zijn opvolger, en de openbare meening keurde die keuze goed. Yierde Frankrijk Victor Hugo, Haarlem herdacht Bilderdijk. Of het volk van deze feestviering iets begrepen heeftwil len we in het midden laten. Of zij ge schiedde in den geest van en door de mannen die Bilderdijk in de eerste plaats daarvoor zou hebben aangewezen valt te betwijfelen. De steen in het huis blyft echter een aangenaam aandenkende feestviering zelve een bewijs dat onze tijd ook zijn tegenvoeters in de geestelijke wereld weet te waardeerenwanneer ze slechts getoond hebben die spranken van het genie te hebben bezetendie onafhankelijk van al het tijdelijke, de eeuwen door blijven schitteren, als sterren die reeds lang zijn verdwenen maar wier fonkeling ons oog nog treft. Hog een andere naam uit den tijd van Bilderdijk werd in dit jaar gevierd. Ook bij Teylers stichting zagen wij de her vorming van een oud denkbeeld in nieii^e fri8sche omtrekken. Watal onderscheid tin schen den bouw van het oude zaaltje en" van die zalen welke dit jaar werden ge opend. "Wat al verschil tusschen den tegen- woordigen en den vroegeren ingang. Niet het minsthoe uiteenloopend hetgeen vroe ger -daar werd geleerd en vertoondmet hetgeen we thans in de gehoorzaal ver nemen en in de bijzalen aanschouwen. Hield de heer van der Ven een reeks van voordrachten in het begin van 1885 de heer van der Vlugt gaf aan het denkend publiek eenige wijsgeerige beschouwingen over bet naturalisme in het einde van ditzelfde jaar. Met dit laatste wordt een proef genomen eenigen tijd geleden te Amsterdam door Prof. van der Hoeven met het beste gevolg gewaagd. Wij mo gen verwachten dat deze proeve van Prof. van der Vlugt even zoo goed zal slagen als de proeven van zijn medestander Dr. E. van der Ven. Van het hooger tot het aanschouwelijk onderwijs overgaandedenken we hier terstond aan den schouwburg. Groote volksvrienden, menschen van ontwikkeling en invloed hadden het plan ontworpen een dergelijke zedenspiegel hier te doen oprichten op hetNassauplein, maar de vrees voor verhooging der belastingen die toch al door de wet was noodzakelijk gewor den gepaard aan het bekende gebrek aan gevoel voor het tooneelaan ons Calvi- j nistisch volk in zoo ruime mate eigen, verijdelde deze nobele plannen. „Men" kreeg zijn zin. Gelukkig dat de oude Comedie toen in handen viel van mannen die haar durfden te hervormen en te doen beantwoorden aan haar doel. Niet minder besproken werd de brug- genquaeatie. De Nassaubrng zon het Kenaupark met de nieuwe wijk op het Nassauplein verbinden, en hoewel dit nu door den Raad was besloten en op de plannen waB aangeduid meende »men« dat wegens omstandigheden wel op dit besluit kon worden teruggekomen en een wandeling naar een der naastbijgelegen brnggen geen kwaad zou doen. »Men« kreeg in dit ge val zijn zin niet en de Raad handhaafde als eerlijk koopman zijn te voren beloofde concessiën. Met ingenomenheid herinneren we dat hier door den Volksbond een bierhuis werd opgerichtvoor den arbeidenden stand. De liefde voor muziekwaarin onze stad schijnt uit te muntenbleef bestaan. De Bachvereeniging handhaafde haar ouden roem, en op het eind van het jaar klonk het duizend-kinderenconcert door eeuige dames ontworpen ons lieflijk in de ooren; een blijde tegenhanger van het schrille concert der volkshartstochten neen der volkswaan even te voren zich uitende in wilde kre- tejn en woest rumoer, omeen d efstal van eenige peren en de bestraffing van den jeugdigen deugniet. Van den overgang bij het Station is tot nu toe niets gekomen, het plan echter is gereed, en blijven sommigen ook nog pruttelen en wenschen, het zij hnn gegund. De kroniekschrijver bemoeit zich niet met de dingen die gebeuren zullenmaar hoopt ze een volgend jaar u te melden. Mijnheer de Eedacteur! Gij zult evenmin als ik willendat Dolfs hartig onderhoud met van Vlotens schim het doodzwijgen der burgerij te beurt valle. Het is daarom dat ik dien onbekenden voorvechter der natuur mijn dank aanbied voor zijn verzet tegen de boomschending in onze goede stad. Onlangs zag ik ook een staaltje van de mijn begrip te boven gaande boomen kennis onzer „erentfesten". Op den Ouden weg namelijk hoe durven ze dien kant uit? groeit een dubbele rij boomen. De voorsten, Italiaansche popels, zijn bijna allen vol doode takkenafgeschilferd enz.kortomtot stervens toe. Een enkele slechts is volkomen gezond. Wat heeft men gedaan? Wie vraagt nog, die van Vloten en Dolf gehoord heeft natuurlijk dien eenen gaven boom ten doode geteekend. Intusschen heerscht deze ohronische hak- woede ook elders. Wie betreurt niet met mij de velling der zware linde voorEls- wouts poort! Weliswaar was zij sedert eenige jaren afgeknot, maar had men dan geen oog voor den lustigen tak, die uit den geweldigen tronk was geschoten? En Mariënbosch! Een rouwkreet gaat op in 't hart van elk boomenlief hebberals hij 't uitgestrekte bosch tot een kale wei vervormd zietIn deze streek is 't boven dien een dubbele misdaad in deze streek een stuk natuur van Oud-Holland, waar de Bijl-vereering nooit getierd had Onlanchs vermoeyt om slapen ghelegen Een schricklyck visioen keb ick ghecregen" In den lande van Holland was al het woud wandelende geworden tegen Iarlheim aan, de burgt der woeste heerschers, wier strijdbijl niet rustte van vallen meedoogenloos zeker op aller schuldeloozen, aller schoonen hoofd. En zij beefden en deisden in de donkerste kameren hunner huizingegedenkende aan de profecye den bloedigen koning Schotlands Mac beth, Duncans moorder, hun genoot, gedaan. En de wouden omdrongen met daverenden schred de hooge muren en wierpen ze open met de zware kroonen en grepen de lafaarts met hun duizend armen. En deze zwemen in de vervaarlijke massa. En een stormachtig gedruis ging op uit den chaos. De wouden trokken terug ter plaatse hunner wortels, maar waar de burgt eenmaal luchtwaart rees, was een nietige distel zich het aardrijk ontwroetende. En zieik zag een kudde ezelen komende van het Oostenen zij wierpen zich met luid getier op de klenr- looze plant. En als zij zich verwijderden van deze plektrokken zij voort naar het Westen en daar was niets overig van den huize Iarlheim op de aarde. En daar ik loof was van droomenont waakte ik. BOOMKABOUTER. Voordracht in Teyler's Stichting. Zooals bekend is worden de lezingen in Teyler's Stichting dezen winter bij beurten aan de physiek en aan de meta- physiek, aan de natuurkunde en aan de wijsbegeerte gewijd. Bij beiden is de be langstelling groot. Woensdagavond vroeg Dr. van der Ven onze aandacht voor de eigenschappen die het prisma vertoonde, en de proeven die met het daaruit gevormde lichtbeeld konden worden genomen. Nadat eerst was aangetoond hoe het kalklicht door het prisma vallende onder een zekeren hoek op een daarachter gelegen wit veld in zijne onderscheidene kleuren werd ontleed, verhaalde spreker ons hoe Newton zijn bewering dat die zoogenaamde zeven kleuren werkelijk enkelvoudig waren wist te staven. Werden de kleuren vervolgens door een lens geleid en vereenigd dan zag men hoe daaruit weder het witte licht ontstond. Ook by snelle ronddraaiing van de opeenvolgende enkelvoudige kleuren, ver toonde zich het verschijnsel dat allen vereenigd als wit werden waargenomen. De vraag hoe het komt, dat de voor werpen ieder hun eigen kleur hadden werd beantwoord door de opmerking dat de voorwerpen, die kleur bekenden, en het licht niet geheel opslorpten als het zwart noch geheel terugkaatsten als het witalle andere kleuren opnamen behalve die welke zich daaraan in ons oog vertoonde. Een rood stuk glas en een rood papier werden achtereenvolgens voor het spectrum gehoudenen het bleek toen dat alle andere kleuren verdwenen behalve het rood. Ook met andere kleuren werd deze proef genomen. Zoowel doorschynende als vaste voorwerpende laatsten door diffuse terug- j kaatsing slorpten dus de overige kleuren op om de kleur hunner keuze aan ons te vertoonen. Ook merkte de spreker op datdampen en gassen waardoor het licht zich een weg moest banen van veel beteekenis waren voor de kleuren waarmede de voor werpen werden getint. De dampkringslucht bleek niet zonder invloed te zyn op het zonnelicht, maar ook wanneer uit dien dampkring alle dampen verwyderd waren dan nog bleven er verschynBelen of streepen over, die deden vooronderstellen dat het zonnelioht nooit geheel zuiver tot ons kwam. De proeven met het zonnespectrum hadden dan ook aan het licht gebraoht, dat de zonnestralen door de meest verschil lende dampen gingen voor ze onze aarde bereikten. Uit de opmerkingendie hierop werden gemaakt by eenige proeven waarby het licht door lithium- en soda- gassen werd geleidvolgde dat deze laatste stoffen in groote hoeveelheden in de zon zelve aanwezig moesten zyn. Wat men nu verder door dit zonnespectrum te weten was ge komen werd ons dezen avond niet onthuld, maar zal in een volgende lezingonder de aandacht der belangstellende hoorders worden gebracht. De „Volksbond". De groote zaal van de Sociëteit „Ver- eeniging" bevat niet vele malen in een jaar een publiek als 11. Woensdag avond, toen de Afdeeling Haarlem en Omstreken van den „Volksbond" belangstellenden het bijwonen van een feestelijke Vergadering aanbood, niet gratis, maar tegen een laag entrée, en als ik nu de bezoekers een by zonder publiek noem, dan bedoel ik daarmededatzooals helaas niet dik wijls het geval is, alle rangen en standen vertegenwoordigd waren. Het voortvarend en doortastend Bestuur van den „Volks bond" had zich voor dezen feestavond weder van de welwillende medewerking van twee vereenigingen van goede hoe danigheid „Zang en Vriendschap" en „Cremer" en van de bereidvaardigheid van den Heer F. Smit Kleine mogen verzekerenen waar deze drie zichen wel op één avondergens willen voor spannen daaris men zeker zich niet te vervelen. „Zang en Vriendschap" opende het feest met de indrukwekkende „Hymne aan den Vrede" van R. Hol, welke voordracht zeer in den smaak viel, waarna het lied „Op des zwijgers graf" woorden van B. ter Haarmuziek van onzen stadgenoot den Heer E. A. Kruseman, op hoogst verdienstelijke wijze door een onzer stadgenooten werd gezongen. Toen volgde de voordracht van den Heer Smit Kleinedie zich als altijd met benijdbare gemakkelijkheid tegenover zijn auditorium wist te plaatsen. Hoe luimig werd b. v. dat krachtige „Roeierslied" voorgedragen en hoe juist op zyn plaats was het „Je neverlied". Een welgemeend en niet minder welverdiend handgeklap beloonde den spreker. „Zang en Vriendschap" gaf nu weer twee stukken ten beste. Het „Het Alt- niederlandisches Lied'vooral werd met ge spannen aandacht gevolgd 't werd schoon gezongen. Gaarne had men 't lied nog eens gehoord, maar „Pauze" luidde het pro gramma en er was nog veel te doen, want voor „Cremer" moest zelfs nog een tooueel gereed gemaakt worden en men wilde liefst niet te laat eindigen en nu kwam „Cremer" aan "t woord met het met zorg gekozen met waarheid weergegeven tooneelspel „Manus de Snor der". Sedert lang zyn wij van „Cremer" wat goeds gewoon. „Cremer" speelde zonder uitzondering goed, met veel gevoel en, wat wel als eene uitzondering ten opzichte van dilettanten in de tooneelkunst raag geroemd wordenmet beschaafde uitspraak en alleszins passende soberheid van gebaren, die niet nalaten op de toeschouwers een goeden indruk te maken. De toejuichingen waren even welverdiend en even welge meend als die aan „Zang en Vriendschap". Hiermede was de vergadering gesloten. Hoogst voldaan keerde men huiswaarts, maar de verslaggever brengt nog een en kel woord in 't midden. Wy staan hier voor 't merkwaardig feit dat twee goed ter naam en faam bekende corporaties en een begaafd letterkundige gehoor geven aan de roepstem van een meer en meer populair wordend„Bond"om een volks-feest- avond mogelijk te maken Een zeer groot aantal personen uit allerlei rang en stand toont door zyn opkomst belangstelling in de zaak en de feestavond beslaat uitste kend. Inderdaad, 't geeft stof tot denken. Aan 't Bestuur een woord van lof. Het toont zyn roepig te begrijpen, en als drankmisbruik nog eenmaal, zij 't ook na veel jarentot de zeldzaamheden gaat behooren is 't zeker niet voor een gering deel te danken aan den „Volksbond" die zoo by uitnemendheid practisch den strijd aangordt tegen den „volkekanker", die aan 't welzijn van duizenden in den lande knaagt. Het flink optreden van den „Volksbond" in onze stad maakt hem waardig de me dewerking van alle weidenkenden. Die zeer gewenschte medewerking is niet beter te verleenendan door het aanvaarden van het lidmaatschap. Naar wij vernemen is de heusche uitnoodiging tot deelneming van den pas beschreven feestavond, aan een groot getal van onze gegoede ingeze tenen toegezondenreeds van enkelen beantwoord, door het ingevuld terugzenden van het bijgevoegde inteekenbiljet. Moge hun voorbeeld door velen gevolgd worden. „WETEN en WERKEN". In de Maandagavondlezing van 4 Januari van „Weten en Werken" vervulde de Heer F. Smit Kleine de spreekbeurt. Het talrijk opgekomen gehoor had zeker niet verwacht dien avond een vrouw te zullen leeren kennen, maar als 't een vrouw geldt, die op betrekkelijk jeugdigen leeftijd reeds een Europeesche vermaardheid bezit, als 't een vrouw betreft, die èn Weten èn Werken in zich vereenigt, dan zyn de mannen van „Weten en Werken" rid- delijk genoeg eens een uurtje naar haar levensloop te willen luisteren te meer als zy er meê in kennis gesteld worden, door iemanddie er blijkbaar alles van weeten op onbevangen wyze de datne^ ook by den Haarlemsehen ambachtsman weet in te leiden. Die dame was Elisabeth koningin van Rumenië, die den 29 Decem ber 1843 te Neuwied geboren werd. Het kind, grootgebracht als in een omgeving van kennis en kunstaan 't hof harer ouders hadden geleerden en kunstenaars altijd toegang groeide onder de ver standige leiding van haar ouders, die haar een voortreffelijke opvoeding wisten te geven tot ,een dichteres van naam die, niettegenstaande de zorgen aan hare maatschappelijke positie verbonden, tijd vond tot letterkundige werkzaamheden, waarvan zy de vruchten onder een aan genomen naamdien van Car me n Sylva der wereld bekend maakte. Hit haar vroege jeugd en den meisjesleeftijd ver haalde spreker eenige voorbeelden die bewezen hoe in haar reeds vroeg de zucht naar kennisvereenigd met haar liefde tot den naaste, begon te rijpen. „Indien ik nog eenmaal een kroon moest dragen", had de vorstin eens gezegd, „zou ik wenschen dat het die van Rumenië ware", en haar wensch werd vervuld. Hetschoone, maar lang verwaarloosde Rumenië kreeg haar tot vorstin en aan haar trek tot krachtdadige werkzaamheid gaf deze ver heffing nieuw voedsel. Onderwijs, arm wezen, ziekenverpleging, ziet hier het terrein waar op zij zich in het belang van haar volk bewoog en dat onder zoo veel beslommeringen haar geestesarbeid niet minder krachtig was daarvan bracht spreker eenig schoone voorbeelden bij en waarvan o.a. het gedicht „De brandende steen" in flink Nederlandsch proza door den Heer Smit Kleine ten gehoore werd gebracht. Dat de spreker een dankbaar gehoor vondbewezen de onafgebroken aandït&f, waarmede hij gevolgd werd en de toe juiching toen hy zijne rede besloot. Naar wy vernemen zal de Heer P. H. van der Ley alhier den volgenden Maandag optreden. N ieu wsberichten I De Eerste Kamer heeft heden na eenige discussie met 31 tegen 4 stemmen aan genomen de verhooging van den- accijns op het Gedistilleerd, de verhooging van v het Overgangsrecht met 32 tegen 3 stem- men en de verhooging van het Zegelrecht op Effeoten met 29 tegen 6 stemmen. De Wet op de Middelen is aangenomen met algemeene stemmen nadat de heer van Royen den Min. sterk had bestreden op grond van diens zwakheid tegenover zyne ambtgenooten. De Min. constateerde dat de gewone middelen de gewone uitgaven met ƒ49.000 overtreffen. De Kamer is gescheiden tot Maandag 11 Januari des avonds te 8 uren. Namens de bevolking van het groot hertogdom Luxemburg, is aan Z. M. den koning-grootbertog ten geschenke aangeboden eene kopie in miniatuur van het standbeeld, dat verleden jaar, ter nagedachtenis van koning Willem II, te Luxemburg werd opgericht. Dit geschenkdoor Z. M. aanvaard zal geplaatst worden in het koninklijk paleis te Amsterdam. Over de vraag .of eene verplaatsing van 's Gravenhage naar 8cheveningen eene reis is, zijn volgens liet Vaderland tien missives gewisseld tusschen de Rekenka mer en het dep. van Binnenl. zaken. Het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlemsch Advertentieblad | 1886 | | pagina 2