VIDA CAROLAN
Een Engelsche Roman.
Vertaald door T. A. MELICK.
23)
„Gisteren avond", ging zij voort,
„is ze teruggekeerd een van hare
bedienden heeft het zelf aan mijne
kamenier verteld en ik besloot dade
lijk u het nieuws te komen berichten.
Dat meisje moet zeker een voorhoofd
van staal bezitten om de onbeschaamd
heid zoo ver te drijven. Zij schijnt
waarlijk te denken dat men haar
overal weder zal ontvangen."
„Dat is nu het merkwaardigst ge
val 't welk ik ooit in de groote
wereld gezien hebmeende Mrs.
Staunton. „Zij wordt met den dag
geheimzinniger. Als zij met iemand de
stad had verlatenzou zij toch niet
zoo dadelijk zijn teruggekomen. Zijt
gij werkelijk zekerdat zij weerom
is
„Volkomen zeker. Niet alleen
omdat mijne kamenier het onmiddelijk
gehoord heeft van iemanddie het
weten kon maar ook omdat ik zelf
zoo even door de Hertford-Street
gaande het geheele huis van boven
tot onder heb geopend gezien. Ook
Mrs. Hargrave is weder bij haar."
„Dat is dunkt me het voornaamste
nieuws. Waarschijnlijk zal zich nu
spoedig alles wel ophelderen mocht
dat niet het geval zijn
Hier hield Mrs. Staunton op, waar
schijnlijk omdat zij niet wist hoe zij
den zin voltooien zou en lady Helena
viel haar vrij driftig in de rede, met
te zeggen
„Ik kan onmogelijk gelooven, dat
voor zulk een vlucht eene aanneem
bare verontschuldiging kan gevonden
worden, en als Vida Carolan hare zaak
niet behoorlijk weet te verdedigen
zal toch niemand dwaas genoeg zijn
om haar nog te ontvangen."
Doch Mrs. Staunton kende de we
reld beter dan Helena Leicester en
antwoordde lachend
„Lieve Helena als eene dame zoo
schoon is als Vida kan zij zoo excen
triek zijn als zij verkiestmits men
geene bepaalde vlekken van haar
weet aan te wijzen. Ik durf u voor
spellen dat men haar zal ontvangen
zelfs al brengt zij geene voldoende
bewijzen voor haar overhaast vertrek
bij. Misschien is haar vlucht ook
veroorzaakt door een oogenblikkeljjke
geldverlegenheid."
„En wie heeft dan haar schulden
betaald Wie heeft haar in gelegen
heid gesteld om terug te komen Zij
heeft niets te gelde gemaaktvoor
zooverre bekend is", zeide Helena
scherp.
„Waartoe zou dat noodig zijn, als
er ergens iemand bestaatdie de
schulden van haar overneemt Daar
zijn er meer dan een die dit en nog
oneindig meer voor Vida Carolan
zouden doenindien zij tot loon
daarvoor haar bouquet mochten vast
houden of op „een avond tweemaal
met haar dansen."
„Nu Devereux zou gewis zulke
dwaasheden niet doen", meende He
lena
„Denkt ge Ik geloof integendeel
dat Dare Devereux juist de man is
om alles te doen voor eene dame, die
hij bemintzonder zelfs op hare
wederliefde of op eene belooning te
rekenen."
„Ge zijt dus van meeningdat
Dare Devereux haar gered heeft
,'t Is niet onwaarschijnlijk. Mis
schien ben ik wel geheel op den ver
keerden weg doch dat doet hier min
der ter zake. 't Voornaamste is maar
het feitdat Vida terug is en hare
vroegere woning heeft betrokken, dat
zij zich weder zal vertoonen en er op
rekent overal ontvangen te worden.
Denkelijk zal zij niet een poging doen,
om haar gedrag te rechtvaardigen en
zich aanstellenalsof er niets bizon-
ders ware gebeurd en gij zult zien
dat niemand haar iets durft ten laste
leggen."
„Zult gij zelf ook weder omgang
met haar houdenMrs. Staunton
„Als anderen het doenkan ik geen
uitzondering maken. Ik heb mij er
nooit op toegelegd om de wereld te
willen verbeteren en ga ook nu geen
moraal prediken, als iedereen het
stilzwijgen bewaart. Lady Marvyn
dweept met Vida Carolan zooals de
meestenwelnuindien Lady Marvyn
die sedert lang mijne intieme vriendin
ishaar ontvangt, zal ik mijn deur
niet voor haar gesloten houden. Doch
ik geloof, dat ge verder wilt gaan
„Ja, ik moet weg. Ik heb nog
verscheidene visites af te leggen.
Goeden morgen
En Helena spoedde zich heenom
haar nieuws aan anderen te gaan
opdisschen.
Terwijl in verschillende kringen
de naam van Vida Carolan de slof
leverde voor het gesprek, liep die
jonge dame zelve gejaagd en angstig
in haar salon heen en weder. Niet
alleen het vreemde van haar toestand
deed het hart angstig kloppenmaar
ook de vrees voor iemandaan wie
Devereux dikwijls dacht, zonder haar
bestaan in eenig verband te brengen
met de door hem boven allen uitver
korene.
Hoezeer Vida ook opzag tegen een
samenkomst met hare moeder, zij
wilde die niet verschuiven.
„Alles voor hemluidde thans
haar mottoen zij begreep bovendien
dat Hester Ransome het nu niet zou
wagen, aan Devereux het geheim te
openbaren van Vida's afkomst.
Verder was Vida in haar ziel over
tuigd dat madame Ransomewillens
of onwillenshet onrecht overdreef,
't welk een edel mensch als Devereux
haar kon aandoen of weldat deze
gehandeld had in den waandat Hes
ter Ransome Percival Clairemont in
het verderf had gestort en hem in
den dood had gejaagd.
In hoeverre hare moeder werkelijk
schuldig was, kon en wilde Vida
niet onderzoekenbleef zij niet altijd
hare moeder? Haar was zij altijd
dankbaarheidliefde en gehoorzaam
heid verschuldigd; zij wilde niet de
kans loopen van haar te moeten
verfoeien.
Daar klonken schreden op de trap
en kort daarop werd er aan de kamer
deur geklopt.
„Binnen!" riep zij en Lucile ver
scheen. Lucile was ontroostbaar ge
weest over Vida's verdwijnen; zij wilde
niet aan de schuld harer meesteres
geloof slaan en had dan ook bij haar
afscheid haar adres aan Mrs. Hargrave
opgegevenmet het verzoek haar
toch dadelijk te laten roepenzoodra
mademoiselle Vida teruggekeerd zou
zijn. Toen dit nu werkelijk het ge
val was, snelde het trouwe meisje
vol blijdschap weder naar de Herdford-
street en werd ook met liefde weder
in dienst genomen.
„Mademoissellezeide Lucile, Mrs.
Bredfort verlangt u te spreken."
„Laat haar binnenkomen, Lucile."
De kamenier verdween en kort
daarop vertoonde zich de vermomde
gestalte van Hester Ransome in 't
salon. Vida snelde niet zooals voor
heen haar moeder te gemoet. Zij bleef
in 't midden van 't salon staan met
een vreemde mengeling van trots en
berouw in haar geheele voorkomen,
met ter neder geslagen oogen, met
een blos op de kaken en met gevou
wen handen.
Eerst stonden de beiden vrouwen
een oogenblik stiizwijgend in 't salon
daarop wierp madame Ransome altijd
zonder een woord te spreken, hoed
en mantel af en trad op Vida toe,
die onbewegelijk was blijven staan.
Het voorkomen dei' andere dame
was stijf en streng en toen zij sprak
klonk haar stem koud als metaal.
„Ik kom hier, Vida," sprak zij,
om eene verklaring van u te hooren.
Wat moet ik denken van al 't geen
er gebeurd is? Ge zijt op weg om
wraak te nemen tegen den man die
mij vervolgd heeft die mij nog
vervolgt en plotseling, zonder
eenige kennisgevingzonder eene aan
nemelijke reden, ontvlucht gij uw
huis op een donkeren nacht, zonder
te bedenken dat gij uw goeden naam
door zulk een daad noodzakelijk moest
verliezen. Daarna keert gij, even
onbegrijpelijk, plotseling terug, vast
besloten, zoo het schijnt, om het
oordeel der wereld te tarten. Wat
zijn dat voor krankzinnige hande
lingen, Vida?"
„Ga nog verder terugantwoordde
het meisje met opengelaat, „ga nog
verder terug en vraag u zelf tevens
af, of het geen krankzinnigheid
mocht heeten, mij een taak op te
dragen, waarvoor ik niet berekend
kon zijn. Ja, ge hebt mij gewaar
schuwd voor het gevaar, doch ge hebt
me niet aangeraden het te ontvlieden
zooals gij hadt behooren te doen. Ik
was moedig tegenover hemtoen ik
hem nog niet had leeren kennen,
toen ik hem nog nooit gezien had.
Ik kende misschien genoeg van de
wereld om bestemd te worden voor
het werk, dat gij mij hadt opgedragen,
doch mijn eigen hart had ik veel te
weinig leeren kennen."
„Gij hebt dien man lief! Mjjn bit-
tersten vijand hebt gij lief! Ja, ik
heb het dadelijk vermoedtoen mij
uwe roekelooze daad ter oore kwam."
Thans sloeg Vida hare oogen neer
maar met duidelijke stem, hoewel
zeer zacht, antwoordde zij:
„Ja, ik heb hem lief!"
Hester Ransome sloeg haar armen
over elkaar en lachte bitter.
„De oude geschiedenis!" riep zij.
„Altijd weer de oude geschiedenis
Ik heb u lief gehad, kind, ik heb u
verzorgdalles en alles heb ik voor
u gedaan en toch wordt mijne liefde
niet geteld; mijn lijden wordt ver
geten. Gij leent het oor aan de minne
klachten van een mandien ge moest
hatengij geeft u aan hem over
omdat hij een welgevormd gezicht en
een gladde tong heeft."
„Neen, o neen!" riep Vida harts
tochtelijk, „niet daarom. Ik heb hem
lief, omdat hij edel en goed isom
dat liij duizendmaal beter isdan ik
ben. Doe mij zooveel verwijten als
gij goed vindt, misschien verdien ik
ze welmaar bedenk tevensdat ik
ook een vrouw ben met het hart van
eene vrouwIk moest hem aan mijne
voeten lokken maar van het eerste
oogenblik af, waarin ik hem zag,
zocht hij mij, ik niet hem; hij had
mij lief, mijdie zoover beneden hem
staniet alleen in de geboortemaar
in alles.
Ik beproefde te strijden tegen een
invloed, dien ik ter nauwernood zelf
begreep. Ik kampte om telkens weer
mij te herinneren aan het doel, waarop
ik was uitgezondenom mij zelf op te
dringen, dat ik dien man moest haten,
voor wien ik met liefde mijn leven
had willen geven. Mijn strijd bleef
vruchteloos. Ik vluchtte om zijnent
wille ik vluchtte om hem te redden."
„Zou hij 't gewaagd hebbenviel
Hester in„om u om liefde te smeeken
zonder u daarbij zijn naam te willen
aanbieden
„Zulke slechte gedachten kunnen
bij hem niet opkomen," antwoordde
Vida trotsch. „Hij heeft mij gevraagd
om zijne vrouw te worden. Ik wilde,
ik mocht niet naar hem luisteren
ik kon hem de volle waarheid niet
zeggen en wilde hem niet bedriegen.
Om tijd te winnenbepaalde ik een
dag tot het geven van mijn antwoord
en eer die dag was aangebroken
ben ik gevlucht. "Waarom? Ik heb
het u reeds gezegd: omdat ik hem
redden wilde en bevreesd was voor
de zwakheid van mijn eigen hart.
Als ik aan hem dachtaan zijne liefde,
was ik alles vergetenwat mij moest
terughouden van mijne toewijding aan
hem. Kon ik daarom wel rekening
houden met de kracht van mijn hart,
als ik van te voren wist, dat hij zich
niet zou laten afwijzen? Neen, ik
zou hem het jawoord gegeven hebben
en daarom ontvlood ik hem. Wat
beteekende ook mijn naam in verge
lijking van zijn zielsrust, van zijn
eer, die beiden zouden geschonden
worden door eene verbintenis met mij
Daarom ontvluchtte ik."
„Hoe komt het danvroeg Hester
Ransome met een schijnbare rust
die zij verre was van te gevoelen
„hoe komt het dandat ge nu weder
hier zijt?"
„Hij zocht mij op hij kwam
mij op het spoor door eene dame,
die met u onder hetzelfde dak woont
en die ik mij herinner een oogenblik
aan het Saint-Pankras-station ge
sproken te hebben op den nacht
mijner ontvluchting. Ik was naar
Manchester gegaan en van daar naar
Liverpool met het voornemen om mij
naar Amerika in te schepen. Te
Liverpool vond mij Dare Devereux.
Hij noodzaakte mij hem te ontvan
gen. Slechts één ding vorderde hij
van mijnamelijk om hem te zeggen,
wat ons van elkander kon scheiden.
Ik weigerde dat. Daarop wendde hij
zich van mij af, doch slechts voor
een oogenblik. Weder kwam hij naar
mij toe, moeder en deed zelfs
afstand van zijn eersten eisch. Van
alles, van alles wilde hij afstand doen,
uitgenomen van mijne liefde! Hoe
kon ik hem nog langer wederstand
bieden Oik bekendat ik slecht
ben, maar niet, omdat ik mijn wraak
aan de liefde heb ten offer gebracht
doch welomdat ik den man bedrieg,
die voor mij niets geheim hielddie 't
grootste vertrouwen in mij stelt. Een
leven van leugen ga ik tegemoet,
want ik heb den moed niet hem
eene waarheid te bekennendie mij
voor altijd zijn liefde zou ontrooven
Zij had dit alles met zooveel onder
drukte hartstocht geuitdat hare
moeder haar verbaasd bleef aanstaren
en niet wist wat te zeggen.
Hester Ransome had niet volkomen
begrepen, wat er bij Vida omging,
doch wel flauw vermoed, dat er in
't maagdelijk hart een wilskracht
sluimerde, die haar eens alle
banden moest doen afschudden en
haar tot een onafhankelijk meesteres
maken van al haar doen en laten.
Was die tijd nu reeds aangebroken
Die vraag gaf haar de stem terug,
en hare dochter scherp aanziende,
sprak zij
„Ge zijt dus op het oogenblik de
verloofde van Dare Devereux en al
leen uit liefde voor hem zijt gij on
trouw geworden aan mij
Fier zag het meisje op hare beurt
Hester Ransome in 't gezicht, en ant
woordde kortaf:
„Dat weet ge wel. Ik veracht allen,
die zouden durven beweren, dat ik
mij door aanzien en rijkdom en eer
vollen naam heb laten verblinden!
Als hij een bedelaar was, zou mijne
liefde even groot zijn als nu. Beleedig
mijslinger mij allerlei verwijten naar
het hoofd, verdiend of onverdiend,
bespot en vervloek mij, ik zal alles
verdragen, maar waag het niet de
reinheid mijner liefde voor hem in
twijfel te trekken door zulke vragen
„Goed, ik wil dan aan de liefde geloof
slaan," antwoordde madame Ransome,
„doch hoe zal het zijn, wanneer ik
tusschen u en dat duur gekochte geluk
treed? Heb ik niet gezegd, indien
ook gij de wraak mocht vergeten, dat
ik haar blijf gedenken tot mijn dood
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.