houdingtoen zij
stand hield en geen schijn van vrees
was uit hare groote schoone oogen
waar te nemen. Zij had haar sluier
teruggeslagen en Ellis trad met den
hoed in de hand op haar toe. Zij was
doodsbleek maar hare tanden waren
vast opeen gesloten en hare oogen
schitterden als vuur.
„Godwat is zij schoondacht
Ellis. „'tls waarlijk niet te verwon
deren dat Mr. Devereux haar ge
hoorzame slaaf is
„Miss Carolan!" sprak hij beleefd.
„Kent ge mij F" vroeg zij snel.
„Maar wie zijt gij zelf F Wie heeft
u gelast mijn gangen na te gaan F"
„Ik ben in dienst van Mr. Devereux
miss Carolan. Misschien hebt ge wel
eens mijn naam hooren noemenals
dien van iemand wien Mr. Devereux
zijn volle vertrouwen verleent F"
„Ellisniet waar F Jaik heb u
naam dikwijls gehoord en gij kwaamt
dus te Liverpool om mijn verblijf uit
te vinden F"
„Dat hebben wij beiden gedaan,
miss Carolan
„Gijbeiden F Is Mr. Devereux dan
ook in deze stad F"
„Jaen hij wil u tot eiken prijs
zien en spreken."
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.