DOOR EIGEN KRACHT. Naar het Engelscli door M. E. Braddon. 9) Het was dezelfde dikke jodin die daar nog steeds de baas speelde en een ware tiran voor hare huurders was. Maar hoewel Sebastian zich Madame Rigol wel herinnerdebleek het dat de welgedane portierster hem geheel had vergeten. De elfjarige straatjongen, klein en mager voor zijn leeftijd, had zich ontwikkeld en stond nu als negentienjarig jongeling voor haar, breed geschouderdzes voet lang en met het voorkomen van een athleet. „Kan ik hier eene kamer huren?" vroeg hijwaarop Madame Rigol alsof het er noodzakelijk bij hoorde, een smerig boekje voor den dag haalde en daar met attentie in keekvoor dat zij hem in haar heiligdom kon toelaten. Hij beantwoordde de hem gedane vragen en deed daarbij zijne ver beelding sterk werken, terwijl Madame Rigol alles wat hij haar vertelde opschreef. Zijn naam Ishmael. Doop naam? Ook Ishmael. Vreemd! maar Madame Rigol was wel gewoon vreemd soortige namen in haar smerig register te boekenzoodat zij dan ook zonder een woord te zeggen den naam in schreef als „Ishmael Ishmael" Toen er sprake was van papieren schreef zij eenvoudig „S. P." (sans papiers) en de zaak was in orde. Maar toen zij hem een maand huur vooruit vroeg, achttien francswachte zij verlangend zijn antwoorden toen hij aan haar verzoek onmiddelijk voldeedwas zij in alle opzichten tevreden. Zij nam een sleutel van een zwart bord waarop een massa sleutels hin gen en ging de trap op, om den nieuwen bewoner zijn kamer te wijzen. De lucht op die trap was bijna niet uittehouden voor den jongen man die, zoo kersversch van buiten komende, gewend was aan de frissche zeelucht en die der velden. Hij gevoelde dat het verschrikkelijk moest zijn om in een dusdanig hol te wonen. Maar, dacht hij ookhij behoefde er alleen 's nachts te zijn om te slapen. Den geheelen dag kon hij gaan waar hij wilde, maar een nachtverblijf, hoe slecht ook, moest hij toch hebben, en hij had zich voorgenomen zeer spaarzaam te zijn met het geld van dien goeden vader Bressant, want armoede moestdacht hemal heel naar zijn. Madame ging hijgende de trap op, totdat zij op de vijfde verdieping eene deur opendeen den nieuwen huurder in een kleinslecht gemeubeleerd vertrekje met kale naakte muren bracht. Er was ook een kachel, waarop zij wees als een luxe-artikel en door het raam sohenen de sterren. De kamer was sedert eenigen tijd onbe woond geweesthet was er dus koud en vochtig, maar het rook er toch niet benauwd, en Madame Rigol wilde dadelijk vuur aanmaken voor den reiziger en zelfs koffie voor hem zetten. Het flinke open gelaat van den jongen man had haar gunstig voor hem ge stemd. Zij ging dus weder naar be neden om het benoodigde voor een en ander te halenterwijl Sebastian door het raam in de duisternis naar buiten staarde. Hierendaar glinsterde een lantaarn Hij zag den boulevard, die tot aan de vestingwerken liep en in de verte het kerkhof van Montmartre, waar zijn arme moeder begraven waszij, die hier op aarde gezondigd en geleden hadmaar diezooals hij vertrouwde, in den hemel vergiffenis had gevonden. Sebastian dacht dezen avond met innige droefenis aan zijne moeder. Zij had gezondigdzoowel tegenover haren echtgenoot als tegen de wetten der zedelijkheid. En tochlag de schuld wel geheel aan haar? Zijn vader was een hardvochtig man. Sebastian had meermalen gedacht dat de meester van Pen-Hoël een steen in plaats van een hart in zich om droeg. En toch was hij teeder genoeg voor zijn zwakke, baatzuchtige tweede vrouwdie hem geheel tot haar slaaf had gemaakt. Het duurde niet lang of Madame Rigol kwam binnen, snuivende als eene stoommachinemaar goed ge humeurd. Zij behoorde tot die soort van vrouwen die gaarne een jong- mensch als commensaal hebben en hem allerlei kleine diensten be wijzen die gewoonlijk niet onbeloond blijven. Terwijl zij bezig was het vuur aantemaken en koffie te zetten vertelde zij aan Sebastian dat deze soort van bezigheden natuurlijk extra berekend werden. De huur werd aan den huiseigenaar betaald, dat was een bepaalde vaste som, waarvan zij hoegenaamd geen voordeel trok. Maar als er wanbetalers waren, bij alle heiligen in den almanakdan moest zij het lijden, en daar Mijnheer vreemd in Parijs waszou hij misschien wel verlangen dat zij eiken morgen voor zijn ontbijt zorgde. Het was maar eene zaak van enkele stuivers. Sebastian bedankte haar vriende lijk, maar nam haar voorstel niet aan. „Ik zal evenzoo moeten leven als andere werklieden en dus bij het krieken van den dag uitgaan en wat mijn ontbijt betreftdat zal ikhoe dan ookwel hier of daar op- loopen." Zij vroeg hem naar zijn vak. „Metselaar," antwoordde hij, brutaal weg. „Dan is Monsieur, waarschijnlijk nog in de leer, want Monsieur is toch te jong om reeds limounisant te zijn," zeide zij, hem scherp aan ziende. "Wel waren zijn handen gebronsd door het buitenleven en breeder ge worden door zijne liefhebberij om te timmerenmaar toch waren het geen metselaarshanden. Hij begreep niet goed wat zij zeide, die fijne distincties verstond hij niet, hij zweeg dus en warmde zijne handen bij het vuur. „Hier in de buurt was vroeger een theater het „Escurial", nietwaar?" vroeg hij. Madame Rigol was een en al ver bazing. „Een theaterZeer zekeren een heel goed theater ookmaar een jaar of drie geleden was het gefailleerd. De directeur had te veel op zijn tooverballetten gerekendzeide men. Daarop had men er leeuwentijgers, koorddanserseen paardenspelenz. enz. vertoond. Maar Pas de Chance De arme man was nu te Clichy en het „Escurial" was nu een café chantant. Ach," zuchtte Madame, en sloeg de handen in elkaar, „de liefste vrouw die daar ooit de planken betrad, woonde en stierf in dit huis. De arme goede ziel had maar één gebrek Sebastian boog het hoofd en ant woordde niets. Maar als Madame Rigol eenmaal op haar praatstoel zatdan behoefde zij geene aanmoediging om voort te gaan. „Het was een lieve, prachtige vrouwriep zij uit. „Mogelijk een weinig passée toen zij hier kwam, want zij had „het leven genoten." Zij had in het boschvoorbij Passy, een paleis bewoond. Hare rijtuigen, paardendiamantenechte kanten en garderobe prachtigvorstelijk En op eens kwam aan dit alles een einde. Zij was hartstochtelijk en kon niet tegen wijndrinken. Zij kreeg onaangenaamheden met een schatrijk man die haar aanbaden toen zij hier kwam kon zij niet buiten haar cognac; het was een langzaam vergift voor haarzoodat ik haar bij den dag zag verminderen." „Wat is er van hare dienstbode geworden vroeg Sebastian; „Hebt gij hen dan gekend?" vroeg de porlierster ten hoogste verbaasd. Zonder een bepaald antwoord op die vraag te gevenzeide Sebastian, „zij had toch zeker wel een soort van dienstbode." „Natuurlijk, zij had iemand bij zich eene dienstbode als gij het wilt Lisette Fontaine. Lisette speelde als soubrette op het Escurial, en alle gamins waren verliefd op haar. Zij liepen haar naals zij zich op straat vertoonde. Zij verliet dit huis spoedig na het overlijden van Madame, en betrok een beter logies in de nabijheid van het theaterom later over te gaan naar het nieuwe theater te Belleville." „Zoudt gij denken, dat zij daar nog is?" vroeg Sebastian haastig. Het zoude hem veel waard geweest zijn om Lisette te zien wel was zij misschien geen volmaakte vrouw, maar in die droevige dagen zijner jeugd, die geëindigd waren meteen sterfbed in ditzelfde huiswas zij zijn eenige vriendin geweest. „Neen. Zij verliet het theater on geveer een jaar geleden. Sommigen zeggen dat zij met een kleine winkelier is gehuwd en anderen dat zij met een edelman is weggeloopen. Ik ben er nooit recht achter gekomen," Sebastian stond op en ging naar buiten om te zien iets voor zijn avondeten te krijgen. Hij wenschte volstrekt niet door Madame Rigol als een fijn heer behandeld te worden. Hij verlangde zijn eigen weg te vindenals een gewoon arbeider. Hij had altijd gelezen en gehoord dat men, om te slagen, eerst door een zuren appel moest bijten. Hoewel het reeds laat waswaren er toch in de buurt nog winkels open, en onder anderen ook eene restauratie, waar werklieden een goed maal van soep met vleesch en brood voor zeven sous konden bekomen. Sebastian voortaan Ishmael trad dit huis binnenen bestelde brood met kaas, terwijl hij luisterde naar de gesprekken rondom hem. Na eenigen tijd waagde hij het eenige werklieden aantespreken, die aan zijn tafeltje zaten en campêche, zijnde een mengsel van wijn met cognac, dronken en hen te vragen of zij hem ook iets omtrent het metselaarsvak te Parijs konden zeggen, en waar hij misschien werk zou kunnen krijgen. „Zijt gij een bekwaam metselaar vroeg een hunner. „Neenmaar ik ben sterk, ik zie tegen geen werk op." „Moet dat beteekenen dat je nog nimmer een troffel in je handen hebt gehad?" vroeg een der mannen met een glimlach. Het kan zijn dat gij werk vindt als sjouwerman, om steenen aantedragen of kalk aantemakendat wordt met drie francs daags betaald, maar voor een vreemdeling is het zelfs moeielijk als zoodanig plaats te vinden." „Tegen moeielijkheden zie ik niet op," antwoordde Ishmael. De man verleide hem toen waar hij werk moest zoekenen den vol genden ochtend zoodra het dag was, begaf hij zich op weg en bezocht alle in aanbouw zijnde huizentotdat hij eindelijk in Belleville, in zooverre slaagde, dat men hem het vooruitzicht opende van geplaatst te worden. Yoor 't oogenblik was er volk genoeg, maar de opzichter was ingenomen met zijn breede schouders en de eerste plaats die open kwam zou voor hem zijn als kalkmaker. Ishmael wachtte den geheelen dag, en keek het werk aan om zich de plichten en werkzaam heden van een kalkmaker eigen te maken. Zijn middagmaal nam hij weder in dezelfde kleine restauratie, zette zich aan dezelfde tafel en begon zich daar reeds geheel tehuis te ge voelen. Het was voor hem zoo moeilijk niet zich in deze omgeving te schikken. Ware hij een bedorven zoontje ge weest, het zoude onmogelijk geweest zijnmaar te huis had hij immers zijn gezelschap steeds onder de boeren en arbeiders gezochthet scheen hem echter toe alsof deze parijsche werklieden uit ander deeg gebakken waren; zij waren veel bekwamer, maar die bekwaamheid was des dui vels, want zij geloofden aan God noch zijn gebod, en spotten met de heiligste zaken. Ook op politiek gebied was er veel verschil tusschen hen. Er waren eenige bonapartisten, die'gaarne zouden zien dat de Keizerlijke Adelaar op nieuw zijne vleugelen over het grootste deel der beschaafde wereld uitspreidde - die verlangden naar eene her haling van de oorlogen in Italië, Egypte, Spanje en Duitschland maar deze waren ver in de minder heid. Dan waren er ook ontevredenen, die de sluiting der nationale werkplaat sen maar niet konden vergeten en weder anderen die Louis Blane vroeger aanhingen, maar hem niet konden vergeven dat hij een millennium be loofd had, maar niet in staat was, die belofte natekomen. „Het zijn allen kwakzalvers," zeide er een. „Wat weten die heeren met hun blanke handjes van de belangen van den werkman Wij zullen nooit goed behandeld worden voordat wij een werkman als President hebben." „Naar den den duivel met Presi denten! Waartoe hebben wij een President noodig?" schreeuwde een ander met een echte grogstem. „Uw President is niets anders dan een gemaskerde monarch, een bloedzuiger, die ons werklieden uitzuigt. Heden is hij tevreden met een inkomen van 33000 francs per dag uit de schat kist morgen verlangt hij het dubbele. Nog slechts weinige jaren geleden was hij een avonturier in Amerika, afhankelijk van de goedheid van Louis Philippedaarna een ge vangene te Ham en later een straat slijper in Londen. En nu hebben hij en zijne vrienden Morny en Per- signy, alle troefkaarten in handen. Het leger is geheel op zijne hand. Hij kan ons allen laten doodschieten als hij het in zijn hoofd krijgt. Frank rijk moest door werklieden geregeerd worden, waarvan het kleinste deel met hun hoofd en de meerderheid met de handen moest werken, zoodat ieder man een stem moest hebben in de regeering ieder man moest „Als er geen hofhouding meer be stond zouden de hoogere vakken onder ons werklui niet meer kunnen bestaan," zeide een schrijnwerker. „Een hof moeten wij hebben, hetzij op het Elysóe of op de Tuileriën. Men zegt, dat als de Prins-President Keizer was, en doen kon wat hij wilde, de gouden tijd uit de dagen van Lodewijk XIV zou terugkeeren. Over dit punt werd nu levendig getwist, en Sebastian, alias Ishmael, hoorde alles stilzwijgend aan. Zijn helder verstand deed hem alles duide lijk begrijpen en hij kon zich geheel met die denkbeelden vereenigen. Hij was van goede afkomst en droeg een ouden naam, maar van die voor rechten had hij de keerzijde van de medaille genoten en hij was nu democraat in zijn hart. Hij luisterde gretig naar alles wat tegen het hoofd van den staat werd ingebracht, hij, die geen ander doel had, dan door hard werken in zijn onderhoud te voorzien, zich zelf een weg te banen tot eer en aanzien, hij erkende den adeldom van den werkman als staande boven dien der zoogenaamde aristo cratie. Wordt vervolgd). Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1885 | | pagina 6