VIDA CAROLAN. Een Engelsclie Roman. Vertaald door T. A. MELiCK. 25) Hester Ransome had trouwens geld genoeg bijeengebracht om den stillen tijd te kunnen doorlevendoch zij vond de zomermaanden in Londen schrikbarend eentonig. Dat was geen wonder Zij had haar leven onder allerlei afwisseling en avonturen ge sleten zij was niet genoeg ontwikkeld van geest om zich in de ledige uren aangenaam en rustig te kunnen bezig houden met goede gronden vermeed zij alle nadenken als zij van tijd tot tijd een boek ter hand nam was het do een of andere zenuwprikkelende sensatie-roman en zelfs die lectuur vermocht haar niet lang achtereen te boeien. Zij had een afkeer van de eenzaamheid en een bijna even grooten afkeer van den omgang met Fanchette, voor wie zij eigenlijk meer vrees dan vertrouwen had terwijl de kamenier bovendien een onopgevoed schepsel was die veel meer natuurlijke list en geslepenheid dan aangename vor men bezat. Onder zulke omstandigheden greep madame Ransome met opgetogenheid elke gelegenheid aan om eens een praatje te maken met de nieuwe be woonster van numero vijf, met ma dame Merville. In 't begin bepaalde zich de con versatie tot enkele woordendie bij eene ontmoeting op den overloop of op do trap gewisseld werden doch later bleef men allengs iets langer staan praten en deelde ook madame Merville aan Mrs. Russel haar ont moeting mede van Saint-Pankras-Sta- tion met de merkwaardig schoone jonge dame, uit wier beschrijving Mrs. Russel Vida Carolan herkende, zooals ook ten huize van dokter West met Mr. Devereux het geval was geweest. Misschien ware de omgang der beide dames niet vertrouwelijker geworden zoo niet Hester Ransome aan enkele dingen gemeend had te bemerken dat diezelfde madame Merville, hoewel zeer voorzichtig in al haar doen en laten niet zoo bizonder nauwgezet van geweten was Zij zag in de schoone Frangaise eenigermate een geluk- zoeksterzooals zij zelve wasal mocht zij dan ook iets minder schuldig zijnen dacht weldat zij genegen zou wezen om geld te verdienen indien haar daartoe de gelegenheid werd aangeboden. Zij was arm, maar zooals Hester Ransome dadelijk ver moed had vroeger rijk geweest en nu uitermate begeerig naar meerdere weelde. Met madame Merville was ook voor haar geld te verdienen, meende Hester Ransome en haar nimmer rustende geest had reeds een plan gevormd om de Frangaise nauwer aan zich te verbinden. Zoodra dit denkbeeld bij haar had post gevathield zij de nieuwe kennis scherp in 't oog. Madame Merville was blijkbaar van goedezelfs van voorname afkomst en had zich veelal in deftige kringen bewogen doch over haar verleden hing een sluierdien zij voor de oudere vriendin nog niet had opge heven. Zij had waarschijnlijk een man van eene losse levenswijze gehuwd, die denkelijk doorminofmeerdubieuse handelingen aan geld was gekomen. Van hare familie verstooten was zij zedelijk dieper gezonken tot zij ein delijk als weduwe of als verlatene vrouw nagenoeg vervallen was tot behoeftige omstandigheden waaruit zij zich zonder hulp van anderen niet kon verheffen. Om haar studie op madame Merville beter te kunnen doorzetten, noodigde Mrs. Russel haar op zekeren avond ten harent en op dien avond werden hare eerste vermoedens bevestigd. De Frangaise sprak over de mensclien met de gewone bitterheid van hen die hun plaats in de wereld hebben verloren en daarvan liever de maat schappij met hare toestanden beschul digen dan te denken aan eigen tekort komingen. Het was daarom geenszins te ver wonderen dat madame Merville zich met groote minachting uitliet over aristokratie en den spot dreef met kastengeest en etiquette waaraan zij zich misschien indertijd had vastge houden met al de hardnekkigheid die eenmaal den ouden adel kenmerkte. „Hoe dieper de val is geweest sprak madame Ransome tot zich zelf, „des te grooter verwoesting heeft zij aangericht. Gij en ik madame Merville" dacht zij „konden met elkander voor- deelige zaken doen. Gij zijt nog altijd eene schoone vrouw. Elegant gekleed, zijt gij juist de rechte dame waartoe jongelieden van twee a drieëntwintig jaar zich veel meer voelen aangetrok ken dan tot dames van hun eigen leeftijd. Ik zelf begrijp zeer goed dat mijne persoonlijkheid niet meer in staat is om jonge mannen te verlok ken ik nader den herfst van mijn leven doch gij zijt er voor geschapen om de onnoozele vliegjes in 't web te krijgen. Nu wij zullen zien." Op den avondwaarop 't bericht van Yida's voorgenomen huwelijk in de nieuwsbladen stond te lezen, waren Mrs. Ransome en madame Merville weder bij elkander en 't gesprek liep natuurlijk over die nieuwstijding. „Eene goede partij voor miss Ca rolan meende madame Merville. „Denkelijk een huwelijk uit liefde", voegde zij er spottend bij. Madame Ransome antwoordde lachend „Nu, hij bezit nagenoeg alles en zij niet veel. Het huis in Hertford- Street met den geheelen inboedel was geen slechte spekulatie. Maar mis schien heeft zij hem toch lief om zijne persoonlijkheid „'tls toch wel gelukkig, als men op iemand verliefd wordtdie met aardsehe middelen gezegend is", sprak madame Merville „niet iedereen treft het zoo bizonder goed." Hester zag haar scherp van ter zijde aan. Daarop gaf zij als hare meening te kennen „In onze jonge jaren gelooven wij werkelijk dat de liefde alleen in staat isom ons gelukkig te maken en eenmaal in deze dwaling verlceerende, slaan wij alle voordeelen in den wind om gedurende weinige maanden te leven als in een droom van rozengeur en manenschijn maar wanneer wij eenmaal verstandiger wordendan erkennen wij dat liefde eene inbeel ding en dat geld de groote hefboom in deze domme wereld is." „Gij hebt dus niet door liefde ge leden vroeg de Frangaise. „Ik trouwde niet uit liefde." „Ik wel!" klonk het antwoord, 't welk Hester Ransome ook verwacht had. „Ik huwde een man beneden mijn stand en zonder middelen van bestaande liefde had mij blind ge maakt en al spoedig werden mij de oogen geopend. Mijne familie had mij den rug toegekeerd. Toen ik het ware karakter van mijn man had leeren kennen was ik toch verplicht bij hem te blijven om niet van honger te sterven. Ik was aan rijkdom en weelde gewoon geweest en kon de armoede, de ellende niet verdragen. Eindelijk was mijn lot niet langer te dulden ik liet mij scheiden en zocht naar middelen om mij te wreken op de geblankette en vergulde wereld die mij voor goed had uitgesloten." „En hebt ge u na de echtscheiding niet weder tot de uwen gewend?" „Om opnieuw met verwijten te worden overladen Neen ik deed het niet. Ik heb van dien tijd af een strijd gevoerd om mijn bestaan en dien strijd zeer hard en moeielijk gevonden." „Even als ik en toch heb ik zelfs gedurende dien strijd nog tijden ge kend van uitkomstvan rijkdom." „O gij", meende madame Merville, en daar klonk afgunst in haar stem „o gij hebt waarlijk ook nu geen reden van klagen. Uw leven is benijdens waardig." „Gij kondet zulk een leven insge lijks hebben." „Ik Hoe zou ik dat moeten aan leggen „Gij zoudt immers hetzelfde kunnen doen als ik." „Gij schertstmadame. Hoe zou ik de middelen verkrijgen, die er noodig zijnom zulk een prachtig salon te openen." „Dat is voorloopig geen noodza kelijkheid. Ge zoudt u bij voorbeeld met iemand kunnen verbinden die reeds behoorlijk gevestigd was. Kom aan laten wij beiden de maskers op heffen en ronduit met elkander praten. "VVij beiden zijn tegen de wereld en de wereld is tegen ons. Wij beiden moeten op de een of andere wijze in ons levensonderhoud voorzien en geen van ons beiden is te nauwgezet van geweten om angstig dat „een of ander" te wikken of te wegen Heb ik uw leeftijd Neen Laten wij dan tot de zaak komen. Zoodra het winter seizoen weer begint en de groote wereld naar Londen terugkeertzullen wij het hier druk genoeg hebben. Gij zijt schoon en beschaafd en kunt mij vele bezoekers verschaffen. Ik ben zeker dat wij samen voordeeligen handel zullen drijven. Hoe denkt ge over mijn voorstelmadame P" „Ik neem het zonder aarzelen, met blijdschap aan antwoordde de Fran gaise oogenblikkelijk„en zeg er u hartelijk dank voor. Maar ik versta helaas zoo weinig van het spel." „O wij hebben nog tijd in over vloed", zeide Hester „niet alleen om te leeren hoe men spelen moet, maar." Zij hield even op. Madame Merville zag haar open in 't gelaat en voltooide bedaard den zin „Om zeker te zijn van te zullen winnen „Juist. Wij begrijpen elkaar en ik hoopdat onze vennootschap voor beide partijen even aangenaam als voordeelig zal zijn. Ik heb hier reeds eene goede en steeds toenemende clientèle en daar twee hoofden altijd meer weten dan een maak ik mij ook voor 't vervolg niet ongerust." Zoo kwam het verdrag tot stand en werd madame Merville de com pagnon van Hester Ransome. „Kunt ge haar wel vertrouwen?" vroeg Fanchette toen zij 't nieuws vernomen had. „Waarom niet?" vroeg Hester lachend. „Zij heeft zware beproevingen gehad in 't leven wat haar nu werd aangeboden is eene ware uitkomst en bij een verraad kon zij niets anders dan verliezen. Geloof maar niet Fanchette dat ik blindelings tot mijn besluit ben overgegaanOverigens behoeft zij niets en zal zij ook nimmer iets te weten komen van het verledene. „'t Is te hopen!" bromde Fanchette. „Als twee menschen een geheim we ten is 't al genoegzoodra het aan drie personen bekend is, begaat stellig een van de drie een dwaasheid." „Wees niet bekommerd, Fanchette. Hebt gij mij zoo dikwijls een dwaas heid zien begaan Bovendien ben ik daarvoor nu te oud geworden." „Niemand is te oud om een dom heid uit te richten", sprak Fanchette grommend, terwijl zij zich verwijderde. „Ik zal die madame Merville in 't oog houden! Waarom moeten wij vreem den er in halen P" XXY. „Gelukkig de bruiddie door de zon wordt beschenen zegt men wel eens en de zon scheen prachtig over het vriendelijke dorpje Caveley in Dorsetshire op den dag van 't huwe lijk van Yida Carolan, doch de bruid zag er niet volmaakt gelukkig uit toen zij in haar toilet van lichtgrijze zijde met kant voor 't altaar lag ge knield. In do laatste weken was er menig oogenblik geweest, waarin zij 'tbesluit had gevormd om haren bruidegom in een brief alles eerlijk op te biechten. Doch dat besluit was nooit tot eene uitvoering gekomenomdat zij den man veel te lief had, om den band, dien hij wilde sluiten met eigen hand te vernietigen. Misschien was nog nooit een bruid zoo onverschillig geweest omtrent den opschik als Vida Carolan althans niet een bruid van haar leeftijd. De bruidjuffers hadden veel meer werk van haar toilet gemaakt en Beatrice Mansfield zeide dan ook bijna op berispenden toon tot Vida „Men zou, als men u aanziet, haast meenen,dat gij een ander,een hatelijken man moest trouwen in plaats van een levenslustigen, schitterenden man van de wereld dien gij zooals ik heel goed weet volstrekt geen kwaad hart toedraagt; integendeel." Arme YidaOf zij zich dan niet gelukkig voelt? Zeker, zij was ge lukkig doch zij leed ook veel en alles wat scheen te doelen op vroo- lijkheid en gejuich was haar een wanklank. Oze was hem zoo weinig waardigze was zoo weinig den edelen naam waard, die binnen wei nige uren, de hare zou wezen En nu stond ze naast Dare Deve reux in de kerkzoo bleekdat zelfs hare lippen kleurloos waren en dat iedereen, die haar zag, zich onwille keurig ongerust over haar begon te maken. De hand evenwel, die Deve reux in de zijne hield, beefde niet, evenmin als hare zoete stem dit deed bij de duidelijk gegevene antwoorden. Al het overige was haar als een droom een droom met licht en schaduw doorweven. Vida kon maar niet vertrouwd raken met het denkbeeld, dat zij nu Dare's gade geworden was. Zij sid derde als iemand haar bij den nieuwen titel aansprak en wist daarbij niet eensof de naamdien zij in de regis ters gesch reven had werkelijk haar naam was, want nooit had hare moeder zich omtrent den naam liaars vaders uitgelaten. Zij dacht, dat iedereen heel lief en vriendelijk voor haar was, doch dat die allenindien zij de waarheid hadden vermoedeene geheel andere houding tegenover haar zouden heb ben aangenomen. Eenmaal met Dare alleenklemde zijtoen hij haar in zijne armen sloot, zich als in doodsangst aan hem vast. De onafhankelijke, fiere geest scheen een hulpbehoevend kind te zijn gewordendat bang is in de duisternis. Zelfs terwijl zij aan zijn borst lag en zijne kussen op hare lippen branddenvroeg zij zich zelf huiverend af, of niet in 't volgend oogenblik alles veranderd zou zijn en of de haar dierbaar geworden man zich niet met bittere smart en wet tigen toorn van haar zou afkeeren. Hij reisde met haar in 't buiten land niet alleen naar de gewone plaatsendie nu eenmaal voor een huwelijksreis schijnen uitverkoren te zijnmaar ook naar Spanje't welk Devereux vroeger bezocht haddoch voor Vida geheel nieuw was. Zij was gelukkig, onuitsprekelijk geluk kig. O, nu zou zij het gedane niet meer ongedaan hebben willen maken, zelfs al had zij daartoe de macht gehad en toch had zij geen zielevrede geen rust. Het ontging Dare Devereux niet dat er een schaduw lag over 't ge luk zijner vrouw, doch hij verried nietnoch door een woordnoch door een blikdat hij dit had opge merkt. (Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1885 | | pagina 6