DOOR EIGEN KRACHT.
Naar het Engelsch door M. E. Bradpon.
22)
Tegen drie uur veranderde de
toestand geheel. Van het eene einde
der Boulevards tot het andere wemelde
het van soldateninfanterie, artillerie
en cavalerie. Eene batterij van vier
stukken vuurde met schroot en gra
naten tegen de barricade in de Rue
St. Denis, die gedurende den geheelen
dag dapper verdedigd was. De groote,
breede Avenue, het forum van Parijs,
was overvol van gewapende man
schappen meerendeels dronken, het
geen den Parijzenaars, die daar rond
liepen, tot groote pret aanleiding gaf.
Plotseling de soldaten maakten
op dat oogenblik front naar de poort
van St. Denis weerklonk één enkel
schot. „Van het dak van een huis
in de rue du Sentier," zeiden som
migen; „neen, van een soldaat,"
meende een ander, en op eens char
geerden de troepen van front en
weerklonk salvo op salvo als een
ratelende donder. Mannen, vrouwen
en kinderen vluchtten of wierpen zich
plat ter aarde voor die hagelbui van
kogels; vensters en ramen werden
haastig gesloten. Maar toch waren
er vele slachtoffers gevallen. Een
kind, spelende bij een fontein, een
tachtigjarig grijsaard, eene vrouw die
stervende haar zuigeling nog in de
armen hield gekneldde ouden zoowel
als de jongeren, de onschuldige be
volking, waren de slachtoffers dezer
misdaad. Grijsaards, kleine kinderen,
niets werd ontzien; zij die door de
kogels gespaard waren, werden mee-
doogenloos door de moordenaars neer
gesabeld. Alleen dronkenschap was
oorzaak van de woede der soldaten
gedurende dat uur, waarin al de
gruwelen eener Bartholomeusnacht
herhaald werden voor het oog eener
verbaasde menigte, waarbij men het
eene oogenblik toeschouwer en het
volgende slachtoffer kon zijn.
Het was een treurig schouwspel
toen de fusillade had opgehouden en
de bewoners der boulevards en aan
grenzende straten schuw te voorschijn
kwamen om de gewonden en sterven
den op te nemen, waartoe zij tot op
dit oogenblik geen moed hadden ge
had. De marchand de coco lag in
een hoek tegen den muur, met zijn
machine naast hem. Hij was uitgegaan
in de hoop goede zaken te maken,
en wat hij geoogst had was de dood.
Niet ver af lag een oud man, als
eenig wapen een parapluie omklem
mend, en weêr iets verder een jeugdig
flaneur met zijn nauwelijks uitgegane
sigaar tusschen de lippen waar nog
de glimlach van onbezorgdheid om
speelde.
Niet ver van de plaats waar jeugd,
hoop, opvoeding en beschaving lagen,
wier levensloop plotseling was afge
sneden, lag in de goot, bebloed,
bemodderd, met glazige oogen, het
toonbeeld van armoede, dronkenschap,
liederlijkheid, het lichaam van Père
Lemoine, den trolleur, die uit nieuws
gierigheid zich zoover gewaagd had,
aan geen gevaar denkend voor zich
zelf, wel overtuigd dat niemand op
hem zou letten en in deze stemming
had het eerste salvo der geweren
hem gedood. Getroffen door dien
kogelregen viel hij en zijn lijk rolde
in de goot. Niemand had hem zien
vallen, en hij werd in een kar met
andere lijken naar de Morgue gebracht,
waar zijne bekenden of vrienden hem
konden opeischen.
Al spoedig vernamen zijdie op
de barricade bij St. Eustache waren,
van het gevecht; eerst hadden zij
het voor vreugdeschoten gehouden
maar hun droom was spoedig voorbij.
De barricades in deze buurt waren
zoo talrijk dat die op eene citadel
geleek: in de rue du Cadran, een
aan iedere zijde van de rue du Petit-
Carreau, vijf in de rue Montorgeuil.
Hier en daar in een onbewoond huis
of een kelder eene ambulance, voorzien
van eenige stroomatrassen en een
oude vrouw als verpleegster.
De hoogste en sterkste van deze
barricades in de rue Montorgeuil was
goed bemand door ongeveer veertig
der heftigste roode republikeinen
meerendeels behoorende tot de ge
goede klasse, waarvan sommigen, met
handschoenen aan, geholpen hadden
om de straten op te breken. Onder
hen waren slechts weinig werklieden,
maar die behoorden tot de élite.
Te midden van hen had Ishmael
zijne plaats gekozen, nadat hij des
morgens dapper had meegevochten
in den faubourg St. Martin. Met één
oogopslag had hij de voordeelen dezer
positie begrepen, als beschut zijnde
door barricades van twee andere
boulevards. Zijn krachtige armen
hadden gedurende de laatste paar
uren goede dienst gedaan met het
aanbrengen van steenenbalken
en groote zware vaten, zoodat de
barricade er buitengewoon stevig uit
zag, zooals zij daar, in de nauwe straat,
in de avondschemering stond.
Al spoedig voegden zich bij hen
eenige vluchtelingen van de boule
vards, allen dorstende naar wraak
wegens de gepleegde gruwelen.
Het werd reeds donker terwijl zij
nog aan het werk waren. Zij hadden
twintig hunner, wier getal nu tot
vijftig was aangegroeid, aangewezen
om als voorposten dienst te doen.
De soldaten waren niet ver af. Boven
de huizen vertoonde zich het roode
schijnsel der vuren van het bivouac
der troepen, dronken van bloed en
sterke drankenen van tijd tot tijd
hoorden zij den klank der walgelijkste
liedjes, die door de soldaten werden
uitgegalmd. Na den moord was men
daar uitgelaten vroolijk. Het bivouac
was een orgie geworden.
Maar dit geschiedde alles met over
leg, wat echter door de trouwe zielen
op de barricades niet doorzien werd.
Het was een vooruit beraamd, helsch
plan. De manschappen waren dron
ken, maar de officieren waren nog
helder van hoofd, en zoo werden de
troepen als een ijzeren beugel rond
om de citadel der revolutie opgesteld.
De diepste duisternis heerschte
over de stad, een echte donkere
Decembernacht, geen ster, geen maan,
en hevige regen. Alle lantaarns waren
in dit gedeelte van Parijs gebroken,
de gaspijpen afgesneden en alle win
kels gesloten, behalve een paar kroe
gen, waar de opstandelingen een
enkel glas wijn met water gebruikten.
De regeeringstroepen waren dol door
den drank, het volk daarentegen was
kalm.
In het donker naderde een man, door
dik en dun baggerende, de barricade.
Hij was een welbekend lid der ver
gadering, een volbloed republiekein.
Men zag zijn driekleurige sjerp zelfs
in de schemering, toen hij aan de
mannen op de barricade voorstelde
hun aanvoerder te zijnwaar het op
de rechten van het volk aankwam
was hij bereid er voor te sterven,
en luid weerklonk de roepYive la
Republique 1"
Ishmael stond naast hem op de
barricade, den aanval afwachtende.
Zoo stonden zij langer dan een
uursteeds teekenden zich over de
huizen de wachtvuren tegen de lucht
af en hoorden zij het rumoer in het
bivouac. Zij wachtten en luisterden.
Links, rechts, vóór en achter hen
hoorden zij een dof geluid dat allengs
duidelijker werd en hen in het duister
van den nacht naderde. Het was de
marsch der bataljons, het geschetter
der trompetten in de omringende
straten.
Zij hoorden het, maar het meeren-
deel was van oordeel dat er voor den
volgenden ochtend geen aanval zou
plaats hebben. Nachtelijke gevechten
zijn zeldzaam, vooral in de straten
eener stad, omdat zij de meest ge
waagde zijn. Enkelen der insurgenten
zagen echter duidelijk aanstalten
maken tot een oogenblikkelijk ge
vecht.
Tegen half elf klonken luide ge
ruchten van den kant der markten.
Troepen waren in beweging. Men
hoorde stemmen en pelotonsvuur
daarop stilte, een nieuwe fusillade
en wapengekletter. Ginds werden de
barricades stuk voor stuk genomen.
Tusschen de barricade van Ishmael
en de troepen bevond zich een dub
bele barricade in de rue Mauconseil,
een ware sterkte. Weinig in getal,
maar dapper was de bemanning. Het
gevecht was kort, maar die enkelen
streden met den moed der vertwijfe
ling voor hun goed rechtin enkele
minuten was alles afgeloopen, en de
soldaten, woedend door den onder
vonden tegenstand en den dood hun
ner kameraden stormden tegen de
barricade op, alles neerschietende of
met de sabel afmakende wat nog
leefde en de lijken vertrappende.
Nu stonden de troepen voor de
barricade van Ishmael, het laatste
punt van verdediging, de sterkste en
best bemande.Het gevecht begonwild,
duivelsch, van de zijde der troepen
kalm, met den moed der wanhoop en
doodsverachting van de zijde der
Republikeinen. De overmacht was te
groot, want van alle zijden snelden
de troepen aan. Het was een vreeselijk
oogenblikman tegen man, vierhon
derd tegen vijftigzij grepen elkander
bij de keel of bij de haren. Op de
barricade was geen enkele patroon
meer, maar toch versaagden die
weinige mannen niet. Een gewond
werkman haalde de bajonet uit zijne
zijde en doodde, met het van zijn
eigen bloed nog rookende wapeneen
soldaat. De kruitdamp belette iets te
zien. In het nachtelijk duister vochten
de tegenstanders als duivels, losge
broken uit de diepte der hel.
De barricade hield het geen twee
minuten uit; de mannen van het volk
vielen aan alle zijden. Ishmael, aan
het voorhoofd gewond, niet kunnende
zien door het over zijn gelaat loópende
geronnen bloed, werd tegen den muur
van een huis naast de barricade ge
worpen. Bijna bewusteloos door bloed
verlies, hoorde hij plotseling eene stem
die fluisterde: „Klim naar boven,
het is het eenige middel om u te
redden."
De barricade was genomen; de
troepen moordden links en rechts;
hier en daar hoorde men de sterven
den nog met flauwe stem roepen:
„Yive la Republique!"
„Geen gevangenen!" riep de kom-
mandeerende Generaal, hetgeen met
andere woorden beteekende: „Geeft
geen kwartier."
Ishmael voelde iets op zijn hoofd,
dat bleek een touw met knoopen te
zijn en hoorde eene stem die riep
„Dwaas, klim dan toch naar boven."
Werktuigelijk stak hij zijn arm door
de lus en begon naar boven te klim
men. Hij was flauw door bloedverlies,
uitgeput door het gevecht, en ver
moeid ten gevolge der slapelooze
nachten. Maar de gewoonten zijner
jeugd maakten hem het beklimmen
van dien muur gemakkelijk. Hij klom
van venster tot venster te midden
van een hagelbui van kogels, waarvan
een hem het been nog schaafde. Op
de tweede verdieping schemerde licht
en toen hij op de hoogte was gekomen
werd het luik geopendeen arm
strekte zich uit, eene hand greep hem
bij zijn jas. en duizelig, bijna bewus
teloos werd hij naar binnengetrokken
en viel op den grond der kamer in
zwijm.
„Opnieuw een menschenleven uit
den moord gered 1" sprak eene stem.
„Ik heb van nacht beter werk gedaan,
dan wanneer ik op de barricade was
geweest."
HOOFDSTUK XIII.
Het geweld zegeviert.
Toen Ishmael weder bijkwam was
de coup d'état een fait accompli.
Prins Louis Napoleon was meester
van Parijs en de Parijzenaars, hetgeen
gelijk staat met meester te zijn van
geheel Frankrijk. De storm was
voorbij. De staatsgevangenen waren
opgesloten in hun enge cellen, gevoed
met zwart brood en vettige soep.
Generaals, afgevaardigden van ver
schillende richtingen, werden behan
deld als waren zij de gemeenste mis
dadigers, met ruw geweld in de
gevangeniswagens gesmeten en naar
het station du Havre vervoerd, als
eerste halte op hun weg naar Cayenne.
Voor dezen was de plotselinge ver
andering zeker niet aangenaam, maar
Parijs ontwaakte glimlachend en koes
terde zich in de winterzon. Het was
de kalmte die op den storm volgde.
Er is veel geschreven over de
bloedige wederwraak, die door het
leger genomen werd tegen ongewa
pende burgers. Nachten achtereen
hoorden de Parijzenaars, die op de
boulevards in de koffiehuizen dansten
en dronken, het gerommel der zware
gevangeniswagens, die door de zij
straten reden, maar het maakte weinig
indruk. De menigte haalde de schou
ders op, zeggende„Al weder eene
bende schurken op weg naar Ca
yenne!"
Bij de herinnering aan die gruwelen
krimpt den mensch het hart ineen.
Voor hen die onder die vaderlijke
regeering zich te Parijs gelukkig
hebben gevoeld, voor hen, die ge
tuigen waren van den voorspoed der
bevolking, van de overal aangebrachte
verbeteringen, het maken van parken
en pleinendie zich het gelaat van
den keizer, als dat van een vriend,
herinnerden, de liefelijke verschijning
der keizerin, wanneer zij in het Bois
de Boulogne verscheen, voor hen is
de herinnering aan die donkere De
cemberdagen pijnlijk, want zij moeten
erkennen dat achter al die schitte
rende pracht en rijkdom de schimmen
van slachtoffers opduiken, als een
nimmer uitwisbare vlek.
De verhalen van ooggetuigen doen
u het bloed stollen en men kan
nauwelijks gelooven dat niet hij de
schuldige was. De zwarte, booze
genius van die donkere dagen, de
Man van December was de Morny,
St. Arnaud, Mocquard, Persigny, of
wie ook, maar niet de keizer. Op
den avond van 5 December kwam
Ishmael, die steeds buiten kennis was
geweest ten gevolge van een ernstige
sabelwond aan het hoofd, weder tot
bewustzijn en keek verwonderd rond
naar zijne omgeving.
Hij lag op een groot ouderwetsch,
wit met goud beschilderd ledikant,
uit het eerste keizerrijk afkomstig.
De kamer was vrij ruim, maar laag.
Bij de kachel onder den schoorsteen
mantel stond een ronde tafel waarop
een lees- of schrijflamp, en verder
bedekt met een massa papieren,
boeken, geschriften, alles door elk
ander, als een verwarde hoop; eene
secretaire, die open stond, was van
boven tot beneden gevuld met der
gelijke zaken.
Half verscholen in een grooten
ouderwetschen armstoel zat een jong-
mensch, die hoewel niet bepaald deftig,
toch een zeer aangenaam uiterlijk
had. Zijne kleeding was slordigeen
wijde broek, een smerig fluweelen
jachtbuis, een paar afgetrapte, rood
marokijnen pantoffels, een Byron-
kraag en zonder das. Hij was van
middelbare grootte, tenger, met blond
haar, dito knevel en groote kwijnende,
blauwe oogen, die Ishmael deden
denken aan de oogen van Paquerette,
toen die hem eergisteren zoo smeekend
had aangezien.
Wordt vervolgd).
Gedrukt bij DE ERVEN LOOSJES, te Haarlem.